Ioverzicht van de bouwDe nieuweRuhruniversiteitte Bochum (I)24De in aanbouw zllnde nieuwe universiteit van de deelstaat Nordrhein-Westfalen trekt doode opzet en de gekozen bouwwijze allerwege bljzonder veel aandacht.Ook in ons land hebben reeds velen kennis genomen van hetgeen in Bochum wordverricht, hetzij via de in de Duitse vakbladen verschenen litteratuur, dan wel via eelbezoek aan het bouwterrein, zoals bijv. middels de Stupr?-excursie op 12 en 13 me1966, of door het bijwonen van de door de afdeling Bouwkunde van de Technisch.Hogeschool te Delft zo voortreffelijk georganiseerde 'Leergang Unlverslteltsbouw' Ol6 en 7 oktober 1966, die geheel aan de 'Ruhr-Universit?t Bochum' was gewUd.Uitgangspunt voorprogramma van eisenEen behandeling van de bouw van deze universiteit in het tijdschrift Cement zal vanzelfsprekend voornamelijk de bouwkundige en constructieve aspecten daarvan belichten. Onechter de gekozen opzet, bouwvorm en bouwwijze volledig te kunnen verstaan en rechte doen wedervaren, dienen een aantal factoren, die liggen op het terrein van het onderwijsbeleid en de sociologische en structureleontwikkelingspolitiek, in ogenschouw tiworden genomen. Deze factoren vormen namelijk, tezamen met een doelbewuste pogin!om te komen tot een hervorming in het universitaire onderwijs, de bases voor de gevolgdeuniversiteitsbouw in Bochum. De gegevens zUn ontleend aan het onderwijsrapporvan de 'Wissenschaftsrat'. Om te komen tot een onderwljsbeleld voor geheel WestDuitsland heeft de bondsregering in 1958 deze Wissenschaftsrat ingesteld. In 1961 isdeze raad met een eerste rapport verschenen, waarin gewezen werd op de ernst van d,huidige situatie en aangedrongen werd op spoedige maatregelen om de achterstand Ojonderwljsqebled, vergeleken met het buitenland, zo spoedig mogelijk in te lopen.Deze achtergrondfactoren, die min of meer in elkaar overlopen, zijn grotendeels te splltseiin vier punten, te weten:? de overbezetting van de momenteel aanwezige universiteiten als gevolg van het steed:groeiende aanbod van studenten;? de in de naaste toekomst te verwachten sterk vergrote vraag naar afgestudeerde krachtelen de snelle intensivering van de wetenschappelljke kennis;? de noodzakelljke structurele omschakeling en ontwikeling van het Ruhrgebied;? het streven naar hervorming van het universitaire onderwijs.De huidige overbezetting en het groeiende aanbodDe in de jaren vUftig begonnen en nog steeds onverminderd doorgaande grote teelooivan studenten heeft aan de universiteiten en hogescholen van vrijwel elk Westeuropee:land geleid tot een overbezetting, die meer en meer een gevaar dreigt te worden voode kwaliteit van het hoger onderwijs en verantwoordelijk is voor een steeds langewordende studieduur.In 1953 studeerden aan de toen aanwezige 25 Duitse instellingen voor hoger onderwijca. 113000 personen, thans bedraagt het aantal studenten aan 26 instellingen ruin260000 (zie fig. 2). In ruim 10 jaar dus een verdubbeling van het aantal studenten bieen toename van het aantal universiteiten met slechts 1. De prognoses voor het jaa1980 spreken reeds van een studenten-aantal van 360 OOO!De situatie in Nordhein-Westfalen toont nog flagrantere cijfers: in 1949 ca. 17 000 studenten aan 3 universiteiten (Bonn, M?nster, Keulen), 1 T.H. (Aken) en 1 medisch,academie (D?sseldorf); thans 65000 studenten, waarvan een heel klein gedeelte aan d.inmiddels gedeeltelUk geopende universiteit van Bochum en Technische Hogeschoovan Dortmund. De universiteit van Keulen, die opgezet is voor 9000 studenten, wordthans bezocht door meer dan 22000 studenten!Een vergelUking van Nordrhein-Westfalen met ons land moge deze noodsituatie tot sicnog eens duidelijk belichten: in Nederland 11 instellingen voor hoger onderwijs op eeibevolking van ca. 12 miljoen; in Nordrhein-Westfalen de 5 genoemde, alsmede Bochuren Dortmund in ontwikkeling, op een bevolking van ca. 