Tot voor kort leefde Nederland mee met de gevolgen van aardbevingen in de wereld, in de veronderstelling dat dit ver van ons bed was. Door de recente aardschokken in Groningen zijn in ons land andere ideeën ontstaan over de invloed van aardbevingen op de gebouwde omgeving. In dit artikel worden de herkomst en de karakteristieken van de Groninger aardbevingen beschreven. Verder wordt aangegeven hoe principes voor het dimensioneren van constructies onderworpen aan een aardbevingsbelasting, op de Groninger situatie kunnen worden toegesneden en hoe het proces van voorlopige en definitieve regelgeving verloopt. Auteurs: prof.dr.ir. Joost Walraven (TU Delft, fac. CiTG)prof.ir. Ton Vrouwenvelder (TNO / TU Delft, fac. CiTG)
4
thema
Aardbevingen:
een nieuwe
uitdaging voor
de bouw
1
thema
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015
5
Tot voor kort leefde Nederland mee met de gevolgen
van aardbevingen in de wereld, in de veronderstel-
ling dat dit ver van ons bed was. Door de recente
aardschokken in Groningen zijn in ons land andere
ideeën ontstaan over de invloed van aardbevingen
op de gebouwde omgeving. In dit artikel worden de
herkomst en de karakteristieken van de Groninger
aardbevingen beschreven. Verder wordt aangege-
ven hoe principes voor het dimensioneren van
constructies onderworpen aan een aardbevings-
belasting, op de Groninger situatie kunnen worden
toegesneden en hoe het proces van voorlopige en
definitieve regelgeving verloopt.
In 1992 trad in Roermond een aardbeving op met een sterkte van
5,8 op de schaal van Richter. Daarbij ontstond schade aan gebou-
wen en aan auto's die werden geraakt door vallend puin. Deze
gebeurtenis werd echter niet als aanleiding gezien voor het invoe-
ren van seismische regelgeving voor de bouw in Nederland. Ook
vormde het geen aanleiding voor een grootscheeps onderzoek
naar de seismische weerstand van bestaande constructies, die
immers niet op aardbevingen waren ontworpen. Een belangrijk
argument hiervoor was dat in de meeste gebieden van Nederland
sowieso met een aanzienlijke windbelasting moet worden gere-
kend, die, naar men veronderstelde, in verreweg de meeste geval-
len boven de gematigde aardbevingen maatgevend zou zijn.
Door de aardschokken die momenteel met een zekere regelmaat
in de provincie Groningen worden gevoeld, is echter een bewust-
wordingsproces op gang gekomen. Deze schokken zijn gerelateerd
aan de bodemdaling door gaswinning en hebben daarom een
andere oorzaak dan het merendeel van de in het buitenland optre-
dende aardbevingen. Vanwege deze ontwikkeling werd in Neder -
land wel de noodzaak gevoeld regelgeving voor het bouwen in
aardbevingsgebieden te ontwikkelen, alsmede voor het evalueren
van de constructieve veiligheid van de bestaande bebouwing.
De aard van aardbevingen
Aardbevingen treden op door verschuivingen in de onder -
grond. Meestal gaat het hierbij om zogenoemde tektonische
aardbevingen die worden veroorzaakt door het ten opzichte
van elkaar verschuiven van grote aardschollen. Bij dit schuiven,
dat zeer langzaam gebeurt, hoopt zich aan de randen van de
aardschollen elastische energie op. Wanneer de spanningen zo
hoog worden dat breuk optreedt, komt deze energie vrij en dat
leidt tot seismische golven in de grond die aan de oppervlakte in trillingen resulteren. De plaats waar de elastische energie in
de ondergrond vrijkomt, wordt het hypocentrum genoemd. De
projectie van dit punt loodrecht op het aardoppervlak heet het
epicentrum van de aardbeving. Voor het aangeven van de
sterkte van een aardbeving wordt vaak uitgegaan van de schaal
van Richter. Dit is een meetmethode voor de in de vorm van
elastische golven vrijkomende energie in het hypocentrum. Dit
getal wordt vaak gezien als een aanduiding van de ernst van
een aardbeving.
Het effect van de vrijkomende energie op de gebouwde omge-
ving hangt ook af van de afstand van het hypocentrum tot het
aardoppervlak. Hoe dieper het hypocentrum, des te geringer
het effect van de aardbeving. Voor de uitwerking van een aard-
beving op de gebouwde omgeving is daarom eerder de hevig-
heid van de trilling op maaiveldniveau van belang. Deze trilling
leidt voornamelijk tot horizontale bewegingen van de bodem,
waarbij vooral de versnelling van de grond van belang is. De
trillingen worden via de fundering in de constructie geleid. In
veel constructies representeren de vloeren een belangrijk deel
van de massa. De op de constructie uitgeoefende kracht kan
worden berekend uit de massa en de versnelling. Volgens de
tweede wet van Newton geldt:
F = m ? a
(1)
waarbij a de versnelling is, m de massa en F de op de construc -
tie uitgeoefende kracht.
Voor het ontwerpen of toetsen van constructies op aardbevin-
gen is daarom de zogenoemde piekgrondversnelling een
belangrijk gegeven. Deze wordt meestal uitgedrukt als fractie
prof.dr.ir. Joost Walraven
TU Delft, fac. CiTG
prof.ir. Ton Vrouwenvelder
TNO / TU Delft, fac. CiTG
1
Scheurvorming in een gevel na een geïnduceerde aardbeving, veroorzaakt
door de aardgaswinning in Groningen
foto: www.greatpictures.nl
Stand van zaken NPR en advies stuurgroep
Om richting te geven aan nieuwbouw en preventieve maatrege -
len voor bestaande bouw onder aardbevingbelasting, is een
Nationale Praktijk Richtlijn opgesteld, de NPR 9998. Deze NPR is
opgesteld door de NEN werkgroep 'Aardbevingen', en goedge -
keurd door de normsubcommissie 'TGB Basiseisen en Belastin-
gen' en de normcommissie 'TGB Plenair'. Hij heeft echter niet de
status van een nationale bijlage en is niet wettelijk verplicht. De
NPR is aangeboden aan de Tweede Kamer en besproken in het
kamerdebat op 12 februari. De artikelen in dit themanummer
van Cement zijn gebaseerd op deze NPR, tenzij anders aangegeven.
Samen met de NPR door is door NPR Stuurgroep een rapport
uitgebracht met een advies over de maatregelen die genomen
kunnen worden om aardbevingbestendig te bouwen en een
analyse naar de impact van de praktijkrichtlijn. Ook dit rapport is
aan de Tweede Kamer aangeboden. In het volgende nummer
van Cement wordt ingegaan op de inhoud van het rapport.
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015 6
thema
2 Geologische doorsnede van het Groningse gasveldbron: Kwade kansen, NRC, 1 maart 2014
op de gebouwde omgeving te bepalen. Doch ook de piekgrond-
versnelling, alhoewel een belangrijk criterium, is niet in abso-
lute zin maatgevend voor het effect van de beving. Zo leidde de
aardbeving bij Lorca in Spanje in 2011, waar een maximale
piekgrondversnelling van 0,37g werd gemeten, tot negen dode -
lijke slachtoffers, terwijl de aardbeving in Mexico City met een
piekgrondversnelling van slechts 0,18g leidde tot 7000 á 10 000
dodelijke slachtoffers. In Lorca was sprake van veel relatief
stijve gebouwen van slechts enkele verdiepingen hoog. Deze
hadden een eigenfrequentie die relatief ver weg lag van de
corresponderende trillingen opgewekt door de aardbeving. In
Mexico City was daarentegen sprake van veel hoge gebouwen
met relatief beperkte stijfheid. De tijdsduur van de aardbeving
was met tachtig seconden lang. Bij de eerste schokken nam de
beginstijfheid van de gebouwen door scheurvorming en andere
vormen van beschadiging af, waarbij de eigenfrequentie daalde
naar waarden die dicht lagen bij de trillingsperiode van de
hoogste aardbevingsbelasting. Hierdoor trad aanzienlijke
versterking van de uitwerking van de bodembeweging op met
noodlottig resultaat voor veel constructies.
Keuzen maken
Een belangrijke eis die wordt gesteld aan de seismische weer -
stand van een constructie, is welke mate van beschadiging nog
acceptabel is. Meestal wordt van vier niveaus uitgegaan:
1 Het gebouw moet na de aardbeving nog volledig operationeel
zijn met verwaarloosbare schade. Dit geldt voor gebouwen
als ziekenhuizen, politiebureaus en crisiscentra.
2 Het gebouw blijft operationeel met geringe schade en geringe
onderbreking van alleen niet-essentiële diensten.
3 De overlevingskans is zeer groot. Matige tot aanzienlijke
schade wordt geaccepteerd.
4 Het gebouw stort bijna in; het risico dat er slachtoffers vallen
moet echter beperkt blijven.
van de valversnelling van de zwaartekracht g die in Nederland
gelijk is aan 9,81 m/s
2.
De sterkste tektonische beving in Nederland trad, zoals eerder
vermeld, op 13 april 1992 op ten zuiden van Roermond. De
magnitude van deze aardbeving was 5,8 op de schaal van
Richter. De schade bleef beperkt omdat het hypocentrum zich
op een diepte van 17 km bevond.
In Groningen gaat het niet om tektonische aardbevingen, maar
om geïnduceerde aardbevingen. Deze ontstaan op circa 3 km
diepte in de zandsteenlaag, waaruit sinds 1959 aardgas wordt
gewonnen (fig. 2). Sindsdien is de bodem met ongeveer 30 cm
gedaald. Door de gaswinning daalt de druk in de zandsteen-
laag, die daarop door hoger gesteente wordt samengeperst. De
betreffende zandsteenlaag is ongeveer 200 m dik. De bevingen
ontstaan waarschijnlijk door verschuivingen langs de ongeveer
1500 bestaande oude breukvlakken in het zandsteen. De tot nu
toe maximaal geregistreerde magnitude op de schaal van
Richter was 3,6, gemeten bij de plaats Huizinge in 2012.
Het verschil met de aardbeving in Roermond is dat de bevin-
gen in Groningen op veel geringere diepte ontstaan. Tot nu toe
is de maximaal gemeten bodemversnelling gelijk aan 0,09g. Het
aantal tot op heden door het KNMI geregistreerde bevingen is
ongeveer 200. Deze bevingen, met hun karakteristieken, zijn
van groot belang voor het opzetten van ontwerprichtlijnen
omdat zij niet alleen informatie geven over de intensiteit van de
schokken, maar ook over de spreiding in de gemeten waarden.
Deze spreiding is een belangrijk gegeven om, in combinatie
met maximaal te accepteren kans om slachtoffer van een
beving te worden, op probabilistische wijze te komen tot een
gedefinieerde seismische ontwerpbelasting.
Zoals aangegeven, is de magnitude op de schaal van Richter
een onvoldoende aanduiding om het effect van een aardbeving
2
7
F
h l
3
Verschillende concepten voor het aardbevingsresistent
ontwerpen van een constructie
4 Schematisatie van draagconstructie tot een
één-massa-veersysteem
Belasting op de constructie
In gebouwen bevindt de massa zich vaak hoofdzakelijk in de
vloeren. Dit geeft de mogelijkheid de constructie ten behoeve
van de berekening tot een één-massa-veersysteem te vereen-
voudigen (fig. 4)
Hierbij wordt het effect van de versnelling omgerekend tot een
kracht F op de constructie. Deze kracht wordt dan als vervan-
gende kracht ingezet voor een statische analyse van de krachts-
verdeling in het draagsysteem. Als in figuur 4 de kolommen
star zijn, wordt de versnelling van de ondergrond ? via de
basisformule F = m ? a
g ? omgezet in een vervangende kracht
op de constructie. In werkelijkheid zullen de kolommen een
eindige stijfheid hebben, waardoor de massa heen en weer gaat
slingeren. Elk constructief systeem heeft een eigenfrequentie
die kan worden berekend. De eigenfrequentie is de inverse van
de natuurlijke trillingsperiode van de constructie. Als de
natuurlijke trillingsperiode van de constructie in de buurt ligt
van de trillingsperiode van de aardbeving, kan een aanzienlijke
vergroting van maximale verplaatsing optreden (opslinger-
effect), met als gevolg grotere krachten en momenten. Daarom
is het belangrijk dat bij het definiëren van de rekenkundige
aardbeving niet alleen wordt uitgegaan van de piekgrond-
versnelling a
g, maar dat tevens rekening wordt gehouden met
de bijbehorende trillingsperiode van de aardbeving.
Om die reden worden voor het ontwerp in normen zogenoemde
elastische responsspectra gedefinieerd. Op de horizontale as
van zo'n elastisch responsspectrum (fig. 5) is de natuurlijke
trillingsperiode van het constructieve systeem uitgezet. Op de
verticale as is de verhouding S
e/ag te vinden, waarbij a g de bij de
aardbeving horende piekgrondversnelling is en S
e de respons -
versnelling van de constructie bij aanname van lineair-elastisch
constructiegedrag. De verhouding S
e/ag is dus de vergrotings-
Met betrekking tot het voorkomen van instorting geldt de
volgende benaderende relatie: de kwaliteit van het construc-
tieve gedrag van een bouwwerk kan worden uitgedrukt als het
product van draagweerstand en ductiliteit. Er kunnen dus qua
aardbevingsweerstand gelijkwaardige constructies worden
verkregen, door verschillende keuzen te maken wat betreft
deze genoemde parameters. Figuur 3 laat drie mogelijkheden
zien:
-
De eerste mogelijkheid is de constructie zodanig te ontwer -
pen dat de sterkte overal voldoende is om de schokken op te
vangen. Op deze manier kan de rekenkundige aardbeving
worden doorstaan bij elastisch gedrag, waarbij geen eisen
worden gesteld aan de ductiliteit (fig. 3 bovenste lijn). Dit is
in het algemeen de minst economische oplossing.
- Een tweede mogelijke oplossing ligt erin de constructie te
ontwerpen met lage sterkte, maar grote ductiliteit. Daarbij
treden onder een aardbeving grote plastische vervormingen
op en kan aanzienlijke beschadiging ontstaan, maar het risico
voor instorting blijft laag. Er worden strenge eisen gesteld aan
de ductiliteit. Soms worden in het ontwerp bewust plastische
zones ingebouwd om deze werking te verkrijgen. Deze opzet
is in principe geschikt voor gebieden met zware aardbevingen
(fig. 3 onderste lijn).
- De derde mogelijkheid is dat de constructie wordt ontworpen
op een gedrag dat qua eigenschappen tussen de twee hiervoor
genoemde uitersten ligt. Bij het ontwerp wordt van een
gemiddelde sterkte uitgegaan en worden voor de rekenkun -
dige aardbeving met mate plastische ververvormingen
toegelaten. Deze opzet is geschikt voor gebieden met matige
seismische activiteit of bij constructies waar een beperkte
schade geen groot probleem is (fig. 3 middelste lijn).
4
3
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015
elastisch:
? hoge sterkte
? rekenkundige aardbeving vereist
geen plastische vervorming
belasting uit aardbeving
globale verschuiving u
elasto-plastisch:
? gemiddelde sterkte
? rekenkundige aardbeving vereist
beperkte plastische vervormingelasto-plastisch:
? lage sterkte
? rekenkundige aardbeving vereist
grote plastische vervorming
u
8
5 Voorbeeld van elastisch responsspectrum
voor verschillende soorten ondergrond A-E
ming. Om deze vermindering in rekening te brengen, wordt
een reductiefactor gedefinieerd. Hiervoor geldt:
max el,m ax 1 F F q=
max
el
u
u ?=
2 1
q? =
dy n
m ax g Fma q =
j j
j tot
n
jj
j = 1 ( )m
h
F F F
mh=
Formules.pdf 1 03-02-15 15:06
(3)
waarin:
F
max is de horizontale kracht gereduceerd door inherente
ductiliteit
F
max,el is de maximaal optredende kracht bij aanname van
elastisch gedrag van de constructie
q is de gedragsfactor
Voor het bepalen van de waarde q is de zogenoemde verschui -
vingsductiliteit nodig. Deze is gedefinieerd als:
(4)
u
u
ma x
y =
In figuur 6 zijn twee principes aangegeven om µ te bepalen. Het
eerste principe gaat uit van gelijke vervormingsarbeid. Uit de
vereiste gelijkheid van het oppervlak onder de curven in figuur 6a
volgt:
(5)
m ax el,m ax 1
F F
q=
max
el
u
u ?=
2 1
q? =
dy n
m ax g Fma q =
j j
j tot
n
jj
j = 1 ( )m
h
F F F
mh=
Formules.pdf 1 03-02-15 15:06
Het tweede principe (fig. 6b) gaat uit van gelijke verplaatsing
u = u
max , zodat q = ?.
Het tweede principe wordt voornamelijk gehanteerd bij relatief
langzame één-massa-veersystemen met een natuurlijke tril-
lingsperiode van meer dan ongeveer 0,7 s.
De ductiliteit kan bij het ontwerp op verantwoorde wijze
worden gekozen (afhankelijk van vereiste veiligheid, het niveau
van geaccepteerde beschadiging). De keuze bepaalt de positie
in het veld van de uitersten, weergegeven in fig. 3.
Worden (2) en (3) gecombineerd dan vindt men voor de equi-
valente kracht F
max de algemene uitdrukking:
(6)
m ax el,m ax 1
F F
q=
max
el
u
u ?=
2 1
q? =
dy n
m ax g Fma
q =
j j
j tot
n
jj
j = 1 ( )m
h
F F F
mh=
Formules.pdf 1 03-02-15 15:06
Deze basisvergelijking kan desgewenst nog worden uitgebreid
met coëfficiënten die rekening houden met demping (de
spectra zijn normaal afgeleid voor een veronderstelde demping
van 5%), belangrijkheid van de constructie of oversterkte van
de gebruikte materialen. Soms, zoals in Eurocode 8, wordt er
de voorkeur aan gegeven de invloed van q op te nemen in de
dynamische factor ?
dyn.
Via bovenstaande uitdrukking kan met alle belangrijke
invloedsfactoren rekening worden gehouden, zoals de piek -
grondversnelling, eigenfrequentie van de constructie, soort
factor voor de versnelling. Deze vergrotingsfactor is theoretisch
bepaald op grond van de respons van diverse constructieve
systemen op representatieve aardbevingen, die in de beschouwde
omgeving kunnen voorkomen en waarbij voor de resultaten
omhullenden zijn bepaald. De lokale aardbevingskarakteris-
tieken zijn dus impliciet in het diagram meegenomen. Ook de
grondslag speelt een rol. Daarom zijn in Eurocode 8 verschil-
lende grondslagen (soort grond en bodemopbouw) meegeno
-
men (fig. 5). De curve A staat voor een stijve bodem (rots),
terwijl E een weke grondslag voorstelt. Omdat Eurocode 8 voor
heel Europa geldt, kunnen de aangesloten landen in hun natio-
nale bijlage de elastische responsspectra toesnijden op hun
lokale omstandigheden.
De maximale horizontale kracht op de constructie wordt
hiermee:
F
el,max = m · a g ? ? dyn (2)
waarbij ?
dyn = S e/ag de waarde is die op de verticale as bij de
berekende natuurlijke trillingsperiode van de constructie wordt
afgelezen.
Een beperking van deze methode is dat zij geldt voor het speci-
ale geval van volledig elastische respons (bovenste lijn in fig. 3).
Eerder werd al betoogd dat het toelaten van plastische vervor -
mingen een methode is om het constructieve gedrag onder een
aardbeving toe te snijden op de lokaal gewenste situatie. De
maximaal op de constructie aangrijpende kracht F
el,max wordt
gereduceerd door het plaatselijk toelaten van plastische vervor -
5
thema
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015
Se/ag
T [s]
4
3
2
1
00 1 234
D
E
C
B A
9
de eerste logische gedachte direct aan te sluiten bij EN 1998-1,
ofwel Eurocode 8 'Ontwerp en berekening van aardbevings-
bestendige constructies ? Deel 1: algemene regels, seismische
belastingen en regels voor gebouwen'. Dit deel geeft algemene
Europese regels, met de mogelijkheid om via nationaal te defi-
niëren parameters in de nationale bijlage aan te sluiten op de
nationale situatie. Een evaluatie maakte al snel duidelijk dat
hieraan veel haken en ogen zitten.
Zo moet de maatgevende aardbevingsbelasting worden afgeleid
uit een relatief beperkte set van door het KNMI verzamelde
gegevens. Onduidelijk is daarbij of met een ontwikkeling in de
tijd rekening moet worden gehouden. Een beperkte set gege-
vens met daarbij ook nog een aanzienlijke spreiding, leidt
volgens de grondslagen van het probabilistisch ontwerpen tot
conservatieve uitgangspunten. Van belang is verder de vraag
met welke veiligheid moet worden gerekend. Hoe conservatie-
ver de uitgangspunten, des te groter zijn de consequenties voor
het betreffende gebied. Daarbij gaat het vooral om bestaande
bouwwerken die niet zijn ontworpen op een seismische belas-
ting. Er is vaak sprake van gestapelde bouw zonder verbindin-
gen tussen vloeren en wanden. Het incasseringsvermogen van
dergelijke constructies is bij de beoordeling van de veiligheid
van de gebouwde omgeving een belangrijk aspect. Daarom zijn
grondige analyses vereist van het gedrag van de verschillende
typen constructies, variërend van woningen tot kantoren en
hoogbouw. Voor de eerder genoemde gedragsfactor q moeten
goede aanbevelingen worden gegeven; dit betekent waarden die
voldoende veiligheid garanderen evenals methoden om de
waarde in specifieke situaties nauwkeuriger te bepalen. In het
gebied bevinden zich veel metselwerkconstructies die bij te snel
bodem, demping, ductiliteit van de constructie, waarschijnlijk-
heid van optreden en de belangrijkheid van de constructie.
De totale equivalente kracht F op de constructie moet nog over
de hoogte van de constructie worden verdeeld. Aan elke verdie
-
ping wordt daarom een kracht toegekend. Bij een gelijkmatige
verdeling van de massa over de hoogte van het bouwwerk
wordt meestal uitgegaan van een driehoekige verdeling. Om
rekening te houden met het eventueel nadelige effect van
hogere trillingsvormen, wordt een fractie van de equivalente
kracht (bijvoorbeeld 10%) op de top van de constructie aange-
bracht. Het resterende deel van de equivalente kracht wordt
verdeeld over de hoogte van de constructie volgens de mathe -
matische relatie (fig. 8)
(7)
m ax el,m ax 1
F F
q=
max
el
u
u ?=
2 1
q? =
dy n
m ax g Fma q =
j j
j tot
n
jj
j = 1 ( )m
h
F F F
mh=
Formules.pdf 1 03-02-15 15:06
De hier gegeven methode is een vereenvoudigde methode en sluit
aan bij het praktische denken van de constructeurs die zijn
gewend met statische belastingen te rekenen. Vooral voor het
ontwerpen is de methode zeer geschikt. Indien moet worden
geoordeeld over de constructieve veiligheid van bestaande
constructies, kan het zijn dat met een meer geavanceerde methode
een nauwkeuriger resultaat kan worden verkregen. Dit kan van
belang zijn voor het nemen van de beslissing om te investeren in
herstel of versterking van de constructie. Met toenemende
complexiteit kunnen de volgende methoden worden genoemd:
- de spectrale modale responsieberekening;
- de niet-lineaire statische (pushover)-berekening;
- de niet-lineaire (dynamische) tijdsdomeinberekening.
Hierop zal in het artikel 'Woningen onder aardbevingsbelas-
ting', elders in dit nummer, worden ingegaan.
Op weg naar regelgeving
Toen duidelijk werd dat voor de Groninger regio richtlijnen
moesten komen voor aardbevingsbestendig ontwerpen, was
6 Mogelijkheden voor het definiëren van een reductiefactor op de
kracht F
el,max , berekend op basis van verondersteld elastisch gedrag
van de constructie: (a) uitgaande van gelijke vervormingsenergie en
(b) uitgaande van gelijke verplaatsingen
7 Scheurvorming in het metselwerk van een huis in Groningen
foto: Emil de Jong
6a
7
6b
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015
belasting
lineair-elastischelastisch-
plastisch
elastisch-
plastisch
verschuiving gelijke oppervlakken
0
F
el,max
Fy
uy umax
belasting
verschuiving
0
F
el,max
Fy
uy umax
belasting
lineair-elastischelastisch-
plastisch
elastisch-
plastisch
verschuiving gelijke oppervlakken
0
F
el,max
Fy
uy umax
belasting
verschuiving
0
F
el,max
Fy
uy umax
10
8 Gebouw met vloermassa en verdeling van de equivalente
horizontale aardbevingskracht
- Op deze wijze is men niet gedwongen bij een tekort aan
gegevens een aanbeveling uit te brengen die over een lange
periode (te) conservatieve waarden bevat.
De NPR heeft de status van een aanbeveling en is dus niet wette-
lijke verplicht.
Aardbevingsbestendig ontwerpen
Voorschriften en aanbevelingen worden in het algemeen
gebruikt om te verifiëren dat in het definitieve ontwerp aan alle
eisen is voldaan ten aanzien van de constructieve veiligheid en
de detaillering. Of een constructie goed zal functioneren, wordt
echter niet in deze fase van controle bepaald. Dat gebeurt in het
voorontwerp. Dit geldt in zijn algemeenheid en evenzo voor de
weerstand van een constructie tegen aardbevingen.
Algemene regels voor het ontwerpen van aardbevingsresistente constructies zijn:
- Vermijd plotselinge stijfheidsovergangen;
- Vermijd asymmetrie (om torsiemomenten te minimaliseren);
- Let op onderdelen die niet tot de draagconstructie behoren
(invloed massa, extra stijfheid en vervormbaarheid);
- Bouw extra veiligheid in met betrekking tot progressief
bezwijken;
- Zorg voor taaie verbindingen tussen wanden en vloeren.
Lering kan worden getrokken uit elders opgetreden schades in
aardbevingsgebieden. Een veel gemaakte fout is de soft storey:
in veel constructies is een van de verdiepingen veel minder stijf
dan de andere verdiepingen. Vaak gaat het hier om functionele
ruimten zoals een winkel op de begane grond, waar zo veel
mogelijk vrije ruimte wordt gewenst, of een verdieping in een
kantoor waar de vergaderzalen zijn geconcentreerd.
In het algemeen wordt aangenomen dat als de draagconstructie
voldoet aan de veiligheidseisen, dit een garantie is voor het
en te algemeen geformuleerde criteria in het kritische gebied
komen. Dit geldt wellicht niet bij een meer geavanceerde
analyse. Verder is de grond is nog onvoldoende geclassificeerd.
De inschatting was dat voor het onderbouwd aangeven van de
te kiezen nationale parameters, een periode van drie jaar nodig
zou zijn. De situatie in Groningen vroeg echter om meer
handelingssnelheid. Vanuit het ministerie van Economische
Zaken werd aangegeven dat maximaal een jaar ter beschikking
stond.
Om hiervoor een oplossing te vinden, werd besloten een NPR
te ontwikkelen. Onder auspiciën van een door NEN ingestelde
commissie van deskundigen ? van wie een aantal bijdraagt aan
dit Cement
-nummer ? is gewerkt aan NPR 9998 'Beoordeling
van de constructieve veiligheid van een gebouw bij nieuwbouw,
verbouw en afkeuren - Grondslagen voor aardbevingsbelastin-
gen: Geïnduceerde aardbevingen'. Deze NPR 9998 biedt
opdrachtgevers, constructeurs en aannemers een (technisch)
houvast bij nieuwbouw en bij het preventief herstel van gebou-
wen. De inhoud van deze aanbeveling is als volgt:
1 Algemeen
2 Prestatie-eisen en geschiktheidscriteria
3 Grondcondities en seismische belastingen
4 Ontwerp en herontwerp van gebouwen
5 Specifieke regels voor betonconstructies
6 Specifieke regels voor staalconstructies
7 Specifieke regels voor staal-betonconstructies
8 Specifieke regels voor houtconstructies
9 Specifieke regels voor metselwerkconstructies
10 Specifieke regels voor funderingen
Bijlagen
A Inspectieprotocol
B Versterkingsprotocol
C Toepassing NPR voor grote aantallen bouwwerken
D Voorbeeldberekeningen voor beton, staal, staalbeton,
metselwerk en funderingen
E Aardbevingen (achtergrond)
De ontwerp-NPR is begin 2015 officieel uitgebracht (zie
kader). Het uitbrengen van NPR 9998 als tussenoplossing heeft
een aantal voordelen:
- In de periode dat aan de NPR werd gewerkt, werd veel infor -
matie verkregen die kan dienen als input voor de later uit te
brengen Nederlandse versie van de Eurocode 8 met bijbeho-
rende nationale bijlage.
- De aanbevelingen in de NPR zijn aanpasbaar. Indien het
werk voor de later uit te brengen, Nederlandse versie van de
Eurocode belangrijke nieuwe gegevens en inzichten oplevert,
kan dit een reden zijn om bijvoorbeeld na een jaar een
nieuwe geactualiseerde versie van de NPR uit te brengen.
8
thema
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015
n
j
2
1h
n
hj
mn
mj
m2
m1
Fn
Fj
F1
Fn
11
kwamen veel zaken aan de orde die specifiek voor de regio
Groningen zijn en niet eenvoudig aan de klassieke literatuur
over dit onderwerp konden worden ontleend. Een nog veel
groter werkveld betreft de aardbevingsbestendigheid van de
circa 120 000 constructies die niet op aardbevingen zijn
ontworpen en nu op de onlangs geformuleerde aardbevings-
belasting moeten worden getoetst. Hierbij moeten de constructies
in prototypen worden onderverdeeld en moeten globale karak-
teristieken voor het seismische gedrag van deze groepen
worden afgeleid. Op grond hiervan moet een strategie worden
ontwikkeld om met onvoldoende veilige situaties om te gaan.
Het vakgebied is veelzijdig en vraagt om de ontwikkeling van
nieuwe deskundigheid. Tegelijkertijd is het een stimulans voor
het vinden van innovatieve oplossingen. In dit nummer van
Cement en het volgende (2015/2) worden veel aspecten van dit
nieuwe, uitdagende vakgebied door deskundigen belicht. Het
kan een impuls zijn tot meedenken in brede zin om het realise-
ren van nieuwbouw en het opwaarderen van bestaande bouw
verder vorm te geven.
?
redden van levens. Tijdens de aardbeving in Lorca in 2011
waren echter alle doden en gewonden het slachtoffer van
vallende stukken uit de gevels. Merkwaardigerwijze wordt in
normen veel minder aandacht besteed aan de veiligheid van de
bevestiging van gevelelementen onder een horizontale belas-
ting, dan aan het gedrag van de hoofddraagconstructie.
Bij de bepaling van de eigenfrequentie van de constructie wordt
veelal uitgegaan van de hoofddraagconstructie, niet van de
constructie met scheidingswanden. Hierdoor kan een substan -
tiële afwijking ontstaan. In Lorca was sprake van veel schei-
dende metselwerkwanden tussen kolommen die het verloop
van de krachten sterk beïnvloedden. Hierdoor gedroegen de
constructies zich bros, terwijl het ontwerp juist was gericht op
ductiel gedrag.
Kennis opbouwen
In Nederland is tot voor kort weinig aandacht besteed aan
aardbevingsresistent ontwerpen. Dat blijkt nu een omissie te
zijn. Gedurende het laatste jaar is door de NEN-werkgroep
Aardbevingen intensief gewerkt aan het opzetten van richtlij-
nen voor het ontwerpen van nieuwe constructies. Hierbij
Tabel 1 Verklarende begrippen- en symbolenlijst themanummer Cement over aardbevingen
belangrijkheidsfactor factor waarmee de belasting wordt vermenigvuldigd bij hogere of
lagere belangrijkheid van de bouwconstructie ten opzicht van de
standaard
ductliteitsklasse de mate waarin een materiaal plastische vervorming toelaat; onder -
scheiden worden de klassen (in oplopende ductiliteit) DCL, DCM, DCH
dynamische vergrotings-
factor verhouding die bepalend is voor de equivalente statische last
gebaseerd op elastisch responsiespectrum (?
dyn = S e /ag)
epicentrum de projectie van het hypocentrum loodrecht op het aardoppervlak
gedragsfactor q (ook:
q-factor) factor om de krachten volgens een lineaire berekening te reduce
-
ren op basis van de vervormingcapaciteit van de constructie
geïnduceerde aardbeving aardbevingen veroorzaakt door gaswinning
grenstoestanden DL, SD
en NC NC (Near Collapse): de bouwconstructie staat vrijwel op instorten
SD (Serious Damage): ernstige beschadiging
DL (Damage Limitation): schadebeperking
hypocentrum de plaats waar bij een aardbeving de elastische energie in de
ondergrond vrijkomt
magnitude maat voor de sterkte van de aardbeving, meestal uitgedrukt als
getal op de schaal van Richter of als momentmagnitude
opslingereffect vergroting van de maximale verplaatsing die optreedt wanneer de
eigenfrequentie van de constructie in de buurt ligt van de trillings-
tijd van de aardbeving
piekgrondversnelling a
g de hoogste waarde van de versnelling aan het maaiveld tijdens een
aardbeving, uitgedrukt in g (ook wel PGA, Peak Ground
Acceleration)
respons spectrum maximale respons van een constructie op een aardbeving als func-
tie van de eigen periode of eigen frequentie
tektonische aardbeving aardbeving veroorzaakt door ten opzichte van elkaar verschuivende
aardschollen
trillingstijd (of trillings-
periode) tijdsduur tussen twee opeenvolgende trillingen in een aardbeving
(omgekeerd evenredig met de frequentie)
AEd rekenwaarde van de seismische belasting
A
Ek karakteristieke waarde van de seismische belasting voor de referentie-herhalingstijd
a
g rekenwaarde van de grondversnelling op maaiveldniveau
a
gR referentie maximale grondversnelling op maaiveldniveau
C
t factor gebruikt bij de bepaling van de rekenwaarde van de horizontale kracht op de
constructie bij de zijdelingse belastingmethode
F
b seismische dwarskracht op de constructie ter plaatse van de fundering
F
max,el maximaal optredende kracht bij aanname van elastisch gedrag van de constructie
g zwaartekrachtversnelling
P
f faalkans
P
d individuele kans op overlijden
q gedragsfactor
S bodemfactor (S = Soil) ter beschrijving van de vorm van het elastisch responsspectrum
S
e(T) elastisch respons spectrum voor de horizontale grondversnelling
S
d(T) ontwerpspectrum (voor elastische berekening
T trillingsperiode van een lineair systeem met één vrijheidsgraad
T
B trillingsperiode van de constructie waarbij het horizontale plateau in het elastisch
responsspectrum begint
T
C trillingsperiode van de constructie waarbij het horizontale plateau in het elastisch
responsspectrum ophoudt
T
D trillingsperiode van de constructie waarbij in de dalende tak van het responsspec-
trum een discontinuïteit optreedt (overgang naar 'constante verplaatsing respons')
?
dyn dynamische vergotingsfactor (S e /ag)
?
I belangrijkheidsfactor
? verplaatsingsductiliteit
Aardbevingen: een nieuwe uitdaging voor de bouw 1 2015
Reacties