Veranderende regelgeving paaldraagvermogen5 201530Veranderenderegelgeving paal-draagvermogen1Achtergrond en gevolgen van verlaging paaldraagvermogen in NEN 9997-1Veranderende regelgeving paaldraagvermogen 5 2015 311,61,41,2perfect0,80,60,40,20,00 5 10 15 20 25gemeten/berekendlengte in de zandlaag / diameter35 00030 00025 00020 00015 00010 00050000gemetenwaarden[kN/m2]0 5000 10 000 15 000 20 000 25 000 30 000 35 000berekende waarden [kN/m2]NLBEFRlineair (NL)lineair (BE)lineair (FR)y = 0,75 xy = 0,70 xy = 1,13 xIn NEN 9997-1, de norm waarin een rekenmethodeis opgenomen voor het bepalen van het draagver-mogen van funderingspalen, staat een voetnootwaarin is aangegeven dat de paalklassefactoren per1 januari 2016 zullen worden verlaagd. Deze maat-regel is gebaseerd op proefbelastingen waaruit isgebleken dat funderingspalen veel minder draag-vermogen hebben dan eerder verondersteld. Wat isde achtergrond van die maatregel en wat betekentdat voor de praktijk?In 2010 verscheen CUR-rapport 229 ? `Axiaal draagvermogenvan palen' met de resultaten van het Delft Cluster/CUR onder-zoek naar de draagkracht van funderingspalen [1]. Uit hetonderzoek bleek dat de berekende draagkracht van funderings-palen volgens de methode zoals aangegeven in NEN 6743-1veel hoger was dan in proefbelastingen werd gemeten. In hetonderzoek werden goed ge?nstrumenteerde proefbelastingen,uitgevoerd in Belgi? en Nederland, verzameld. Hierbij kondenhet puntdraagvermogen en het schachtdraagvermogen geschei-den worden vastgesteld. Het bleek dat alleen van geheidegrondverdringende, geprefabriceerde palen (beton en geslotenstalen buispalen) voldoende proeven aanwezig waren om eenbetrouwbare validatie van de rekenregels (de Franse, de Belgi-sche, en de Nederlandse) uit te voeren (fig. 2). De berekeningvan het schachtdraagvermogen, zoals in NEN 6743-1 aangege-ven, bleek goed overeen te komen met de waarden zoalsgemeten bij de proefbelastingen, zij het dat de spreiding grootwas, namelijk circa 30%. Het gemeten puntdraagvermogenbleek gemiddeld echter slechts circa 70% van het voorspelde.De nu vigerende NEN 9997-1:2012 (een bundeling vanNEN-EN 1997-1 (Eurocode 7, deel 1), de bijbehorende Natio-nale Bijlage, en enkele aanvullende teksten, o.a. gedeelten vande inmiddels ingetrokken NEN 6743-1) heeft de rekenwijzevoor het paaldraagvermogen uit NEN 6743-1 overgenomen,waarbij een voetnoot is toegevoegd waarin is aangegeven dat depaalklassefactoren per 1 januari 2016 zullen worden verlaagd.Figuur 2 geeft de resultaten van de vergelijking van het punt-draagvermogen. Het blijkt dat de methode volgens NEN 6743-1(de methode Koppejan) het puntdraagvermogen overschat met40%; de Belgische methode overschat het puntdraagvermogenmet 33% en de Franse methode onderschat het puntdraagver-mogen met circa 10%.De overschatting van het draagvermogen volgens de NEN-methode bleek toe te nemen met de inheidiepte in het zand(fig. 3). Het bleek dat palen die dieper dan 8 maal de paaldia-meter D in de zandlaag staan ongeveer 60% van het voorspeldepuntdraagvermogen hebben, dus het puntdraagvermogen metbijna 70% overschatten.Deze bevindingen sluiten overigens goed aan bij internationaalonderzoek naar het paalpuntdraagvermogen en richtlijnenvoor de bepaling daarvan [2]. De methode die door de Univer-sity of Western Australia wordt voorgesteld, en ook gebaseerdis op een grote database met proefbelastingen, gaat uit van eenpuntdraagvermogen voor geheide gesloten punt palen gelijkaan 0,6qc, waarbij de qcde gemiddelde conusweerstand is, zoalsbepaald met de methode Koppejan [3] en 0,6 overeenkomtmet de paalklassefactor in NEN 9997-1. Ter vergelijking: inNEN 9997-1:2012 wordt voor prefab-betonpalen een factor 1,0aangehouden. Uit Duits onderzoek [4] blijkt dat voor geheideprefab-betonpalen de paalklassefactor 0,7 ? 