Hoogbouw is aan een sterke groei
bezig, zowel wereldwijd [1] als in
Nederland [2].
Alle grote steden in Ne-
derland omarmen hoogbouw in hun visie op
stadsontwikkeling. Er is niet alleen een trend
naar hoger maar ook naar slanker en tege-
lijk naar toepassing van andere materialen
(zoals hout of hogesterktestaal en -beton).
Duurzaamheidseisen vragen om lichtere
gebouwen met minder materiaalgebruik.
Het steeds hoger, lichter en slanker bouwen
maakt gebouwen gevoeliger voor wind. De
wind veroorzaakt trillingen in het gebouw
die gevolgen kunnen hebben voor de con-
structieve veiligheid (in de uiterste grenstoe-
stand, UGT) en voor de beleving van gebrui-
kers (in de bruikbaarheidsgrenstoestand,
BGT).
Beter voorspellen
Inmiddels is met De Zalmhaven (foto 1) de
grens van 200 m hoogte gepasseerd in Neder-
land. Rond deze hoogte wordt de beleving
van de trillingen door gebruikers bepalend
voor de dimensionering van de constructie.
Het wordt dus steeds belangrijker dit gedrag
goed te voorspellen [3], om enerzijds te voor-
komen dat achteraf problemen ontstaan die
kostbare ingrepen vergen en anderzijds in
het ontwerp niet te conservatief te zijn en
onnodig veel materiaal te gebruiken.
Eerste vuistregels voor trillings-
gedrag van hoogbouw
Het trillingsgedrag van hoge gebouwen
wordt al onderzocht sinds de jaren 30 van
de vorige eeuw. De eerste experimenten
HIVIBE ? Monitoring van trillingen in hoogbouw
Het trillingsgedrag van hoogbouw wordt niet goed voorspeld met de huidige rekenmethoden.
De invloed van de ondergrond in de Nederlandse Delta speelt hierbij een belangrijke rol.
Een consortium genaamd HIVIBE bouwt daarom kennis op over het trillingsgedrag van
hoogbouw in Nederland door metingen uit te voeren aan acht hoge gebouwen, waaronder
De Zalmhaven. Het doel van deze kennisontwikkeling is een betrouwbare voorspelling van windtrillingen in de ontwerpfase van hoogbouw. Het is de ambitie van het consortium om
te komen tot een Nationaal Programma Hoogbouwmonitoring.
Naar een Nationaal Programma Hoogbouwmonitoring
IR. OKKE BRONKHORST
Onderzoeker Bouwdynamica
TNO
DR.IR. CHRIS GEURTS
Senior Scientist / Consultant
TNO
auteurs
46? CEMENT 1 20
22
1 De Zalmhaven, foto: BAM Tabel 1?Overzicht van gebouwen waaraan is gemeten
GebouwOplevering Stad Meting Materiaal Hoogte [m] Eigenfrequentie [Hz] Demping [%]
Laakhaven -Den Haag 1971staal361,2 1,5
De Nederlandsche Bank 1968Amsterdam 1971beton 58 0,631,6
Ommoord -Rotterdam 1971-600,80 1,3
Bouwes Palace 1970Zandvoort 1971beton610,96 1,8
De Generaal (C.R.M.)
1) 1966 Rijswijk 1971beton 65 0,631,7
EWI gebouw (TU Delft) 1967Delft 1971beton 90 0,441,5
E.M.C. I
2) 1968Rotterdam 1971beton 108 0,502,1
HBG gebouw 1966Amsterdam 2000beton261,3 2,6
's-Graventower I 1991Capelle a/d IJssel 2000beton 30 1,62,2
Mexx gebouw 1991Amsterdam 2000staal540,6 3,1
CIG gebouw 1995Groningen 2000staal222,1 2,8
Oval tower 2001Amsterdam 2002beton 99 0,40,7
Winston Churchill tower 1971Rijswijk 2005beton 82 0,551,7
La Fenetre 2005Den Haag 2005staal600,6 2
Hoftoren 2003Den Haag 2008beton1050,4 1,9
Montevideo 2005Rotterdam 2009beton/staal1420,42 1
Kennedytoren 2003Eindhoven 2010staal820,45 1,8
E.M.C. II
2) 2013Rotterdam 2011 3)beton 121 0,521,6
New Orleans 2010Rotterdam 2011 ? nubeton 158 0,280,8
JuBi toren (Zuidtoren) 2012Den Haag 2016beton 153 0,461,2
Tinbergen 1965Rotterdam 2021beton760,67 1,0
1) C.R.M. = Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk2) E.M.C. = Erasmus Medisch Centrum3) Meting uitgevoerd in ruwbouwfase
1
CEMENT 1 2022 ?47
werden gedaan aan het Empire State Buil-
ding. Een beschrijving van die eerste experi-
menten is bijvoorbeeld te vinden in Holmes
en Bekele [4]. In de jaren 60, 70 en 80 is dit
onderzoek verder ontwikkeld door onder
andere Davenport [5], Ellis [6] en Jeary [7]
om tot generieke regels voor het trillingsge-
drag te komen. In Nederland zijn toen ook
de eerste trillingsmetingen uitgevoerd door
Van Koten [8] aan diverse gebouwen (tabel 1).
