thema
Drukmembraanwerking
4 2 0 12
68
thema
Drukmembraan-
werking
Effect van zijdelingse opsluiting van het dek bij omgekeerde T-liggers
Drukmembraanwerking4 2 0 12
69
12001200
randbalk
in situ beton
deklaag
druklaag
bekisting
1
Veel bruggen zijn opgebouwd uit
omgekeerde T-liggers met druklaag
2 Omgekeerde T-liggers met druklaag,
doorsnede
Dunne betonnen dekken komen in Nederland bij bruggen
onder andere voor bij toepassing van T-liggers. Een dek kan
tussen de flenzen van deze T-liggers worden gestort. Dit is de
zogenoemde tussenstort, die daarna eventueel kan worden
voorgespannen. Bij omgekeerde T-liggers wordt later een in het
werk gestorte, gewapende druklaag aangebracht. In dit artikel
wordt, op basis van een literatuurstudie, ingegaan op de druk-
membraanwerking (compressive membrane action, CMA) van
deze gewapende druklagen. Experimenteel onderzoek naar het
effect van deze drukmembraanwerking in voorgespannen
tussenstorts wordt in de tweede helft van 2012 uitgevoerd in
het Stevinlaboratorium.
Bij de omgekeerde T-ligger is de druklaag volledig als
gewapend beton uitgevoerd met een dikte van 160 mm bij een
liggerafstand van 1,2 m (fig. 2). Deze methode en bijbehorende
afmetingen zijn tot het uitkomen in 1990 van de 'groene versie'
van NEN 6723 [1] (de latere VBB 1995) gelijk gebleven.
Doordat met het uitkomen van deze NEN 6723 voor het eerst
een toetsing op vermoeiing werd geëist, nam de dikte van de
druklaag bij nieuwe dekken toe tot 210 mm. Deze dikte nam
opnieuw toe tot 230 mm met het uitkomen van NEN
6706:2005 Verkeersbelastingen op Bruggen [2] in 2007. In deze
norm werden onder andere de aslasten verhoogd tot 300 kN.
Deze dikte is onveranderd gebleven wanneer toetsing volgens
de huidige Eurocode 1992-2 [3] wordt verricht. De vraag wordt
nu gesteld of de betonnen dekken met een dikte van 160 mm
nog steeds voldoende veilig zijn.
Literatuuronderzoek
In 1955 werden gewapend betonnen vloeren van een drie verdie-
pingen tellend gebouw belast [4]. De bezwijkbelasting was drie à
vier maal zo hoog als berekend met de vloeilijntheorie. De
aan wezigheid van grote drukmembraankrachten en het effect op
het bezwijkdraagvermogen werd in die tijd al herkend.
Bij de analyse van experimentele resultaten van isotroop
gewapende (aan boven- en onderzijde) betonnen platen die
Drukmembraanwerking in dunne druklagen
kan zorgen voor een hoger bezwijkdraag
vermogen. Bij de TU Delft is onderzoek
uitgevoerd naar hoe deze drukmembraan
werking kan worden meegenomen in
gewapende druklagen van viaducten met
omgekeerde T liggers. Dit in het kader van
het onderzoeksprogramma van Rijkswater
staat naar het afschuifdraagvermogen van
bestaande kunstwerken.
1
2
dr.ir. Cor van der Veen
TU Delft, fac. CiGT
ir. Jan Gijsbers
TNO
dr.ir. Ane de Boer
Rijkswaterstaat
thema
Drukmembraanwerking
4 2 0 12
70
uitwendige belasting
doorbuiging
drukmembraan-
werking trekmembraan-
werking
buigwerking
drukmembraanwerking
moment en krachtswerking (inklemming) uitwendige belasting
spanningsverdeling krachtswerking
in het vlak
vrije oplegging drukmembraanwerking
zijdelingse opsluiting3
Ontwikkeling van drukmembraanwerking [9]
4 Schematische weergave van het effect druk -
membraanwerking
en buigweerstand. Hiertoe werd een nieuwe factor, de verhin-
deringsgraad (zie verderop), geïntroduceerd. Bij de analyses
bleek dat de meeste brugdekken bezwijken op pons en niet op
buiging. Dit verschijnsel is aangetoond met zowel schaalproe-
ven als met experimenten op ware grootte.