0,8 is, afhankelijkvan de grootte van de conusweerstand.prof.ir. Frits van TolTU Delft, fac. CiTG, Deltaresir. Geerhard HanninkGemeente Rotterdam1 Proefbelasting Galecopperbrug (A12), uit-gevoerd om het draagvermogen en deverwachte paalkopzakking te verifi?renfoto: APTS bv2 Gemeten vs berekend puntdraagvermo-gen volgens Nederlandse, Belgische enFranse methode (bezwijken is berekendbij een verplaatsing van 10% van de paal-diameter)3 Vergelijking tussen gemeten en berekendepuntdraagkrachten als functie van depaalpuntdiepte in het zand [5]23Veranderende regelgeving paaldraagvermogen5 201532Volgens Tabel 7.c van NEN 9997-1:2012 mag voor geprefabri-ceerde beton palen een p= 1,0 worden genomen. De in deinleiding genoemde resultaten uit het Delft Cluster/CURonderzoek betekenen dat pin feite gemiddeld (voor alle inhei-diepte in de zandlaag) 0,7 bedraagt.Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de NEN-commissieGeotechniek destijds aan de tabel de opmerking toegevoegd datde paalklassefactoren, met ingang van 1 januari 2016 zullenworden verlaagd [6]. Recent is door de NEN-commissieGeotechniek besloten dat alleen de paalklassefactor pvoor hetpuntdraagvermogen met 30% wordt verlaagd. Dit geldt nietalleen voor prefab-betonpalen, maar voor alle paalsystemen.Van de hierboven beschreven draagkracht van de paal bijsondering i, (Rc;cal;i) naar de karakteristieke draagkracht tekomen wordt deze berekende draagkracht gedeeld door destatistische factor 3of 4(correlatiefactor genoemd, tabel A10.aen b, NEN 9997-1:2012). De waarde van deze factor hangt afvan het aantal sonderingen dat is uitgevoerd en of wordt uitge-gaan van het gemiddelde draagvermogen over de sonderingen(3) of het laagste draagvermogen (4). Voor drie sonderingenen een niet-stijf gebouw bedragen 3of 4beiden 1,3. De reken-waarde van de draagkracht (Rd) wordt bepaald door de karak-teristieke draagkracht te delen door de parti?le factor R. Voorop druk belaste palen is deze parti?le factor gelijk aan 1,2 (tabelA6 t.m. A8, NEN 9997-1:2012).Mogelijke gevolgen voor de praktijkNieuwbouwDeze verandering zal inhouden dat vanaf 1 januari 2016 depaalfunderingen in Nederland gemiddeld duurder worden,ofwel omdat palen langer of dikker worden ofwel omdat meerpalen moeten worden toegepast. Omdat het draagvermogenniet alleen door de punt wordt geleverd alsmede soms voor eenaanzienlijk gedeelte door de schacht, worden de paalfunderin-gen niet 40% duurder (de genoemde overschatting van 40%).De hogere kosten liggen meestal in de orde van 20%, wantzeker voor gebieden waar geen draagkracht kan wordenontleend aan de bovenlagen, zal de lengte van palen maar inbeperkte mate toenemen. Als de lagere draagkracht in zo'ngeval echter met meer palen wordt opgelost, leidt dat wel tot40% meer palen. Als voorbeeld wordt in tabel 1 het draagver-mogen van een 20 m lange prefab-betonpaal 0,40 ? 