Deze metingen stonden aan de basis van de eerste vuistregels voor demping en eigenfre-
quenties van gebouwen (zie kader Vuistregels),
die ook nu nog worden gebruikt in de normen.
De onvoorspelbaarheid van
demping
Promotieonderzoek door van Oosterhout [9]
en Geurts [10] leverde het inzicht op welke
parameters van invloed zijn op het bereken-
de dynamisch gedrag van hoge gebouwen.
In het kader van deze onderzoeken zijn geen
VUISTREGELS
In de internationale literatuur zijn eenvoudige vuistregels gegeven
voor de dynamische eigenschappen van hoogbouw, met name
voor de eigenfrequenties, de demping en de trilvormen. De meest
eenvoudige vuistregels voor de eigenfrequentie zijn gerelateerd aan
de gebouwhoogte H. Zo geeft de Eurocode f? = 46/H, gebaseerd
op het werk van Ellis [6]. Soortgelijke relaties zijn in meerdere
handboeken en artikelen terug te vinden, zie bijvoorbeeld Holmes
en Bekele [4].
Soms wordt ook onderscheid gemaakt op basis van het construc-
tiemateriaal, zoals door Tamura [18]:
?
V
oor gebouwen uit beton (of beton gecombineerd met staal):
f
? = 1/0,015H (voor BGT-toetsing) tot 1/0,018H (voor UGT-toet-
sing) (ofwel 66/H tot 55/H)
?
V
oor gebouwen met een constructie van staal:
f? = 1/0,020H (voor BGT-toetsing) tot 1/0,024H (voor UGT-toet-
sing) (ofwel 50/H tot 42/H)
Naast deze empirische relaties zijn er ook vuistregels met een meer
theoretische basis. Uit de theorie voor een uitkragende ligger met
uniforme verdeling van stijfheid en massa volgt:
=
=
e 4
e
3, 52 2
0, 385
f ml
f
EI
d
Dit komt overeen met=
=
e 4
e
3, 52
2
0, 385
f ml
f
EI
d
waarbij d de verplaatsing is als gevolg van het eigen gewicht van
de ligger, wanneer deze horizontaal wordt verondersteld. Deze
vuistregel was ook in NEN 6702 opgenomen.
Voor de demping van hoogbouw zijn in de normen doorgaans
waarden gegeven die afhankelijk zijn van het constructiemateriaal. Deze getalswaarde betreft ofwel de dempingsmaat D, ofwel het
logaritmisch decrement ?. De verhouding tussen deze grootheden
is bij benadering ?
= 2?D. Soms wordt onderscheid gemaakt tussen
de demping in BGT-berekeningen versus UGT-berekeningen. De
demping is dan wat hoger aangenomen voor UGT-berekeningen.
Voorbeelden van dergelijke waarden staan in tabel 2.
Tabel 2?Voorbeelden van waarden voor dempingsmaat D en logaritmisch
decrement ?
D uit NEN 6702 ? uit EN 1991-1-4
Staalconstructies 0,010,05
Betonconstructies 0,02 (BGT: 0,01)0,10
Gemengd beton en staal geen waarde 0,08
Houtconstructies 0,05geen waarde
Verschillende onderzoekers hebben dempingsschatters afgeleid op
basis van de dempingswaarden verkregen van metingen aan (hoge)
gebouwen. Zo geeft Jeary [15] de volgende dempingsschatter:
D = f? + 10^(?d/2) · x
H/H + 0,15 met de limiet D ? 60/H + 1,3
Hierin is f? de eigenfrequentie, d de diepte van het gebouw in de
trillingsrichting, x
H de amplitude aan de top, en H de gebouwhoogte.
