DE UITVINDING VAN HET GEWAPEND BETONIn een te Utrecht gehouden vergadering van hetGenootschap voor de Geschiedenis der Genees-kunde, Wiskunde en Natuurwetenschappen heeftKolonel der Genie b.d. P. W. Scharroo de vraagbehandeld, wie het gewapend beton heeft uitge-vonden. Na een grondig en uitvoerig gedocumen-teerd betoog kwam de spreker tot de volgendeconclusies:1. Wie de eigenlijke uitvinder is van het gewa-pend beton, is niet met juistheid te zeggen2. In het midden van de 19e eeuw werden inEngeland door Brunei en door Tyerman envooral in Frankrijk door Lambot, Monier,Coignet e.a. verschillende pogingen gedaan ombeton te versterken met ijzer, zonder dat hierdoorgewapend beton werd vervaardigd in de werkelijkebetekenis en overeenkomstig het eigenlijke beginselvan het materiaal.3. De Amerikaanse advocaat Hyatt was om-streeks 1877 de eerste, die op grond van onder-zoekingen, waarmede hij reeds in 1855 was be-gonnen, het beginsel en het ware karakter aangafvan de verbinding van beton en ijzer in het mate-riaal gewapend beton. Zijn arbeid, die in weten-schappelijk opzicht merkwaardige resultaten gaf,vond echter niet die belangstelling, welke tot ver-dere ontwikkeling en tot ruime toepassing van hetnieuwe materiaal had kunnen leiden.4. De patenten van de Franse tuinman JosephMonier voor het maken van verschillende beton-constructies, versterkt met ijzer, hebben de weg ge-baand voor de ontwikkeling van het nieuwe mate-riaal gewapend beton.5. De wetenschappelijke grondslagen van hetgewapend beton en een juist inzicht in de samen-werking van beton en ijzer in ??n materiaal werdenin Duitsland vastgelegd door theoretische bestu-dering en practische onderzoekingen van Ing.Waysz, Prof. Bauschinger e.a.6. De Duitse ingenieur Dr Ing. Mathias Koe-nen gaf in 1886 de eerste wetenschappelijke, sta-tische berekening van afmetingen en wapening.KANAMITEEEN AMERIKAANS PRODUCT VANHETZELFDE TYPE ALS SPHERULITE?Een kort bericht in een Amerikaans tijdschrift1) vermeldt, datin het Illinois Institute of Technology een bijzondere kunst-matige toeslagstof voor beton is ontwikkeld.De beschrijving van dit ,,KANAMITE" komt wel zeer sterkovereen met het beeld, dat wij2) kregen van het BelgischeSPHERULITE: holle glazen bolletjes van 0,175 tot 0,30 mmdiam.Wel bevat Spherulite een vrij groot percentage deeltjes, diekleiner zijn dan 0,175 mm, maar de bovengeciteerde opgaveis wellicht ook alleen bedoeld om een indruk te geven.Het proc?d? voor het maken van de Kanamite-bolletjes, datin opdracht van de KANIUM Corp. of Chicago werd ont-wikkeld, bestaat daarin, dat men klontjes gemalen en ge-zeefde klei vrij laat vallen door een vertikale oven, waar-van het middengedeelte door gasvlammen tot 1 500 ?C isverhit. Onder het vallen smelten de kleikorreltjes, blazenzich dan op, vermoedelijk doordat het oppervlak het eerstis gesmolten, terwijl zich nog lucht en/of vocht in het in-wendige van de korrels bevindt, waarna ze onder het ver-dere vallen weer afkoelen.De auteur, vermoedelijk de fabrikant, ziet er grote moge-lijkheden in als toeslag- en vulstof van laag soortelijk gewicht,zowel voor kunststoffen als voor beton.In betonmengsels zou het Kanamite de plasticiteit verbete-ren, ook bij een lage w.c.f., zodat men onder omstandig-heden het overscheppen van vers beton en vultrechters kanvervangen door een pompinstallatie, zonder aan sterkte inte boeten.Blijkbaar propageert men de toepassing van Kanamite inplaats van zand in normale betonmengsels, tezamen metgrovere toeslag.Of de Kanamite-bolletjes een iets hogere wanddikte bezittendan het Spherulite, of dat ook deze, in de plastische massaingebed, voldoende in staat zouden blijken, de mechanischestoten van het mengen, plaatsen en trillen te doorstaan,kunnen wij natuurlijk niet beoordelen.Interessant is zeker, dat men ginds uit klei en in Belgi? uiteen bepaald soort slakken, op analoge wijze tot kunstmatigetoeslagmaterialen van eenzelfde type is gekomen.Bij de ontwikkeling van het Spherulite heeft men oorspron-kelijk wel overwegend gedacht aan de toepassing voor spe-ciaal ?solatiebeton, terwijl in Amerika de nadruk wordt ge-legd op de economische voordelen, die ook een kleineverbetering van de plasticiteit kan geven..Dr. R. A. J. Bosschart1) Building with bubbles: Chemie, and Engin. News 30 (1952) - 38 -blz. 39052) Bosschart, Spheruiite-isolatiebeton: Cement 4 (1952) - 19/20 -blz. 346Boekbesprekingir. C. H. Grooten, b.t., Bestekken en begro-tingenAis eenmaal het ontwerp voor een bouwwerkgereed is en de uitgewerkte sohetstekening,veelal reeds als bestektekening uitgewerkt,op tafel ligt, komt voor de architect of debouwkundige nog het moeilijke en verant-woordelijke werk van het maken van het be-stek. Het is helaas niet mogelijk alles op detekeningen aan te geven, terwijl ook de testellen eisen aan materialen en uitvoeringmoeten worden vastgelegd, benevens zo vele,ook administratieve, bepalingen.Het samenstellen van een goed bestek vereisteen degelijke kennis van het bouwvak, eengoed inzicht in de uitvoering van het bouw-werk en een grote ervaring in gebruik entoepassing van de vele bouwvoorschriften, uit-voeringsvoorschriften, administratieve bepalin-gen, enz., waarin voor de oningewijde velevoetangels en klemmen verborgen liggen.Reeds vele kundige vaklieden hebben hunkrachten beproefd aan het opstellen van eengoede en overzichtelijke handleiding voor hetsamenstellen van bestekken en het maken vanbegrotingen, ieder naar eigen inzicht ?n dezeomvangrijke materie.In zijn boek: ,,Bestekken en begrotingen",heeft Ir. Grooten terecht de grootste plaatsingeruimd voor de theorie over het samen-stellen van het bestek, waarbij hij een zeeruitgebreide studie maakt van het vergelijkenvan de bepalingen in de A.V. en de A.A.V.ten aanzien van dezelfde onderdelen.Dit ?s niet alleen nuttig voor studerenden,maar ook voor meer gevorderden In de kunstvan bestekken maken.Als geheel is het boek ruim van opzet endoor zijn uitvoerige vergelijking van vele be-palingen een rijke bron van inlichtingen. Dedoor de schrijver gevolgde en aanbevolenindeling van het bestek getuigt van een sterkepersoonlijke voorkeur, die o.i. echter te wei-nig ruimte laat voor de heden ten dage in depraktijk waarschijnlijk wel het meest toege-paste indeling volgens het ,,Modelbestek" vanhet Ministerie van Wederopbouw en Volks-huisvesting. Een vermelding hiervan althanszou in Hoofdstuk II - ? I ,,Soorten van bestek-ken" zeker op zijn plaats zijn geweest.Ook missen we onder Hoofdstuk IV - ? I ,,Vantoepassing verklaring der A.V. en dergelijke",op blz. 75, de vermelding van het bestaan enhet gebruik van de ,,Algemene Besteksbepa-lingen 1945", het ,,AanbestedingsreglementW.B." en de ,,Risicoregeling W.B.", alle drieeveneens uitgegeven en van toepassing ver-klaard door het Ministerie van Wederopbouwen Volkshuisvesting. Overigens is het onbe-grijpelijk waarom de schrijver geregeld hetwoord ,,meerderwerk" gebruikt, terwijl ,,meer-veel minder uitgebreid behandeld en beperktzich tot de techniek van het uittrekken vanhoeveelheden, materialen, enz. Het is volko-men begrijpelijk, dat in deze hoofdstukkengeen prijzen voorgeschreven en geen man-uren per onderdeel opgegeven kunnen worden;hier zal de praktijk zelf een aanvulling op detheorie moeten blijven. Enige kleine onnauw-keurigheden In redactie en drukwerk zullenhopelijk in een volgende druk kunnen wordenweggenomen. Zo komt bijv. op blz. 21 voor:,,Hij (de opzichter) vertegenwoordigt tevens(hoewel indirect) de belangen van den bouw-heer op het werk en wordt dan ook dikwijlsdoor dezen afzonderlijk betaald". Dit Is nietgeheel juist en werkt verwarrend. In het hono-rarium van de architect, is niet inbegrepenhet salaris van een dagelijks opzichter. Ditsalaris wordt door de opdrachtgever betaald,zij het, dat de opzichter in dienst Is van dearchitect, die weliswaar zijn opzichter zelfuitbetaalt, maar het salaris + onkosten bij deopdrachtgever declareert.Het boek Is keurig verzorgd en voorzien vanvele tabellen, staten en dergelijke, ten gerievevan architect en opzichter. H. DE BOERTHEDESIGN ANDCONSTRUCTION OFCONCRETEPAVEMENTSdoor F. N. Sparkes , MSc, MICEVoor wie prijs stelt op volledigheid van zijntechnische bibliotheek op het gebied van be-tonwegen, kan, behalve met het hierbovenbesproken boekje van W. P. A n d r e ws (]uli1952), zijn collectie uitbreiden met vol. II, nr 8,410 Cement 4 (1952) Nr 23-24
Reacties