0,40 mberekend, voor een hypothetische situatie in West-Nederlandmet 16 m slappe lagen, waaronder uniform zand met eenconusweerstand van 10 MPa tot grote diepte wordt aangetrof-fen. Kolom 1 geeft de voor de berekening gehanteerde formulesweer, kolom 2 de draagkracht volgens de huidige norm, kolom 3de draagkracht volgens de per 1 januari 2016 aangepaste normWat gaat er veranderen?Volgens de vigerende NEN 9997-1:2012 moet de draagkrachtvan een paal bij sondering i als volgt zijn bepaald:Rc;cal;i= Rb;cal;i+ Rs;cal;iwaarbij:Rb;cal;i= Apunt qb;ienFormule 1s;cal;i s; l;gem s; z; i0LR O q dz= Formule 2c;I;gem c;II;gemb p s c;III;gem12 2q qq s q + = + Formule 3t 0 1001 .logtQ Q At = + waarin:Rc;cal;iis de draagkracht van de paal bij sondering i, in kN;Rb;cal;iis de puntdraagkracht bij sondering i, in kN;Rs;cal;iis de schachtwrijvingskracht bij sondering i, in kN;Apuntis de oppervlakte van de paalpunt, in m2;qb;iis de puntweerstand bij sondering i, in kN/m2;Os;L;gemis de gemiddelde omtrek van het gedeelte van de paal-schacht in de laag in m;L is de lengte deel paal, waarvoor schachtwrijving magworden meegenomen in m;qs;z;iis de paalschachtwrijving, op diepte z, bij sondering i,in kN/m2;z de aanduiding van de verticale richting.De puntweerstand qbmoet worden bepaald volgens de welbekende methode KoppejanFormule 1s;cal;i s; l;gem s; z; i0LR O q dz= Formule 2c;I;gem c;II;gemb p s c;III;gem12 2q qq s q + = + Formule 3t 0 1001 .logtQ Q At = + Waarin:qbis de puntweerstand, in MPa;pis de paalklassefactor voor de berekening van dedraagkracht van de paalpunt; is de factor die de invloed van de paalvoetvorm inrekening breng;s is de factor die de invloed van de vorm van de dwars-doorsnede van de paalvoet in rekening brengt.qc;I;gem, qc;II;gemen qc;III;gemzijn de gemiddelde waarden van deconusweerstanden, in MPa, over resp. traject I, II, en III.Traject I loopt vanaf het paalpuntniveau tot een niveau dat tenminste 0,7 D en ten hoogste 4 D dieper ligt. Traject II looptvan het eindpunt van traject I naar het paalpuntniveau. Traject lllloopt van beneden naar boven van paalpuntniveau tot eenniveau dat 8 D hoger ligt.Voor de wijze van bepaling van de gemiddelde waarde enverdere details wordt verwezen naar paragraaf 7.6.2.3 vanNEN 9997-1:2012.Veranderende regelgeving paaldraagvermogen 5 2015 33Bovenstaand voorbeeld is representatief voor een niet-stijfbouwwerk en drie sonderingen. In geval van een stijf bouw-werk en tien sonderingen of meer wordt 3 gelijk 1,14. Het extraaantal palen wordt dan 40% in plaats van 42%. De conclusie isdat in veel gevallen de hogere kosten voor de paalfunderingbeperkt zullen blijven tot circa 20%, maar in sommige gevalkunnen oplopen tot rond de 40%.Bestaande bouwVoor bestaande bouw zal er weinig veranderen. In Nederland ishet niet de gewoonte om bestaande bouw te gaan toetsen naaren kolom 4 laat zien hoe lang de paal volgens de nieuwe normzou moeten zijn om dezelfde rekenwaarde van het draagver-mogen te hebben als de oude norm (kolom 2). Aangenomenwordt dat de rekenwaarde van de negatieve kleef (Fs;nk;d) van de16 m slappe lagen 400 kN bedraagt en dat, zoals meestal hetgeval is, grenstoestand 1B maatgevend is.Uit de onderste regel van de tabel blijkt dat indien van dezelfderekenwaarde van de belasting Fs;dwordt uitgegaan er, bij gelijk-blijvende paallengte, 42% meer palen nodig zijn, maar datindien voor langere palen wordt gekozen, er in totaal 15% meerpaallengte nodig is.Tabel 1 Voorbeeldberekening, volgens oude en nieuwe regelgevingberekening draagvermogen waarde volgens de huidigenorm [kN]waarde volgens de per 1 januari2016 aangepaste norm [kN]waarde volgens de nieuwe normbij aangepaste lengte [kN]Rs= 1,6 L1 1,0% 10 000 640 L = 4 m 640 L = 4 m 1120 L = 7 mRb= 0,16 p 10 000 1600 