Log in
inloggen bij Cement
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Alle kennis / Artikelen

Dwarskrachtweerstand gebaseerd op scheurwijdte

Dwarskracht in de volgende generatie Eurocode betonconstructies (1) Yuguang Yang, Marco Roosen - 21 februari 2023

Betonnen plaatconstructies kunnen worden uitgevoerd zonder dwarskrachtwapening, als de rekenwaarde van de optredende dwarskracht VEd kleiner is dan de rekenwaarde van de dwarskrachtweerstand van de plaat zonder dwarskrachtwapening VRd,c. De huidige formulering voor VRd,c is empirisch afgeleid. Nieuwe inzichten laten duidelijk de beperkingen van deze aanpak zien. Daarom wordt deze formule vervangen in de volgende generatie Eurocode betonconstructies. De aangepaste formule relateert de dwarskrachtcapaciteit aan de scheurwijdte en de ruwheid van de scheur.

In het kort

  • De formule voor het bepalen van de dwarskrachtweerstand VRd,c in de huidige Eurocode (formule 6.2a) is empirisch afgeleid.
  • In het afgelopen decennium is het nadeel van de huidige formule die uitsluitend is gebaseerd op regressieanalyse, steeds duidelijker geworden.
  • In het achtergronddocument horende bij de volgende generatie Eurocode betonconstructies worden vijf wezenlijke aspecten genoemd, die ten grondslag liggen aan de wijzigingen van de formule voor VRd,c.
  • Een van de belangrijke uitgangspunten bij het ontwikkelen van een model voor de dwarskrachtweerstand is het verbeteren van de invloed van het schaaleffect.
  • De nieuw ontwikkelde modellen hebben geleid tot het inzicht dat de dwarskrachtweerstand van gewapende betonnen elementen zonder dwarskrachtwapening kan worden gerelateerd aan het zich openen van een kritische dwarskrachtscheur.
  • Critical Shear Crack Theory (CSCT) is een semi-empirisch model dat de basis vormt voor de dwarskrachtweerstand in de nieuwe Eurocode.
  • Het voordeel van het uitgaan van de CSCT is dat, in tegenstelling tot puur theoretische modellen, een niet al te ingewikkeld model kon worden afgeleid.
  • Door uit te gaan van een formule met een fysische basis wordt de invloed van de dwarskrachtslankheid (of de scheurwijdte) meegenomen net als de invloed van de maximale korrelafmeting.

Artikelenserie dwarskracht in de volgende generatie Eurocode

In 2012 werd in Nederland de huidige Eurocode NEN-EN 1992-1-1 geïntroduceerd als de officiële norm voor het ontwerp en de berekening van betonconstructies. De opvolger hiervan zal naar verwachting begin 2026 beschikbaar komen. Deze is inmiddels zo ver gereed dat hierover formeel kan worden gestemd. Het is niet de verwachting dat de norm nog zal wijzigen.

Vooral de wijze waarop de dwarskrachtweerstand moet worden bepaald, is fundamenteel gewijzigd. Deze wijzigingen zullen aanzienlijke gevolgen hebben voor de bouwpraktijk. Aan de dwarskrachtformules is sinds 2012 gewerkt door een taakgroep binnen CEN (CEN/TC250/SC2/WG1/TG4). In Nederland zijn onderzoekers van de TU Delft, TNO en Rijkswaterstaat hierbij betrokken geweest.

In een serie artikelen wordt de aangepaste methodiek voor het bepalen van de dwarskrachtweerstand beschreven en vergeleken met de huidige methodiek. Hierbij zal ook aandacht zijn voor de vraag of het wijzigen van de dwarskrachtregels wel nodig is. Met deze serie artikelen wordt getracht inzicht te geven in de achtergronden van de volgende generatie Eurocode betonconstructies, zodat op deze manier kan worden bijgedragen aan een soepelere invoering in Nederland.

