Kort na het bekend worden van
de oorzaak van de gedeeltelijke
instorting van de parkeergarage
bij Eindhoven Airport [1] [2] [3],
zijn in de VARCE-rubriek van
Cement [4] aanwijzingen gegeven
voor het ontwerpen van breed -
plaatvloeren waarbij sprake is
van een positief buigend moment,
dat ter plaatse van een langsnaad tussen
twee breedplaten door de vloer moet kun -
nen worden weerstaan. Inmiddels is aan -
vullend onderzoek uitgevoerd, met name
gericht op de eigenschappen van bestaande
breedplaatvloeren. De resultaten daarvan
zijn samengevat in [5] en [6]. Mede op basis
daarvan heeft binnen en tussen de ver-
schillende NEN-commissies en werkgroe-
pen overleg plaatsgevonden over de wijze waarop het kritische detail, oftewel het
detail ter plaatse van een langsnaad bij
nieuwbouw, ontworpen en uitgevoerd zou
moeten worden om zowel een gewenste
weerstand als een gewenst bezwijkgedrag
te bereiken. Dit gewenste bezwijkgedrag
kenmerkt zich door het vloeien van de kop-
pelwapening of de breedplaatwapening
voordat de vloer bezwijkt. Op deze wijze zal
voor het bezwijken sprake zijn van waar-
schuwend gedrag, zoals gebruikelijk voor
een betonconstructie die door het over-
schrijden van de momentweerstand
bezwijkt. Bij het ontwikkelen van nieuw -
bouwregels wordt gebruik gemaakt van een
advies hierover dat door ir. F.B.J. Gijsbers
en dr.ir. C. van der Veen [7] is verstrekt
aan de normsubcommissie TGB Betoncon -
structies.
Achtergronden
nieuwbouwregels detaillering
breedplaatvloeren
PROF.IR.
SIMON WIJTE 1 )
Adviesbureau ir. J.G. Hageman, TU/e
IR. GERRIE
DIETEREN 1)
TNO
auteurs
Het gewenste bezwijkgedrag van het detail ter plaatse van een langsnaad in breedplaatvloeren
kenmerkt zich door het vloeien van de koppelwapening of de breedplaatwapening, voordat de
vloer bezwijkt. Er is nu meer bekend over hoe dit detail in nieuwbouwprojecten ontworpen en uitgevoerd moet worden om dit bezwijkgedrag te waarborgen. Het onderhavige artikel geeft aanvullende informatie en achtergronden bij VARCE vraag 40.
1) De auteurs zijn respectievelijk voorzitter en lid van TGB Betonconstructies en vertegenwoordigen in dit artikel het standpunt van
NEN-normsubcommissie 'TGB Betonconstructies' dat in overleg met NEN-normcommissie 'Vooraf vervaardigde betonproducten' is opgesteld. 60? CEMENT 4 2020
Nieuwbouwregels
De nieuwbouwregels zijn nog niet vastge-
legd in normatieve tekst. Hieraan zal de
komende maanden verder worden gewerkt.
Vooruitlopend op het resultaat, werd het van
belang geacht om de gemeenschappelijke
conclusies en ideeën alvast te delen met
de praktijk door middel van een VARCE-
vraag en -antwoord (elders in dit nummer).
Aanvullende informatie, achtergronden en
rekenvoorbeelden bij de in het VARCE-ant-
woord beschreven oplossing zijn opgeno-
men in het onderhavige artikel. Ook is na -
der ingegaan op een alternatieve, mogelijke
oplossing. Zaken zoals bijvoorbeeld de toe
te passen dekking op de koppelwapening,
die in het VARCE-antwoord beschreven
zijn, zijn ook hier van toepassing, maar
worden hierna niet altijd herhaald. De nieuwbouwregels gaan verder dan de
eisen die nu worden gesteld aan bestaande
vloeren (zie [5]). Het versterken van een
bestaande constructie is relatief kostbaar
terwijl het verbeteren van een ontwerp bij
een nieuwe constructie relatief beperkte
financiële consequenties heeft. Mede daar-
om wordt bij het ontwerp van nieuwe con -
structies zwaarder getild aan eisen met
betrekking tot het gewenste bezwijkgedrag.
Reeds vervaardigde constructies mogen
beoordeeld worden met de rekenregels
voor bestaande vloeren die in [5] en [6] zijn
toegelicht. Bij die rekenregels zijn in verge-
lijking met de nieuwbouwregels enige
concessies gedaan aan de eis om voldoende
vervormingscapaciteit te creëren. De nieuwbouw regels gaan
verder dan de eisen die nu
worden gesteld aan bestaande vloeren
foto: Havebo
CEMENT 4 2020 ?61
Detaillering
Zoals gesteld is het noodzakelijk dat het de-
tail van de langsnaad voldoende weerstand
heeft en voldoende waarschuwend gedrag
vertoont voorafgaand aan het bezwijken.
Daarbij is van belang dat delaminatie van de
breedplaten ten opzichte van de druklaag
wordt beperkt. Bij een toetsing van de
schuifkrachtoverdracht over het aansluitvlak
volgens artikel 6.2.5 van NEN-EN1992-1-1,
wordt er impliciet vanuit gegaan dat er wel
enige mate van delaminatie over het aan-
sluitvlak plaats heeft gevonden in de uiterste
grenstoestand. De grootte van de delamina -
tie wordt daarbij echter beperkt door de
aanwezige verbindingswapening die het
aansluitvlak doorkruist. Om voldoende
weerstand en waarschuwend gedrag te be-
reiken zijn verschillende oplossingen moge-
lijk. Twee hiervan zijn hierna meer gedetail -
leerd uitgewerkt. Het detail wijkt af van de rekenregels
en eisen in NEN-EN 1992-1-1. In 8.7.2(4) is
gesteld dat bij het maken van een 100% over-
lappingslas de te overlappen staven niet in
verschillende lagen mogen zijn aangebracht.