p= 1,0 1120 p= 0,7 1120 p= 0,7Rc= Rs+ Rb2240 1760 2240Rd= Rc/ R 4= Rc/ 1,2 1,3 1436 1128 1436Fs;nk;d400 400 400Rd;netto1036 728 1036Extra aantal palen of paallengte 1036/728 >> 42% 23/20 >> 15%1) L is paallengte in draagkrachtige laagVeranderende regelgeving paaldraagvermogen5 201534De ervaring is echter dat er in de praktijk in Nederland zeldenof nooit problemen zijn met de grondmechanische draagkrachtvan funderingspalen. In een enkel geval worden problemenmet de constructieve draagkracht van met name in de grond-gevormde palen ondervonden, maar zakking als gevolg van eentekort aan paaldraagvermogen is zeldzaam, laat staan hetgrondmechanisch bezwijken van een paalfundering. Hoe valtdit te rijmen?Verborgen veilighedenGelet op de hierboven beschreven discrepantie is geconclu-deerd dat er kennelijk verborgen veiligheden in de draagkrachtvan paalfunderingen aanwezig moeten zijn. In het kader vande discussie rond de verlaging van de paalfactoren in de normis onderzoek gedaan naar deze verborgen veiligheden, eerstidentificatie en vervolgens kwantificering op basis van litera-tuuronderzoek en beperkt nader onderzoek. Dit onderzoekwerd uitgevoerd onder begeleiding van CUR-commissie 193.Onderstaand wordt kort ingegaan op de resultaten van destudie naar verborgen veiligheden. Achtereenvolgens komen devolgende onderwerpen aan de orde:I toename van de draagkracht in de tijd;II afsnuiten en limietwaarden;III groepseffecten;IV windbelasting / negatieve kleef.Voor een uitvoerige beschrijving wordt verwezen naar [7 t.m. 9].aanleiding van een verandering van de regelgeving. Maar als erverbouwingen plaatsvinden, waarbij belastingwijzigingenoptreden, dan zal de consequentie zijn dat de nieuwe belasting-situatie aan de nieuwe regelgeving moet worden getoetst en datbetekent dat ingrijpende voorzieningen aan de funderingnoodzakelijk zijn. De gevolgen hiervan kunnen verstrekkenden dus zeer kostbaar zijn.Uiteraard is een belangrijke vraag: welk risico lopen we doorbestaande funderingen niet aan te passen? Statistisch gezienzouden er, bij de huidige overschatting van het puntdraagver-mogen zoals in de inleiding aangegeven, met enige regelmaatproblemen met de draagkracht van funderingen moeten zijn.Uit het onderzoek bleek niet alleen dat de gemiddelde draag-kracht werd overschat, maar ook dat de spreiding in de resulta-ten groot was; in ieder geval aanmerkelijk groter dan waarmeein de norm is gerekend. De hierboven genoemde statistischefactor in NEN 9997-1 is gebaseerd op een onzekerheid in dedraagkracht van palen van 12%. De spreiding in de draagkrachtvolgens de proefbelastingen ligt echter in de orde van 25 ? 30%.De Nederlandse normen beogen met de vastgestelde statistischeen parti?le factoren een faalkans voor funderingen in de ordevan 1 10-4. De bijbehorende -waarde bedraagt 3,8. Statistischgezien blijkt uit verkennende berekeningen dat ten gevolge vande grote spreiding in de draagkracht en de overschatting van hetpuntdraagvermogen, de kans op falen meer dan een factor 100hoger ligt dan de beoogde.Veranderende regelgeving paaldraagvermogen 5 2015 35Axelsson B, 2002Q0= 989 kNA = 0,374t0= 1 dag18001600140012001008006004002000draagvermogen[kN]10-2 10-1100101102tijd [dagen]4 Metingen van [10] gefit met vergelijking [1]Kortom het set-up effect vormt mogelijk wel een gedeelte vande verborgen veiligheid, maar er is nog veel onderzoek nodigom deze te kwantificeren.Afsnuiten ? limietwaardenEen andere verklaring voor het ontbreken van problemen metdraagkracht van geheide palen in de praktijk zou kunnen zijndat de in Nederland gehanteerde limietwaarden (15 MPa voorde puntweerstand en 150 kPa voor de schachtweerstand) teconservatief zijn. Uit vergelijking met onderzoek naar gemetenpuntspanningen in zandlagen met zeer hoge conusweerstandenen buitenlandse normen wordt geconcludeerd dat:- De onderzochte literatuur geen aanleiding geeft om dehuidige limietwaarde voor de puntweerstand, 15 MPa, teverhogen.