16,5 miljoen.Cement XIX (1967) Nr.De toekomstige sterk vergrote vraag en de snelle intensivering van de wetenschapDe toenemende industrialisering, de automatisering en de toename van het naast hetproduktieproces gegroeide werkterrein van de moderne industri?le onderneming zullenin de naaste toekomst, veel meer nog dan thans reeds het geval is, een sterk groeiendevraag naar wetenschappelijke medewerkers doen ontstaan. Vele malen meer nog dan uithet groeiende aanbod van dit moment en van de komende jaren reeds beschikbaarkomt. Een vergelijking van de hooq-qetndustrtallseerdeIanden van de E.E.G. met de U.S.A.en de U.S.S.A. toont dit duidelijk aan (zie fig. 3). De inwonersaantallen van deze driegebieden bedragen resp. ca. 175, 180 en 208 (in het Europese deel 180) miljoen,zodat deze aantallen voor ons doel vrijwel gelijk te noemen zijn. In de USA zijn per1000 inwoners 20 afgestudeerden, in de U.S.S.R. 12 en in de E.E.G. slechts 4.instell ingen voorhoger onderwijstype instelling aantal in -I_1953 17urnver-etterten 1291963 18technische1953hogescholen811963Zonder het, ongetwijfeld sterk geflatteerde, hoge percentage van de Verenigde Statente willen evenaren, stellen deskundigen dat het aantal afgestudeerden in het E.E.G.-gebied in de komende jaren (men spreekt van v??r 1980!) minstens verdubbeld zalmoeten worden, wil de Gemeenschap de. vooraanstaande positie van dit moment optechnisch en economisch gebied handhaven.De inspanningen die voor dit gestelde doel moeten worden verricht, de daarmee gepaardgaande hoge kosten en de noodzakelijke snelheid die daarbij betracht moet worden,dienen, gezien het hiervoor geschetste beeld, dan ook niet. meer alleen op grond vanpolitieke, sociale of prestige overwegingen te worden bekeken, maar moeten zuiver be-schouwd worden als macro-economlsche investeringen. Een instelling voor hoger onder-wijs dient namelijk, volgens het rapport van de reeds genoemde Wissenschaftsrat, nogafgezien van het verrichte speurwerk, geheel als een economische produktle-factor teworden beschouwd. De jaarlijks afgestudeerde krachten vormen een vermogenspotentieel,dat een te verrekenen economische waarde inhoudt. Immers het vormt een garantie voor dekwalitatieve verbetering van de economische struktuur en voor een kwantitatieve vergrotingvan de economie.werzicnt van de universiteiten en hoqe-icbolen met het aantal studenten3lergel?king tusen enige landen ten opzichtefan het aantal studenten per 1000 inwonersBekijkt men het -aantal studenten per 1 000 inwoners alleen in West-Europa, dan blijktdat de Bondsrepubliek na Zwitserland? het laagste percentage bezit, nl. 3,3 (zie fig. 3).Vergelijking met het voor 1970 in Frankrijk verwachte cijfer (fig. 4), nl. 9 per 1 000 inwoners,toont duidelijk aan dat ook ten opzichte van de E.E.G."partners z?lf reeds een grote achter-stand moet worden ingehaald. Als gevolg van de aanbevelingen van de Wissenschaftsrat zijnmomenteel reeds 5 nieuwe universiteiten c.q. hogescholen opgericht, waarvan enige reedsin aanbouw, te weten: Bochum, Constanz, Regensburg, Dortmund en Bremen, terwijlverschillende anderen in voorbereiding zijn.De structurele omschakeling en sociologische ontwikkeling van het RuhrgebiedDe plaats van vestiging van de oude universiteiten en hogescholen in de Bondsrepubliekis, zoals in veel andere landen, geheel bepaald door de traditie. Daardoor kon het feno-meen ontstaan .dat in het Ruhrgebied, met ca. 5,7 miljoen inwoners, geen universiteitis gevestigdl Het belangrijkste industriegebied van de bondsrepubliek, 1/3 van het brutonationaal produkt wordt hier vervaardigd, levert dus zelf geen afgestudeerden voor deeigen industrie.De hoge industrialisering en de noodzaak deze industrialisering als gevolg van destructuurveranderingen in dit gebied - het merendeel van de mijnen moet wordengesloten - nog verder op te voeren, zullen in de naaste toekomst een dermate