Het eerste (onderhavige) artikel richt zich op de dwarskrachtweerstand van elementen zonder dwarskrachtwapening. Over dit onderwerp zullen nog twee vervolgartikelen verschijnen, namelijk (i) het effect van de normaalkracht op de dwarskrachtweerstand en (ii) de minimale dwarskrachtweerstand van elementen zonder dwarskrachtwapening. Ook over de dwarskrachtweerstand van elementen mét dwarskrachtwapening zal een artikel volgen. Vervolgens zal een artikel worden gewijd aan het bepalen van de dwarskrachtweerstand bij de beoordeling van bestaande constructies. De serie artikelen zal worden afgesloten met twee artikelen over de impact van de wijzigingen voor de bouwpraktijk, één voor infrastructurele werken en één voor de utiliteitsbouw.

Huidig model dwarskrachtweerstand

In dit artikel wordt de dwarskrachtweerstand besproken voor elementen zonder normaalkracht en waarbij de minimale dwarskrachtweerstand niet maatgevend is (die onderwerpen zullen in twee vervolgartikelen worden behandeld). Wanneer geen normaalkracht aanwezig is (NEd = 0) en de minimale dwarskrachtweerstand niet maatgevend is (vmin volgens formule 6.2b in de huidige Eurocode), volgt de rekenwaarde van de dwarskrachtweerstand voor elementen zonder dwarskrachtwapening (VRd,c) uit formule (verkorte weergave van formule 6.2a):

VRd,c=cRdc k 100ρ1fck13 bw d

waarin:

CRd,c   is de rekenwaardefactor, in Nederland gelijk aan de aanbevolen waarde van 0,12
k          is de factor voor het schaaleffect, die gelijk is aan 1 + √(200/d), met k ≤ 2,0
ρl         is de wapeningsverhouding voor de langswapening, die gelijk is aan Asl / (bw d), met ρl ≤ 0,02
d          is de effectieve hoogte van de doorsnede
bw        is gelijk aan de kleinste breedte van de dwarsdoorsnede in de zone onder trek
fck        is de karakteristieke cilinderdruksterkte van beton

Deze formule is gebaseerd op de regressieanalyse volgens Remmel [1]. Het was destijds de gedachte (Zsutty [2] en Rafla [3]) dat veel parameters de dwarskrachtweerstand van elementen zonder dwarskrachtwapening kunnen beïnvloeden, en dat het ontwikkelen van een formule gebaseerd op het fysische gedrag zou leiden tot een formule die te complex zou zijn voor toepassing in de praktijk. Voor de afleiding van de empirische formule is gebruikgemaakt van onderzoek door König en Fischer [4], waarvoor 176 experimenten zijn geselecteerd. Dit heeft geresulteerd in de aanbevolen waarde voor CRd,c van 0,12. In Duitsland is in plaats hiervan gebruikgemaakt van de veel uitgebreidere ACI-DAfStb dwarskrachtdatabase, opgesteld door DAfStb (Deutschen Ausschuss für Stahlbeton) en ACI (American Concrete Institute). Op basis hiervan is in Duitsland de waarde van CRd,c vastgesteld op 0,10. Dit toont aan dat een empirische formule afhankelijk is van de gebruikte dataset.

Nadelen huidig empirisch model

Ondanks de inspanningen om de empirische formule te verbeteren door van een uitgebreidere set experimenten gebruik te maken, zoals in Duitsland, is het grootste nadeel van formule 6.2a dat het een empirische formule is, die uitsluitend is gebaseerd op regressieanalyse. Het afgelopen decennium, waarin nieuw experimenteel onderzoek heeft plaatsgevonden en waarin theorieën zich verder hebben ontwikkeld, is dit nadeel steeds duidelijker geworden.

In het achtergronddocument horende bij de volgende generatie Eurocode betonconstructies [18] worden vijf wezenlijke aspecten genoemd die ten grondslag liggen aan de wijzigingen van de formule voor VRd,c:

  1. De huidige formule onderschat de invloed van het schaaleffect.
  2. De huidige formule is te conservatief voor elementen onderworpen aan axiale trek.
  3. De invloed van de maximale korrelafmeting wordt niet meegenomen in de formule.
  4. Het effect van de dwarskrachtslankheid wordt niet meegenomen in de huidige formule. Hierdoor is de formule mogelijk onveilig voor slanke elementen en te conservatief voor gedrongen elementen.
  5. De dwarskrachtweerstand is empirisch afgeleid op basis van bestaande experimenten. Dit is potentieel gevaarlijk wanneer de huidige formule wordt gebruikt buiten het bereik van een parameter waarvoor de formule empirisch is afgeleid.

