H.KrikhaarHeembeton BV, Helden-Beringe Praktische uitvoerings-aspecten in de beton waren-industrie1Verband tussen verwerkbaarheid enspecietemperatuur voor beton metportlandcement klasse A en C (verdichtenmet trilnaalden)In gearceerde gebieden is de specie nogredelijk verwerkbaar2Toevoegen van stoom aan de betonspeciein de mengerper m3kCal/'Ctoeslagmateriaal 2000.0,2 400water (150-S).1 150cement 300.0,2 60610stoom: (Lage druk)condensatiewarmte 540 kCal/kgwarmtewinst per m3beton :ca. - - 1,12 ?C/kg stoomvuistregel: per m3per eC 1 kg stoomIn zekere zin is de term 'versnelde verharding' voor de praktijk in de betonwarenindustrie onjuist,omdat daar voornamelijk gebruik wordt gemaakt van warmte om de binding en de initi?le verhar-ding te versnellen.Een belangrijke consequentie hiervan is, dat over het algemeen betonwaren niet onmiddellijk naproduktie kunnen worden gebruikt, omdat ze een naverhardingstijd nodig hebben. Dit steltnatuurlijk eisen aan de wijze van opslaan en maakt het nodig inzicht te hebben in de te ver-wachten sterkte-ontwikkeling op het tasveld. Hierop zal aan het eind van dit artikel nog wordeningegaan.WarmtetoevoerDe twee meest gebruikte methoden van warmtetoevoer in de betonwarenindustrie zijn:? Verwerken van voorverwarmde betonspecie? verwarmen van het beton na storten en verdichten.Hoewel beide methoden vaak in combinatie worden toegepast, hebben zij elk hun eigenkenmerken, vandaar dat een aantal praktische 'eigenaardigheden' van elke methode zalworden toegelicht.Voorverwarmde betonspecieEnergetisch is het voorverwarmen van betonspecie een ideale methode om calorie?n aan hetmengsel toe te voegen. Men moet er echter rekening mee houden dat de verwerkbaarheid vanbeton snel afneemt bij verhoging van de specietemperatuur.Onderzoek naar deze samenhang is onder meer gedaan door prof.Meyer [4], die voor portland-cementklasse A een grenslijn vindt zoals aangegeven in figuur 1. In deze grafiek zijn ook deresultaten aangegeven van proeven die in een van de Heembeton-fabrieken zijn uitgevoerd.Natuurlijk zijn deze grensgebieden niet absoluut, hun positie en helling wordt sterk be?nvloeddoor de beschikbare verdichtingsapparatuur en het watergehalte van de specie. Verhoging vanhet watergehalte of verzwaring van de verdichtingsapparatuur zal de beschikbare verwer-kingstijd enigszins verlengen. Over het algemeen zal men echter bij specietemperaturen boven60 ?C voor portlandcement klasse A, resp. 40 ?C voor portlandcement klasse C, korte transport-wegen en goede verdichtingsapparatuur nodig hebben om de betonspecie zonder problemen tekunnen verwerken. In dit licht bezien is het ook belangrijk bij snelle cementsoorten de specie-temperatuur regelmatig te controleren!Het voorverwarmen van de betonspecie kan gebeuren door middel van stoominjectie in demenger, voorverwarmd mengwater of voorverwarmde toeslagmaterialen.Bij stoominjectie in de menger zijn goed reproduceerbare, hoge specietemperaturen te be-reiken. Het is zaak de injectie zodanig uit te voeren dat de stoom goed verdeeld in het betonterecht komt, bij voorbeeld door deze via de mengarmen te doseren. Het is echter af te radenoververhitte stoom te gebruiken omdat de bijbehorende hoge druk cement en andere fijne delenuit het mengsel blaast, die zich dan op de wanden en de deksel van de molen vastzetten en daarverharden. Zelfs bij lagedruk-stoom treedt al een behoorlijke vervuiling van de menginstallatieop.Voor de benodigde hoeveelheid stoom is een vrij eenvoudige