grotevraag naar afgestudeerden doen ontstaan, dat de vestiging van deze instellingen zelfszeer snel verwezenlijkt zal moeten worden. Voor de infra-structuur weegt de t?dfactor meerdan de kostenfactor.De relatieve geneigdheid van de bevolking van het Ruhrgebied voor studie op hoogniveau is gering. Hiervoor zijn twee redenen aan te wijzen. In de eerste plaats het ontbrekenvaneen universiteit of hogeschool: de studieneiging neemt toe in de directe omgevingvan een universiteit, c.q. hogeschool. Daarnaast speelt de sociologische structuur van debevolking een rol. Ruim 64% van de beroepsbevolking is arbeider en de statistieken wijzenuit dat uit arbeidersgezinnen slechts 5% van het totale aantal studenten afkomstig is.De snelle intensivering van de wetenschap is eveneens een belastende factor voor deuniversitaire opleiding. Is in de afgelopen 50 jaar het spectrum van de wetenschappelijkekennis ongeveer verdubbeld, in de toekomst dient volgens de Wissenschaftsrat rekeningte worden gehouden met een veel snellere vergroting en voortschrijding van de wetenschap.Dit houdt voor de directe universitaire opleiding in dat het onderwijs aangepast dientte worden en op de meest moderne wijze moet worden gegeven. Op deze wijze alleenis het mogelijk de steeds groter wordende basiskennis binnen de gestelde studieduuraan de studenten te kunnen overdragen. Immers een verlenging van de studieduur betekenteen extra overbezetting van de universiteiten en hogescholen.Kon een wetenschapsman ln vroegere jaren door een regelmatige zelfstudie 'bij' blijven,thans moet rekening worden gehouden met aanvullende studieperiodes na verloop vaneen tiental jaren om op niveau wetenschappelijk werk te kunnen blijven verrichten. Dezevoortgezette kennisoverdracht zal eveneens om een extra capaciteit van de universiteitenen hogescholen vragen en vormt dus een extra belastende factor.mmn1960'9'34lergel?king tussen West"Duits/and (links),:ngeland (midden) en Frankr?k (rechts) tenopzicnte van het aantal studenten per 1 000inwonereCernen I XIX (1967) Nr. 1 25? universiteit (hogeschool- - autosnelwegspoorlijn5overzicht Nordrhein-Westfalen metuniversiteiten6situering van de universiteit ten opzichtevan de stad Bochum en de grote verkeers-wegen26Ten aanzien van de studieneiging is nog een andere factor van groot belang, nl. daantrekkingskracht van een universiteit op de toekomstige studenten. Men kan domschrijven als de 'attractiviteit' van een universiteit. Deze kan gelegen zijn in: dgrootte van de universiteitsstad, zoals bijv. M?nchen, Berlijn en Hamburg; de kwalitevan het onderwijs of de faam van bepaalde hoogleraren; de bouw van het unlverslteltscomplex; de mogelijkheden van vrije-tijdsbesteding, zoals goede sportaccommodatie, bskende sportverenigingen of een gunstige ligging ten opzichte van recreatie-gebieden; dgemakkel[jke bereikbaarheid met alle middelen van vervoer; enz.Het spreekt vanzelf dat men bij de opzet van een nieuwe universiteit of hogeschocde factor 'attractiviteit' geenszins zal mogen verwaarlozen.Het streven naar hervorming van de universiteitOp de achtergronden van dit streven, dat aanwezig is in vele Europese universitairkringen, zal hier niet nader worden ingegaan. Volstaan wordt met het geven van de daarobetrekking hebbende grondgedachten, waarvan bij de bouw van de Ruhruniversiteit iuitgegaan, namelijk:? vrijheid van onderwijs en speurwerk;? eenheid van onderwijs en speurwerk: uit het onderwijs volgt het speurwerk of orrgekeerd, beide staan niet los naast elkaar;? de universiteit als levensgemeenschap voor de betrokkenen: de 'universitas maqlstrorurescularlum':? ruim onderling contact tussen en onderlinge be?nvloeding van de verschillende studierichtingen (inter-facultair verkeer);? splitsing van de universiteit in zelfstandige afdelingen in plaats van in faculteiten.SitueringFiguur 5 geeft een overzicht van de deelstaat Nordrhein-Westfalen