In de Groningse wijk Selwerd wordt gewerkt aan een woontoren voor woningstichting Patrimonium. Het gebouw, met een hoogte van circa 50 m, komt te liggen in een gebied waar rekening moet worden gehouden met de invloed van aardbevingsrisico's. Daartoe is de constructie getoetst met twee verschillende eindige-elementenanalyses in DIANA.
46
thema
Aardbevingen
en EEM
In de Groningse wijk Selwerd wordt
gewerkt aan een woontoren voor
Christelijke Woningstichting
Patrimonium. Het gebouw, met een
hoogte van circa 50 m, komt te liggen
in een gebied waar rekening moet
worden gehouden met de invloed
van aardbevingsrisico's. Daartoe
is de constructie getoetst met
twee verschillende eindige-
elementenanalyses in DIANA.
1
Beoordeling aardbevingsbestendigheid
woontoren met twee EEM-analyses
thema
Aardbevingen en EEM 1 2015
47
In de jaren zestig is in de wijk Selwerd in Groningen verzor-
gingshuis Huize Patrimonium gebouwd. Aangezien dit
complex niet meer voldoet aan de huidige inzichten in de zorg-
sector, zijn er plannen ontworpen om deze locatie te heront-
wikkelen. De bestaande gebouwen zullen gefaseerd worden
gesloopt waarna eerst een nieuw zorgcomplex voor de zorgin-
stelling ZINN wordt gebouwd. Na verdere sloop zal een woon-
toren met zestig appartementen worden gerealiseerd voor de
Christelijke Woningstichting Patrimonium.
De toren was al ontworpen voordat NEN in mei 2014 het
Interim Advies [1] publiceerde met voorlopige ontwerpuitgangs -
punten voor nieuwbouw en verbouw onder aardbevingsbelas-
ting. Op nadrukkelijk verzoek van de opdrachtgever is een
toets uitgevoerd om te achterhalen of er aanpassingen aan het
ontwerp noodzakelijk waren, zodat kon worden voldaan aan de
huidige inzichten voor wat betreft de aardbevingsbelasting.
Ontwerp
In eerste instantie heeft de architect twee ontwerpvarianten
voor de woontoren onderzocht: één met een vierkante platte-
grond en één met een ellipsvormige plattegrond. In beide
gevallen werden vier appartementen per verdieping voorzien.
Vanwege de meer gunstige netto-bruto-verhouding is besloten
het ontwerp van de ronde toren verder door te ontwikkelen.
Het eerste ontwerp bevatte een min of meer vierkante beton-
kern met daarin de liften en het (vlucht)trappenhuis. Daarom-
heen lagen vier kwarten met woningen die door dragende
betonwanden werden gescheiden (fig. 2). De afmetingen van
de kern zijn tijdens het ontwerpproces verkleind en bovendien
van meer (deur)openingen voorzien.
In het definitieve ontwerp wordt de stabiliteit van het gebouw
in langs- en dwarsrichting verzorgd door de woningscheidende
wanden, in combinatie met de wanden van trappenhuis en lift-
kern. Met het oog op de rotatiestabiliteit zijn op twee plaatsen
direct achter de gevel wanden toegevoegd.
De wanden tussen de woningen en de kern zijn vanwege de
geluidseisen uitgevoerd in een dikte van 250 mm. De vloeren
worden opgelegd op de kernwanden, de woningscheidende
wanden, de stabiliteitswanden achter de gevel en kolommen die
rondom de gebouwomtrek zijn geplaatst. De wanden worden
in principe in het werk gestort, maar kunnen ook worden
uitgevoerd in een zogenoemd hollewandsysteem.
De kelder wordt in het werk gestort. Aan de buitenzijde is het
gebouw op alle verdiepingen van (inspringende) balkons en
glazenwassersbalkons voorzien, die door middel van isokorven
aan de achterliggende vloeren worden bevestigd. De vloeren
worden uitgevoerd in breedplaat. Rondom de prefab kolom-
men worden deze breedplaten weggelaten en worden er zones
gereserveerd voor ponswapening. Ook zijn de vloeren relatief dik: 330 mm. Dit is gedaan met het oog op het inleiden van
ponsbelastingen van de randkolommen en om de benodigde
ruimte te creëren zodat vloerwapening en wapening uit de
isokorven kunnen worden aangebracht en verankerd.
Vanwege de grotere verdiepingshoogte en de nodige wandope-
ningen op de begane grond, worden de wanden onderaan iets
dikker gemaakt: 350 mm in plaats van 250 mm. Onder het
gebouw wordt een fietsenkelder voorzien; de structuur van de
bovenbouw is daarin doorgezet. Het geheel wordt gefundeerd
op een betonplaat met een dikte van 1200 mm in combinatie
met mortelschroefpalen.
Rekenmethoden aardbevingen
Zoals gezegd moest de bestandheid van de toren tegen aard-
bevingen worden geanalyseerd. Hiervoor is het rekenpakket
DIANA gebruikt. Dit pakket kent een aantal opties voor de
toets op aardbevingsbestendigheid.
-
RSA (respons spectrum analyse)
- Pushover-analyse
- Time history analyse
Eerst worden deze methodes toegelicht waarna ze voor dit
specifieke project worden beschreven.
RSA
De RSA, de respons spectrum analyse, gaat uit van een lineair
elastisch materiaal. Er moet een eigenwaardeanalyse (c.q. eigen-
frequentie-analyse)
worden gemaakt met werkelijke 'gescheurde'
stijfheden. Deze stijfheden moeten door de constructeur
ing. Ab van den Bos
TNO DIANA bv
ir. Theo van Wageningen
Ingenieursbureau Dijkhuis
1
Impressie van de woontoren voor
Christelijke Woningstichting Patrimonium
in Groningen
bron: F12 visuals2 Plattegrond
2
Aardbevingen en EEM 1 2015
483
De invoer van het model
schappen voor de materialen. De q-factor is een maat voor het
ductiliteitsgedrag (capaciteit na het lineair-elastische traject)
van de constructie. Vanuit het totale massaverplaatsingsdia-
gram verkrijgt men een vormfactor waarmee het belastings-
spectrum wordt geschaald. Het einde van de pushover-bereke-
ning kan zijn een instabiliteit, een daling tot 80% van de capaci-
teit of het stuiken op druk, hetgeen ook tot een instabiliteit zal
leiden.
In eerste instantie kan echter beter worden gekozen deze stap
over te slaan en met de ongunstige lagere q-factor direct de
ULS-berekening uit te voeren, waarbij de rekenwaarden voor
de materialen worden aangehouden. Er hoeft in deze bereke -
ning namelijk niet tot het totale bezwijken te worden gerekend,
maar het rekenen tot aan de rekengrenswaarde van de grond-
versnelling volstaat. Het voordeel van deze berekening is te
vinden in het verkrijgen van een veel beter inzicht in het gedrag
van de constructie onder de opgelegde bevingsbelasting. Het is
dus minder een black box dan de RSA.
Als vermeend nadeel wordt veel aangegeven dat het veel werk
zou zijn om een pushover-analyse te maken. In praktijk blijkt
dit echter mee te vallen; juist het modelleren van de geometrie
en de verbindingen blijkt het meeste tijd te kosten en deze wijkt
in basis niet af van de RSA. Verder zou het voor veel construc-
teurs moeilijk zijn in te schatten wat het werkelijke niet-lineaire
gedrag is van de toegepaste bouwmaterialen. De niet-lineaire
materiaalparameters zijn echter veelal voorgeprogrammeerd in
de normen. Door een bureauonafhankelijke toets (bijv. door
TNO DIANA) op het rekenmodel te laten uitvoeren, kan het
risico op foutieve aannamen worden verkleind. Als nadeel kan
wel worden aangedragen dat er per eigenwaarde een pushover-
berekening moet worden gemaakt. Er is geen interactie tussen
deze verschillende vormen van eigenwaarden.
worden ingeschat. Vooral verbindingen van onderdelen kunnen
veel verschil in de werkelijke eigenwaarde betekenen. Dit wordt
veroorzaakt doordat de werkelijke stijfheid van de verbindingen
moeilijk is in te schatten. Per eigenwaarde wordt de massa als
belasting op de uitbuigingsvorm geplaatst.
Het voordeel van deze analyse is dat er geen convergentie-
problemen in de berekening zijn te verwachten en dat de bere-
kening verder zonder kennis van niet-lineaire analyses kan
worden gedraaid.
Het nadeel van deze analyse betreft voornamelijk het risico van
het kiezen van de verkeerde stijfheid, waardoor de krachtswer
-
king door het gehele gebouw in werkelijkheid anders verloopt.
Tevens kan vanuit de omhullende momenten en dwarskrachten
over alle eigenwaarden als resultaat, geen inzicht worden
verkregen in de bezwijkvorm van de constructie. De waarden
zijn niet terug te herleiden naar elke afzonderlijke uitbuigings-
vorm per eigenwaarde. Er wordt daarmee niet veel inzicht
gecreëerd in het werkelijke constructieve gedrag.
Pushover-analyse
Voor het selecteren van een of meerdere maatgevende uitbui-
gingsvormen die daarna met een pushover-berekening worden
geanalyseerd, worden eerst de eigenwaarden bepaald (net als
bij de RSA) met lineair elastisch materiaalgedrag dat de
constructeur zelf zal moeten schatten. Vervolgens is het
programma in staat de verdeling van de massa's zo op te zetten
dat deze in verhouding overeenkomt met de uitbuigingsvorm
in alle richtingen. Er wordt dus niet noodzakelijkerwijs in een
globale hoofdrichting gerekend.
Indien men de q-factor (gedragsfactor) preciezer wil specifice-
ren dan in de norm voorgesteld, kan eerst een pushover-
analyse worden uitgevoerd met gemiddelde materiaaleigen -
3
thema
Aardbevingen en EEM 1 2015
49
Het analytische model
De vloeren en wanden zijn gemodelleerd als shells. Deze
elementen zijn kwadratisch en allen vierkant. Kwadratische
elementen hebben een knoop extra op de ribben en daarmee
kunnen zij krommingen veel beter beschrijven dan lineaire
elementen die in veel programma's worden toegepast. Eenzelfde
redenatie geldt voor vierkante elementen ten opzichte van drie-
hoekige elementen (tabel 1), waarbij de vervormingen langs de
ribben van de elementen bij vierkante vorm, in hogere orde
wordt beschreven [2]. De spanningen afgeleid uit deze rekken
worden dan uiteraard navenant beter beschreven. Een over -
zicht van het gemaakte model staat in figuur 3.
De kolommen zijn gemodelleerd als solids. Dit is vooral gedaan
om eventuele afschuiving nabij de koppeling met de vloeren en
scheurvorming beter mee te kunnen nemen. Om het statisch
systeem zo goed als mogelijk aan te houden, zijn alle shells
neergeslagen op hun middellijn. Daardoor ontstaat een theore-
tisch gat ter grootte van de halve vloerhoogte, tussen het eind
van de kolommen en de vloeren. Om deze leemte te overbrug -
gen, zijn speciale koppelstukken gemaakt teneinde de verticale
en horizontale onderdelen te verbinden. Deze koppelstukken
zijn relatief stijf en kunnen geen niet-lineair gedrag vertonen.
Daarmee wordt de schematische lengte van de verticale onder -
delen in de berekening niet verlengd ten opzichte van de
werkelijkheid en kan eveneens de krachtsinleiding in de hori-
zontale onderdelen goed worden geïntroduceerd.
Om alle massa's en belastingen goed en overzichtelijk mee te
nemen, is ervoor gekozen de balkons en de veranderlijke
massa ook als massa in te voeren in plaats van belasting.
Vooral voor de RSA is dit van belang omdat deze standaard
geen belastingen meeneemt. De hogere-ordeberekeningen
kunnen dit wel.
Respons spectrum analyse
Bij de RSA is gestart met een lineaire analyse. Deze is bedoeld
om te beoordelen of het gehele model goed is ingevoerd voor
wat betreft opleggingen et cetera. Ook kan deze berekening
worden gebruikt om een toets met de hoofdberekening van de
constructeur uit te voeren. Zowel de gewichtsberekening als de
maatgevende momenten kunnen worden getoetst. Vervolgens
Time history analyse
Met de time history analyse kan het aardbevingssignaal conform
de werkelijkheid op de constructie worden aangebracht.
Daarmee worden de eigenwaarden automatisch wel of niet opge-
slingerd. Opslingeren betekent hierin dat de constructie in een
bepaalde eigenwaarde casu quo eigenfrequentie komt en daar -
door zeer groter uitbuigingsverplaatsingen krijgt. Er wordt
daarmee een interactie tussen de verschillende eigenwaarden
meegenomen, net als de stijfheidsvermindering in de tijd.
Het voordeel van deze analyse is dat niet alle extremen hoeven
worden meegenomen. Deze methode is met name geschikt
voor toetsing in combinatie met boven- en onderbouw.
Het nadeel van de methode is vooral dat het exacte aardbe-
vingssignaal niet bekend is. Omdat dit signaal heel divers kan
zijn, kunnen bepaalde opslingeringen onterecht niet worden
meegenomen in de berekening indien slechts een beperkte
variatie in het signaal wordt aangeleverd. Voor Groningen
zijn nog geen diagrammen uitgegeven, dus deze analyse kan
voor het in dit artikel omschreven project nog niet worden
uitgevoerd.
Aardbevingsaspecten voor het beschreven project
De woontoren heeft een regelmatig, terugkerend patroon met
verdiepingen, zonder uitkragingen en/of vides. Dat is gunstig
voor de aardbevingsbelasting, omdat onregelmatigheden in de
lastafdracht bij deze belasting onmiddellijk worden afgestraft
door een sterk verminderde capaciteit. De ronde vorm noopt
tot een onderzoek naar de torsiestijfheid van de constructie
onder aardbevingsbelasting. Zoals later wordt aangetoond,
betreft de torsiedraaiing inderdaad de eerste uitbuigingsvorm.
Wat in de belastingaanname voor de aardbevingsanalyse even-
eens van belang is, zijn de balkons die rondom het gebouw op
elke verdieping van het gebouw aanwezig zijn. Deze balkons
dragen niet bij aan de constructieve draagkracht, maar zijn wel
aanwezig als massa die wordt aangestoten.
Vanuit het Interim Advies van NEN [1] is een basis grondver -
snelling aangegeven die voor dit deel van Groningen op circa
0,22g (2 m/s
2) neerkomt. Met de importantiefactor (? I=1,91)
wordt een toetswaarde van ongeveer 0,42g verkregen.
Het Interim Advies gaat uit van drie grenstoestanden, waarvan
de eerste altijd moet worden beschouwd:
- de bouwconstructie staat op instorten (Near Collapse, NC);
- significante beschadiging (Significant Damage, SD);
- schadebeperking (Damage Limitation, DL).
In dit project is in eerste instantie beoordeeld op het aspect
Near Collapse. Door middel van het uitvoeren van een pusho-
ver-analyse kan wel informatie worden verkregen over de mate
van schade en kunnen maatregelen worden voorgesteld waar -
door de schade in praktijk minder zal zijn.
Tabel 1 Beschrijving elemententypen
vorm en aantal orderekxx* langsribbe x rekxx langsribbe y
3-knoops driehoek lineairconstant constant
4-knoops vierhoek lineairconstant lineair variërend
6-knoops driehoek kwadratischlineair variërend lineair variërend
8-knoops vierhoek kwadratischlineair variërend kwadratisch variërend
*rek in yy-richting net andersom
Aardbevingen en EEM 1 2015
504
De verschillende uitbuigingsvormen
is een eigenfrequentieanalyse uitgevoerd. Een aantal typerende
eigenwaarden staan in figuur 4.
Eigenwaarde 1 tot en met 3 betreffen de eerste-orde-uitbuigin-
gen in drie richtingen, respectievelijk torsie om de z-as, buiging
om de y-as en buiging om de x-as van het gebouw.
Vanaf waarde vier komen de hogere-orde-uitbuigingen met
twee knopen en vanaf waarde tien gaan de vloeren los van de
rest van het gebouw uitbuigen. Eigenwaarde 10 en 37 zijn
daarvan als voorbeeld weergegeven in de figuur. De bijbeho-
rende frequentie en trillingstijd is weergegeven in tabel 2.
Uit de sterk gereduceerde tabel valt af te lezen dat de eerste drie
eigenfrequenties nagenoeg in hetzelfde gebied liggen rondom
de 1 Hz. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat al deze
uitbuigingen tijdens een aardbeving zullen voorkomen.
Omdat de eerste uitbuigingsvorm torsie om de verticale as
betreft, staat er in de tabel geen massa weergegeven. In praktijk
heft de ene zijde van het gebouw de andere zijde op en is de
baseforce per saldo nul. Reëler is het om het halve gebouw te
beoordelen. Dan blijkt er uiteraard wel degelijk een bepaalde Tabel 2 Eigenwaarden met de aangestoten massa [%]
eigen [-] freq [Hz] tijd [s]t x [%]cum [%] t y [%]cum [%] t z [%]cum [%]
1 0,97 1,028 0,810,3 0
2 1,05 0,956 6,1749,7 50
3 1,05 0,954 4855 656
4 3,32 0,302
5 4,43 0,226 13,3 68
6 4,68 0,213 13,7 70
7 5,58 0,179 85,7 86
8 6,53 0,153
9 7,48 0,134
10 7,60,132
12 9,46 0,106 473
13 9,56 0,105 3,4 73
14 9,87 0,101 4,4 90
153 18,71 0,053 1,3 78
154 18,77 0,053 1,1 98
166 19,85 0,05 179
241 24,7 0,04 1,2 82
244 24,82 0,04 184
245 24,85 0,041,784
600 40,87 0,024 758976,6 8991,3 100
4
thema
Aardbevingen en EEM 1 2015
51
5 Momenten om de x-as in kNm in de keldervloer (a) en
in de interne kelderwanden (b)
6 Toetsing wapeningsspanningen
7 Bepaling van de vormfactor (q) en het belastingsspectrum [1]
massa te worden geactiveerd. Verder kan uit de cumulatieve
som van de massa's in de x- en y-richting worden opgemaakt
dat er zeer veel kleinere (
Reacties