Ik zal het niet het oudste beroep ter wereld noemen, maar het komt wel dicht in de buurt: de bouwer, de aannemer. Bouwen heeft iets magisch. Je verzamelt een aantal grote takken uit het bos, haalt klei of leem bij de rivier, zet de takken schuin tegen elkaar aan, smeert de ruimte tussen de takken dicht en je hebt een hut gemaakt waarin je rustig en droog kunt slapen als het regent en waait. Zo zal het gegaan zijn bij het eerste ‘gebouw’ en eigenlijk doet iedere aannemer ook nu nog hetzelfde: verzamel materialen, zet alles in elkaar en je hebt een Burj Khalifa van 800 meter hoog.
Ik heb in mijn actieve leven een paar keer zelf (met anderen) mogen bouwen wat een architect had bedacht (en waarvan ik de constructie ontworpen had). De eerste keer, in 1994, was een clubhuis van hockeyclub Upward in Arnhem. Een bestaande laagbouw kreeg een kanaalplaatvloer als nieuw dak en er bovenop werden gelamineerd houten gebogen spanten gezet als dak voor de kantine. Een kleine aannemer verzamelde alle benodigde materialen en zette, geholpen door een behoorlijk aantal vrijwilligers, alles in elkaar. In driekwart jaar lukte het ons dit alles, binnen een beperkt budget, te realiseren. En het clubhuis bleef in de tussentijd zoveel mogelijk in gebruik. Nog steeds denk ik met veel plezier terug aan de keren dat ik zelf beton moest (helpen) storten, houten balken moest vastzetten en mijn vingers snijden aan de glasplaten van de gevel. Fysieke arbeid met een concreet resultaat!
De laatste keer was dit jaar, 2017, tussen januari en mei toen we met een aantal medewerkers van de TU Delft een brug in elkaar hebben gezet. In Cement 2017/3, over het fib Symposium in Maastricht, is deze brug toegelicht. Ook hier was er weer een zeer beperkt budget, zodat de enige mogelijkheid om de brug te kunnen bouwen was: het zelf doen. Dus materialen verzamelen, in dit geval stalen balken en glazen staven, en die vervolgens zelf in elkaar zetten. Erg leerzaam trouwens, want hoe je glazen staven en stalen balken laat samenwerken in een brug was nog niet bekend. Door ieder onderdeel te beproeven in het Stevinlab konden we de deugdelijkheid van onze methoden bewijzen. En ook hier moesten we met vallen en opstaan de weg ontdekken. Maar ook hier voelde ik een enorme voldoening toen de brug geheel afgebouwd op zijn plaats lag en beproeving met een marcherende groep van zestig studenten als belasting had doorstaan.
De magie van het bouwen: eerst is er niets, je verzamelt materialen, zet alles in elkaar en er staat een bouwwerk! De voldoening als een klus is geklaard, is enorm en ik geniet iedere keer als ik het resultaat zie. Ik denk dat iedere rechtgeaarde aannemer dit ook zo ervaart.
Waarom geldt dit dan niet voor elk bouwwerk? Omdat tussen droom – een mooi clubhuis, een prachtige brug – en werkelijkheid, geld en tijd staan. Geld en tijd moeten er wel voldoende zijn anders lukt het gewoon niet. Daarom denkt iedere rechtgeaarde aannemer alleen maar aan tijd en geld en vergeet hij of zij af en toe met plezier en voldoening naar het scheppende werk te kijken.
We hebben het in deel 1 al gezien: bouwen is scheppen; van niets iets maken. Maar zonder geld en tijd valt er weinig te scheppen. Alles draait dus om geld, geld, geld. En u weet het uit Amerika: time is money. Vreemd fenomeen eigenlijk, dat geld. Je zou het een abstract ruilmiddel kunnen noemen. Een werknemer ruilt zijn inzet en tijd voor geld van zijn werkgever. Is geld dus toch ook weer tijd?
Terug naar de aannemerij. Een klant wil iets, bijvoorbeeld een fabriek. Wat er in die fabriek allemaal nodig is, weet de klant zelf het best. Hij heeft een gebouw nodig waarin hij alle apparatuur veilig en beschermd tegen weer en wind kan neerzetten. Dat gebouw kan de klant niet zelf in elkaar zetten en hij vraagt daarom een ervaren iemand (de aannemer) dit voor hem of haar te doen. Dat wil de aannemer graag, alleen wil hij er wel voor betaald worden. Dan begint de ellende. De klant wil zo min mogelijk betalen, de aannemer wil er juist aan verdienen om een spaarpotje te hebben als het in de toekomst tegenzit. Als bijvoorbeeld de volgende klus op zich laat wachten of als de materialen in prijs omhooggaan. Voordat die prijs wordt bepaald, gaat de aannemer eerst ‘rekenen’. Dit is geen rekenen in de zin van optellen en vermenigvuldigen van harde getallen maar veeleer het inschatten van risico’s.
Natuurlijk, hoeveelheden te gebruiken materiaal kun je aan de hand van het Programma van Eisen van de klant en (afdoende) uitgewerkte tekeningen/informatie van de ontwerpers eenduidig bepalen. Maar wat voor prijzen moet je voor die materialen rekenen?