Tamura [18] geeft een dempingschatter waarbij onderscheid is
gemaakt tussen gebouwen met een hoofddraagconstructie van
beton of van staal:
?
D
= 0,93/H + 470 · x
H/H ? 0,0018 (beton)
?
D
= 0,65/H + 400 · x
H/H + 0,0029 (staal)
Deze schatters kunnen worden toegepast voor x
H/H ? 2 · 10 -5.
48? CEMENT 1 20 22
trillingen aan gebouwen gemeten. Met de
toenemende hoogte van hoogbouw in Neder-
land zijn er sinds 2000 metingen door TNO
verricht aan meerdere hoge gebouwen in
Nederland. Een overzicht daarvan is gepre-
senteerd in [11] en ook te vinden in tabel 1.
Deze metingen zijn over het algemeen uitge-
voerd over periodes van een dag tot een
week, en bij windsnelheden lager dan de
ontwerpomstandigheden voor bruikbaar-
heid en veiligheid. In eerder onderzoek door TNO [12] is
een vergelijking gemaakt tussen de voor-
spelde en gemeten trillingseigenschappen
van gebouwen. Hieruit volgde dat er ver-
schillen zijn tussen het gemeten en voor-
spelde gedrag wat in werkelijkheid zowel
ongunstiger als gunstiger was dan voorspeld.
Uit de vergelijking blijkt vooral ook dat de
demping niet goed wordt voorspeld met de
huidige voorspellingsmodellen. Om tot een
betere voorspelling van het trillingsgedrag te
komen is een beter model nodig.
Rol van de fundering
Sanchez Gomez [13] toonde met modelbere-
keningen aan dat de fundering een signifi-
cant aandeel heeft in de demping van veel
Nederlandse hoogbouw. De slappe onder-
grond speelt hierbij een belangrijke rol.
Cruz en Miranda [14] laten zien dat met de
interactie tussen de grond en de gebouw-
constructie een fysische verklaring kan wor-
den gegeven voor de in situ waargenomen
afname in demping met gebouwhoogte.
Deze relatie tussen de demping en de ge-
bouwhoogte vormt de basis voor de meeste
empirische dempingsschatters die in het
verleden zijn ontwikkeld, zoals [15] en [16].
Op basis van het werk van Sanchez Gomez
is een dempingsmodel ontwikkeld waarmee
de invloed van de ondergrond expliciet wordt
meegenomen [17]. Uit een vergelijking van
dit model met gemeten dempingswaarden
bleek dat voor een betrouwbare schatting
van de totale demping het cruciaal is de ei-
genfrequentie van de constructie en de ma-
teriaaldemping van de grond goed te kennen.
Rol van de amplitude
Naast de invloed van de ondergrond speelt
de amplitude van de trillingen een grote rol in het trillingsgedrag van hoogbouw. De
empirische dempingsschatters uit [15] en
[16] gaan uit van een toename van de dem-
ping met amplitude. Tamura [18] liet zien
dat vanaf een bepaalde trillingsamplitude de
demping weer kan afnemen. Deze afname
in demping is ook gevonden uit metingen
aan de woontoren New Orleans in Rotterdam
[19]. Tamura [18] geeft een mogelijke fysische
verklaring voor deze amplitudeafhankelijk-
heid van de demping. Er bestaat op dit mo-
ment echter geen algemeen toepasbaar
dempingsmodel dat dit gedrag betrouwbaar
beschrijft, vooral door een gebrek aan vol-
doende validatiedata.
Noodzaak van
langeduurmonitoring
Een laatste aspect waar nog weinig over be-
kend is, is de verandering van het dynamisch
gedrag over de levensduur van hoogbouw.
Bronkhorst en Geurts [20] hebben een ana-
lyse uitgevoerd over vier jaar aan data van
de New Orleans-toren. Hieruit blijkt dat er
over deze periode een kleine maar gestage
afname waarneembaar is in de eigenfre-
quenties van deze toren, terwijl de demping
geen significante verandering onderging. De
oorzaak van de afname in eigenfrequentie in
de tijd is niet bekend. Het zou bijvoorbeeld
te maken kunnen hebben met scheurvor-
ming in het beton of het zettingsgedrag van
de toren. Dit is echter nog niet eerder onder-
zocht.
Meer kennis over de rol van de trillings-
amplitude en de invloed van de tijdsduur
kunnen alleen worden verkregen met tril-
lingsdata over een langdurige periode. Om
tot meer betrouwbare voorspellingsmodel-
len te komen voor de bruikbaarheidsgrens-
toestand en de uiterste grenstoestand van
hoogbouw is langdurige monitoring aan ver-
schillende hoge gebouwen dus een vereiste.