met daarin aangegevede plaats van de verschillende universiteiten en hogescholen. Duidelijk blijkt dat heRuhrgebied met ca. 11 miljoen inwoners het tot voor kort zonder universiteit heeft moetestellen. Alleen in D?sseldorf was een medische academie. Uit de figuur blijkt verder daBochum als universiteitsstad vrijwel ideaal gelegen is in het centrum van het HuhrqebleiIn een straal van ca. 25 km rond Bochum wonen meer dan 6 miljoen mensen, terwijl duniversiteit hier in nauw contact staat met de omringende industrie?n, die straks de basimoeten geven aan het te verrichten speurwerk.Figuur 6 toont de situering van de universiteit in de stad Bochum. Het 520 ha grotterrein ligt ca. 5 km ten zuiden van het stadscentrum tegen de grens van de nabuugemeenten Witten en Ennepe-Ruhrkreis. Het terrein is heuvelachtig en wordt aan dzuidzijde begrensd door de Huhr, Door de heuvelachtige structuur en de aanwezigwaardevolle bebossing blijven voor bebouwing enige min of meer vlakke terreinen ovewaarvan het Buschey-veld gekozen is voor de vestiging van het eigenlijke universiteit!complex. De grootte van het te bebouwen terrein bedraagt ca. 63 ha. Dit laatste is noaltijd meer dan vrijwel elke reeds bestaande Duitse universiteit ter beschikking heefEen onderdeel van de reeds bij het programma van eisen genoemde 'attractiviteit' van duniversiteit is de bereikbaarheid voor het individueel en het openbaar vervoer. Het gebied vade universiteit zal voor het verkeer ontsloten worden door de als autosnelweg uitgevoerd'Universit?tsstrasze', die vanuit het centrum van Bochum kruisingsvrij voert naar duniversiteit en van daar afbuigt naar de verkeersweg B 51. Figuur 6 toont dat alle grotwegen die door het Ruhrgebied lopen, door middel van de rondweg om Bochum iverbinding staan met de Universit?tsstrasze. Op deze wijze is het, na de vollediguitvoering van het wegenbouwprogramma in het Ruhrgebied, mogelijk om vanuit allsteden die in een straal van ca. 30 km rond Bochum liggen, binnen een half uur duniversiteit per auto te bereiken. In de middenberm van de Universit?tsstrasze is rulrrrtvoor een spoorlijn gereserveerd. Deze spoorlijn zal de twee belangrijkste spoorlijnen dieoost-westelijke richting door het Ruhrgebied lopen, verbinden en aldus de universiteit oeper trein gemakkelijk bereikbaar maken.Naast de gemakkelijke bereikbaarheid zal ook aandacht besteed dienen te worden aehet parkeervraagstuk. In eerste instantie is bij de bouw rekening gehouden met eeparkeercapaciteit van 5000 auto's, hiervan zullen 2000 auto's in de te bouwen parkeegarage onder het Forum kunnen worden geplaatst. De overige parkeerplaatsen z izo gepland dat zij geen storende factor in het beeld van de universiteit zullen oplevereen dat de maximaal af te leggen afstand ongeveer 7 minuten lopen zal bedragen.Het interne verkeer van de universiteit is bewust gericht op voetgangersverkeer om cinter-facultaire ontmoeting te bevorderen. In feite komt uit dit streven de compactheid vahet gehele complex voort. Immers als men uitgaat van voetgangersverkeer, dan zullen cdiverse af te leggen afstanden ook binnen redelijke tijd afgelegd moeten kunnen wardeMen is er dan ook bij de bepaling van de totale lengte van het complex vanuit gegaan dhet Forum binnen 8 minuten vanuit de verst verwijderde gebouwen moet zijn te bereikeHet voetgangersverkeer vindt plaats op het niveau van het dak van de laagbouw. Hnoodzakelijke rijdende dienstenverkeer zal op een niveau lager plaatsvinden, zodat er eeduidelijke scheiding tussen beide verkeersstromen is gemaakt.CernenI XIX (1967) Nr.7stand van de werkzaamheden in het voorjaarvan 1964Chronologisch overzichtOp 18 juli 1961 nam het parlement van de deelstaat Nordrhein-Westfalen het besluit totstichting van een nieuwe universiteit te Bochum. Het in aansluiting daarop ingesteldebouwbureau ging dermate voortvarend te werk, dat op 27 juni 1962 een