vuistregel te hanteren: 1 kg stoomlevert 1 graad temperatuurverhoging per m3betonspecie. Natuurlijk moet bij de waterdoseringrekening gehouden worden met de extra watertoevoeging. Deze is niet gering: om de beton-temperatuur 40?C te verhogen, wordt circa 40 liter water in de vorm van stoom toegevoegd.Figuur 2 illustreert de wijze waarop de stoombehoefte bij lagedruk stoom kan worden geschat. Sis hierin de correctie voor de hoeveelheid water die in de vorm van stoom aan het mengsel wordttoegevoerd. S vraagt geen warmte, integendeel, zij levert warmte door afkoeling van 100?C totde specietemperatuur. Op de stoombehoefte heeft dit echter vrij weinig invloed zodat dezefactor rustig verwaarloosd kan worden.De stoominjectie wordt meestal geregeld door een tijdschakelaar, die zeer nauwkeurig moet zijnafgesteld, omdat anders grote temperatuurschommelingen kunnen optreden. Bij gebruik vangoede apparatuur die ook goed wordt onderhouden, is de methode zeer betrouwbaar, zij het datmen de extra vervuiling op de koop toe moet nemen.Cement XXXI (1979) nr. 9 3823Effect van het gebruik van warm water voorverhogen van de betonspecietemperatuurBenodigde hoeveelheid energie per m3, inkcal/?Ctoeslagmateriaal 2000x0,2 400aanhangend water 60x1 60(in toeslagmateriaal)cement 300x0,2 60520Toegevoegde hoeveelheid warm water:80 tot 100 kgDaardoor beschikbaar per ?C temperatuur-daling van het water: ca. 90 kcal.Per ?C temperatuurverhoging van 1 m3beton520----- ~ 6 ?C temperatuurverlaging van hetwater.bijvoorbeeld:betonspecie 5 ?C; water 95 ?C.95-6a=5+a, a =13eindtemperatuur 5 + 13 = 18 ?CZelfs bij hoog watergehalte (220 l/m3) nogweinig effect:-- = 3,3; 95-3,3a = 5 + a; a = 21160De eindtemperatuur wordt in dat geval21 + 5 = 26?CWarm mengwater is een veelgebruikte methode, maar heeft als nadeel dat slechts bescheidentemperatuursverhogingen van de specie bereikbaar zijn. Zeker geldt dit in de betonwarenindustrie, waar de hoeveelheid water per m3beton betrekkelijk gering is. Men moet er bij de gebruikelijke watergehalten op rekenen dat per ?C temperatuurverhoging van het beton ongeveer 6?Ctemperatuurverlaging van het water nodig is. Figuur 3 geeft een voorbeeldberekening; dewarmtecapaciteit van het beton is uiteraard lager dan in figuur 2 omdat uitsluitend het aanhangend water aan het toeslagmateriaal meetelt. Te zien is dat zelfs bij ongewoon hoge watergehalten 's winters slechts bescheiden specietemperaturen gehaald zullen worden.Het voorverwarmen van toeslagmateriaal zet alleen zoden aan de dijk in combinatie met warnwater of stoominjectie in de menger. Doordat de ge?njecteerde stoom condenseert in het toeslagmateriaal is het echter noodzakelijk dat de bunker van een adequate drainage voorzien isVooral zand houdt veel condenswater vast en komt vaak kletsnat in de molen, waardoor hewatergehalte van het mengsel moeilijk in de hand te houden is.Omdat grind veel beter draineert, kan dat met stoominjectie flink worden opgewarmd onzodoende in combinatie met warm water een redelijke specietemperatuur te bereiken.Praktische tips bij gebruik van voorverwarmde betonspecieOver het algemeen heeft voorverwarmde betonspecie praktisch nut als het gaat om de produktievan zeer zware betononderdelen in stalen mallen of van lichtere onderdelen in houten mallenDe warmtecapaciteit van de te gebruiken mal in verhouding tot de hoeveelheid betonspecie diehierin wordt gestort, is van doorslaggevende betekenis.Het heeft uiteraard weinig zin betonspecie tot 50 of 60?C voor te