HIVIBE
Ondanks de onderzoeksresultaten en kennis
verkregen uit meetcampagnes is er nog steeds
sprake van een discrepantie tussen voor-
spelling en praktijk als het gaat om het tril-
lingsgedrag. De beschikbare meetdata zijn
meestal voor een bepaalde casus gemeten,
gedurende korte tijd, met een beperkte
Uit een
vergelijking van
meetresultaten
met waarden in
richtlijnen bleek
de noodzaak van
betere voorspel-
lingsmodellen
voor de demping
CEMENT 1 2022 ?49
2a
2e
2b
2f
2d
2h
2c
2g
2 HIVIBE hoogbouwcasussen: (a) De Zalmhaven (bron: BAM), (b) New Orleans (bron: TNO),
(c) The Grace (bron: Mecanoo), (d) European Patent Office (bron: Zonneveld), (e) Tinbergen (bron: TNO), (f) The Terraced Tower (bron: TNO), (g) Delftse Poort (bron: TNO), (h) Grotius (foto: Steven Scholten)
meetopzet en onder specifieke omstandig-
heden. Dergelijke metingen zijn vaak
lastig te gebruiken om generieke rekenmo-
dellen mee te ontwikkelen. Verder zijn er
vrijwel geen metingen uitgevoerd op basis
waarvan het mogelijk is de invloed van de
fundering op het trillingsgedrag te bepalen.
Metingen op ware grootte aan gerealiseerde
gebouwen zijn noodzakelijk om rekenmo-
dellen te kunnen ontwikkelen, kalibreren
en valideren.
Om deze metingen uit te voeren is het
zogenoemde HIVIBE-consortium opgericht
(zie kader HIVIBE). Het doel van dit consor-
tium is tot een nauwkeuriger voorspelling van het trillingsgedrag van hoogbouw te
komen. Dit heeft impact op het leefcomfort,
biedt mogelijkheden voor efficiënt gebruik
van materialen en helpt constructeurs om
alternatieven voor de constructie af te
wegen.
Het onderzoek is in twee fases opgezet.
De eerste fase, die begin 2021 is afgerond,
diende als vooronderzoek om vast te stellen
welke eigenschappen moeten worden geme -
ten, en welke technieken daarvoor ter beschik-
king staan. Daarnaast hebben de partners
g
ebouwen aangedragen, en is vastgesteld
welke criteria worden gehanteerd om de
selectie uit deze gebouwen te maken.
HIVIBE
HIVIBE staat voor HIghrise VIBrations
in delta cities Explored. Het HIVIBE-
onderzoek wordt uitgevoerd als
Topconsortium voor Kennis en Innovatie
(TKI Deltatechnologie). Dit consortium
wordt geleid door TNO en bestaat
daarnaast uit de partners BAM, Zonne-
veld, Fugro, IMd Raadgevende Ingeni-
eurs, Aronsohn Constructies, Structure
Portante Grimaud, BESIX, Peutz, SCIA
en Stichting Kennisoverdracht Wind-
technologie.
50? CEMENT 1 20 22
Mezzanine (3 m):
12 reksensoren
2 versnellingsopnemers
2 tiltsensoren
58e verdieping (183 m):
2 versnellingsopnemers
2 tiltsensoren
mast (209 m):
2 ?indmeters
3
3 Overzicht van monitorsysteem De Zalmhaven, bron: BAM
LANGEDUURMONITORING ZALMHAVEN
Onlangs heeft De Zalmhaven in Rotterdam haar hoogste punt
bereikt. Uit de dynamische berekeningen blijkt dat deze toren ruim
voldoet aan de norm. Nog voor de oplevering van het gebouw
wordt een meetsysteem geïnstalleerd. Het doel is om het trillings-
gedrag en de gebouw- en funderingseigenschappen te bepalen
en deze over een lange periode te monitoren.
De volgende eigenschappen van het gebouw en de wind worden
gemeten:
?
De trillingseigenschappen eigen
frequenties f?, dempings -
w
aarden D
n en trilvormen ?? van het gebouw inclusief
fundering.
?
De gebouw
eigenschappen buigstijfheid EI en massa M.
?
De f
underingseigenschappen rotatie- en translatiestijfheden
K
r en K t.
?
De windsnelheid
V en de windrichting ?.