internationaleprijsvraag voor de bouw van de universiteit kon worden uitgeschreven. De prijsvraagstond open voor alle Duitse architecten en stedebouwkundigen, terwijl bovendien achtvooraanstaande buitenlandse architecten tot deelname werden uitgenodigd. Hiertoe be-hoorde ook het Nederlandse architectenbureau Van den Broek en Bakema. De ontwerpenvoor de prijsvraag dienden v??r 1 decerr.ber 1962 te zijn ingediend.8samenhang en indeling van de afdelings-groepenMedischeafdelingenXVI - XVIIIPraktlach-medischeafdelingTheoretisch-medischeafdelingNatuurweten-schappelijkemedischeafdelingAfdelingen dergeestesweten-schappenI - VIIIEvangelischetheologieKatholieketheologieFilosofie,pedagogie enpsychologieGeschiedenisTaal enletterkundeRechtenEconomieSocialewetenschappenTechnisch?weten-schappelijkeafdelingenIX? XMachinebouwen werktuig..bouwkundeElektrotechniekCentraleafdelingXIXRectoraatSenaatMensaBibliotheekCollegezalenMuziekcentrumAulaSportNatuurweten-schappelijkeafdelingenXI -XVWiskundeNatuurkundeGeologie,geografie ensterrenkundeScheikundeBiologieBij de opgave voor de internationale prijsvraag dienden vanzelfsprekend de in hetvoorgaande reeds behandelde basis-idee?n 'vertaald' te worden in architectonische eisen.Daarnaast stellen het te bebouwen terrein, het verkeer, het landschap en de relatie totde stad Bochum eveneens bepaalde eisen aan het ontwerp. Voor de prijsvraag werd aande volgende punten bijzondere waarde toegekend:? de universiteit dient op ??n plaats en als een duidelijk naar buiten tredende eenheidte worden ontworpen.? de universiteit dient gemakkelijk bereikbaar te zijn voor zowel het massaverkeer, als hetindividuele verkeer;? het universiteitsterrein mag niet toegankelijk zijn voor doorgaand verkeer, terwijl hetinterne verkeer (voetgangers) tussen de verschillende afdelingen op snelle wijze moetkunnen plaatsvinden;? landschap en in het bijzonder de bebossing mag door het ontwerp niet worden aangetast;? het ontwerp dient te voorzien in een mogelijke uitbreiding van 100% voor alle afdelingen;? de mogelijkheid tot industri?le bouwmethoden moet aanwezig zijn door normalisering vande gebouwen.Daarnaast was de samenhang van de geplande afdelingen van groot belang. Hoewel deuniversiteit onderverdeeld wordt in zelfstandige afdelingen, dienen deze in een bepaalde,daartoe geeigende samenhang te worden gepland rond de centrale afdeling. Dezecentrale afdeling omvat alle inrichtingen die voor het geheel van belang zijn, zoals:aula, universiteitsbibliotheek, collegezalen,senaatgebouw, mensa, etc.Bij de opzet van de aldus gevormde vijf groepen van afdelingen, diende rekening teworden gehouden met de specifiek per groep vereiste oppervlakte en de hiervoor reedsgenoemde mogelijke uitbreiding van 100%. Dit in verband met de geaardheid van hetterrein, dat hierdoor plaatsbepalend wordt voor de rangschikking van de afdelings-een-heden. Voor een overzicht van deze eenheden en de daarbij behorende afdelingen zijverwezen naar figuur 8.Aan de prijsvraag werd deelgenomen door 86 architecten, waaronder de volgende bekendebuitenlandse: Van den Broek en Bakema (Ned.); Gropius (U.SA); Jacobson (Den.);Candilis (Fr.): Steiger (Zw.).De eerste prijs werd toegekend aan het ontwerp van Prof. Dr. Hentrich en Dipl.-Ing.Petschnigg uit D?sseldorf.Buiten mededinging was aan de prijsvraag meegedaan door het bouwbureau voor deuniversiteit van Bochum van de deelstaat Nordrhein-Westfalen. Dit laatste ontwerp endat van Hentrich en Petschnigg vertonen veel overeenkomst door de gevolgde benaderingCement XIX (1967) Nr. 1 279ontwerp Hentrich enPetschnigg10ontwerp bouwbureauvoor de universiteit vanBochum9, 10 en 11verklaring: a b - medische afdelingen;c -geesteswetenschappen; d - technische wetenschap-pen; e natuurwetenschappen; f -forum; g- sport:h -huisvesting studenten; p huisvesting staf;st - universiteitsstad; v.? technische installaties;z huisvesting