Dwarskrachtslankheid

De dwarskrachtslankheid is voor een ligger op twee steunpunten, belast met een puntlast, gedefinieerd als de verhouding tussen de lengte van de dwarskrachtoverspanning a en de effectieve hoogte d. Hierbij is de dwarskrachtoverspanning a gelijk aan de hart-op-hart-afstand tussen de aangebrachte puntlast en de ondersteuning (fig. 1). Meer generiek, dus ook voor doorgaande liggers en verdeelde belastingen, wordt de dwarskrachtslankheid gedefinieerd als MEd/VEd. Hierin is MEd het buigend moment en is VEd de dwarskracht.

In de nieuwe Eurocode wordt de dwarskracht gerelateerd aan de scheurwijdte door middel van de dwarskrachtslankheid: hoe hoger het moment, hoe hoger, bij een gegeven VEd, de dwarskrachtslankheid, hoe hoger de rek in de langswapening, hoe groter de scheurwijdte en dus hoe lager de dwarskrachtweerstand. De tussen deze parameters aangenomen relaties worden in het vervolg van het artikel verder toegelicht.

Bereik parameters

Als aanvulling op het genoemde vijfde aspect is volgens de auteurs van dit artikel eveneens de verdeling van de parameters binnen het beschouwde bereik van belang. Om dit te demonstreren, kan worden gekeken naar de ruim 1000 betonnen plaatbruggen in het Nederlandse Rijkswegennet. De wapeningsverhouding voor de langswapening ρl van deze bruggen is relatief laag, namelijk tussen 0,6% en 1,2%. Tevens heeft meer dan de helft van de plaatbruggen een grotere effectieve hoogte dan 600 mm. Wanneer naar bijvoorbeeld de 784 relevante experimenten uit de ACI-DAfStb dwarskrachtdatabase wordt gekeken, hebben maar tien proefstukken een grotere hoogte dan 600 mm en een ρl van tussen de 0,6% en de 1,2%. Dit is getoond in figuur 2 (het grijs gemarkeerde gebied). Wanneer de experimenteel gebruikte data niet representatief zijn voor de beoogde toepassing van de formule, kan de formule onnauwkeurige voorspellingen geven die mogelijk onveilig zijn. Omdat de formule geen fysische basis heeft, wordt een dergelijke invloed ook niet ‘vanzelf’ gecorrigeerd.

Een van de belangrijke uitgangspunten bij het ontwikkelen van een model voor de dwarskrachtweerstand is het verbeteren van de invloed van het schaaleffect

Invloed effectieve hoogte

Het overschatten van de dwarskrachtweerstand voor grote effectieve hoogten (het eerdergenoemde schaaleffect) is een goed voorbeeld van dat de experimenteel gebruikte data niet representatief zijn voor de toepassing in de praktijk.

Onderzoek TU Delft

Dat voor grotere effectieve hoogten de dwarskrachtweerstand wordt overschat, blijkt onder andere uit experimenteel onderzoek dat recentelijk in opdracht van Rijkswaterstaat is uitgevoerd door de TU Delft [9-11]. Dit onderzoek richtte zich op de dwarskrachtweerstand van gewapende betonnen elementen zonder dwarskrachtwapening. De hierbij gebruikte parameters zijn representatief voor de bestaande massieve betonnen brugdekken in Nederland. Zo had een deel van de proefstukken een effectieve hoogte van 1200 mm en was een wapeningsverhouding van de langswapening gebruikt tussen 0,3% en 1,2%. Een typische testopstelling voor de uitgevoerde dwarskrachtproeven is gegeven in figuur 1. Hierin zijn eveneens de geometrie en de wapening aangegeven. Foto 3 toont een proefstuk dat is bezweken op dwarskracht.