Deze theorie, die experimenteel is ondersteund, is de basis voor
de Canadese [13] en Nieuw-Zeelandse [14] voorschriften.
Omdat deze analytische methode als lastig werd ervaren ?
vooral het vaststellen van de verhinderingsgraad is moeilijk ?
werd een andere methode ontwikkeld. Deze methode is
eenvoudiger en gaat uit van volledige verhindering aan de
randen van de plaat. Het uitgangspunt van deze methode werd
gegeven door McDowell et al [15] en is verder ontwikkeld door
Kirkpatrick et al in 1984 [16]. Het voorschrift van de 'Highway
Agency' van het Verenigd Koninkrijk [17] is gebaseerd op deze
theorie, die ook experimenteel is bevestigd [18, 19].
Onderzochte parameters drukmembraanwerking
In het onderzoek dat de grondslag geeft voor de 'Ontario
highway bridge design code' [20] zijn de belangrijkste parame-
ters die het effect van drukmembraanwerking beïnvloeden
nader onderzocht. Zo is de invloed van de slankheid
(= verhouding overspanning/dikte), de belastingpositie, de
spanningen ten gevolge van blijvende (rustende) belasting, de
wapeningsverhouding en de betondruksterkte op de draag-
capaciteit van het gewapend betonnen dek onderzocht. Ook is
het effect van de ponskracht in het gebied waar negatieve
momenten aanwezig zijn nader beschouwd.
In Ontario is in het laboratorium het gedrag onderzocht van
een schaalmodel 1:8 van een brug met I-balken waarop een
betonnen dek was gestort. De totale afmetingen van het schaal-
model waren gelijk aan 24,4 x 9,8 m en het dek was in twaalf
panelen verdeeld. De belasting werd via een rubber oplegblok
horizontaal opgesloten waren, bleek, afhankelijk van het wape-
ningspercentage, een bezwijkbelasting te worden gevonden die
1,60 tot 8,25 zo groot was als bepaald met de vloeilijnentheorie
[5].
In de jaren rond 1960 was de aandacht vooral gericht op het
verhogende effect van de drukmembraankracht op de capaci-
teit van de vloer. Belangrijke bijdragen werden onder andere
geleverd door Christiansen [6], Park [7] en Liebenberg [9].
Door Liebenberg werd duidelijk uitgelegd hoe drukmembraan-
werking kan optreden in een plaat die horizontaal verhinderd
is om te vervormen (fig. 3).
Bij een toenemende verticale belasting zullen de randen van de
plaat door doorbuiging horizontaal naar buiten willen verplaat-
sen. Door scheurvorming wordt dit effect versterkt. Ook in een
ongewapende betonnen plaat ontstaat dit verschijnsel. Wanneer
de rand van de plaat wordt verhinderd naar buiten te verplaat-
sen, ontstaat een zogenaamde drukmembraankracht in de
plaat. Deze drukmembraankracht vergroot de buigcapaciteit
maar ook de ponsweerstand (fig. 3).
De invloed van de drukmembraanwerking op de ponscapaciteit
werd vooral onderzocht door onder andere Hewitt en
Batchelor [10, 11]. Deze onderzoekers maakten gebruik van de
(buig)theorie van Park en combineerden deze theorie met de
ponstheorie van Kinnunen en Nylander [12]. Zij slaagden er al
in 1975 in om het effect van gedeeltelijke verhindering van de
plaat in rekening te brengen op de berekende ponsweerstand
3a
4
3b
Drukmembraanwerking4 2 0 12
71
belasting [kN]
doorbuiging [mm]a = orthotroop
b = isotroopmidden van
dekdikte
0%0,2%
0,6%
0,4%
a b
b b
b
25
20
15
10
5
0 0 2 46 810 5
Belasting-doorbuigingrelaties voor platen uit het Batchelor 4 ligger-model [11]
is dat een minimale isotrope wapening van 0,2% voldoende is
om in de uiterste grenstoestand voldoende veiligheid tegen
doorponsen te bieden.