verwarmen wanneer deze nahet storten prompt door de mal weer wordt afgekoeld tot 20?C.Als men met voorverwarmde specie effectief wil kunnen werken, is het nodig onderstaand!factoren te beschouwen.de warmtecapaciteit van de mal per m3specie die hierin wordt gestort;het te verwachten transmissieverlies van de mal en het betonoppervlak;de benodigde tijd tussen storten en afdekken van het betonoppervlak;de te verwachten bijdrage van de hydratatiewarmte van het cement.Het rekenvoorbeeld van figuur 4 licht een en ander toe; als vuistregel kan men hanteren dat circa3/4 m3beton nodig is per ton malgewicht om door middel van de hydratatiewarmte de betontemperatuur op peil te kunnen houden.Verwarmen van beton na storten en verdichtenHet verwarmen van beton na het storten is verreweg de meest gebruikte methode van versneldeverharding in de betonwarenindustrie. Soms gaat men daarbij uit van koude mallen en koudbeton, in andere gevallen wordt het beton en soms ook de mal voorverwarmd, waarna de extrawarmtetoevoer dient om de betontemperatuur op peil te houden of te verhogen.Om warmte aan het gestorte beton toe te voeren, kan men in principe drie wegen bewandelen1. dubbelwandige mal met een eigen verwarmingssysteem;2. enkelwandige mal die met beton in een geklimatiseerde ruimte wordt geplaatst;3. enkelwandige mal, waarbij het betonoppervlak door straling wordt verwarmd.Dubbelwandige mallen, met hun eigen verwarmingssysteem, brengen over het algemeen dewarmte snel over op het beton zodat zeer korte cyclustijden mogelijk zijn. Deze snelle warmteoverdracht en de betrekkelijk hoge betontemperaturen maken het echter noodzakelijk ombepaalde regels in acht te nemen.VoorbeeldEr moet een 20 cm dikke betonplaat gemaakt worden met een oppervlak van 15 m2. De mal isaan de bovenzijde open en weegt 4 ton. Men stort betonspecie van 40?C in de mal die 10?C is.,, De warmtecapaciteit van de mal bedraagt 4000 0,117 = 468 kcal/?C.De betoninhoud bedraagt 0,2 15 = 3 m3; de warmtecapaciteit hiervan is:3x610= 1830kcal/?C.Als de begintemperatuur van beton + mal = a?C is, dan is(a - 10)? 468 = (40 - a) ? 1830. Hieruit volgt = 34?C.Het warmteverlies van de mal met beton zal onder een dekzeil ca. 4 kcal/m2h?C bedragen.Verliesoppervlak ca. 30 m2; ca. 20?C.Transmissieverlies: 4 30 20 = 2400 kcal/h.Afhankelijk van de cementsoort zal in de eerste 12 uur bij deze temperatuur 30 ? 40 cal. hydrata-tiewarmte per gram cement vrijkomen.3 m3beton ? 300 kg cement: 3 300 35 = 31 500 kcal.Gemiddeld ?s dit31 50? = 2 625 kcal/h12Aangezien de hydratatiewarmte-ontwikkeling ongeveer in evenwicht is met het transmissie-verlies, zal de temperatuur redelijk constant blijven.Bij een veel lichter element (bijv. 7 cm dik) in dezelfde mal ontstaat een veel lagere begin-temperatuur en veel minder hydratatiewarmte, zodat het evenwicht dan niet meer te bereiken iszonder de mal en het betonoppervlak thermisch te ?soleren.Cement XXXI (1979) nr. 9 383Als eerste regel geldt dat snelle warmtetoevoer alleen gedurende een korte tijd onmiddellijk nahet storten mag plaatsvinden. Voor de binding begint, is namelijk de schijnbare warmtege-leidingsco?fficient van betonspecie vrij groot, doordat het water nog betrekkelijk gemakkelijkkan 'stromen'. Men kan dus vrij gemakkelijk calorie?n ?an de betonspecie overdragen.Daarnaast is de betonspecie in dit stadium nog goed vervormbaar zodat de optredende grotetemperatuurverschillen niet tot scheuren zullen leiden.Een tweede regel is dat tijdens het afbinden