Foto 3. Proefstuk H351 na bezwijken op dwarskracht (d = 1160 mm, ρl = 0,36%)

In figuur 4 zijn de experimenteel gevonden waarden van de dwarskrachtweerstand, VR,c(exp), vergeleken met de dwarskrachtweerstand die is voorspeld met formule 6.2a van de huidige Eurocode, VR,c(EC6.2). Hierbij is VR,c(EC6.2), in tegenstelling tot formule 6.2a, gebaseerd op gemiddelde waarden zonder partiële veiligheidsfactoren. Bij een ideaal model is VR,c(EC6.2) altijd gelijk aan VR,c(exp). De ratio van VR,c(exp) en VR,c(EC6.2) is in deze figuur uitgezet tegen de effectieve hoogte d. De ratio van VR,c(exp) en VR,c(EC6.2) neemt duidelijk af bij toename van d.

Voor een effectieve hoogte van de proefstukken van nabij de 1200 mm, is de voorspelde dwarskrachtweerstand altijd hoger dan de werkelijke dwarskrachtweerstand. In een extreem geval is deze verhouding zelfs kleiner dan 0,5. Dit betekent dat de huidige Eurocode de werkelijke dwarskrachtweerstand een factor 2 overschat. Duidelijk is dat formule 6.2a het schaaleffect van de dwarskrachtweerstand onderschat. Met andere woorden, de factor k in formule 6.2a houdt onvoldoende rekening met de reductie van de gemiddelde schuifspanningsweerstand met een toenemende effectieve hoogte.

Toronto dwarskrachtproef

Een ander sprekend voorbeeld van een relevant experiment is de Toronto dwarskrachtproef [12] (foto 5). De proef is uitgevoerd op een betonnen balk met een hoogte van bijna 4 m. Voorafgaand aan het dwarskrachtexperiment zijn voorspellingen gedaan met de dwarskrachtformules uit de belangrijkste ontwerprichtlijnen wereldwijd, waaronder de Eurocode. Het experimentele resultaat toonde aan dat vrijwel alle voorspellingen de invloed van het schaaleffect onderschatten. Ook voor dit experiment overschatte de huidige Eurocode de werkelijke dwarskrachtweerstand met een factor 2.

Het verbeteren van de invloed van het schaaleffect is een belangrijke uitgangspunt geweest bij het ontwikkelen van een model voor de dwarskrachtweerstand in de nieuwe Eurocode. De commissieleden van TG4 stelden bovendien voor om uit te gaan van een model met een duidelijke fysische basis, gezien de beperkingen die zijn ondervonden met de huidige empirisch afgeleide formule.

Door uit te gaan van een formule met een fysische basis wordt de invloed van de dwarskrachtslankheid (of de scheurwijdte) meegenomen net als de invloed van de maximale korrelafmeting

Relatie tussen dwarskrachtweerstand, scheurwijdte en ruwheid scheur

Naast het uitvoeren van het experimenteel onderzoek hebben meerdere onderzoekers gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe theoretische modellen die het op dwarskracht bezwijken van elementen zonder dwarskrachtwapening kunnen verklaren, zoals Vecchio en Collins [13], Yang [14], Cavagnis [15] en Classen [16]. Bij de experimentele onderzoeken is veelvuldig gebruikgemaakt van Digital Image Correlation (DIC). DIC is een techniek waarbij een pixelpatroon wordt aangebracht op de oppervlakte van een proefstuk, waarvan gedurende het uitvoeren van het experiment digitale foto’s worden gemaakt. Op basis van een analyse van de foto’s kunnen de relatieve verplaatsingen worden bepaald. Daarmee is het mogelijk, beter dan in het verleden, een gedetailleerde analyse te maken van het zich openen van een kritische dwarskrachtscheur (fig. 6). Op deze manier kan de overdracht van schuifspanningen langs een kritische dwarskrachtscheur beter worden onderzocht. Het is echter nog steeds niet mogelijk gebleken deze ontwikkelingen direct te implementeren in een weerstandsformule die geschikt is voor de praktijk. De nieuw ontwikkelde modellen hebben echter wel geleid tot het inzicht dat de dwarskrachtweerstand van gewapende betonnen elementen zonder dwarskrachtwapening gerelateerd kan worden aan het zich openen van een kritische dwarskrachtscheur. Ook de Critical Shear Crack Theory (CSCT), een semi-empirisch model dat is ontwikkeld door Muttoni [17], gaat uit van dit inzicht. Deze CSCT vormt de basis voor de dwarskrachtweerstand in de nieuwe Eurocode.