verpleegsters11gecombineerde, in uit-voering zijnde ontwerp28van de gestelde opgave. Omdat beide ontwerpen echter toch niet geheel voldeden aande idee?n van de bouwcommissie, voornamelijk voor wat betreft de eenheid van hetgehele complex naar buiten toe, werd besloten tot een nadere uitwerking van beideontwerpen door de twee betreffende bureaus. Het resulaat van deze samenwerkingwordt thans tot uitvoering gebracht.Na de uitslag van de jury op 14 februari 1963 volgde de periode van het uitwerken van deplannen, het ontwikkelen van een bouwsysteem e.d.In januari 1964 werd begonnen met degrondwerkzaamheden, waarna tevens deelqenlllkebouw van start ging. Reeds op 30 juni 1965 werden de twee eerste gebouwen geheelopgeleverd, waarbij de universiteit de facto werd gesticht. Op 2 november 1965werden de eerste colleges gegeven. De universiteit startte met ca. 1100 studenten,waarbij 96 leerstoelen in gebruik werden genomen. Ruim 11/2 jaar na het begin van dewerkzaamheden kon dus reeds gestart worden met de colleges. Thans, na ruim 21/2 jaarbouwen, zijn reeds meer dan 3000 studenten verbonden aan de universiteit en zijn 136leerstoelen bezet.BouwplanHet bouwplan is weergegeven in figuur 12. Het complex bestaat in principe uit een1000 m lang 'gebouw' met een breedte van ca. 400 m, dat twee tot drie verdiepingenhoog is. Op het dak van deze laagbouw zijn de 6 tot 7 verdiepingen hoge instituutsgebouwengeprojecteerd, alsmede de bijzondere gebouwen van het Forum. Terzijde van het complexis de medische kliniek geplaatst. Op het dak van de laagbouw zijn, zoals reeds opgemerkt,de verbindingswegen (wandelwegen) geprojecteerd, terwijl op dit niveau tevens de toe-gangen tot de instituutsgebouwen en de bijbehorende laagbouw zijn aangebracht.De onderlinge plaatsing van de afdelings-eenheden zijn reeds eerder in dit artikel aan-gestipt. In het noordwesten bevinden zich de medische afdelingen, vlak bij de medischekliniek. In het oosten zijn de techntsch-wetenschappelljke afdelingen en de natuurweten-schappelijke afdelingen ondergebracht; deze afdelingen moeten namelijk in verband methet speurwerk voor rr.ogelijke uitbreiding kunnen beschikken overgrote reserve-terreinen,die alleen hier voorhanden zijn. In het zuidwesten ten slotte bevinden zich de afdelingenvan de geesteswetenschappen, waaraan na volledige uitbouw van de universiteit meer dan50% van alle studenten zullen zijn verbonden. De onderlinge relatie tussen de afdelings-eenheden wordt in langsrichting tot stand gebracht door een ca. 100 m breed dwarsforum,dat met het in de noord-zuidrichting geprojecteerde hoofdforum als het ware een assenkruisvormt tussen de verschillende eenheden.Een onderzoek naar de functionele en technische eisen van de voor een universiteitbenodigde ruimten, doet deze in twee verschillende groepen uitvallen, nl:a ruimten die door de aard en wijze van gebruik en door hun betekenis elk voor zich aparteeisen stellen, zoals bijv. de Aula, de universiteitsbibliotheek, collegezalen, enz.;b ruimten die door de aard en wijze van gebruik vrijwel gelijke eisen stellen en zich duslenen voor standaardisering; deze groep omvat het merendeel van de universitaireruimten.Deze laatste groep van ruimten kan weer gesplitst worden in:Ruimten die er zich toe lenen om boven elkaar geplaatst te worden, zonder dat dit hetgebruik ervan stoort. Deze ruimten kunnen dus ondergebracht worden in een hoogbouw.12plattegrond universiteiiscomptexverklaring: 1 -kliniek; 2 universiteitsstad; 3,. medische afdelingen; 4 - muziekcentrum; 5 ,. studentensocieteit;6,. technische wetenschappen; 7 administratiegebouw; 8 eng .;universiteitsbibliotheek; 10plex; 11 - Forum; 12 - Aula; 13 - coUegezalencomplex; 14 geesteswetenschappen; 15 Mensa; 16 - recreatie;17- natuurwetenschappen; 18 - botanische tuin; 19 - sportterreinCemenl XIX (1967) Nr. 113stand van de werkzaamheden op15 oktober 196614schema basis-eenheidverklaring: 1 - hoogbouw; 2 -voetgangersniveau; 3 -laagbouw; 4 - bijzondere ruimten; 5?