Het meetsysteem bestaat uit de volgende sensoren verdeeld over
drie verdiepingen:
?
Dak:
- twee windmeters op de mast van het gebouw.
?
58e v
erdieping:
- twee versnellingsmeters waarmee de trillingen in de hoofd-
draagrichtingen van het gebouw worden gemeten;
- twee inclinometers waarmee de hoekverdraaiingen in de
hoofddraagrichtingen van het gebouw worden gemeten.
?
Me
zzanine:
- twee versnellingsmeters waarmee de trillingen in de hoofd-
draagrichtingen van het gebouw nabij de fundering worden
gemeten. Hiermee wordt de invloed van de fundering op het
trillingsgedrag bepaald;
- twee inclinometers waarmee de hoekverdraaiing nabij de
fundering wordt gemeten;
- twaalf reksensoren waarmee de rekken worden gemeten en
de belasting op de fundering wordt ingeschat.
Met de versnellingsmetingen op de 58e verdieping worden de
eigenfrequenties en dempingswaarden van het gebouw bepaald.
In combinatie met de versnellingen gemeten op de mezzanine
wordt de invloed van de fundering op de trilvormen bepaald.
Met behulp van de bepaalde trillingseigenschappen kan een
inschatting worden gemaakt van de gebouwmassa M, de
gebouwstijfheid EI, en de rotatie- en translatiestijfheden K
r en K t
van de fundering. Deze inschatting wordt gemaakt door de
trillingseigenschappen van een model te tunen op de gemeten
eigenschappen. In combinatie met de rek- en hoekverdraaiing
-
met
ingen kunnen de gebouw- en funderingseigenschappen
nauwk
euriger worden bepaald, en kan de dempingsbijdrage van
de fundering D
f worden ingeschat.
Zoals geconstateerd voor de New Orleans-toren kunnen de trillings-
eigenschappen in de tijd variëren, enerzijds door veranderingen in het gebouw zelf [20], en anderzijds omdat deze afhankelijk kunnen
zijn van de mate waarin een gebouw beweegt [19]. Om de oorzaak
van deze veranderingen te bepalen, zullen zowel de trillingseigen-
schappen als de gebouw- en funderingseigenschappen gedurende
lange tijd worden gemonitord op De Zalmhaven.
Zodra het meetsysteem operationeel is, zal het volcontinu in bedrijf
zijn. De meetgegevens worden met een meetfrequentie van 50 Hz
(50 maal per seconde) gemeten en opgeslagen.
Het is de bedoeling om de metingen voor een periode van minstens
vier jaar door te laten lopen.
CEMENT
1 2022 ?51
In de tweede fase, lopend van begin 2021 tot
eind 2024, zijn acht gebouwen (fig. 2a t/m h)
geselecteerd waarvoor monitoringcampag-
nes zullen worden opgezet en uitgevoerd.
De Zalmhaven vormt hierbij een bijzondere
casus omdat er zeer uitgebreid en over een
lange tijd gemonitord zal worden (zie kader
Langeduurmonitoring Zalmhaven). Tevens
worden door de betrokken ingenieursbureaus
rekenmodellen voor de gebouwen opgezet.
Deze rekenmodellen worden gebruikt om
vooraf het dynamisch gedrag te voorspellen,
om gevoeligheidsanalyses uit te voeren en
om na de metingen de meetresultaten te
vergelijken met de modelresultaten. TNO
gebruikt de meetdata om het voorspellings-
model voor demping van hoogbouw verder
te ontwikkelen waar in het onderzoek van
Sanchez Gomez [13] een begin mee is gemaakt. Nationaal Programma
Hoogbouwmonitoring
De metingen die in het lopende project
worden uitgevoerd, leveren waardevolle
informatie op om in de toekomst het trillings-
gedrag van hoge gebouwen beter te voor-
spellen. De reikwijdte van deze informatie
wordt bepaald door de gebouwen die in het
onderzoek worden meegenomen, en de ma-
nier waarop aan deze gebouwen kan worden
gemeten. Het is de ambitie van het HIVIBE-
consortium om tot een Nationaal Programma
Hoogbouwmonitoring te komen.
Het HIVIBE-
consortium heeft
als doel om aan
de hand van
metingen tot een
nauwkeuriger
voorspelling van
het trillingsge-
drag van hoog-
bouw te komen
LITERATUUR
1?CTBUH, The global impact of 9/11 on
tall buildings, www.skyscrapercenter.com/
9-11-global-impact, 2021.