In de CSCT zijn een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd, zodat een praktische dwarskrachtformule voor de praktijk kon worden ontwikkeld met behoud van het eerdergenoemde fysische inzicht. Zo is als vereenvoudiging aangenomen dat het zich openen van een dwarskrachtscheur kan worden uitgedrukt met de gemiddelde scheurwijdte. Deze gemiddelde scheurwijdte w kan worden gerelateerd aan het product van de rek van de langswapening (εv) en de scheurafstand, waarvoor voor de eenvoud d wordt aangehouden. Aangezien εv direct gerelateerd is aan het buigend moment M (εv = zAs Es), kan de dwarskrachtslankheid (a/d of MEd / VEd) direct in de weerstandsformule worden opgenomen. In de CSCT is verder de dwarskrachtweerstand van elementen met verschillende dwarsdoorsneden en de cilinderdruksterkten genormaliseerd met de term: VR,c / (bw d fcm).

In tegenstelling tot volledig empirische of volledig theoretische modellen, is bij de ontwikkeling van de CSCT een tussenstap genomen. Hierbij is aangenomen dat VR,c / (bw d fcm) kan worden gerelateerd aan de gemiddelde scheurwijdte w. In plaats van een complex model te ontwikkelen, heeft CSCT een regressieanalyse toegepast om een eenvoudige formule te kunnen afleiden. Deze regressieanalyse is gebaseerd op een selectie van in totaal 285 experimenten. Figuur 7 toont de uit de regressieanalyse afgeleide hyperbolische vergelijking. De parameter ddg, die wordt gebruikt in de term εv d / ddg, refereert aan de gemiddelde ruwheid van de kritische scheur en is afhankelijk van de gebruikte maximale korrelafmeting en de cilinderdruksterkte van beton.

Figuur 7. Relatie tussen εv d / ddg en de genormaliseerde dwarskrachtweerstand VR,c / (bw d √fcm) voor zowel de prEN 1992-1-1 als voor experimenteel gevonden waarden

In de nieuwe Eurocode is de hyperbolische vergelijking alleen opgenomen in de annex voor de beoordeling van bestaande constructies (prEN 1992-1-1, Annex I). Voor de hoofdtekst van de nieuwe Eurocode is deze hyperbolische relatie verder vereenvoudigd door Cavagnis [15], zodat de vorm lijkt op formule 6.2a in de huidige Eurocode. Om iteraties te voorkomen, is deze formule in een gesloten vorm afgeleid. De uiteindelijke formulering wordt verderop in dit artikel gegeven en verder uitgelegd (onder kopje ‘Schuifspanningsweerstand’). Een nadelig gevolg van deze eenvoudige formulering is dat voor elementen met een effectieve hoogte groter dan 500 mm nog steeds een correctiefactor kvd nodig is om het schaaleffect te corrigeren (kvd = 1,35 (100 ρl d / ddg)1/10).

Het voordeel van de gehanteerde aanpak is dat, in tegenstelling tot veel puur theoretische modellen, een niet al te ingewikkeld model kon worden afgeleid. Anderzijds biedt het model nog steeds een duidelijke fysische verklaring van het dwarskrachtgedrag. De formule is daarom minder gevoelig voor de selectie van de data in vergelijking tot een puur empirisch afgeleide formule. Hoewel hij is afgeleid van een veel kleinere dataset, blijkt de formule de dwarskrachtweerstand goed te kunnen voorspellen voor een zeer uitgebreide dataset, waaronder de ACI-DAfStb dwarskrachtdatabase, de Delftse dwarskrachtproeven op platen en zelfs de 4 m hoge balk die is beproefd in Toronto (fig. 7). Hoewel bij deze dwarskrachtexperimenten zeer verschillende combinaties van parameters zijn gebruikt, hebben alle gegevenspunten een zeer sterke cohesie. Een gedetailleerde afleiding van de formule naar zijn huidige vorm is te vinden in het achtergronddocument van de volgende generatie Eurocode betonconstructies [18].

Gezien de fysische basis van de formule kon deze op een consistente manier worden uitgebreid naar elementen zonder dwarskrachtwapening onderworpen aan een axiale druk (voorgespannen platen) of trek. In een volgend artikel zal verder worden ingegaan op de het effect van de normaalkracht op de dwarskrachtweerstand van elementen zonder dwarskrachtwapening.