Evident wordt hieraan bij het beschouwde
detail niet voldaan. Vanwege de afwijkende detaillering wordt
het noodzakelijk geacht dat het principe
van elke oplossing rekenkundig (analytisch
en/of numeriek) en experimenteel is onder-
bouwd. Helaas zijn er nog betrekkelijk
weinig experimenten op het beschouwde
detail beschikbaar waaruit een voldoende
onderbouwing van de weerstand en de
vervormingscapaciteit blijkt.
Hierna wordt nader ingegaan op twee oplos-
singen waarbij de verbindingswapening op
verschillende wijzen is aangebracht. De ver-
bindingswapening is de wapening die het
aansluitvlak doorkruist. Van deze oplossingen
is alleen bij oplossing 1 reeds een experimen
-
tele onderbouwing beschikbaar, waarbij
gebruik is gemaakt van BAM-Cobiax breed -
plaatproefstukken. Voor oplossing 2 is een
experimentele onderbouwing nog niet be-
schikbaar. Dit is wel nodig voordat deze op-
lossing in de praktijk kan worden toegepast.
Een schets van beide oplossingen is opgeno-
men als figuur 1.
Oplossing 1 - Principe
Bij oplossing 1 wordt (een deel van) de
breedplaatwapening ter plaatse van de
1 Schets van oplossing 1 met haaks omgebogen breedplaatwapening (boven) en
oplossing 2 met verdeeld aangebrachte verbindingswapening (onder)
Elk principe van een oplossing voor
het detail ter plaatse van een
langsnaad tussen twee breedplaten
moet rekenkundig en experimenteel
zijn onderbouwd en moet zo zijn,
dat voldaan wordt aan het uit -
gangspunt dat bezwijken optreedt
na het vloeien van de breedplaat-
of koppelwapening.
1
62? CEMENT 4 2020
langsnaad opgebogen en in de druklaag ver-
ankerd. Als er vanuit de naad tussen de twee
breedplaten een horizontale scheur bij het
aansluitvlak ontstaat, dan zal de opgebogen
wapening de scheurwijdte en het voortzet-
ten van eventuele delaminatie beperken. Bij
deze oplossing moet de verankering van de
opgebogen wapening en de koppelwapening
aan weerszijden van een potentiële scheur
voldoende zijn. Daarnaast is uiteraard de
krachtsoverdracht in het aansluitvlak tus-
sen breedplaat en druklaag van belang. Als
alternatief kan er ook voor worden gekozen
om in de breedplaat een korf met opgebo-
gen wapening op te nemen, waarvan het
horizontale deel overlapt met de horizontale
breedplaatwapening. Naast de opgebogen
wapening moet langs de rand van de breed-
plaat ook een tralieligger aanwezig zijn.
Proefstukken? Het principe van deze oplos-
sing is succesvol toegepast bij de BAM-Cobiax
proefstukken 5 [8]. Foto 2 toont de wapening
in de breedplaten van het proefstuk, waarbij
in de breedplaten een korf met opgebogen
wapening is toegepast.
Hierna wordt een samenvatting gegeven van
relevante variabelen van deze proefstukken:
Geometrie:
hoogte:
450 mm
breedte: 800 mm
dikte breedplaat: 90 mm
Beton:
breedplaat: C55/67
druklaag: C35/45
Wapening:
breedplaatwapening:
10Ø12: 1130 mm²,
dekking aan de onderzijde: 52 mm
koppelwapening:
4Ø20: 1256 mm²,
totale lengte: 1800 mm,
dekking op de plaat: 8 mm
verbindingswapening:
8Ø10: 628 mm² op 50 mm vanaf de
naad
tralieligger met diagonalen Ø6 op
400 mm vanaf de naad
Opgemerkt wordt dat de dekking van de
koppelwapening op de breedplaat volgens
4.4.1.2(9) van NEN-EN 1992-1-1 ten minste ge-
lijk aan de diameter van de koppelwapening,
dus 20 mm zou moeten zijn. Deze onder-
grens van 20 mm geldt overigens alleen
Het verdient aanbeveling om de ver-
deling van de breedplaten over een
vloer zo te kiezen dat de grootte van
de positieve momenten ter plaatse
van de naden tussen de breedplaten
zo klein mogelijk is. Afhankelijk van
de verdeling van de breedplaten over
een vloerveld is het mogelijk dat
behalve ter plaatse van de langsna-
den tussen twee breedplaten, ook bij
een kopnaad positieve momenten
optreden. Uiteraard moeten ook bij
het ontwerp van de voeg ter plaatse
van deze kopnaad de momentcapa-
citeit en het gewenste bezwijkgedrag
gewaarborgd zijn. Over het gedrag van
de vloer ter plaatse van de kopnaden
is echter op dit moment onvoldoende
bekend om in dit artikel verdere aan-
wijzingen te geven dan nu reeds in
bijvoorbeeld NEN-EN 13747 staan. Als
hierover in de toekomst op basis van
nieuw onderzoek relevante informatie
bekend wordt, zal dit worden gedeeld.
Er worden twee
oplossingen
getoond waarbij
de verbindings
wapening op
verschillende
wijzen is
aangebracht
2
2 Wapening in breedplaten BAM-Cobiax 5-2 voor het storten van de breedplaat CEMENT 4 2020 ?63
3 Last-vervormingsgedrag proefstuk BAM-Cobiax 5-1 [8]
als aan de in de norm genoemde voorwaar-
den wordt voldaan, zoals het ruw zijn van
het aansluitvlak.
De oppervlakte van de doorsnede van de
verbindingswapening die nabij de naad van-
uit de breedplaat in de druklaag is doorge-
zet, is circa 50% van de oppervlakte van de
doorsnede van de breedplaatwapening.
In artikel 4.2.4.2.2 van de productnorm
NEN-EN 13747 is gesteld dat de maximale
afstand tussen de rand van de breedplaat en
de tralieligger gelijk is aan de kleinste waarde
van de volgende twee vergelijkingen:
a) 0,5 × 835 mm = 418 mm
b) 0,5 × (15 h
p + 125)
= 738 mm voor h
p = 90 mm
De maatgevende grootte van de randafstand
is gelijk van 418 mm. Bij het beschouwde
proefstuk is die maat zoals gezegd 400 mm
en wordt dus aan deze eis voldaan.
Door het nabij de naad doorzetten van een
deel van de breedplaatwapening in de druk-
laag kan in het aansluitvlak het moment
worden opgenomen dat wordt veroorzaakt
door de excentriciteit tussen de trekkracht
in de koppelwapening en de trekkracht in
de breedplaatwapening. Deze doorgezette
wapening verhindert het loskomen van de
breedplaat van de druklaag (delaminatie) en
maakt het mogelijk dat de breedplaat de kromming krijgt die ter plaatse van de naad
in de druklaag aanwezig is.
Tijdens het experimentele onderzoek is vast-
gesteld dat in de proefstukken een buigend
moment is bereikt waarbij de koppelwape-
ning gaat vloeien, waarna uiteindelijk, na
relatief veel vervorming, bezwijken optreedt.
In figuur 3 is het last-vervormingsgedrag
van proefstuk BAM-Cobiax 5-1 getoond.
Koppelwapening? Er geldt een eis voor de
afstand tussen de koppelwapening en het
aansluitvlak (de bovenzijde van de breed -
plaat). Volgens 4.4.1.2 (9) van NEN-EN 1992-1-1
mag de dekking op de koppelwapening zijn
verminderd tot c
min,b . De voorwaarden daar-
voor zijn:
De sterkteklasse van het beton is ten
minste C25/30.
De bovenzijde van de breedplaat is slechts
kort (< 28 dagen) aan een buitenmilieu
blootgesteld.
De bovenzijde van de breedplaat is opge-
ruwd.
Hierbij moet c
min,b bepaald zijn volgens
4.4.1.2 (3) van NEN-EN 1992-1-1. Bij het toe-
passen van afzonderlijke staven is c
min,b gelijk
aan de diameter van de staaf. Als de staven
van de koppelwapening gebundeld worden
aangebracht moet c
min,b gelijk worden geno-
men aan de gelijkwaardige diameter bepaald
volgens 8.9.1 van NEN-EN 1992-1-1. Aan de eerste voorwaarde van 4.4.1.2 (9)
zal in het algemeen zijn voldaan. Ten aanzien
van de tweede voorwaarde wordt opgemerkt
dat in de NB bij NEN-EN 1992-2 de termijn
van 28 dagen is verruimd tot 90 dagen. Deze
verruiming is in het VARCE-antwoord over-
genomen. Aan deze voorwaarde voor de re-
ductie van de afstand zal dan in het algemeen
ook zijn voldaan. De laatste voorwaarde, een
opgeruwd aansluitvlak, is een voorwaarde
die in sommige situaties een extra handeling
zal vereisen van de producenten.
Hierna wordt eerst ingegaan op de dimen -
sionering van het detail. Daarna zullen de
detailleringseisen en de grenzen van het
toepassingsgebied worden beschreven. Dit
laatste is noodzakelijk om terecht een
3
64? CEMENT 4 2020
beroep te kunnen doen op de experimentele
onderbouwing van de oplossing.
Dimensionering van het detail
Het principe van de krachtswerking dat in
het detail van oplossing 1 kan ontstaan, is
geschetst in figuur 4. Door de afstand z
Ø tussen de koppel -
wapening en de breedplaatwapening, ont-
staat er een moment dat gelijk is aan de
trekkracht in de breedplaatwapening maal
de afstand z
Ø. Dit moment moet worden
weerstaan door een moment dat in het aan -
sluitvlak kan worden geleverd door de trek -
kracht in de opgebogen breedplaatwapening
en de evenwicht makende drukkracht in het
aansluitvlak. Voor de afstand z
b tussen deze
twee krachten mag een afstand gelijk aan
tweemaal de breedplaatdikte worden aange- nomen. Op basis hiervan kan een minimale
waarde voor de trekkracht in de opgebogen
wapening worden bepaald.
Aanvullend moet het aansluitvlak nog gecon -
troleerd worden op het overdragen van de
kracht in de breedplaatwapening als langs-
schuifkracht, volgens 6.2.5 van NEN-EN
1992-1-1. Hierbij kan, behalve de opgebogen
wapening, ook de in het overlappingsgebied
aanwezige tralieligger(s) worden beschouwd
als verbindingswapening. Dit laatste maakt het echter noodzake-
lijk dat de constructieve kwaliteit van de tra -
lieligger op een eenduidige manier beschre-
ven kan worden. Op dit moment zijn eisen
voor tralieliggers opgenomen in NEN-EN
10080 [2005] en BRL 0502 [2017]. Hieruit
wordt afgeleid dat tralieliggers type 1, 4 en 5
4
volgens BRL 0502 geschikt zijn om als ver-
bindingswapening in aansluitvlakken te
worden toegepast. Opgemerkt wordt dat
tralieligggers type 1 en 5 zijn uitgevoerd met
diagonalen van niet-geribd staal. Gebruik
van niet-geribd staal is niet overeenkomstig
de uitgangspunten van NEN-EN 1992-1-1.
Echter omdat de verankering van de diago-
naalstaven niet gebaseerd is op aanhechting
maar op het stuiken van de ombuiging en de
langsdraad, is dat acceptabel. Ook dient na -
der te worden beschouwd over welke diepte
de tralieliggers moeten zijn opgenomen in
de breedplaat om bij een toets van het aan -
sluitvlak uit te mogen gaan van een volledige
verankering van de tralieligger. Uit het onder-
zoek naar de eigenschappen van bestaande
breedplaatvloeren [5] blijkt dat bij proef -
stukken waarbij de tralieliggers 28 mm
4 Krachten na het ontstaan van een scheur in het aansluitvlak CEMENT 4 2020 ?65
diep in de breedplaat zitten, vloei van de
koppelwapening is bereikt. In die situaties
wordt de tralieligger zowel op trek als op af-
schuiving belast. De grootste diameter van
de diagonaalstaven van de tralieliggers was
hierbij 6 mm.
Bij de krachtswerking in oplossing 1 wordt
de trekkracht om de delaminatie tussen de
druklaag en de breedplaat te beperken,
weerstaan door de opgebogen wapening en
worden de eventuele tralieliggers meer op
afschuiving belast. Vooruitlopend op de re-
sultaten van nader onderzoek wordt daarom
de eis gesteld dat de diepte van de tralieliggers
in de breedplaat ten minste gelijk is aan
28 mm. Omdat in de beschikbare proeven
de grootste diameter van de diagonalen 6 mm
was, wordt daarom ook gesteld dat de bij-
drage van de diagonalen aan de afschuif -
weerstand beperkt is tot diagonalen met een
diameter van 6 mm.
Rekenvoorbeeld
De berekening voor het proefstuk BAM-
Cobiax 5 verloopt als volgt:
A
s,koppel = 1256 mm²
l
bd = (1800/2) ? 50 = 850 mm
d
koppel = 450 ? 90 ? 8 ? 20/2 = 342 mm
d
breedplaat = 450 ? 52 ? 12/2 = 392 mm
z
Ø = 392 ? 342 = 50 mm
Toets van de verankeringslengte van de kop-
pelwapening:
f
bd = 2,25 1 2 fctd = 2,25 · 1,0 · 1,0 · 1,47
= 3,31 N/mm2
lb,rqd = (Ø/4) ( s / f bd) = 20/4 · 435 / 3,31
= 657 mm
l
bd,rqd = 1 2 3 4 5 lb,rqd
= 1,0 · 1,0 · 1,0 · 1,0 · 1,0 · 657
= 657 mm
De waarde van
2 is in deze berekening van
de verankeringslengte niet gereduceerd,
omdat in het geval er een scheur in het
beperkt gewapende aansluitvlak ontstaat,
het positieve effect van de grote dekking
komt te vervallen.
De rekenwaarde van de momentweerstand bij
het vloeien van de koppelwapening volgt uit: F
s
= 1256 · 435 = 546 · 10 3 N
x
u = 546 · 103 / (0,75 · 800 · 20) = 46 mm
y = 7/18 · 46 = 18 mm
z = 342 ? 18 = 324 mm
M
Rd = 546 · 0,324 = 177 kNm
De trekkracht in de breedplaatwapening
volgt uit:
F
s,breedplaat = F s (dkoppel ? y / (d breedplaat ? y) = 0,87F s
= 475 kN
Het moment in het aansluitvlak ten gevolge
van de afstand tussen de breedplaatwape-
ning en de koppelwapening is gelijk aan:
M
las = F s,breedplaat zØ = 475 · 0,05 = 23,8 kNm
De afstand z
b mag gelijk aan 2h p = 2 · 90 = 180
mm worden aangenomen. De verticale
kracht in de opgebogen wapening is dan
gelijk aan:
F
s,opgebogen = M las / z b = 23,8 / 0,18 = 132 kN
De hoeveelheid opgebogen wapening is:
8Ø10 = 628 mm²
De spanning is deze wapeningsstaven is ge-
lijk aan:
s,opgebogen = F s,opgebogen / A s,opgebogen
= 132 · 10 3 / 628 = 210 N/mm 2 ? f yd
De verankering van deze staven wordt later
getoetst.
Toets van het aansluitvlak volgens 6.2.5:
V
afschuiving = F s,breedplaat = 475 kN
v
Ed = V afschuiving / (b l bd)
= 475 · 10 3 / (800 · 850) = 0,70 N/mm²
Hoeveelheid verbindingswapening:
opgebogen wapening:
8Ø10 = 628 mm²
diagonalen van de tralieliggers:
4 × 4Ø6 onder een hoek 700
= 452 · sin(700) = 425 mm²
A
s,verbind = 628 + 425 = 1053 mm²
= A s,verbind / (b l bd) = 1053 / (800 · 850)
= 0,00155
Opgemerkt wordt dat de wapeningshoeveel -
heid benodigd om het effect van de excentri -
citeit tussen de koppelwapening en de
Het moment
dat wordt
veroorzaakt door
de excentriciteit
tussen de
trekkracht in de
koppelwapening
en de trekkracht
in de breedplaat
wapening moet
kunnen worden
opgenomen
66? CEMENT 4 2020
breedplaatwapening te weerstaan, niet in
mindering behoeft te worden gebracht op
de aanwezige verbindingswapening. De
trekkracht in de opgebogen wapening resul-
teert namelijk, zoals geschetst, ook in de
drukkracht in het aansluitvlak die de weer-
stand tegen afschuiven van het aansluitvlak
vergroot.
Uit het onderzoek naar bestaande construc-
ties is gebleken dat de aanname 'zeer glad'
voor het aansluitvlak bij zelfverdichtend
beton, zoals aangegeven in VARCE 12, te
conservatief is. Hierna wordt daarom uitge-
gaan van een glad, niet bewerkt aansluitvlak:
Aansluitvlak: glad
c = 0,20
= 0,6
Beton:
f
ctd = 2,2/1,5 = 1,47 N/mm²
Afschuifsterkte:
v
Rd = c f ctd + fyd
= 0,20 · 1,47 + 0,6 · 0,00155 · 435
= 0,292 + 0,404 = 0,70 N/mm²
Dit is gelijk aan de optredende schuifspan -
ning, dus het aansluitvlak voldoet.
Het toepassen van een glad aansluitvlak
wordt overigens sterk ontraden omdat:
de weerstand van een glad aansluitvlak
tegen afschuiving beperkt is;
bij een glad aansluitvlak de benodigde experimenteel onderzoek. Daarom wordt
geadviseerd om de hoeveelheid opgebogen
wapening en de diameter van de opgebogen
wapening vooralsnog te beperken tot de
ordegrootte die in dat onderzoek is gehan
-
teerd, namelijk circa 50% van de breedplaat-
wapening. Gebaseerd op en afgeleid van het
uitgevoerde experimentele onderzoek kan
de beschreven oplossing vooralsnog alleen
worden toegepast onder de volgende voor-
waarden:
Er is sprake van óf een volledig massieve
vloer óf een vloer met bolachtige gewichts-
besparende elementen óf een vloer met
alleen gewichtsbesparende elementen buiten
het gebied van het gebied van de verankering
van de opgebogen wapening.
De hoeveelheid breedplaatwapening is niet
meer dan 1.600 mm²/m.
De hoeveelheid opgebogen wapening is
50% (+ 5%) van de hoeveelheid breedplaat-
wapening.
De diameter van de opgebogen wapening
is niet groter dan Ø10.
Op de opgebogen breedplaatwapening zijn
in de breedplaat ten minste twee dwarssta -
ven aangebracht, waarvan één dwarsstaaf
met diameter Ø10 in de bocht is aangebracht.
De opgebogen wapening doorkruist het
aansluitvlak haaks.
De diepte van de onderzijde van de opge-
bogen breedplaatwapening is ten minste
gelijk aan 45 mm.
De ombuiging van de opgebogen wapening
voldoet aan 8.3 van NEN-EN 1992-1-1.
De afstand tussen de opgebogen staven
5
dekking op de koppelwapening groter is;
de aanhechting tussen breedplaat en druk-
laag kleiner is.
Hierna wordt de verankering van de opge-
bogen wapening in de druklaag getoetst.
Hierbij moeten twee situaties zijn beschouwd:
de situatie met een trekkracht ten gevolge
van het moment in het aansluitvlak en de
situatie waarbij de schuifspanning in het
aansluitvlak wordt getoetst. Maatgevend is
de situatie waarbij de schuifspanning in het
aansluitvlak wordt getoetst. Uit het voor-
gaande blijkt dat daarbij de rekenwaarde
van de vloeigrens als spanning in de wape-
ning wordt aangehouden. De toets van de
verankeringslengte gaat dan als volgt:
l
b,rqd = (Ø/4) ( s / f bd) = 10 / 4 · 435 / 3,31
= 328 mm
l
bd = 1 2 3 4 5 lb,rqd
= 1,0 · 0,7 · 1,0 · 1,0 · 1,0 · 328
= 230 mm
De lengte van de opgebogen wapening boven
de koppelwapening is circa 240 mm en vol -
doet aan de eisen van 8.4 van NEN-EN 1992-1-1.
Beperking van het toepassings-
gebied
Vanwege de beperkte hoogte van de breed -
plaat is het toetsen van de verankering van
de verbindingswapening Ø10 in de breed -
plaat niet goed mogelijk met de rekenregels
in NEN-EN 1992-1-1. De onderbouwing van
de oplossing is hier ontleend aan uitgevoerd
5 Principe van krachtswerking in de overlapping met excentriciteit CEMENT 4 2020 ?67
is ten minste gelijk aan 2c min,b en is niet
groter dan 200 mm.
De betonsterkteklasse van de breedplaten
is ten minste gelijk aan C45/55.
Bij toepassing van gewichtsbesparende
elementen is de afstand tussen de verbin -
dingswapening en de gewichtsbesparende
elementen ten minste gelijk aan c
min,b .
Een verruiming van deze grenzen is wellicht
mogelijk na het uitvoeren van aanvullend
onderzoek naar bijvoorbeeld de verankering
van opgebogen staven in een dunne plaat
zoals een breedplaat.
Oplossing 2 - Principe
Het principe van de krachtswerking bij op-
lossing 2 is geschetst in figuur 5. De excen -
trische trekkracht in de wapeningsstaven
in de breedplaat wordt via drukdiagonalen
door het beton en een trekkracht in de ver-
bindingswapening overgedragen op de kop-
pelwapening. Daarnaast heeft de verbin -
dingswapening nog twee andere functies die
met name gerelateerd zijn aan het tussen de
breedplaatwapening en koppelwapening
aanwezige aansluitvlak, namelijk:
1?het beperken van delaminatie tussen de
breedplaat en de druklaag; hiervoor zijn met
name de verbindingswapeningsstaven nabij
de naad tussen de breedplaten van belang;
2?het verbeteren van de afschuifsterkte van
het aansluitvlak tussen de breedplaat en de
druklaag zodat de trekkracht in de breed -plaatwapening kan worden overdragen naar
de koppelwapening.
Dimensionering van het detail
Om 'goede knopen' te kunnen maken bij de
beoogde krachtswerking, waarmee de over-
dracht van de excentrische staafkrachten in
de overlapping wordt geborgd, moet de ver-
bindingswapening achter de breedplaatwa
-
pening zijn verankerd. Dit is mogelijk door
de verbindingswapening te detailleren vol -
gens 8.5 van NEN-EN 1992-1-1 of door de ver-
bindingswapening (een deel van) de breed -
plaatwapening te laten omsluiten. Ook moet
de verbindingswapening achter de koppel -
wapening in de druklaag zijn verankerd of
de koppelwapening omsluiten. Om een goe-
de samenwerking te verkrijgen tussen de
koppelwapening en de breedplaatwapening,
wordt aanbevolen de afstand tussen de sta -
ven van de verbindingswapening in de rich -
ting evenwijdig aan de naad tussen de
breedplaten, niet groter te laten zijn dan
driemaal de hart-op-hart-afstand van de
staven van de breedplaatwapening met als
bovengrens de volledige vloerdikte. Uitgaande van drukdiagonalen onder
een hoek van 450 geldt dat de capaciteit van
de verbindingswapening ten minste gelijk
moet zijn aan de kracht in de breedplaatwa -
pening. Uitgaande van de veronderstelling
dat zowel in de breedplaatwapening als in
de verbindingswapening de vloeigrens be-
haald wordt, volgt hieruit:
6
6 Overlappingslengte bij toepassing van koppelwapening boven de breedplaat 68? CEMENT 4 2020
Fverbind = F breedplaatwapening
A
s,verbind fyd = A s,breedplaat fyd
Om delaminatie van de breedplaten ten op-
zichte van de druklaag voldoende te beper-
ken en omdat de overdracht van de
schuifspanningen niet gelijkmatig verdeeld
over de lengte van de overlappingslas hoeft
te zijn, is het mogelijk dat een niet-gelijkma -
tige verdeling van de verbindingswapening
over de lengte van de overlappingslas tot een
beter gedrag van het detail leidt. Dit zou met
behulp van experimenteel onderzoek verder
onderbouwd moeten worden. Het aansluitvlak moet zijn getoetst op
de effecten van de afschuifspanningen. Het
effectieve oppervlak van het aansluitvlak
start bij de eerste verbindingswapening ge-
zien vanaf de naad tussen de breedplaten
waar ook de overlappingslengte begint (fig. 6).
Uit uitgevoerde berekeningen blijkt dat bij
de voorgeschreven hoeveelheid verbindings-
wapening de weerstand van het aansluitvlak
voldoende groot is als aan de volgende voor-
waarden wordt voldaan:
Het aansluitvlak is ruw.
De hoeveelheid verbindingswapening is
beperkt tot
? 0,003.
De druksterkte f ck is ten minste 25 N/mm².
In 6.2.5 van NEN-EN 1992-1-1 is de volgende
beschrijving voor een ruw aansluitvlak op-
genomen: 'een oppervlak met ruwheden van
ten minste 3 mm en tussenafstanden van
ongeveer 40 mm, verkregen door harken,
zichtbaar zijn van toeslagmateriaal of ande-
re methoden die een soortgelijk gedrag ople-
veren'. In [5] wordt in het kader glad en ruw,
ook gesproken over respectievelijk een
niet-bewerkt en een bewerkt oppervlak. Een
ruw oppervlak zoals beschreven in 6.2.5 van
NEN-EN 1992-1-1 is in het algemeen alleen
verkrijgbaar als het na het storten het op-
pervlak van de breedplaten wordt bewerkt,
bijvoorbeeld met een hark of een kam.
Bij een gelijke grootte van het buigende mo-
ment zal, vanwege de kleinere hefboomsarm,
de kracht in de koppelwapening groter zijn
dan de kracht in de breedplaatwapening. De
kracht in de koppelwapening is gelijk aan de
kracht in de breedplaatwapening vermeer- derd met de toename van de drukkracht in
het beton tussen de snede ter plaatse van
het einde van de koppelwapening, waarbij
de effectieve hoogte genomen is vanaf de
breedplaatwapening en een snede bij de
naad waarbij de effectieve hoogte genomen
is vanaf de koppelwapening. De afschuif
-
kracht in het aansluitvlak is daarom maxi -
maal gelijk aan de kracht in de breedplaat-
wapening. Dit principe is ook aangehouden bij de
rekenregels voor bestaande bouw [5] en [6],
maar daarbij is de weerstand van het af -
schuifvlak 'vertaald' naar een maximale
kracht in de koppelwapening. Dit mede om -
dat de toegepaste breedplaatwapening bij
bestaande bouw niet altijd bekend is.
Ook worden er eisen gesteld aan de lengte
van de overlappingslas (fig. 6). In F.5 van
NEN-EN 13747 is gesteld dat de overlappings-
las van de koppelwapening moet voldoen
aan 8.7 van NEN-EN 1992-1-1. Bij deze verwij-
zing wordt echter niet gewezen op het feit
dat de positie van de koppelwapeningssta -
ven in horizontale richting kan afwijken van
de positie van de wapeningsstaven in de
breedplaat. Als de wapeningsstaven niet bo-
ven elkaar gesitueerd zijn zal de vrije ruimte
tussen de overlappende staven groter wor-
den. Als de vrije ruimte tussen de staven
groter is dan de kleinste waarde van 4Ø of
50 mm, moet de overlappingslengte volgens
NEN-EN 1992-1-1 worden vergroot met deze
vrije ruimte.
De lengte van de overlappingslas wordt be-
paald door de maatgevende verankerings-
lengte van de koppelwapening en de breed -
plaatwapening. Voor de verankeringslengte
van de koppelwapening moet hierbij worden
uitgegaan van de totale kracht in de koppel -
wapening. De bepaling van de overlappings-
lengte is beschreven in 8.7 van NEN-EN
1992-1-1. De overlappingslengte wordt mede
bepaald door de verankeringslengte die in
8.4.4 van NEN-EN 1992-1-1 is beschreven:
l
bd = 1 2 3 4 5 lb,rqd
Hierbij zijn voor de beschouwde rechte kop-
pelstaven waaraan geen dwarsstaven zijn
gelast, de factoren
1 en 4 gelijk aan 1.
Het principe
van elke
oplossing moet
reken kundig
(analytisch en/of numeriek) en
experimenteel
zijn onderbouwd
CEMENT 4 2020 ?69
Met de factoren 2, 3 en 5 wordt het effect
van een grotere dekking, aanwezige dwars-
wapening en een eventuele dwarsdrukspan -
ning beschouwd. Het product van deze drie
factoren mag niet kleiner zijn genomen dan
0,7. Als de verbindingswapening effectief
is, kan de breedplaat een bijdrage leveren
aan de dekking op de koppelwapening en
geldt dat
2 gelijk aan 0,7 zal zijn. Een verde-
re beschouwing van de invloed van de func-
tie van dwarswapening door de verbindings-
wapening is dan enerzijds dubbelop en
anderzijds niet relevant omdat het product
van
2, 3 en 5 niet kleiner dan 0,7 mag
zijn. De toe te passen overlappingslengte is
in 8.7.2 en 8.7.3 beschreven als:
l
0 = 1 2 3 5 6 lb,rqd + ?l cs
waarin:
l
0 is de rekenwaarde van de
overlappingslengte;
i zijn factoren volgens 8.7.3 (1);
l
b,rqd is de basis verankeringslengte
volgens 8.4.3;
?l
cs is een toeslag in het geval de vrije
ruimte tussen de overlappende staven
groter is dan de kleinste waarde van 4Ø en
50 mm volgens 8.7.2.
De grootte van
6 als 100% van de wapening
wordt gelast, is voorgeschreven als 1,5.
De combinatie van alle
-factoren leidt
vervolgens tot een coëfficiënt gelijk aan
1,0 · 0,7 · 1,5 = 1,05 .
Omdat tijdens de uitvoering de positie tussen
de overlappende staven in horizontale zin
onbekend is, moet hierbij uitgegaan worden
van de grootst mogelijke vrije ruimte tussen
de staven. Daarom moet de overlappings-
lengte vergroot worden voor de afstand
tussen de overlappende staven. Als wordt
uitgegaan van een grootste horizontale hart-
op-hart-afstand tussen de breedplaatwape-
ning of de koppelwapening gelijk aan 250 mm
en een verticale hart-op-hart-afstand van
70 mm, dan is bij een wapeningsdiameter
van 8 mm de grootst mogelijk tussenafstand
gelijk aan circa 135 mm. Op deze wijze is
een benaderingsvergelijking voor de over- lappingslengte te beschrijven:
l
0
= 1,05 l b,rqd + 135 mm.
waarin:
l
b,rqd is de grootste waarde van de basis-
verankeringslengte van de koppelwapening
of de breedplaatwapening, bepaald volgens
8.4.3 van NEN-EN 1992-1-1.
Voor toepassing van deze rekenregel gelden
de volgende voorwaarden:
In het gebied van de koppelwapening staven
zijn geen rechthoekige gewichtsbesparende
elementen aanwezig.
De hart-op-hart-afstand tussen de koppel -
wapening en tussen de breedplaatwapening
is niet groter dan 250 mm.
De verticale afstand tussen de koppelwa -
pening en de breedplaatwapening is niet
groter dan 70 mm.
Er is geen sprake van gebundelde staven.
Rekenvoorbeeld
De berekening voor een massieve breed -
plaatvloer verloopt als volgt:
Stel:
f
ck = 35 N/mm² voor zowel de breed -
plaat als het in situ beton
f
yk = 500 N/mm²
koppelwapening Ø16-150
A
s,koppel = 1340 mm²/m
breedplaatwapening Ø12-100
A
s,breedplaat = 1131 mm²/m
Aangenomen wordt dat zowel de koppelwa -
pening als de breedplaatwapening wordt
uitgenut,
sd = f yd.
De afstand tussen bovenzijde breedplaat en
onderzijde koppelwapening is gelijk aan:
c
min,b = Ø = 16 mm
De lengte van de basisverankeringslengte
van de koppelwapening en van de breed -
plaatwapening volgt uit:
f
bd = 2,25 1 2 fctd = 2,25 · 1,0 · 1,0 · 1,47
= 3,31 N/mm²
l
b,rqd,koppel =
= 526 mm l
b,rqd,breedplaat
=
= 394 mm
De verankeringslengte van de koppelwape-
ning is maatgevend.
De lengte van de overlappinglas als gebruik
gemaakt wordt van de vereenvoudigde
vergelijking volgt uit:
l
0 = 1,05 l b,rqd + 135 mm
= 1,05 · 526 + 135 = 687 mm
De benodigde hoeveelheid verbindingswape-
ning:
A
s,verbind = A s,breedplaat per l 0
= 1131 mm² / 0,687 m²
= 1650 mm²/m²
De verdeling van de verbindingswapening
over de lengte van de overlappingslas is,
zoals eerder vermeld, onderwerp van verder
onderzoek. Echter uitgaande van een gelijk -
matige verdeling, zijn de volgende configu -
raties van verbindingswapening zijn:
Ø10 ? 150 ? 300 = 1744 mm²/m²
= 0,0017
Ø8 ? 150 ? 200 = 1675 mm²/m²
= 0,0017
Deze verbindingswapening moet de breed -
plaatwapening omsluiten. Aan de bovenzijde
moet de verbindingswapening de koppelwa -
pening omsluiten of voldoende zijn verankerd
in de druklaag boven de koppelwapening.
Toets van het aansluitvlak volgens 6.2.5:
V
afschuiving = F s,breedplaat = 1131 · 435
= 492 · 10³ N = 492 kN
v
Ed = V afschuiving / (b l 0)
= 492 · 10³ / (1000 · 687) = 0,72 N/mm²
Hoeveelheid verbindingswapening:
= 0,0017
Aansluitvlak: ruw
c = 0,4 en
= 0,7
Beton:
f
ctd = 2,2 / 1,5 = 1,47 N/mm²
Afschuifsterkte:
v
Rd = c f ctd + fyd
= 0,40 · 1,47 + 0,7 · 0,0017 · 435
= 0,588 + 0,517 = 1,10 N/mm²
70? CEMENT 4 2020
Dit is groter dan de optredende schuifspan-
ning, dus het aansluitvlak voldoet.
Eisen voor de detaillering van de
wapening
Op basis van het voorgaande worden bij
deze oplossing de volgende eisen aan de
detaillering van de wapening hierna samen -
gevat:
De verbindingswapening in het aansluit-
vlak moet ten minste in staat zijn de trek -
kracht in de breedplaatwapening te weer-
staan.
De verbindingswapening kan vooralsnog
gelijkmatig verdeeld over de lengte van de
overlapping worden aangebracht.
Uit aanvullend onderzoek kan blijken dat
het mogelijk beter is om iets meer van de
verbindingswapening aan te brengen nabij
de naad, aan het begin van de overlapping
en aan het einde van de overlapping.
De afstand tussen de verticale staven van
de verbindingswapening in de richting lood -
recht op de beschouwde breedplaatwape-
ning, mag niet groter zijn dan driemaal de
hart-op-hart-afstand van deze wapenings-
staven met als bovengrens de volledige
vloerdikte.
De koppelwapening moet ten minste op
een afstand gelijk aan c
min,b vanaf de
bovenzijde van de breedplaat zijn aange-
bracht, waarbij c
min,b volgt uit 4.4.1.2(3) van
NEN-EN 1992-1-1.
De overlappingslengte moet worden aan -
gebracht vanaf de eerste verbindingswape-
ning (fig. 6).
De overlappingslengte moet worden be-
paald volgens 8.7 van NEN-EN 1992-1-1.
Als aan de aangeven voorwaarden wordt
voldaan kan hierbij gebruik worden ge-
maakt van de eerder beschreven vereenvou -
digde vergelijking.
De verbindingswapening moet zijn veran -
kerd achter de staven van de overlapping.
Dit kan door de staven te omsluiten, door de
verbindingswapening te detailleren volgens
8.5 van NEN-EN 1992-1-1 of door de verbin -
dingswapening met de benodigde veranke-
ringslengte in de druklaag door te zetten
achter de staven van de overlapping.
Het aansluitvlak, dat gelijk aan de overlap-
pingslengte begint bij de eerste verbindings- wapening, moet zijn getoetst volgens 6.2.5
van NEN-EN 1992-1-1.
Zoals uit het voorgaande blijkt, is voordat
overgegaan kan worden tot het toepassen
van deze oplossing in de praktijk, het uitvoe-
ren van nog enig aanvullend experimenteel
onderzoek noodzakelijk.
Tot slot
De hiervoor beschreven oplossingen zijn
mogelijkheden voor het kritische detail, of
-
tewel het detail ter plaatse van de langsnaad
om te komen tot het wenselijke bezwijkge-
drag. Evident zijn de geschetste oplossingen
niet de enig mogelijke oplossingen. Zoals
ook aangegeven in het VARCE-antwoord
moet het principe van elke oplossing reken -
kundig (analytisch en/of numeriek) en expe-
rimenteel zijn onderbouwd. Daarbij moet
voldaan zijn aan het uitgangspunt dat
bezwijken optreedt na het vloeien van de
breedplaat- of koppelwapening. Hierbij die-
nen de grenzen van het toepassingsgebied
van de betreffende oplossing, zoals die vol -
gen uit de beschikbare experimenten, vol -
doende te zijn beschreven. Vooralsnog is alleen voor de in dit arti -
kel beschreven oplossing 1, een weliswaar
beperkte, experimentele onderbouwing be-
schikbaar. Het is essentieel dat het uit deze
experimenten afgeleide toepassingsgebied
wordt gerespecteerd bij het gebruik van
deze oplossing voor het ontwerpen van
breedplaatvloeren. Voordat oplossing 2 in de
praktijk kan worden toegepast, is nog aan -
vullend experimenteel onderzoek noodza -
kelijk. In dit kader wordt opgemerkt dat in
opdracht van het Betonhuis wordt nagegaan
binnen welk toepassingsgebied het tot voor
kort gebruikelijke detail, waarbij de verbin -
ding tussen de druklaag en de breedplaat
alleen is geborgd door tralieliggers die bo-
venop de breedplaatwapening zijn geplaatst,
nog zou kunnen worden toegepast op een
wijze dat bij dit detail zowel voldoende weer-
stand als voldoende vervormingscapaciteit
beschikbaar is. Op basis van ervaringen uit
het verleden mag het duidelijk zijn dat het
toepassingsgebied van deze detaillerings-
wijze beperkt zal zijn.
LITERATUUR
1?TNO, Onderzoek naar de technische
oorzaak van de gedeeltelijke instorting van
de in aanbouw zijnde parkeergarage P1
Eindhoven Airport. TNO 2017 R11127. Delft,
2017.
2?Adviesbureau ir. J.G. Hageman, Bezwijken
parkeergarage Eindhoven Airport - Analyse
naar de oorzaak. Rapport 9663-1-0. Rijswijk,
2017.
3?Onderzoeksraad voor Veiligheid, Bouwen
aan constructieve veiligheid ? Lessen uit
instorting parkeergebouw Eindhoven Airport.
Den Haag, 2018.
4?Werkgroep Onderhoud EC2 -
NEN-commissie TGB Betonconstructies,
VARCE 12 - Detaillering aansluitvlak
breedplaatvloeren. Cement 2017/7.
5?Adviesbureau ir. J.G. Hageman, Onderzoek
constructieve veiligheid breedplaatvloeren
in bestaande utiliteitsgebouwen; Voorstellen
voor en achtergronden bij rekenregels voor
beoordeling van bestaande bouw. Rapport
9780-1-0. Rijswijk, 20 mei 2019.
6?S. N. M. Wijte en G.G.A. Dieteren,
Rekenregels beoordeling bestaande
breedplaatvloeren. Cement 2019/4.
7?F. B. J. Gijsbers en C. Van der Veen, Advies
voor rekenregels voor te bouwen
breedplaatvloeren. 25 juni 2019.
8?TU/e Bouwkunde - Structures Laboratory
Eindhoven, Meetrapport betreffende
4-puntsbuigproeven van BAM-Cobiax
breedplaatproefstukken. Eindhoven, 2018.
CEMENT 4 2020 ?71
Reacties