2?Stichting Hoogbouw, HOOG ?
Hoogbouw in Nederland 2020,
www.stichtinghoogbouw.nl/hoogbouw-
in-nederland-2020/, 2021.
3?Caulil, E. van, Is de tijd rijp voor
slankere gebouwen in Nederland,
Cementonline, 21 oktober 2021.
4?Holmes, J.D., Bekele, S., Wind Loading
of Structures, 4th edition, Taylor & Francis,
2020.
5? Davenport, A.G., The treatment of wind
loading on tall buildings, Proc. Symp. Tall
Buildings, Southampton, p. 3-45, 1967.
6?Ellis, B.R., An assessment of the
accuracy of predicting the fundamental
natural frequencies of buildings and
the implications concerning the
dynamic analysis of structures, Proc.
Inst. Civil Eng., Part 2, 69, p. 763-776,
1980.
7?Jeary, A.P., Ellis, B.R., On predicting
the response of tall buildings to wind
excitation, Journal of Wind Engineering
and Industrial Aerodynamics, 13(1-3),
p. 173-182, 1983.
8?Van Koten, H., Some measurements
on tall buildings in the Netherlands,
Proc. of the Conf. on Wind Effects on
Buildings and Structures, Ottawa,
p. 685-704, 1968. 9?Van Oosterhout, G.J., Wind-induced
dynamic behaviour of tall buildings,
PhD Thesis, TU Delft, 1996.
10?Geurts, C.P.W., Fluctuating wind
loads on building facades, PhD Thesis,
TU Eindhoven, 1997.
11?Geurts, C.P.W., Van Bentum, C.A.,
Sanchez, S., Van Dijk, S., Demping hoog-
bouw voorspeld, Cement 3, p. 60-65,
2015.
12?Geurts, C., Bronkhorst, O., Dynamica
van hoogbouw onder windbelastingen,
Cement 6/7, p. 20-26, 2019.
13?Sanchez Gomez, S., Energy flux
method for identification of damping in
high-rise buildings subject to wind, PhD
Thesis, TU Delft, 2019.
14?Cruz, C., Miranda, E., Insights into
damping ratios in buildings, Earthquake
Eng. Struct. Dyn., p. 1-19, 2020.
15?Jeary, A., Designer's guide to the
dynamic response of structures, First
edition, The University Press, Cambridge,
1997.
16?Tamura, Y., Suda, K., Sasaki, A.,
Damping in buildings for wind resistant
design, Proc. Int. Symp. on Wind and
Structures for the 21st Century, Cheju,
Korea, p. 115-130, 2000.
17?Bronkhorst, A.J., Geurts, C.P.W.,
Slappe ondergrond dempt trillingen
van hoogbouw, Bouwen met Staal 266,
p. 40-44, 2018.18?Tamura, Y., Amplitude dependency of
damping in buildings and critical tip drift
ratio, Int. Journal High-Rise Buildings 1,
p. 1-13, 2012.
19?Bronkhorst, A.J., Van Bentum, C.A.,
Sanchez Gomez, S., Wind-induced
vibrations and damping in high-rise
buildings, report TNO 2018 R10644, 2018.
20?Bronkhorst, A.J., Geurts, C.P.W.,
Long-term vibration and wind load
monitoring on a high-rise building,
Proc. Int. Conf. Noise and Vibration
Eng., Leuven, 2020.
21?Bronkhorst, A.J., Moretti, D., Geurts,
C.P.W., Identification of the dynamic
properties of the residential tower New
Orleans, 9th Int. Conf. on Experimental
Vibration Analysis for Civil Eng. Struct.,
2021.
52? CEMENT 1 20
22
Vuistregels
In de internationale literatuur zijn eenvoudige vuistregels gegeven voor de dynamische eigenschappen van hoogbouw, met name voor de eigenfrequenties, de demping en de trilvormen. De meest eenvoudige vuistregels voor de eigenfrequentie zijn gerelateerd aan de gebouwhoogte H. Zo geeft de Eurocode fe = 46/H, gebaseerd op het werk van Ellis [6]. Soortgelijke relaties zijn in meerdere handboeken en artikelen terug te vinden, zie bijvoorbeeld Holmes en Bekele [4].