- Een verhoging van de limietwaarde van de schachtwrijvingwel een re?le optie lijkt omdat hogere schachtweerstand isgemeten en wordt toegelaten in andere, buitenlandsenormen.Deze enigszins conservatieve limietwaarde vormt in ieder gevalgeen generieke verborgen veiligheid; hooguit dus bij palen inzeer dicht gepakt zand.GroepseffectenMet groepseffecten wordt zowel het effect van verdichting enopspanning tijdens de installatie van palen bedoeld, als hetgevolg van de hogere belasting in de grond door het aanbren-gen van belasting op de palen. Bij de berekening van de capaci-teit van trekpalen worden beide in rekening gebracht. Hetinstallatie-effect van grondverdringende palen door middel vanf1en het effect van de belasting (bij trekpalen een negatiefeffect) door middel van f2.De factor f1uit CUR-rapport 2001-4 wordt bepaald door hetvolume van de ingebrachte palen om te rekenen naar verdichtingen met een empirische relatie die, bij gelijkblijvende verticaleToename draagkracht in de tijdEr is veel onderzoek uitgevoerd naar de toename van draag-kracht van funderingspalen in de tijd. In het verleden werdvooral gedacht dat dit fenomeen een rol speelde bij palen inklei, maar ook de draagkracht van palen in zand blijkt in de tijdtoe te nemen. Het meeste onderzoek werd uitgevoerd op stalenbuispalen, waarbij de proefbelastingen dan meestal op trekwerden uitgevoerd. Er heeft echter ook onderzoek plaatsgevon-den op prefab-betonpalen [10].De toename van de draagkracht in de tijd wordt door verschil-lende auteurs uitgedrukt als toename met de logaritme van detijd volgens onderstaande vergelijking [11]:Formule 1s;cal;i s; l;gem s; z; i0LR O q dz= Formule 2c;I;gem c;II;gemb p s c;III;gem12 2q qq s q + = + Formule 3t 0 1001 .logtQ Q At = + (1)Waarin:Qtis de paalcapaciteit op tijdstip t;Q0is de paalcapaciteit op t0;A is een functie van de grondsoort;t0is de tijd voor Q0.Voor A worden in de literatuur voor klei respectievelijk zandwaarden gelijk aan 0,6 en 0,2 genoemd. Dit betekent dat bij eengeheide paal in klei de draagkracht per decade 60% toeneemten bij zand 20%. De ondergrens wordt over het algemeen voorpalen in zand op 0,15 aangehouden. Uit het onderzoek vanAxelsson [10] blijkt voor de geheide betonpaal in siltig zandeen veel hogere waarde, namelijk A = 37,5% (fig. 4).Uit recenter onderzoek [12] blijkt dat de draagkracht niet blijfttoenemen in de tijd, maar dat er uiteindelijk een plafond wordtgevonden en dat de toename niet direct begint. Dit leidt tot eenS-curve.Uit de literatuur blijkt dat de volgende factoren van belang zijnvoor de grootte van de set-up, zoals het fenomeen wordtgenoemd: de relatieve dichtheid en stijfheid van de grond, dekorrelverdeling, korrelstructuur en -vorm (hoekige korrels),het vochtgehalte, het spanningsniveau, het installatieproces, ende geometrie van de paal.Voordat het positieve tijdseffect zou kunnen worden meegenomenin de regelgeving, zullen eerst de belangrijkste van deze factorenmoeten worden uitgezocht. Bovendien is het de vraag in hoeverrede toegenomen draagkracht aanwezig blijft ook na het aanbrengenvan wisselende belastingen. Uit onderzoek verricht door [13] blijktdat herhaalde proeven op palen een lagere draagkracht geven danproeven op maagdelijke, dat wil zeggen niet eerder belaste palenen dat door wisselende belasting de toename van de draagkrachtin de tijd weer gedeeltelijk wordt teniet gedaan.4Veranderende regelgeving paaldraagvermogen5 2015365 Normaalkrachtverloop als functie van de diepte (ten opzichtevan maaiveld) met een windbelasting van 600 kNWindbelasting / Negatieve kleefIn de huidige ontwerppraktijk wordt windbelasting opgenomendoor de draagkrachtige zandlaag. In het westen van Nederland,waar het pleistocene zand is afgedekt door een dik pakket holo-cene klei- en veenlagen worden palen door negatieve kleefbelast. De negatieve kleefbelastingen kunnen zeer aanzienlijkzijn, tot meer dan 30% van de totale paalbelasting. Windbelas-ting vormt met name bij hoogbouw een andere belangrijke,tijdelijke component van de totale belasting. Bij een paalwaarbij de negatieve kleefbelasting volledig is ontwikkeld, zalde windbelasting in eerste instantie enige indrukking van depaal veroorzaken, waardoor de negatieve kleef zal afnemen.Met een interactieberekeningsmodel, zoals INTER vanGemeente Rotterdam/Strukton of D-pile van Deltares, kan hierworden gerekend. Met dit eerste genoemde model zijn eenaantal berekeningen gemaakt naar dit fenomeen. Figuur 5 laateen berekeningsresultaat zien van het krachtverloop in eenpaalschacht, eerst in geval de paal alleen belast is door 1000 kNpermanente belasting en 550 kN negatieve kleef. Vervolgensadditioneel met een tijdelijke windbelasting van 600 kN. Denegatieve kleef neemt dan af van 550 tot 300kN. Dat wil zeggendat ((550-300) / 600 is) circa 40% van de windbelasting wordtafgedragen in de bovenlagen. Deze bijdrage is dus zeker nietverwaarloosbaar, en levert in dit geval dus een verborgenveiligheid in de huidige ontwerp praktijk (fig. 5).Bedacht moet echter worden dat de windbelasting pas eensignificante bijdrage levert bij gebouwhoogten van meer dan40 m. De bijdrage is dan circa 10%. Dus windbelasting, diewordt opgenomen in de bovenlagen is geen generieke verbor-gen veiligheid.Conclusies en vervolgDe conclusie van het onderzoek naar verborgen veiligheden is,dat het zinvol is om de tijdseffecten nader te onderzoeken.Waarbij het dan primair gaat om het effect te kwantificeren, deinvloed van belastingwisselingen vast te stellen, en te zienwelke beperkingen er zijn. Verder is het zinnig om door te gaanmet onderzoek naar de verdichtingseffecten, waarbij met namenaar het effect voor de paalpuntdraagkracht moet wordengekeken in combinatie met de installatie volgorde.Voor de NEN-commissie Geotechniek was het resultaat van hetonderzoek naar de verborgen veiligheden in ieder geval onvol-doende om de paalklassefactoren niet te verlagen [14].Noodzakelijk onderzoek en stand van zakenZoals hierboven geconcludeerd is nader onderzoek naar tijds-en groepseffecten bij paalfunderingen zinnig. Tot nu toe is hetechter niet mogelijk gebleken om een goed opgezet onderzoeknaar deze effecten gefinancierd te krijgen. Zo'n onderzoek zouspanning, de (verhoogde) dichtheid relateert aan een(verhoogde) conusweerstand qc.De factor f1is verhouding tussen verhoogde en initi?le qcendeze wordt meegenomen in de berekening van de draagkrachtvan de schacht van een trekpaal. In beginsel zou deze factorook voor het schachtdraagvermogen