Schuifspanningsweerstand

Nu de theoretische achtergrond is beschreven, zal de formulering volgens de nieuwe Eurocode worden toegelicht. In de nieuwe Eurocode wordt niet langer de dwarskrachtweerstand beschreven maar de schuifspanningsweerstand. Dit vereenvoudigt de formulering en maakt de in de praktijk gevonden weerstanden beter herkenbaar. De rekenwaarde van de schuifspanningsweerstand van elementen zonder dwarskrachtwapening kan worden bepaald met de formule:

τRd,c=0,66γv100 ρ1 fckddgd13

Hierin is γv de partiële factor voor de dwarskrachtweerstand als er geen dwarskrachtwapening aanwezig is. De parameter ddg beschrijft de gemiddelde ruwheid van de kritische scheur. Hierbij is ddg gelijk aan:

  • ddg = 16 mm + Donder (≤ 40 mm) voor beton met fck ≤ 60 MPa
  • ddg = 16 mm + Donder (60/fck)2 (≤ 40 mm) voor beton met fck > 60 MPa

Hierbij wordt met Donder gerefereerd aan de korreldiameter en is Donder gedefinieerd als de kleinste waarde van de grootste zeefmaat D voor de grofste korrelgroep volgens de specificatie van het beton. Wanneer in de praktijk geen ondergrens wordt gehanteerd, zal deze moeten worden voorgeschreven door de constructeur. De dwarskrachtweerstand neemt toe wanneer een grotere maximale korrelafmeting wordt gebruikt door toename van de scheurwrijving (aggregate interlock). Voor fck > 60 MPa is deze toename beperkter, omdat de scheuren zich door het toeslagmateriaal in plaats van eromheen vormen. Hierdoor neemt de relatieve toename van scheurwrijving af.

De parameter d is de effectieve hoogte. In de formule kan voor de eenvoud d worden ingevuld om de weerstand te bepalen. Op deze manier wordt zonder veel inspanning een conservatieve waarde voor τRd,c gevonden. Maar de d kan ook worden vervangen door de mechanische dwarskrachtoverspanning av die, onder de voorwaarde dat acs < 4d, gelijk is aan:

av=acs4·d 

In deze formule is acs de effectieve dwarskrachtoverspanning gerelateerd aan de toetsdoorsnede. Hierbij is acs gelijk aan |MEd / VEd| ≥ d. Als av in plaats van d wordt gebruikt, wordt rekening gehouden met de invloed van het moment (en dus de rek in de langswapening en de gemiddelde scheurwijdte) op de dwarskrachtweerstand. De maatgevende toetsdoorsnede moet worden gezocht en voor elke toetsdoorsnede moet worden nagegaan welke belastingscombinatie leidt tot de maatgevende combinatie van snedekrachten. Hierdoor kan een hogere waarde voor de dwarskrachtweerstand worden gevonden dan wanneer eenvoudigweg d wordt ingevuld, zij het met aanzienlijk meer inspanning.

Voor het beoordelen van de dwarskrachtweerstand bij bestaande bouw wordt de weerstand expliciet gerelateerd aan de gemiddelde scheurwijdte. Dit komt tot uiting in de formule voor de rekenwaarde voor de schuifspanningsweerstand τRd,c (Annex I.8.3.2(1)), die is gerelateerd aan het product van de rek in de langswapening εv en de effectieve hoogte d (de hyperbolische relatie). Door gebruik te maken van de originele formule zonder vereenvoudigingen ontstaat meer flexibiliteit in de toepassing van de formule voor complexe gevallen.

De schuifspanningsweerstand τRd,c moet groter zijn dan de gemiddelde schuifspanning τEd,c. Voor platen wordt de schuifspanning gevonden door de rekenwaarde van de dwarskracht per breedte-eenheid vEd te delen door z, de hefboomsarm voor het berekenen van de schuifspanning. Deze hefboomsarm z is gelijkgesteld aan 0,9d. Voor liggers wordt τRd,c gevonden door de rekenwaarde van de dwarskracht in de beschouwde doorsnede VEd te delen door de minimale breedte bw en z.