- dienstenverkeer;en parkeerruimte; 6 -speurwerk; 7 - onderwijs; 8voetgangers.......... . .15maquette-foto; op de voorgrond deuniversiteitsstadCement XIX (1967) Nr. 12 Ruimten die door de speciale eisen die het gebruik ervan stelt, niet in een hoogbouwkunnen worden ondergebracht. De speciale eisen kunnen bijv. zijn: een extra grote over-spanning, hoge nuttige belastingen, bijzondere Installaties en een persoons-intensiefgebruik, zoals bijv. bij eerstejaars practicumlokalen.Als 'grondmoduul' van een afdelings-eenheid is op deze wijze ontstaan. een 6 tot 7 ver-diepingen hoog instituutsgebouw met een daarbij behorende laagbouw van 2 tot 3 verdie-pingen. Figuur 14 toont deze basis-eenheid van de universiteit, die bestaat uit een praktischvierkant bouwlichaam met zijden van ca. 120 m, waarop in het midden de hoogbouw isgeplaatst. In de laagbouw zijn ondergebracht de afdelingen voor het speurwerk en zoalsreeds opgemerkt, de onderwijsruimten, waar veel studenten aanwezlq zijn. In de hoogbouwbevinden zich de voortgezette afdelingen, de afstudeerruimten. de bureau's voor de weten-schappelljke staf, de afdelingsbibliotheek en bij enige afdelingen ook kleine collegezalen.Door een aantal basis-eenheden samen te voegen wordt de grote eenheid van de totaleuniversiteit bereikt. Het samenvoegen van de baste-eenheden heeft er toe geleid datverschillende nlveau's van de laaqbouw over de gehele universiteit doorlopen. Deze niveau'szijn dan ook bestemd voor het verkeer tussen de verschillende afdelingen.Standaardisering en bouwsysteemSteeds meer komt het inzicht naar voren dat grote bouwwerken, zoals de universiteit vanBochum, alleen nog maar binnen de gewenste tijd en met de beschikbare middelen terealiseren zijn, als overgeschakeld wordt van het. 'ambachtelijke' bouwen op een meerindustri?le bouwwijze. Hierbij wordt ernaar gestreefd een zover mogelijk doorgevoerdenormalisering van onderdelen te verkrijgen, waardoor serie-fabricage in een daartoeingerichte fabriek mogelijk wordt. Ook bij de uitwerking van de bouwplannen voor de2916bouw van de verkeerskern (achter-grond) en montage van de vloerele-menten30Ruhruniversiteit is men uitgegaan van een zo groot mogelijke seriefabricage. Dit is nietalleen gebeurd in verband met de vereiste snelle bouwtijd, maar tevens om een zo grootmogelijke variabiliteit van de gebouwen te verkrijgen. De steeds verder gaande ontwikkelingvan de wetenschap brengt in vele gevallen zoveel noodzakelijke veranderingen met zichmee, dat voor een doelmatig wetenschapsgebouw de eis van gemakkelijk aan te brengenveranderingen beslist gesteld moet kunnen worden.ModuulmaatVoor het gehele complex van de universiteit werd, na een grondige studie omtrent demeest voorkomende en wenselijke maten, een moduulmaat van 7,50 m x 7,50 mingevoerd.Deze moduulmaatis overal consequent doorgevoerd. In constructief opzicht kan deze maatgevarieerd worden tot 7,50 m x 15 rn, of tot 15 m x 15 rn, terwiji bij enkele bedrijfshallenook de maat van 7,50 m x 22,50 rn wordt gehanteerd.In het interieur kan men vari?ren door uit te gaan van reeksen, die gebaseerd zijn opde moduulmaat. zoals: 93,75cm - 187,5cm - 375 cm, of 125cm - 250cm - 375 cm.Uit deze reeksen is de maat van 187,5 cm als de meest geschikte naar voren gekomen,aangezien deze bruikbaar is in bureauruimten zowel als in laboratoria.Afmetingen van de gebouwenVoor de instituutsgebouwen bleek het wenselijk te komen tot een zo groot mogelijkenetto-vloeroppervlakte, waarbij tevens een zo groot mogelijke variatie in het gebruik ervanwerd bereikt. De meest economische indeling van een hoogbouw wordt bereikt, als deverkeerscentra, zoals liften, trappehuizen en gangen in het midden van het gebouwliggen. Voor de instituutsgebouwen zijn twee verkeerskernen in het gebouw gebracht. Delengte van