van drukpalen kunnenworden meegenomen. Of de verdichting ook onder het paal-puntniveau in die mate plaats vindt, en tot welke diepte en dusook kan worden meegenomen voor de berekening van hetpuntdraagvermogen, is nog de vraag. Hiertoe moet de dieptetot waar verdichting optreedt worden vastgesteld, alsmede heteffect van de volgorde van heien. Bij het heien van palen dicht-bij reeds ge?nstalleerde palen wordt wel opheien geconstateerd;de reeds geheide paal komt omhoog. Dit zou het puntdraag-vermogen mogelijk zelfs negatief kunnen be?nvloeden.De op bovenbeschreven wijze bepaalde verdichtingsfactor f1kan tot aanzienlijke toename van de conusweerstand c.q. hetschachtdraagvermogen leidden.De conclusie ten aanzien van het groepseffect is dat in beginselde verdichtingsfactor f1ook kan worden toegepast bij de bepa-ling van het schachtdraagvermogen van geheide op drukbelaste palen en dus vormt dit ook een deel van de verborgenveiligheid. Dit geldt echter alleen voor palen in de groep en nietvoor ver uit elkaar staande palen die vaak in de woningbouwworden aangetroffen. Groepswerking is dus ook geen generiekeverborgen veiligheid.0-2-4-6-8-10-12-14-16-18-20-22-24-260 -200 -400 -600 -800 -1000 -1200 -1400 -1600 -1800 -2000normaalkracht [kN]diepte[m]Fs;nk= 300 kNmet windFs;wind= 600 kNFs;g= 1000 kNFs;nk= 550 kNzonder wind5Veranderende regelgeving paaldraagvermogen 5 2015 37ringsontwerp kan worden gemaakt dan met de verlaagde paal-klassefactoren. De verwachting is dat de komende veranderingvan NEN 9997-1 een impuls zal geven aan het vaker uitvoerenvan proefbelastingen om tot een optimaal paalfunderingsont-werp te komen [15]. LITERATUUR1 CUR-rapport 229: Axiaal draagvermogen van palen, CUR Bouw &Infra / Delft Cluster, Gouda, 2010.2 Tol, A.F. van, Stoevelaar, R., Rietdijk, J., Draagvermogen van geheidepalen in internationale context. Geotechniek nr. 5, thema-uitgaveFunderingsdag, december 2010, pp. 4-9.3 Xu, X., Lehane, B.M., Evaluation of end-bearing capacity of closed-ended pile in sand from cone penetration data. Frontiers in OffshoreGeotechnics: ISFOG 2005 ? Gourvenec & Cassidy (eds), 2005.4 Kempfert, H.G., Becker, P., EA-Pf?hle & Pfahlforschung, 4. SymposiumUmweltgeotechnik DGGT / 5. Freiberger Geotechnik-Kolloquium,2009.5 Stoevelaar, R., Bezuijen, A., Lottum, H. van, Tol, A.F. van, Effects ofcrushing on point bearing capacity in sand tested in a geotechnicalcentrifuge. 15th European Conf. ISSMGE Athens, 2011.6 Hannink, G., Seters, A.J. van, Jansen, H.L., Draagkracht van palen.Geotechniek nr. 1, januari 2011, pp. 26-28.7 Stoevelaar, R., Bezuijen, A., Nohl, W., Jansen, H., Hoefsloot, F., Hannink,G., Werkdocument Verborgen veiligheden, 2012.8 Tol, A.F. van, Draagkracht funderingspalen, een update. Geotechnieknr. 5, thema-uitgave Funderingsdag, december 2012, pp. 14-18.9 Tol, A.F. van, Stoevelaar, R., Bezuijen, A., Jansen, H.L., Hannink, G.,Compressive resistance of Piles, an update. Proceedings of the 18thInternational Conference on Soil Mechanics and Geotechnical Engi-neering, Paris, 2013.10 Axelsson, G., Long-Term Set-up of Driven Piles in Sand. Div. of Soil anRock Mechanics. Dep. of Civil and Environmental Engineering.Stockholm, Royal Institute of Technology, 2000.11 Skov, R., Denver, H., Time-dependence of bearing capacity of piles.Proc. 3rd. Int. Conf.on Application of Stress-wave Theory to Piles,Ottawa, Canada, 1988.12 Karlsrud, K., Jensen, T.G., Wensaas Lied, E.K., Nowacki, F., Significantageing effects for axially loaded piles in sand and clay verified bynew field load tests. Proc of the Offshore Technology Conference,Houston, Texas, USA, 5-8 May 2014.13 Jardine, R.J., Standing J.R., Chow, F.C., Some observations of theeffects of time on the capacity of Piles driven in Sand. Geotechnique56 no 4, 2006, pp. 227-224.14 Hannink, G., Lurvink, M., Seters, A.J. van, Is Eurocode 7 af? Geotech-niek nr. 5, thema-uitgave Geotechniekdag, december 2013, pp. 4-9.15 Hannink, G., Jong, E. de, Lurvink, M.L., Seters, A.J. van, Per 1 januari2016 gaan de paalklassefactoren voor de paalpunt omlaag, Normenen waarden 11. Geotechniek, april 2015.in ieder geval moeten bestaan uit een serie proefbelastingen,waarbij de palen op verschillende tijdsstippen na installatieworden proefbelast.Zoals in de inleiding aangegeven, waren er alleen van de prefabpalen voldoende hoogwaardige proefbelastingen om de paal-klassefactoren goed vast te stellen. Naast het onderzoek gerichtop de verborgen veiligheden van geheide geprefabriceerdepalen, is het wenselijk dat ook naar de paalklassefactoren vande andere paalsystemen wordt gekeken. Ook voor deze syste-men wordt de pverlaagd. Enerzijds ter voorkoming vanmarktverstoring, anderzijds omdat de paalklassefactoren vandeze systemen in het verleden bij het vaststellen van denormen, van de factoren voor de prefab-betonpalen werdafgeleid.Daar komt nog bij dat het draagvermogen van dit soort paal-systemen mede wordt bepaald door de wijze van uitvoering,zoals bijvoorbeeld de snelheid waarmee wordt geboord, de`pulldown' die daarbij wordt gehanteerd en bij palen met grout-injectie is vooral het debiet een bepalende factor. Waar duseigenlijk behoefte aan is, is de koppeling tussen de paalklasse-factoren en de wijze van installeren van dit soort palen. Voordit type palen zou moeten worden begonnen met het goedbeschrijven van de uitvoering en die te certificeren. Vervolgenskan het draagvermogen en de daaruit volgende paalklassefacto-ren van palen, die volgens deze vastgelegde methode zijn ge?n-stalleerd, door middel van proefbelastingen worden vastgesteld.Kansen voor het uitvoeren van proefbelastingenEen ander gevolg van de voorgenomen verlaging van de paal-klassefactoren in NEN 9997-1 is dat het in projecten aantrekke-lijk kan zijn om proefbelastingen uit te voeren. Wanneer stati-sche proefbelastingen worden uitgevoerd, mag het daarbijgevonden draagvermogen van de palen voor het ontwerpworden gebruikt. Uiteindelijk kan dit na voldoende proefbelas-tingen tot andere en mogelijk hogere waarden van de paalklas-sefactoren leiden. Er wordt naar gestreefd het uitvoeren vanproefbelastingen eenduidiger te maken. Daarom zullen de voor-schriften voor het uitvoeren van statische proefbelastingen, enhet interpreteren van de resultaten worden aangescherpt. Omdatdeze voorschriften waarschijnlijk niet tijdig in de nieuwe versievan NEN 9997-1 kunnen worden ondergebracht, wordt eenNationale Praktijk Richtlijn (NPR) uitgebracht over het proef-belasten van palen. Het is de bedoeling dat de NPR onder andereaanwijzingen geeft voor het uitvoeren van proefbelastingen bijprojecten. Omdat voor het proefbelasten op druk vaak gebruikwordt gemaakt van aangevoerde ballast, zou het gebruikmakenvan het gewicht van een in aanbouw zijnde constructie een prak-tisch alternatief kunnen zijn. Op deze wijze kan het uitvoerenvan een proefbelasting aantrekkelijk zijn, indien wordt verwachtdat op basis van de resultaten daarvan een goedkoper funde-
Reacties