Samengevat

Literatuur

  1. Remmel, G., Zum Zugtragverhalten hochfester Betone und seinem Einfluss auf die Querkrafttragfahigkeit von schlanken Bauteilen ohne Schubbewehrung, in TH Darmstadt. 1992: Darmstadt.
  2. Zsutty, T.C., Shear Strength Prediction for Separate Catagories of Simple Beam Tests. ACI Journal 68(2), 1971, p. 138-143.
  3. Rafla, K., Empirische Formeln zur Berechnung der Schubtragfähigkeit von Stahlbetonbalken (Empirical formulas for the calculation of shear capacity of reinforced concrete beams). Strasse Brücke Tunnel 23(12), 1971, p. 311-320.
  4. König, G. and J. Fischer, Model Uncertainties Concerning Design Equations for the Shear Capacity of Concrete Members without Shear Reinforcement, CEB Bulletin No. 224. 1995, p. 117.
  5. Reineck, K.-H., D.A. Kuchma, and B. Fitik, Erweiterte Datenbanken zur Uberprufung der Querkraftbemessung fur Konstruktionsbetonbauteile mit und ohne Bugel. Deutscher Ausschuss fur Stahlbeton, 597, 2012.
  6. Yang, Y., et al., Shear Capacity of 50 Years Old Reinforced Concrete Bridge Decks without Shear Reinforcement, in The 3rd Congress of the International Federation for Structural Concrete. 2010: Washington DC.
  7. Yang, Y., et al., The shear capacity of reinforced concrete members with plain bars, in Structural faults and repair. 2016: Edinburg.
  8. Reineck, K.H., et al., ACI-DAfStb Database of Shear Tests on Slender Reinforced Concrete Beams without Stirrups. ACI Structural Journal, 2013. 110(5), p. 867-875.
  9. Yang, Y., H. van der Ham, and M. Naaktgeboren, Shear capacity of RC slab structures with low reinforcement ratio – an experimental approach, in fib symposium. 2021: Lisbon.
  10. Yang, Y. and R.T. Koekkoek, Measurement report on the transition between flexural and shear failure on RC beams without shear reinforcement. 2016, Delft University of Technology: Delft.
  11. Yang, Y., Shear behaviour of deep RC slab strips (beams) with low reinforcement ratio. 2021, Delft University of Technology.
  12. Collins, M.P., et al., The Challenge of Predicting the Shear Strength of Very Thick Slabs. Concrete International 37(11), 2015, p. 29-37.
  13. Vecchio, F.J. and M.P. Collins, The Modified Compression-Field Theory for Reinforced Concrete Elements Subjected to Shear. ACI Journal 83(2), 1986, p. 219-231.
  14. Yang, Y., Shear Behaviour of Reinforced Concrete Members without Shear Reinforcement – A New Look at an Old Problem, in Department of Civil Engineering. 2014, Delft University of Technology: Delft, the Netherlands.
  15. Cavagnis, F., Shear in reinforced concrete without transverse reinforcement: from refined experimental measurements to mechanical models. 2017, EPFL: Lausanne.
  16. Classen, M., Shear Crack Propagation Theory (SCPT) – The mechanical solution to the riddle of shear in RC members without shear reinforcement? Engineering Structures.
  17. Muttoni, A. and M.F. Ruiz, Shear Capacity of Members without Transverse Reinforcement as Function of Critical Shear Crack Width. ACI Structural Journal 105(2) 2008, p. 163-172.
  18. Muttoni, A., et al., Background document to subsections 8.2.1 and 8.2.2: Shear in members without shear reinforcement. 2021.

Reacties

J. de Wit - Vulkan-Europe bv 30 maart 2023 10:42

Als ik de informatie over de nieuwe Eurocode betonconstructies / dwarskracht lees dan merk ik op dat de aangegeven berekeningen gebaseerd zijn op wapening van staal . Maar anno 2023 moet het toch duidelijk zijn dat een wapening van staal vervangen zal worden door een wapening van basaltvezels . Dit alleen al qua materiaal eigenschappen en ook milieutechnisch . Basaltvezel wapening kan niet corroderen dus ook de verwijzing naar de scheurwijdte dient herzien te worden .

x Met het invullen van dit formulier geef je Cement en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren