In navolging van de publicatie van een wijzigingsblad A1 en naar aanleiding van diverse vragen en opmerkingen uit de markt, is besloten nieuwe nationale bijlagen uit te brengen bij het algemene deel en bij het bruggendeel van Eurocode 2. In dit artikel een toelichting op de wijzigingen.
34
thema
Nieuwe nationale
bijlagen bij
Eurocode 2
Toelichting op wijzigingen in NB bij NEN-EN 1992-1-1 en NEN-EN 1992-2
thema
Nieuwe nationale bijlagen bij Eurocode 2 3 2016
35
In navolging van de publicatie van wijzigingsblad A1
bij NEN-EN 1992-1-1 en naar aanleiding van diverse
vragen en opmerkingen uit de markt, is besloten
nieuwe nationale bijlagen uit te brengen bij het
algemene deel en bij het bruggendeel van Eurocode 2.
In dit artikel een toelichting op de wijzigingen.
Het is alweer ruim vier jaar geleden dat de Eurocodes voor het
eerst werden aangewezen in het Bouwbesluit. Dat was het geval
met het van kracht worden van het Bouwbesluit 2012 per 1 april
2012. Op dat moment kregen de Eurocodes in Nederland een
publiekrechtelijke status. Inmiddels is door CEN het wijzigings-
blad A1 bij EN 1992-1-1 uitgebracht. Dit wijzigingsblad is door
NEN gepubliceerd.
Zoals bekend hoort bij elk Eurocode-deel een nationale bijlage.
Daarin moeten van toepassing zijnde waarden van NDP's
(Nationally Determined Parameters) en de status van informa-
tieve bijlagen in de Eurocode (informatief, normatief of niet
van toepassing) zijn beschreven. Tevens mogen in de nationale
bijlagen niet-strijdige, aanvullende regels ? ook wel aangeduid
met de afkorting NCCI (Non Conflicting Complementary
Information) ? worden opgenomen.
Wijziging nationale bijlage
De nu van kracht zijnde nationale bijlagen van de verschillende
delen van Eurocode 2 dateren van eind 2011, dus van kort voor
de aanwijzing van de Eurocodes in het Bouwbesluit 2012. In
2014 is door de verantwoordelijke normcommissie TGB Beton-
constructies besloten wijzigingen voor te bereiden in de nationale
bijlagen bij het algemene deel (NEN-EN 1992-1-1) en bij het
bruggendeel (NEN-EN 1992-2).
De aanleiding voor de aan te brengen wijzigingen werd gevormd
door:
- de publicatie van wijzigingsblad A1 bij EN 1992-1-1 door CEN;
- verschillende vragen en opmerkingen die door de normcom -
missie werden ontvangen van gebruikers van Eurocode 2.
Daarop werd eerder ingegaan in diverse afleveringen van de
VARCE-rubriek in Cement .
De reden om de nationale bijlagen van zowel het algemene deel
als het bruggendeel op hetzelfde tijdstip te wijzigen, komt voort
uit de noodzaak dat beide nationale bijlagen goed op elkaar
moeten zijn afgestemd. De groene versies van beide aangepaste nationale bijlagen zijn
in 2015 door NEN voor commentaar gepubliceerd. Verschil-
lende gebruikers hebben daarop gereageerd met het inzenden
van commentaren. Deze commentaren zijn beoordeeld en
verwerkt door de werkgroep Onderhoud en de werkgroep
Bruggen van TGB Betonconstructies (zie kader 'Commissies').
Vervolgens is door TGB Betonconstructies besloten de nieuwe
nationale bijlagen definitief uit te brengen. Een en ander moet
nu nog verder worden afgerond binnen de NEN-organisatie.
Aanwijzing door het Bouwbesluit volgt daarna maar ligt buiten
de verantwoordelijkheid van de commissie.
In het navolgende wordt een korte toelichting gegeven bij de
wijzigingen in de nationale bijlagen van deel 1-1 en deel 2 van
Eurocode 2.
Nationale bijlage bij NEN-EN 1992-1-1
Voorspanstaal
In tegenstelling tot beton en betonstaal is er voor voorspanstaal
nog geen formele Europese productnorm beschikbaar. Daarom
wordt voor de beschrijving van voorspanstaal in zowel de
huidige als de nieuwe nationale bijlage verwezen naar de
Nederlandse norm voor voorspanstaal NEN 3868. Inmiddels is
wel een ontwerp voor de Europese productnorm beschikbaar
FprEN 10138-3 en is ook de Nederlandse beoordelingsrichtlijn
voor voorspanstaal (BRL 2401) aangepast. In beide documenten
wordt voor het bepalen van de eigenschappen van voorspans-
taal verwezen naar de beproevingsnorm NEN-EN-ISO 15630-3.
In de nieuwe nationale bijlage is met een opmerking aangege-
ven dat de eigenschappen van voorspanstaal, bepaald volgens
deze internationale norm, niet significant afwijken van de
eigenschappen die via beproeving volgens NEN 3868 zouden
zijn gevonden.
De ductiliteitseigenschappen van voorspanstaal worden mede
bepaald door de verhouding tussen de karakteristieke sterkten
f
pk en f p0,1k . In het wijzigingsblad A1 bij EN 1992-1-1 is dit
gewijzigd en gaat het niet meer over de verhouding tussen de
karakteristieke sterkten maar over de karakteristieke waarde
van de verhouding (f
p, / fp0,1)k. Mede naar aanleiding van de
regelmatig gevoerde discussie over de nauwkeurigheid van
eisen in de norm, is de eis voor deze waarde in de nationale
bijlage verlaagd van 1,1 naar 1,05.
Tot slot is de tabel voor het bepalen van de eigenschappen van
voorspanstaal bij het beoordelen van vermoeiing verplaatst van
de huidige nationale bijlage bij deel 2 naar de nieuwe nationale
bijlage bij deel 1-1. Dit omdat vermoeiing beschreven is in deel
1-1 van Eurocode 2 en niet uitsluitend van toepassing is bij
betonnen bruggen.
ir. Jan Gijsbers
1)
TNO
prof.ir. Simon Wijte
1)
Adviesbureau ir. J.G. Hageman,
TU Eindhoven
1) Jan Gijsbers en Simon Wijte zijn respectievelijk oud-voorzitter en voorzitter van
de normsubcommissie TGB Betonconstructies 351 001 09 / VC20.
Nieuwe nationale bijlagen bij Eurocode 2 3 2016
Nieuwe nationale bijlagen bij Eurocode 2 3 2016 36
thema
1 Voorspanningskabelsbron: Tensa B.V.2 Dwarskrachtwapening
- de dwarskrachtcapaciteit van liggers zonder dwarskracht-
wapening;
- de dwarskrachtcapaciteit van liggers met dwarskracht-
wapening;
- de ponscapaciteit.
In Eurocode 2 zijn de modellen voor de beoordeling van de
verschillende situaties enigszins verschillend van elkaar. Dit
blijkt bijvoorbeeld uit het niet honoreren van een betonaandeel
bij het bepalen van de dwarskrachtcapaciteit van liggers met
dwarskrachtwapening en het beperkt honoreren van een beton-
aandeel bij het beoordelen van de ponscapaciteit in het geval
ponswapening wordt beschouwd. Op dit moment wordt inten-
sief onderzoek uitgevoerd naar pons en dwarskracht door
Muttoni (Universiteit van Lausanne) en Hegger (RWTH
Universiteit van Aken). Bij de revisie van Eurocode 2 (zie
artikel 'Op weg naar een nieuwe generatie Eurocodes') wordt
geprobeerd te komen tot een samenhangend model.
Uit het in Duitsland uitgevoerde onderzoek is tevens gebleken
dat de ponscapaciteit van de eerstecontrole-omtrek u
1 ook bij
toepassing van ponswapening beperkt moet blijven tot circa 1,5
maal de capaciteit van de controle-omtrek zonder toepassing
van ponswapening. Deze conclusie is verwerkt in wijzigings-
blad A1 bij EN 1992-1-1 voor zowel regulier grindbeton als
voor lichtbeton. De factor 1,5 is hierbij beschreven met de vari-
abele k
max die een NDP is. De in wijzigingsblad A1 aanbevolen
waarde is gelijk aan 1,5. In de nieuwe nationale bijlage wordt
voor k
max de waarde 1,6 gegeven.
Dekking
In VARCE 8 ? vraag 23 is ingegaan op de criteria die mede
bepalend zijn voor de minimaal toe te passen dekking met
het oog op duurzaamheid. Een criterium waarbij verlaging
van één klasse mag zijn toegepast, is het toepassen van
specifieke kwaliteitsbeheersing. Het begrip specifieke kwali-
teitsbeheersing is echter niet nader uitgewerkt in de norm.
Daarom is in de nationale bijlage bij tabel 4.3N nu een
opmerking opgenomen dat een reductie bij toepassing van
kwaliteitsbeheersing bijvoorbeeld mag zijn gebruikt bij
prefab-betonelementen. Hierbij moet een aantoonbare
kwaliteitscontrole op de uitvoering worden toegepast. Deze
reductie van de constructieklasse mag echter niet worden
gecombineerd met de reductie van ?c
dev die in artikel 4.4.1.3
is beschreven.
Fictieve elasticiteitsmodulus
In tabel NB-1 zijn waarden voor de fictieve elasticiteitsmodulus
beschreven. Deze waarden zijn overgenomen uit de VBC 1995
(NEN 6720) en CUR-Aanbeveling 97: Hogesterktebeton.
Daarbij is geen rekening gehouden met de lagere rekenwaarde
van de betondruksterkte die volgt uit toepassing van Eurocode
2. In de nieuwe nationale bijlage zijn daarom de waarden van
de fictieve elasticiteitsmodulus beperkt aangepast.
Dwarskracht en pons
In de VBC werd destijds een samenhangend model gebruikt
voor de volgende onderwerpen:
1
37
discussies over deze aspecten gevoerd in de ad-hocgroep
'Detailing'. In veel landen is het oordeel dat de overlappings-
lengten, die in Eurocode 2 zijn voorgeschreven, groot zijn ten
opzichte van de eerder gebruikte lengten. Dit is mede te wijten
aan het toepassen van de coëfficiënt ?
6 waarmee de invloed van
het percentage overlappende staven wordt beschreven. Voor -
uitlopend op de verwachte komende wijziging in Eurocode 2 is
in de nieuwe nationale bijlage beschreven dat de coëfficiënt ?
6
bij het overlappen van drukstaven, ongeacht het percentage van
de overlappende staven, gelijk aan 1,0 mag worden gehouden.
Beugels
In hetzelfde kader zijn in de nieuwe nationale bijlage gewij-
zigde regels opgenomen voor de afstand tussen de benen van
de dwarskrachtwapening in de richting haaks op de overspan-
ningsrichting en zijn eisen voor de detailleringsregels voor
wringbeugels verlicht. Beugels met overlappingslassen van
voldoende lengte in het been dicht bij het zijoppervlak van een
balk zijn in de nieuwe nationale bijlage toegelaten als wring-
beugel. Tevens is een alternatieve vorm van een wringbeugel
met een overlappingslas aan de boven- of onderzijde beschreven.
Boorpalen
In artikel 9.8 van NEN-EN 1992-1-1 zijn detailleringsregels
opgenomen voor boorpalen. De uitvoering van boorpalen is
ook beschreven in de norm: NEN-EN 1536. Het is gebleken
dat de regels voor minimaal toe te passen wapening in boor-
palen in Eurocode 2 en de uitvoeringsnorm niet met elkaar
Scheurwijdte en -afstand
In VARCE 10 is nader ingegaan op de berekening van de
scheurwijdte. Bij vraag 27 is aangegeven dat naar mening van
de commissie een berekende scheurwijdte van bijvoorbeeld
0,34 mm niet voldoet aan een scheurwijdte-eis van 0,3 mm.
Daarom zijn in tabel 7.1N de getalswaarden voor de aanbevo-
len waarden van w
max aangepast en is bijvoorbeeld de eis van
0,3 mm nu beschreven als 0,30 mm.
Bij vraag 33 uit VARCE 10 is beschreven dat de vergelijking
7.11 voor het berekenen van de maximale scheurafstand bij
lage wapeningsverhoudingen tot relatief grote scheurafstanden
leidt en zodoende ook tot relatief grote scheurwijdten. Er is
daarom een bovengrens gegeven voor de maximale scheur-
afstand s
r,max die afhankelijk is van de staafdiameter Ø en de
karakteristieke druksterkte f
ck:
s
r,max = k 3c + k 1k2k4Ø / ? p,eff
? de grootste waarde van (50 ? 0,8 f ck)Ø en 15Ø
Zoals in VARCE al is aangegeven, is dit overgenomen in de
nieuwe nationale bijlage.
Overlappingslengten
Zowel uit vragen voorgelegd aan de VARCE-rubriek als uit het
commentaar dat SC2/WG1 van CEN/TC 250 uit de verschil-
lende lidstaten heeft ontvangen, blijkt dat er veel vragen zijn
over de detaillering van wapening. In SC2/WG1 worden
2
Nieuwe nationale bijlagen bij Eurocode 2 3 2016
38
3 Ponswapeningbron: HALFEN 4 Betonpaal
Knik
In de huidige nationale bijlage is beschreven dat vergelijking
H.4, waarmee de Eulerse knikkracht van een betonconstructie
kan worden bepaald, aangepast moest worden tot:
s
s 1
7, 8
1, 6 1 3, 9 =
++ n
nk
Deze aanpassing is in wijzigingsblad A1 bij EN 1992-1-1
overgenomen. Daarom is de opmerking over het aanpassen
van deze vergelijking in de nieuwe nationale bijlage niet meer
nodig.
Detailleringsregels voor bijzondere situaties
In bijlage J zijn detailleringsregels voor bijzondere situaties
beschreven. In de huidige nationale bijlage is de status van
deze bijlage beschreven als normatief. In de praktijk leidt dit
tot stringente eisen met betrekking tot de toepassing van huid-
wapening, wat niet altijd als een verbetering van de betreffende
situatie kan worden beschouwd. De eisen die zijn beschreven
overeenkomen. Dit heeft tot discussies in de praktijk geleid.
Door een wijziging in de nationale bijlage is dit ongemak
weggenomen.
Ongewapende en lichtgewapende betonconstructies
In hoofdstuk 12 van NEN-EN 1992-1-1 zijn regels voor onge-
wapende en lichtgewapende betonconstructies opgenomen.
Lichtgewapende betonconstructies zijn constructies waarin
minder wapening is opgenomen dan bij de detailleringsregels
van hoofdstuk 9 is voorgeschreven. In het hoofdstuk is een
vereenvoudigde ontwerpmethode voor wanden en kolommen
beschreven. Deze methode vertoont overeenkomsten met de
methode in Eurocode 6 voor steenconstructies en is gebaseerd
op de grootste waarde van de eerste-orde-excentriciteit inclu-
sief die ten gevolge van imperfecties. In wijzigingsblad A1 is
beschreven dat hierbij ook een excentriciteit die wordt veroor
-
zaakt door kruip, e
?, zou moeten zijn beschouwd. Er wordt
daarbij echter nagelaten te beschrijven hoe e
? moet worden
bepaald. Daarom is in de nieuwe nationale bijlage beschreven
dat voor e
? een waarde van 0,001 maal de effectieve lengte l 0
mag worden aangehouden.
3
thema
Nieuwe nationale bijlagen bij Eurocode 2 3 2016
39
Komende wijziging
Naast de hiervoor beschreven wijzigingen wordt momenteel ook
een wijziging voorbereid van de vermoeiingseigenschappen van
betonstaal zoals beschreven in tabel 6.3N van NEN-EN 1992-1-1
en van voorspanstaal zoals beschreven in tabel 6.101N van de
huidige nationale bijlage bij NEN-EN 1992-2. Deze wijzigingen
zullen echter eerst nog voor commentaar gepubliceerd worden
voordat ze worden opgenomen in de nationale bijlagen.
Publicatie nieuwe nationale bijlagen
Naar verwachting zullen de nieuwe nationale bijlagen bij
NEN 1992-1-1 en NEN-EN 1992-2 medio juni 2016 worden
gepubliceerd.
?
in onderdeel J.2 zijn eveneens niet altijd gebaseerd op een
voldoende onderbouwde achtergrond. Dit heeft ertoe geleid dat
de normatieve status van bijlage J in de nieuwe nationale bijlage
beperkt is tot onderdeel J.3.
Nationale bijlage bij NEN-EN 1992-2
De wijzigingen in de nationale bijlage bij het bruggendeel van
Eurocode 2 (NEN-EN 1992-2) betreffen:
- De begrenzing van de maximaal toegestane sterkteklasse C
max
in art. 3.1.2 is verruimd van C70/85 naar C90/105.
- Tot nu toe was de toepassing van wapening klasse A,
waarmee de ductiliteit van de wapening wordt beschreven,
niet toegestaan. Voor betonstaaldiameters tot en met 6 mm
mag klasse A nu wel worden toegepast.
- Aanpassing van de toetsingsregels voor afschuiving in het
aansluitvlak tussen op verschillende tijdstippen gestort beton
in art 6.2.3 in geval van vermoeiing of dynamische toetsingen.
- Een aanpassing en vereenvoudiging van de toetsingsregels
voor vermoeiing van beton onder druk of afschuiving.
- Enkele redactionele zaken en verduidelijkingen.
Commissies
In de werkgroep Onderhoud NEN-EN 1992-1-1 van de normsub-
commissie TGB Betonconstructies hebben zitting:
- F.B.J. Gijsbers
- G.G.A. Dieteren
- M.B.M. Verbaten
- S.N.M. Wijte
- C. van der Veen
- D.G. Schaafsma
- D.C.W. Bezemer
In de werkgroep Bruggen NEN-EN 1992-2 van de normsubcommissie
TGB Betonconstructies hebben zitting:
- J. van der Elsken - E. Vega
- N. Talsma - H. Bongers
- R.G.W. Soetekouw - A. Kremer
- S. van der Vossen - K. van der Veen
- A.A.M. Kouwenberg
- R. Dalmeijer
- C. van der Veen
- J. Blitterswijk
VARCE
De diverse afleveringen van VARCE zijn te raadplegen
op www.cementonline.nl/varce.
4
Nieuwe nationale bijlagen bij Eurocode 2 3 2016
Reacties