Resultaten van proefbelastingen op brugdekken in
situ
Om het ontwikkelde rekenmodel [20] te controleren, is in
Ontario een aantal panelen van een nieuw brugdek gebruikt
om veel lagere wapeningspercentages (lager dan 1%) dan
gebruikelijk toe te passen. Dit brugdek is later belast met een
ponslast van 422 kN (wielprint 250 x 250 mm
2), zonder dat
gevaar op bezwijken bestond [21]. De h.o.h.-afstand van de
liggers bedroeg 2,75 m en 2,29 m. De volgende variabelen zijn
gebruikt:
? dekdikte: 178 mm, 190 mm en 203 mm;
? wapening: 0,2%, 0,3%, 0,6% en 1,0%;
? betondekking: 51 mm, 63 mm en 76 mm.
In totaal zijn 36 panelen succesvol belast. Het bleek dat de
panelen met 0,2% wapening (staven h.o.h. 407 mm) behoor -
lijke scheurvorming lieten zien die ook aanwezig bleef nadat de
belasting was verwijderd. Bij de dekken met 0,3% wapening
waren slechts haarscheurtjes te zien die bij ontlasten niet meer
zichtbaar waren. Dit was onafhankelijk van de andere parame-
ters. Bij een aslastgrootte en bijbehorende wielprints die in de
praktijk voorkomen, was geen opening van deze haarscheuren
zichtbaar. Op basis van deze gegevens is besloten alle nieuwe
gewapende betonnen dekken uit te voeren met een isotrope
wapening van 0,3%, zowel in het boven- en ondernet [20].
In aanvulling op de ponsbelasting is ook de afdracht van de
belasting naar de liggers en de grootte van de betontrekspan-
ning boven de liggers in het dek beschouwd. Aangetoond is dat
de trekspanning in het dek altijd kleiner bleef dan 1,4 N/mm
2.
Dit komt overeen met de waarneming dat dit type brugdek in
de praktijk ongescheurd blijft.
Zeker nog eens 40 bruggen zijn belast door in totaal meer dan
200 individuele ponsbelastingen door Csagoly et al [22]. Al
deze brugdekken waren sterk aangetast en herkenbaar door
uitgebreide scheurvorming, met waterlekken. De maximum-
belasting bedroeg 445 kN en werd aangebracht op twee vier -
op het dek aangebracht. Van de 68 uitgevoerde proeven op
diverse schaalmodellen bezweken alle (op één na) gewapende
dekken en sommige ongewapende dekken op pons. De wape-
ning was isotroop en orthotroop aangebracht en het wape-
ningspercentage bedroeg 0%, 0,2%, 0,4% en 0,6%. Naarmate de
belasting toenam, werden meer scheuren aan de onderzijde van
het dek waargenomen. De eerste scheuren ontstonden tussen
de 25% en 50% van de bezwijkbelasting. Het bezwijken
gebeurde altijd explosief. Het bleek dat de bezwijkbelasting niet
significant werd beïnvloed door: de paneellocatie, de span-
ningen ten gevolge van rustende belasting, de gebieden met
positieve of negatieve momenten en het bezwijken van naast-
gelegen panelen. De minimaal gevonden belastingfactor was
16. Dit betekent dat bij een conventioneel ontworpen brug in
werkelijkheid eerst de balken bezwijken waarop het dek is
gestort.
Van deze modelproeven zijn belasting-doorbuigingrelaties
gegeven in Batchelor [11]. Duidelijk is te zien dat ook de platen
zonder wapening nog een aanzienlijke belasting kunnen
dragen. Verder blijkt wapening uitgevoerd als een isotroop
enkelnet, gelegen halverwege de dikte van het dek, zich verge-
lijkbaar te gedragen met een isotroop gewapend boven- en
ondernet met 0,2% en 0,4% wapening (fig. 5).