de temperatuurverschillen binnen de betonmassamoeten afnemen. Dit ligt voor de hand omdat na het begin van de binding het beton in eenstadium komt waarin het uiterst scheurgevoelig is. De temperatuurverschillen binnen de beton-massa moeten in die periode zover afgenomen zijn dat geen haarscheuren ontstaan. Daarnaastmoet het grind in temperatuurevenwicht kunnen te komen met de matrix: zo niet, dan geeft dereeds tamelijk starre en uiterst scheurgevoelige matrix nog warmte af aan het grind dat door uit-zetting meer ruimte cre?ert dan het na afkoeling nodig zal hebben. Dit levert natuurlijk eenmiserabele betonkwaliteit op. Ongelukkig genoeg is dit vaak uiterlijk niet aan het element tezien. Als men vermoedt dat dit gebeurd is, kan men het beste met een schiethamer en eenultrasone betontester te werk gaan: bij redelijk normale schiethamerwaarden vindt menabnormaal lage doorloopsnelheden.Ervaring heeft geleerd dat men vrij grove fouten moet maken wil dit verschijnsel optreden; bijgebruik van dubbelwandige mallen is het echternoodzakelijkzich er van bewustte zijn dathet kan!In figuur 5 is een typisch temperatuurverloop aangegeven zoals dat bij dubbelwandige mallenkan optreden zonder dat dit grote risico's met zich meebrengt. Te zien is dat men zich hier aan deregels gehouden heeft: snelle warmtetoevoer in het begin en afnemende temperatuur-verschillen in de betonmassa na het begin van de binding.De derde regel ligt voor de hand maar wordt toch vaak verwaarloosd: het temperatuurverloopmoet in het hele element gelijkmatig zijn, ook bij wisselende doorsneden. Het is vaak niet zoeenvoudig te voorkomen dat een plaatselijk kleine doorsnede sneller verwarmd wordt dan derest van het element en daardoor sneller afbindt. De kleine betondoorsnede zal dan de uitzettingvan de op dat moment nog niet vormvaste betonmassa niet kunnen volgen, wat gemakkelijk totscheuren leidt. De beste remedie is veelal de belemmerende malonderdelen ter plaatse vandeze kleine doorsnede vroegtijdig te lossen, zodat het elementgedeelte in zijn geheel met debetonmassa kan meebewegen.Heeft in het voorgaande het accent op de verwarmingsperiode gelegen, de vierde regel heeftbetrekking op de afkoelingsperiode.Het ligt voor de hand dat een afkoelend element onbelemmerd moet kunnen krimpen, ook als hetnog in de mal zit. Als deze regel over het hoofd gezien wordt, leidt dat onherroepelijk totscheuren. Ook dit hangt samen met de scheurgevoelige periode die hierboven reeds genoemdis. In figuur 6 is aangegeven hoe volgens Wischer en Manns het breuk-rekverloop in de tijd zalzijn van beton bij 20?C. Het minimum ontstaat wanneer cementsteen te star is om te vloeienmaar niet sterk genoeg om al trekspanningen op te nemen. Natuurlijk is het tijdstip waarop ditminimum bereikt wordt afhankelijk van de aanvang van de binding, dus ook van de specietempe-ratuur. Men mag dus bij temperatuurverhoging een tijdsverschuiving verwachten die min ofmeer evenwijdig loopt met de verwerkbaarheidsgrens, zoals die in figuur 1 is aangegeven.In figuur 7 is te zien wat het resultaat is indien de mediaan van de breukrek volgens Wischers enManns wordt uitgezet evenwijdig aan de verwerkbaarheidsgrens van prof .Meyer. Duidelijk blijktdat bij betonspecietemperaturen van 50 ? 