Soms wordt ook onderscheid gemaakt op basis van het constructiemateriaal, zoals door Tamura [18]:
- Voor gebouwen uit beton (of beton gecombineerd met staal): fe = 1/0,015H (voor BGT-toetsing) tot 1/0,018H (voor UGT-toetsing)
(ofwel 66/H tot 55/H)
- Voor gebouwen met een constructie van staal: fe = 1/0,020H (voor BGT-toetsing) tot 1/0,024H (voor UGT-toetsing)
(ofwel 50/H tot 42/H)
Naast deze empirische relaties zijn er ook vuistregels met een meer theoretische basis. Uit de theorie voor een uitkragende ligger met uniforme verdeling van stijfheid en massa volgt:
Dit komt overeen met
waarbij d de verplaatsing is als gevolg van het eigen gewicht van de ligger, wanneer deze horizontaal wordt verondersteld. Deze vuistregel was ook in NEN 6702 opgenomen.
Voor de demping van hoogbouw zijn in de normen doorgaans waarden gegeven die afhankelijk zijn van het constructiemateriaal. Deze getalswaarde betreft ofwel de dempingsmaat D, ofwel het logaritmisch decrement δ. De verhouding tussen deze grootheden is bij benadering δ = 2πD. Soms wordt onderscheid gemaakt tussen de demping in BGT-berekeningen versus UGT-berekeningen. De demping is dan wat hoger aangenomen voor UGT-berekeningen.
Voorbeelden van dergelijke waarden staan in tabel 2.
Tabel 2 Voorbeelden van waarden voor dempingsmaat D en logaritmisch decrement δ
|
D uit NEN 6702
|
δ uit EN 1991-1-4
|
Staalconstructies
|
0,01
|
0,05
|
Betonconstructies
|
0,02 (BGT: 0,01)
|
0,10
|
Gemengd beton en staal
|
geen waarde
|
0,08
|
Houtconstructies
|
0,05
|
geen waarde
|
Verschillende onderzoekers hebben dempingsschatters afgeleid op basis van de dempingswaarden verkregen van metingen aan (hoge) gebouwen. Zo geeft Jeary [15] de volgende dempingsschatter:
D = fn + 10^(√d/2) · xH/H + 0,15 met de limiet D ≤ 60/H + 1,3
Hierin is fn de eigenfrequentie, d de diepte van het gebouw in de trillingsrichting, xH de uitwijking aan de top, en H de gebouwhoogte.
Tamura [18] geeft een dempingschatter waarbij onderscheid is gemaakt tussen gebouwen met een hoofddraagconstructie van beton of van staal:
- D = 0,93/H + 470 · xH/H - 0,0018 (beton)
- D = 0,65/H + 400 · xH/H + 0,0029 (staal)
Deze schatters kunnen worden toegepast voor xH/H ≤ 2 · 10-5.
Ondanks de onderzoeksresultaten en kennis verkregen uit meetcampagnes is er nog steeds sprake van een discrepantie tussen voorspelling en praktijk als het gaat om het trillingsgedrag. De beschikbare meetdata zijn meestal voor een bepaalde casus gemeten, gedurende korte tijd, met een beperkte meetopzet en onder specifieke omstandigheden. Dergelijke metingen zijn vaak lastig te gebruiken om generieke rekenmodellen mee te ontwikkelen. Verder zijn er vrijwel geen metingen uitgevoerd op basis waarvan het mogelijk is de invloed van de fundering op het trillingsgedrag te bepalen. Metingen op ware grootte aan gerealiseerde gebouwen zijn noodzakelijk om rekenmodellen te kunnen ontwikkelen, kalibreren en valideren.
Om deze metingen uit te voeren is het zogenoemde HIVIBE-consortium opgericht (zie kader HIVIBE). Het doel van dit consortium is tot een nauwkeuriger voorspelling van het trillingsgedrag van hoogbouw te komen. Dit heeft impact op het leefcomfort, biedt mogelijkheden voor efficiënt gebruik van materialen en helpt constructeurs om alternatieven voor de constructie af te wegen.
Het onderzoek is in twee fases opgezet. De eerste fase, die begin 2021 is afgerond, diende als vooronderzoek om vast te stellen welke eigenschappen moeten worden gemeten, en welke technieken daarvoor ter beschikking staan. Daarnaast hebben de partners gebouwen aangedragen, en is vastgesteld welke criteria worden gehanteerd om de selectie uit deze gebouwen te maken.