Isotroop gewapende dekken zijn beproefd in modellen
bestaande uit drie of vier liggers. Twee slankheden van het dek,
te weten 20,6 en 13,7, zijn beproefd bij verschillende wape-
ningspercentages. De bezwijkbelasting neemt toe bij afname
van de slankheid en toename van de wapening (0,2%, 0,4% en
0,6%). Maar zelfs het betonnen dek zonder wapening bereikte
een sterkte die 13,5 keer zo hoog was als vereist. Geconcludeerd
5
thema
Drukmembraanwerking
4 2 0 12
72
gewapend betonnen liggers en een gewapend betonnen dek
3.
(composiet);
voorgespannen geprefabriceerde betonnen liggers met een
4.
gewapend dek (composiet).
Voor de samenwerkende liggers en plaat (typen 2, 3 en 4) werd
een ondergrens van de verhinderingsgraad ? = 0,5 bepaald.
Deze verhinderingsgraad is in Ontario met behulp van model-
experimenten in het laboratorium, waarbij de membraandruk-
kracht als functie van de verhinderingsgraad varieerde,
aangetoond [23].
Om drukmembraanwerking te kunnen toepassen, dient een
verhinderingsgraad ? = 0,5 aanwezig te zijn. Indien de brug
(viaduct) aan een aantal randvoorwaarden voldoet, is deze
verhinderingsgraad minimaal aanwezig. Deze randvoorwaar -
den zijn bijvoorbeeld in de 'Bridge manual' van Nieuw-Zeeland
[14] vastgelegd in de toetsing volgens de 'empirische evaluatie-
methode'. De toepassing van drukmembraanwerking is
toe gestaan voor zowel nieuwe bruggen als bestaande bruggen
(resp. §4 en §6 in [14]).
De empirische methode houdt rekening met drukmembraan-
werking (CMA) en is gebaseerd op proefresultaten. De evalu-
atie van zowel composiet als niet-composiet gewapend beton-
nen dekken mogen volgens deze methode worden uitgevoerd
mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
? De ondersteunende balken of liggers zijn van staal of beton.
? Dwarsdragers of dwarsbalken zijn continu uitgevoerd tussen
de buitenste balken of liggers en de maximale afstand tussen
deze dwarsbalken is gelijk aan:
? bij stalen I-balken en kokerbalken van staal of beton: 8 m;
? gewapend en voorgespannen betonnen liggers: overspan-
ning (dwarsdrager bij de opleggingen);
? de verhouding overspanning/minimale dekdikte (L
s ) is niet
groter dan 20. In scheve platen, waar de wapening even-
kante (254 x 254 mm
2) neopreen opleggingen met 76 mm
tussenruimte. Indien de doorbuiging van het dek groter was dan
verwacht, werd de belasting cyclisch herhaald.
Indien de top van de gevonden hysteresis divergeerde, was men
bang dat het dek zou bezwijken en moest nader onderzoek
worden uitgevoerd. Dit werd slechts een enkele keer waar -
genomen.
Verhinderingsgraad
Een belangrijke voorwaarde voor het ontslaan van drukmem-
braanwerking is de aanwezigheid van zijdelingse opsluiting van
het betonnen dek. Bij een doorgaand betonnen dek worden de
randen verhinderd horizontaal te verplaatsen door de horizontale
stijfheid van het dek en dwarsdrager(ligger)systeem. Het totale
effect van deze verhindering is ondergebracht in een empirische
factor ? , die de verhinderingsgraad uitdrukt en de mate van
verhindering weergeeft. In theorie is de verhinderingsgraad ? = 1
bij een volledig opgesloten plaat en ? = 0 bij een vrij opgelegde
statisch bepaalde plaat belast op buiging. In de praktijk zal deze
verhinderingsgraad liggen tussen deze beide uitersten.
Om deze verhinderingsgraad vast te stellen zijn in Ontario
totaal 48 proefbelastingen uitgevoerd op 28 verschillende
bruggen. Met behulp van de ontwikkelde theorie is de optre-
dende verhinderingsgraad bepaald. De resultaten van deze
proefbelastingen zijn weergegeven in tabel 1 [23].
In deze tabel zijn de resultaten samengevat van experimenten
uitgevoerd op vier verschillende brugtypen. Deze vier typen
bruggen bestaan achtereenvolgens uit: stalen liggers met een gewapend betonnen dek die als niet-
1.
samenwerkend (niet-composiet) zijn te beschouwen;
stalen liggers met een gewapend betonnen dek die als samen-
2.
werkend zijn te beschouwen (composiet);
Tabel 1 Berekende verhinderingsgraad in geteste bruggen [23]
niet-composiete
staalbetonligger composiete
staalbetonliggerbetonnen balken en
plaat voorgespannen ligger en
betonnen plaat
brug ?-waardebrug?-waardebrug?-waarde brug?-waarde
1
2
3
4
5
6
7
8
9 0,23; 0,25
0,21; 0,33
0,31; 0,33
0,71
0,61; 0,63
0,24
0,34; 0,55
1,0
0,.21; 0,2510
11
12
13
14
15
16
17
181,0
1,0; 1,0; 1,0
0,8; 1,0
0,75; 0,83; 1,0
0,96
0,75
1,0
0,98
0,9419
20
21
22
23
24
25
26
1,0
0,48; 0,5; 0,71; 0,75
0,75; 0,75; 0,75
0,63; 0,75; 1,0
1,0
0,4
0,82; 1,0
1,0; 1,0 27
28
0,66
1,0
gemiddelde
?-waarde 0,41
0,930,78 0,83
Drukmembraanwerking4 2 0 12
73
totale belasting [kN]
verplaatsing [mm]einde van test
0 0
50
0,51,0 1,52,0 3,0 4,0
3,5
2,5
100 150 200 250 300 350 400 450 500
1
1 2
2 2
3 6
Een hysteresis van een belasting-doorbuigingskromme [20]
? betonsterkteklasse: C35/45 (minimaal aanwezig);
? veldwapening: hoofdwapening Ø12 ? 100 of Ø12 ? 150
verdeelwapening Ø8 ? 150 of Ø8 ? 200
Kies de laagste hoeveelheid wapening (conservatief ) om het
gemiddelde wapeningspercentage te bepalen. Dit levert dan
een gemiddeld wapeningspercentage (hoofd- en verdeel-
wapening) van circa 0,4%.
In Nederland worden alle geprefabriceerde liggerbruggen met
einddwarsdragers uitgevoerd. De in Nederland toegepaste
omgekeerde T-liggers met gewapende druklaag voldoen aan
alle gestelde randvoorwaarden zoals hier direct boven vermeld.
Na berekening blijken deze druklagen te voldoen op sterkte
onder de Eurocode (verkeersbelasting).
Conclusies
Het toepassen van het effect van drukmembraanwerking is in
de buitenlandse voorschriften vastgelegd voor de toepassing op
gewapend betonnen dekken. Indien een brugdek aan een
aantal randvoorwaarden voldoet, mag met het effect van druk-
membraanwerking worden gerekend. Door dit effect wordt
zowel de momentcapaciteit als de ponscapaciteit sterk vergroot.
Experimenteel is aangetoond dat voor praktische afmetingen
vrijwel altijd bezwijken op pons optreedt. Deze verhoogde
ponscapaciteit kan worden bepaald via voorschriften en richt-
lijnen van Canada, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk.
Nieuw-Zeeland gebruikt grafieken die de draagcapaciteit van
een gewapend dek bepalen die identiek zijn aan de grafieken
vermeld in de Canadese voorschriften. Beide voorschriften
passen een zogenaamde verhinderingsgraad toe die de mate
van horizontale opsluiting van het dek bepaald. In de voor -
schriften en richtlijnen van het Verenigd Koninkrijk wordt
uitgegaan van een vereenvoudigd rekenmodel met volledige
opsluiting van het dek. Bovenstaande voorschriften zijn geba-
seerd op de resultaten van experimenteel onderzoek. Op basis
van deze resultaten kunnen de volgende conclusies worden
getrokken:
- dekken gewapend met een isotroop enkelnet, gelegen
halverwege de dikte van het dek, gedragen zich vergelijkbaar
met een dek gewapend met een boven- en ondernet (0,2% en
0,4%);
wijdig aan de schuine zijde is geplaatst, wordt de schuine
overspanning L
s /cosY gebruikt, waarin Y de hoek van
scheefheid is;
? de overspanning L
s of L s /cosY mag niet groter zijn dan 4,5 m.
? De betondruksterkte is niet lager dan 20 N/mm
2;
? De minimale betonnen dekdikte (ook bij variabele dikte) is
niet kleiner dan 150 mm.
? Er moet een overstek van ten minste 0,80 m aanwezig zijn ten
opzichte van het hart van de buitenste ligger. Het overstek
heeft minimaal een dekdikte zoals gebruikt is om de verhou-
ding overspanning/dekdikte te bepalen. Aan deze voorwaar -
den wordt ook voldaan indien een integrale verdikking op
het dek aanwezig is met een minimaal equivalente integrale
doorsnede gelijk aan een doorsnede van het dek met breedte
van 0,80 m.
Draagcapaciteit druklaag op omgekeerde T-liggers
Gewapend betonnen dekken komen in Nederland vooral voor
bij omgekeerde T-liggers waarop later een in het werk gestorte
druklaag wordt aangebracht. Zoals eerder gesteld, is de dikte
van dit betonnen dek (druklaag) gelijk aan 160 mm bij een
liggerafstand van 1,2 m. De draagcapaciteit van de druklaag
van 160 mm is in het dwarskrachtonderzoek onder andere
getoetst volgens de 'New Zealand code' [14].
Op basis van waarnemingen in de praktijk zijn de volgende
uitgangspunten voor de druklaag gehanteerd:
6
thema
Drukmembraanwerking
4 2 0 12
74
? de dekken met een enkele centrische wapening gedragen zich
vergelijkbaar met dekken gewapend met een boven- en
ondernet;
? de optredende doorbuiging is laag en werd niet beïnvloed
door het percentage en de locatie van de wapening;
? na het ontlasten van de maximale belasting (430 kN) veerde
het dek vrijwel terug, zodat de doorbuiging vrijwel omkeer -
baar verloopt.
Een typisch Nederlandse brug bestaande uit geprefabriceerde
liggers h.o.h. 1,20 m en een druklaag van 160 mm dik met
betonsterkteklasse C35/45 is berekend met behulp van de voor -
schriften en richtlijnen van Nieuw-Zeeland. Volgens deze voor -
schriften voldoet het brugdek op sterkte.
?
? ook ongewapende platen kunnen een veel hogere belasting
dragen dan bepaald met de conventionele buigtheorie;
? een minimale isotrope wapening van 0,2% is voldoende om
in de uiterste grenstoestand voldoende veiligheid tegen
doorponsen te bieden;
? voor het ontwerp van nieuwe dekken wordt 0,3% isotrope
wapening geëist, omdat dan eventuele scheuren in het dek na
ontlasten volledig sluiten (niet zichtbaar).
Bij proeven (in Ontario) uitgevoerd op een gewapend beton-
nen dek van 160 mm dik en een dekoverspanning (h.o.h.-
afstand liggers) van 1,50 m en 2,0 m is het volgende waar -
genomen:
? alle dekken blijven ongescheurd onder de gebruiksbelasting
(wielbelasting) van 112,5 kN;
? LiTera Tuur
1 NEN 6723 Voorschrift beton bruggen ? Constructieve eisen en
rekenmethoden ( VBB 1995).
2 NEN 6706: 2005 Verkeersbelastingen op bruggen ? TGB 1990.
3
NEN-EN 1992-2 Eurocode 2, Deel 2: Bruggen ? Regels voor ontwerp
en berekening en voor detaillering.
4 Ockleston, A.J., Load tests on a 3-story reinforced concrete building
in Johannesburg. Structural Engineer, 33 (10), 1955, pp. 304-322.
5 Ockleston, A.J., Arching action in reinforced concrete slabs.
Structural Engineer, 36 (6), 1958, pp. 197-201.
6 Christiansen, K.P., The effect of membrane stresses on the ultimate
strength of the interior panel in a reinforced concrete slab. Structural
Engineer, 41 (8), 1963, pp. 261-265.
7 Park, R., Tensile membrane behaviour of uniformly loaded
rectangular reinforced concrete slabs with fully restrained edges.
Magazine of concrete research, 1964.
8 Park, R., Gamble, W.L., Reinforced concrete slabs, 2nd edition. 2000,
chapter 12.
9 Liebenberg, A.C., Arching action in concrete slabs. National Building
Research Institute, Council for Scientific and Industrial Research,
Report 234, Johannesburg, South Africa, 1966.
10 Hewitt, B.E., Batchelor, B. de V., Punching shear strength of restrained
slabs. Journal of Structural Division, AMCE, 101 (ST9),1975.
11 Batchelor, B. de V., Membrane enhancement in top slabs of
concrete bridges. Concrete bridges engineering: performance and
advances, edited by Cope, R.J., Routledge, 1990.
12 Kinnunen, S., Nylander, H., Punching of concrete slabs without shear
reinforcement. Transactions no. 158. Stockholm, Royal Institute of
Technology, 1960.
13 Canadian highway bridge design code CAN/CSA-S6-00 (new
version available for comment 2005 CSA-Technical Committee). Canadian Standards Association, Canada.
14 Bridge manual, second edition. Transit New Zealand, 2003, section
6: Evaluation of bridges and culverts.
15 McDowell, E.L., McKee, K.E. & Sevin, E., Arching action theory of
masonry walls. Journal of the Structural Division, ASCE, 82 (ST2), 1956,
pp. 915-1 to 915-18.
16 Kirkpatrick J., Rankin G.I.B. & Long, A.E., Strength of evaluation of
M-beam bridge deck slabs. Structural Engineer, 62b, no. 3, 1984, pp.
60-68.
17 Use of compressive membrane action in bridge decks, design
manual for roads and bridges. Highways Agency, BD/81/02,
London, 2002, vol. 3, section 4, part 20.
18 Rankin, R.A., Niblock, A.S. & Skates, A.E., Long, Compressive
membrane action strength enhancement in uniformly loaded,
laterally restrained slabs. Structural Engineer, 69 (16), 1991.
19 Taylor, S.E., Rankin, B., Cleland, D.J. & Kirkpatrick, J., Serviceability of
bridge deck slabs with arching action. ACI Structural Journal, 2007,
pp. 39-48.
20 Design of thin concrete deck slabs by the Ontario highway bridge
design code, SRR-79-11. Ministry of Transportation, 1979.
21 Dorton, R., Holowka, M. & King, P., The Conestogo river bridge,
design and testing. Canadian Journal of Civil Engineering, 4 (1), 1977.
22 Csagoly, P., Holowka, M. & Dorton, R., The true behaviour of thin
concrete bridge slabs. Transportation Research Record, 664, 1978.
23 Dorton, R.A., Csagoly, P.F., The development of the Ontario bridge
code, Struc-77-03. Ministry of Transportations and Communications,
1977.
24 Desayi, P., Kulkarni, A.B., Membrane action, deflections and cracking
of two-way reinforced concrete slabs. Materials and Structures, 10
(59), 1977, pp. 303-312.
Reacties