60 ?C dit minimum reeds na 2 tot 3 uur is teverwachten. Bij het afkoelen van het element komt men dus praktisch altijd in het gevarengebiedvan de minimum breukrek terecht.De beste manier om problemen tijdens het afkoelen te voorkomen is het element vroegtijdig uitde mal te nemen en het buiten de mal te laten afkoelen. Kan dit niet, dan moet men allemalonderdelen die de krimp van het element kunnen belemmeren tijdig lossen.Regel vijf is alleen van belang als wordt gewerkt met een ??nzijdig open mal; de snelle warmte-toevoer zal waterverlies aan het betonoppervlak sterk stimuleren. De beste remedie is eenpaar cm boven het betonoppervlak plastic folie te spannen en langs de malrand te laten af-hangen. Indien de folie op het betonoppervlak gelegd wordt, zal wel het waterverliesworden afgeremd maar er ontstaat onnodig veel warmteverlies en daardoor een grotetemperatuurgradi?nt in het element. Plastic folie rechtstreeks op beton isoleert niet, omdat deruimte tussen folie en beton vrij snel gevuld zal worden met bleeding- en kondenswaterwaardoor de thermische isolatie verloren gaat. De paar centimeter ruimte cre?ert eenluchtspouw, voorkomt scheuren en bespaart bovendien veel dure calorie?n.Enkelwandige mallenEnkelwandige mallen worden zowel in stationaire als in niet-stationaire uitvoering toegepast. Inhet eerste geval wordt na storten en verdichten om de mal een isolerende omhullingaangebracht en wordt de zo ontstane ruimte verwarmd; in het tweede geval wordt de mal naareen geklimatiseerde ruimte gevoerd.Doordat bij enkelwandige mallen een veel minder intensieve warmte-overdracht op het betonzal plaatsvinden dan bij dubbelwandige mallen het geval is, zal men over het algemeen metlangere cyclustijden genoegen moeten nemen. Tegenover dit nadeel staat dat de optredendebetontemperaturen en de temperatuurgradi?nten veel geringer zullen zijn. Dat wil echter nietzeggen dat men bij enkelvoudige mallen de hiervoor genoemde regels voor dubbelwandigeCement XXXI (1979) nr. 9 3848Verwarming door middel van gasstralersplaatsing: 1,20 m boven betonoppervlak,capaciteit: 12 000 kcal/'h per m2betonoppervlak,betonplaat: dik 0,16 m, grindbeton,mal: staal,betonspecie voorverwarmd tot 30?9Betondruksterkte als percentage van dekubusdruksterkte na 28 dagenLijn 1 betreft beton met een wet van 0,4 tot0,5 en portlandcement klasse A, gedurende24 uur verhard bij 20 ?C en daarna op tasveldgeplaatst bij etmaalgemiddelden vanca. 5 ?C (onderzoek B.Henk)Lijn 2 betreft een vergelijkbaarbetonmengsel, maar de verhardingstijdbedroeg 4 uur bij ca. 80 ?C, gevolgd door20 uur binnenopslag bij 20 ?C, waarnabuitenopslag bij etmaalgemiddelden vanca. 5 ?C (onderzoek Heembeton - voorheenNeduco)mallen geheel mag vergeten! De warmtetoevoer en de relatieve vochtigheid in de verhardings-ruimte zullen wel degelijk goed bestuurd moeten worden, ook indien die ruimte wordt gefor-meerd door een dekzeil over een stationaire mal te spannen.' Het kan desastreus uitpakkenindien een mal wordt afgedekt met dekzeilen en daar een stoomslang onder wordt gelegd die dehele nacht blijft;aanstaan. Dit betekent dat de mal gedurende 10 ? 12 uur plaatselijk blootstaataan een straal stoom van 100?C. De hiervoor besproken risico's, samenhangend met ongelijk-matige verwarming en plaatselijke oververhitting, zijn dan natuurlijk duidelijk aanwezig. Metweinig geld en enig vernuft is de stoomtoevoer op juiste wijze te verdelen en de stoomtoevoertijdte regelen.Ook in enkelvoudige mallen moet een element onbelemmerd kunnen krimpen bij het afkoelen.De praktijk om 's morgens eerst de stoomkappen te verwijderen, ook van elementen die pas inde middag gelost kunnen worden is dan ook af te raden. Men kan het beste een stoomkap-constructie toepassen die 's morgens kan blijven zitten boven elementen die 's middags pasgelost mogen worden.Niet-stationaire enkelvoudige mallen worden na het storten en verdichten getransporteerd naareen geklimatiseerde ruimte. Dit transport moet uiteraard plaatsvinden in een periode waarin hetbeton nog voldoende vervormbaar is om de malvervorming tijdens het transport te kunnenopnemen. Vooral als voorverwarmde betonspecie wordt toegepast is het van zeer veel belangdit aspect in de planning van de procesgang te betrekken. Een mal die gestort wordt met betonvan 50?C, moet bij voorbeeld niet pas na 4 uur door een kraan worden opgepakt om hem in deverhardingsruimte te plaatsen; de malvervorming zal waarschijnlijk het reeds gedeeltelijkafgebonden element doen breken.Het klimaat in een verhardingsruimte kan het beste worden gecre?erd door middel van lucht-verwarming met stoominjectie. De luchtverwarming kan door middel van radiatoren, ribben-buizen of iets dergelijks tot stand komen, waarbij de stoominjectie dient om de relatieve vochtig-heid op peil te houden. Om een redelijk effici?nte warmte-overdracht naar de mal en het beton teverkrijgen, zijn condenserende omstandigheden aan te raden. De daarvoor benodigde relatievevochtigheid moet zijn afgestemd op de mal- en betontemperatuur gedurende de eerste uren inde verhardingsruimte. Het opvoeren van de relatieve vochtigheid tot bijna condenserendeomstandigheden bij de heersende luchttemperatuur leidt tot slechte betonoppervlakken enroestende mallen. Het slechte betonoppervlak ontstaat doordat condenswater op het beton-oppervlak zal blijven staan.Indien de relatieve vochtigheid goed wordt gekozen, zal het waterverlies van het betongedurende de eerste 3 ? 4 uur sterk worden afgeremd, waarna het gecondenseerde water gelei-delijk verdampt waardoor schade aan het betonoppervlak wordt vermeden, zonder dat het risicoaanwezig is dat het beton voortijdig uitdroogt.Een goede, automatische besturing van temperatuur en relatieve vochtigheid met daarnaast demogelijkheid om dit regelmatig te controleren, zijn onontbeerlijk voor een betrouwbaar proces.Verwarming van het betonoppervlak door stralingBij warmte-overdracht door middel van straling blijkt het erg moeilijk het proces zo in te richtendat een redelijke efficiency te bereiken is; daarnaast dient men altijd beducht te zijn voor water-verlies ter plaatse van het aangestraalde betonoppervlak.Het waterverlies kan worden bestreden door een doorzichtige kunststoffolie boven het beton-oppervlak te spannen, maar de praktijk leert dat deze folie gauw vervuilt, waardoor de stralingminder effectief wordt. In figuur 8 is het resultaat weergegeven van een proef met stralers boveneen betonelement in een open opstelling. Het bleek dat ondanks de hoge temperatuur tussenfolie en beton de warmte-overdracht naar het beton erg gering is. Uit de proef bleek eveneensdat deze wijze van werken een zeer matig rendement oplevert.Een wat beter rendement is te bereiken indien men bij niet-stationaire mallen een nagenoeggeheel gesloten, goed ge?soleerd compartiment maakt, waarin men de mal onder de stralersplaatst. Dat hoeven dan geen gasstralers te zijn, men kan ook denken aan radiatoren die metbehulp van thermische olie op bij voorbeeld 300? worden gehouden en slechts enkelecentimeters boven het betonoppervlak zijn geplaatst.Wellicht is het mogelijk om veel effici?ntere stralingstechnieken te ontwikkelen door gebruik temaken van het onderzoek dat wordt gedaan ten behoeve van zonnecollectoren.Sterkte-ontwikkeling en opslagOpslag is bij betonwaren een wezenlijk onderdeel van het fabricage-proces. Het jonge beton isnog erg kruip- en scheurgevoelig, terwijl daarnaast de sterkte-ontwikkeling van het versneldverharde beton op het tasveld waarschijnlijk trager verloopt dan die van 'natuurlijk' verhardbeton.In figuur 9 is dit ge?llustreerd. Met dit verschijnsel moet men bij de bepaling van de minimaal be-nodigde opslagtijd uiteraard rekening houden.Doordat de sterkte-ontwikkeling op logaritmische tijdschaal redelijk lineair verloopt, kan iederdit effect voor de eigen produktiemethode inschatten door 3- en 28-daagse druksterkteme-tingen op het tasveld uit te voeren. Natuurlijk moet men bij de interpretatie van de gevonden ge-gevens rekening houden met de vrij grote spreiding die bij niet-destructief meten van betondruk-sterkten optreedt. Voor de gevraagde betonkwaliteit in de gebruikstoestand is dit over het al-CementXXXI(1979)nr.9 385gemeen van minder belang, omdat die bij praktisch alle betonwaren al gauw overschredenwordt. Men dient echter wel te bedenken dat het produkt tijdens transport en montage veelzwaarder belast zal worden dan in de gebruikstoestand. H?t is per slot van rekening maar eenschrale troost indien een element, dat tijdens transport breekt, volledig voldeed aan het bestek.BesluitVersnelde verharding door middel van warmte is een techniek die bij uitstek in de betonwarenin-dustrie op effectieve wijze kan worden toegepast, gezien de procesbeheersing die in deze be-drijfstak gebruikelijk is. Ongetwijfeld zal de te verwachten snelle kostprijsstijging van energie deontwikkeling van nog effici?ntere verwarmingstechnieken stimuleren. Daarover wordt danwellicht over enige tijd een nieuwe studiedag belegd.Literatuur1. Peeterman, J.G., 'Bijsturen van de zetmaat van betonspecie'; Cement XXV, (1973) nr. 7.2. Wischers, Prof.Dr.-lng.G. en Prof.Dr.-Ing.W.Manns,'Oorzaken voor het ontstaan van scheurenin jong beton'; Cement XXV (1973) nr. 9 blz. 376-381.3. Dekker, Ir.A.J.Chr., 'De aanvangssterkte van beton onder natuurlijke verhardingsomstandig-heden'; Cemenr XVIII (1966) nr. 12, blz. 755-756.4. Cub, W. en J.Meyer, 'Der Baubetriebsberater; Planen und bauen mit Grosstafeln im Wohnungs-bau'; Bauwirtschaft 26 (1972), 48 (23 nov), 1820.5. Henk, ., 'Zur Fr?hfestigkeit von Beton bei nat?rlichen Erh?rtungsbedingungen'; Betonstein-Zeitung, Heft8, 1966.6. Hummel, E.A., 'Das Beton ABC'; Berlin, Wilhelm Ernst, 1959.7. Neville, A.M., 'Properties of concrete'; London, Sir Isaac Pitman & Sons, 1968.8. Eigen onderzoek Heembeton BV.Verrekening van betonstaalRectificatieIn het julinummer van Cement (1979, nr. 7) is onder bovenvermelde titel een artikel gepubli-ceerd, geschreven door ing.Th.J.A.Paap, werkzaam bij de SAOB, als rapporteur van de CUR-VE commissie E2. Naast enkele slordigheden in de tekst is figuur 1 onjuist getekend. Deverbeterde figuur wordt hier afgedrukt. Verder zijn in de tabellen 1 en 2 twee worteltekensweggevallen; in tabel 1 had moeten staan V?= 0W enintabel 2 Vf= 0W- De redactie betreurt degemaakte fouten. Volledigheidshalve worden de figuren 3 en 4 in een grotere vorm herplaatstzodat hiermee nauwkeuriger kan worden gewerkt.1Hoeveelheid hulpstaven als functie vande gemiddelde verwerkte diameter3Verband tussen besteksdiameter enbesteksfactor respectievelijkwerkdiameter en werki'actor4Correctiegrafiek voor deverwerkingskosten vanbetonstaalCement XXXI (1979) nr. 9 386
Reacties