Een goede collega van mij bij ABT heeft eens gezegd: de prijzen voor de toekomst worden voorspeld naar aanleiding van de prijzen van gisteren. Dat geeft lang niet altijd de juiste informatie. Wie tijdens mijn opleiding in de jaren 70 had voorspeld dat de vraag naar betonstaal in China (zeer arm en communistisch in die tijd) begin van deze eeuw de betonstaalprijs in Nederland tot historische hoogten zou doen opstuwen, en ook nog voorspeld had dat onze nationale trots, de Hoogovens, Tata Steel uit India (een land met hongersnood toentertijd) zou heten, zou per gierende ambulance naar de psychiater worden afgevoerd. Dus mijn collega had gelijk. Prijzen van materialen zijn een tombola met steeds veranderende resultaten. En dan hebben we het niet eens over de materiaalkwaliteit gehad, voor zover die op redelijk logische wijze nog vast te stellen is. Een aannemer moet het dus doen met vage informatie.
Dan het in elkaar zetten van de materialen; daar komt de menselijke arbeid aan de orde: het ruilen van tijd en inzet van een persoon voor geld. Het is voor de aannemers in Europa jammer dat de slavernij is afgeschaft: dat waren nog eens goedkope arbeidskrachten! In Azië en Arabië hebben ze hier minder moeite mee. Ik was recent op een groot bouwwerk in Guangzhou (vroeger Kanton), een plaats met 20 miljoen (!) inwoners. Op de bouwplaats van een groot en hoog gebouw stond een half dorp aan containers. Daarin woonden de arbeiders, deels met hun vrouwen en kinderen. Zij werkten in een 24/7-ploegendienst van 8 uur op en 8 uur af. ‘Komen die arbeiders uit Guangzhou?’, vroeg ik. ‘Nee’, was het antwoord, ‘het zijn gastarbeiders uit Noord China, mensen uit Guangzhou vragen te veel loon.’ Ook in Europa zijn de aannemers constant op zoek naar goedkope en hard werkend arbeidskrachten. Loop maar eens op een bouwplaats. Je hoort allerlei talen, Pools, Roemeens, Portugees, noem maar op. Overigens doen de particulieren die hun huis willen verbouwen hier ook graag aan mee. Ook ik heb twee spotgoedkope Poolse stukadoors in huis gehad die in drie dagen tijd mijn hele trappenhuis en kelder prachtig gestuukt hebben. Waarom? Ook hier de universele waarde: eigen belang. Zo min mogelijk geld willen spenderen en als je een idioot weet te vinden die het er wel voor wil doen, aangrijpen die kans. Het verhaal gaat dat Duitsland geen moeite heeft met het toelaten van veel vluchtelingen omdat de Duitse industrie heeft laten doorschemeren nog wel een aantal goedkope krachten te kunnen gebruiken.
Genoeg hierover; nog één heikel punt. Waarom worden alle grote bouwwerken altijd twee tot wel 10 keer zo duur als in het begin geraamd door ‘de deskundigen’? Omdat het onmogelijk is de bouwkosten, vooraf goed te berekenen (zie ook hiervoor). Vergelijk het met de volgende vraag: Je moet met je auto een pakketje naar Vladivostok brengen. En, oh ja, je mag niet de snelweg gebruiken en je hebt alleen een wereldbol als informatiebron. En over een uur moet je het antwoord geven. In de praktijk spant de ‘deskundige’ een touwtje van Nederland naar Vladivostok op de wereldbol, rekent zo de te over bruggen afstand uit. Hij zet er 30% bovenop, deelt dit door het door de fabrikant opgeven brandstofverbruik van de auto en rekent het benzineverbruik tot drie cijfers achter de komma uit. Het zal weinig verbazing wekken dat de echte uitkomst aan het einde van je rit heel anders zal zijn.
Prof.ir. Rob Nijsse is hoogleraar Structural Design aan de faculteit Bouwkunde en de faculteit Civiele Techniek van de TU Delft en is daarnaast werkzaam als senior adviseur constructies bij ABT bv. De afgelopen 2 jaar heeft Nijsse in de columnserie ‘Visie van de werkvloer’ op directe en komische manier actuele kwesties besproken. Dit is zijn laatste column. Erik Middelkoop (Manager Structural Design bij Royal HaskoningDHV) neemt het stokje van hem over.
Reacties
Hans Kooijman - Betoniek Vakblad 26 augustus 2017 07:57
Duidelijk verhaal Rob. Vooral je inzicht in begrotingsuitdagingen is verfrissend. De ethische toon bevalt me ook goed. Fijn om met elkaar een mening te hebben over buitenlandse arbeid op de Nederlandse bouwplaats. Zet dat af tegen de tijd (tot ca 1992)dat alles nog door Nederlandse bouwvakkers gebouwd werd die bijna allemaal in een sociale huurwoning woonden en met z'n allen in het busje meereden en niet elke dag vlees aten maar af en toe gewoon een Fipronil-vrij eitje. Welvaart heeft een prijs