In de tweede fase, lopend van begin 2021 tot eind 2024, zijn acht gebouwen (fig. 2a t/m h) geselecteerd waarvoor monitoringcampagnes zullen worden opgezet en uitgevoerd. De Zalmhaven vormt hierbij een bijzondere casus omdat er zeer uitgebreid en over een lange tijd gemonitord zal worden (zie kader Langeduurmonitoring Zalmhaven). Tevens worden door de betrokken ingenieursbureaus rekenmodellen voor de gebouwen opgezet. Deze rekenmodellen worden gebruikt om vooraf het dynamisch gedrag te voorspellen, om gevoeligheidsanalyses uit te voeren en om na de metingen de meetresultaten te vergelijken met de modelresultaten. TNO gebruikt de meetdata om het voorspellingsmodel voor demping van hoogbouw verder te ontwikkelen waar in het onderzoek van Sanchez Gomez [13] een begin mee is gemaakt.
Langeduurmonitoring Zalmhaven
Onlangs heeft De Zalmhaven in Rotterdam haar hoogste punt bereikt. Uit de dynamische berekeningen blijkt dat deze toren ruim voldoet aan de norm. Nog voor de oplevering van het gebouw wordt een meetsysteem geïnstalleerd. Het doel is om het trillingsgedrag en de gebouw- en funderingseigenschappen te bepalen en deze over een lange periode te monitoren. De volgende eigenschappen van het gebouw en de wind worden gemeten:
- De trillingseigenschappen eigenfrequenties fn, dempingswaarden Dn en trilvormen φn van het gebouw inclusief fundering.
- De gebouweigenschappen buigstijfheid EI en massa M.
- De funderingseigenschappen rotatie- en translatiestijfheden Kr en Kt.
- De windsnelheid V en de windrichting α.
Het meetsysteem bestaat uit de volgende sensoren verdeeld over drie verdiepingen:
- Dak:
- twee windmeters op de mast van het gebouw.
- 58e verdieping:
- twee versnellingsmeters waarmee de trillingen in de hoofddraagrichtingen van het gebouw worden gemeten;
- twee inclinometers waarmee de hoekverdraaiingen in de hoofddraagrichtingen van het gebouw worden gemeten.
- Mezzanine:
- twee versnellingsmeters waarmee de trillingen in de hoofddraagrichtingen van het gebouw nabij de fundering worden gemeten. Hiermee wordt de invloed van de fundering op het trillingsgedrag bepaald;
- twee inclinometers waarmee de hoekverdraaiing nabij de fundering wordt gemeten;
- twaalf reksensoren waarmee de rekken worden gemeten en de belasting op de fundering wordt ingeschat.
Met de versnellingsmetingen op de 58e verdieping worden de eigenfrequenties en dempingswaarden van het gebouw bepaald. In combinatie met de versnellingen gemeten op de mezzanine wordt de invloed van de fundering op de trilvormen bepaald.
Met behulp van de bepaalde trillingseigenschappen kan een inschatting worden gemaakt van de gebouwmassa M, de gebouwstijfheid EI, en de rotatie- en translatiestijfheden Kr en Kt van de fundering. Deze inschatting wordt gemaakt door de trillingseigenschappen van een model te tunen op de gemeten eigenschappen. In combinatie met de rek- en hoekverdraaiingmetingen kunnen de gebouw- en funderingseigenschappen nauwkeuriger worden bepaald, en kan de dempingsbijdrage van de fundering Df worden ingeschat.
Zoals geconstateerd voor de New Orleans-toren kunnen de trillingseigenschappen in de tijd variëren, enerzijds door veranderingen in het gebouw zelf [20], en anderzijds omdat deze afhankelijk kunnen zijn van de mate waarin een gebouw beweegt [19]. Om de oorzaak van deze veranderingen te bepalen, zullen zowel de trillingseigenschappen als de gebouw- en funderingseigenschappen gedurende lange tijd worden gemonitord op De Zalmhaven.
Zodra het meetsysteem operationeel is, zal het volcontinu in bedrijf zijn. De meetgegevens worden met een meetfrequentie van 50 Hz (50 maal per seconde) gemeten en opgeslagen.
Het is de bedoeling om de metingen voor een periode van minstens vier jaar door te laten lopen.
Reacties
Gerard Jol 03 februari 2022 17:02
Dit is een belangrijk onderwerp. Vereenvoudiging en metingen zijn altijd belangrijk, parallel aan diepgaander wetenschappelijke benadering. Mijn afstudeerwerk (en Stevinrapport TUDelft, 1988) was a.h.v. diverse literatuur van V.Koten, toegepast op windspectra (windvlagen) op offshore affakkelconstructies, dynamica en opslingering, en vereenvoudiging van formules voor eigenfrequenties.