deze gebouwen is bepaald op 15 x 7,50 = 112,50 m, terwijl de breedte3 x 7,50 = 22,50 m bedraagt. De lengtemaat is mede bepaald door' de Duitse bouw-verordening betreffende de maximaal toegestane afstand tot de verkeerskernen. Deafmetingen van de laagbouw zijn afhankelijk van de gestelde gebruikseisen.VerdiepingshoogteDe verdiepingshoogte van de meeste instituutsgebouwen bedraagt 3,82 m. De nuttigehoogte van een verdieping bedraagt 3,00 m. Alleen de twee eerst gebouwdeinstituuts-gebouwen, de gebouwen A en B van de technische wetenschappen, hebben een verdie-pingshoogte van 3,55 m en een nuttige hoogte van 2,74 m.De laagbouw heeft een verdiepingshoogte van 4,55 m en een nuttige hoogte van 3,74 m.GeiietijenAlle verdiepingen zijn voorzien van rondgaandegallerijen, die niet alleen aangebrachtzijn uit architectonisch oogpunt om het stapelen van de ruimten tot uitdrukking te brengen,maar daarnaast de volgende functies vervullen:? zij doen dienst als steiger tijdens de bouw;vergemakkelijken het plaatsen van degevelelementen, terwijl ook gemakkelijk nieuwegevelelementen aangebracht kunnen worden, als een wijziging in het gebruik van bepaalderuimten dat vereist;? voorkomen kostbare hulpapparatuur voor schoonhouden en vervangen van de ramen;? vormen een vluchtweg in geval van brand e.d,VariabiliteitElke verdieping kan zowel in lengte- als in breedterichting op iedere wenselijke manierworden ingedeeld. Doordat bij de verkeerskernen speciale voorzieningen zijn getroffen,behoeven er op de verdiepingen geen brandmuren te worden aangebracht. In figuur 17komt de variatie in de indelingen duidelijk naar voren.MaterialenDe gebouwen worden voor het grootste gedeelte opgebouwd uit geprefabriceerde ele-menten. Deze bestaan bij de laagbouw uit kolo:nmen, moerbalken, kinderbinten en vloer-platen van gewapend beton. Bij de hoogbouw worden stalen kolommen toegepast, waaraanof waarop de gewapend betonnen vloerplaten worden bevestigd. De verkeerskernen vande gebouwen van de technische afdelingen zijn opgebouwd uit stalen kolommen met dwars-schoren, die van de overige afdelingen zijn van gewapend beton. Deze laatste kernenzijn met behulp van een klimkist gestort.Op de constructieve aspecten van de bouw zal in het tweede gedeelte van dit artikelnader worden ingegaan.Planning van de verschillende afdelingenTechniscn-wetenecheppeuike afdelingen (I-gebouwen)De eerste twee gebouwen van deze afdelingen-groep zijn reeds in gebruik genomen,echter voorlopig nog door studenten van de afdeling der geesteswetenschappen. Het derdegebouw van deze groep is vrijwel geheel voltooid en zal binnenkort in gebruik wordengenomen. Bij gebruik door de technisch-wetenschappelijke afdelingen zullende eerste tweegebouwen CA en B) de machinebouw en de werktuigbouwkunde huisvesten, terwijl gebouwIC de electrotechniek zal omvatten. Tussen gebouw A en B zal aan de zijde van hetdwarsforum een collegezaal voor 300 studenten verrijzen, terwijl aan de noordzijde van deCement XIX (1967) Nr. 117standaardplattegrond .van de gebouwen-typenG - geesteswetenschappen, uitsnede aI - technische wetenschappen, uitsnede bN - natuurwetenschappen, uitsnede cM - medicijnen, uitsnede dverklaring plattegrond: 1 - kern; 2? gang; 3? normaalgebruik: bureau's, laboratoria j 4 -grote ruimten:bibliotheek, grote laboratoria; 5 -dienstruimten; 6 -gaUerij; 7-recreatie; 8- collegezaal; 9 - studieverklaring uilsnede : 1 . gallerij; 2 ? gang; 3 - labera-torium; 4- bureau's 5taf:5 - vergaderzaal; 6 - labo-ratorium; 7 - dienstruimte; 8 meettechniek; 0 koel-ruimte; 10 - studieinstituutsgebouwen de hallen voor machinebouw e.d, zijn geprojecteerd. In de hoogbouwhuist de wetenschappelijke staf en zijn praktikumlokalen, de afdelingsbibliotheken enlaboratoria ondergebracht. De laagbouw rond gebouw IC zal in de loop van 1967 gereed-komen, zodat hier de eerste basis-eenheld van de universiteit te zien zal zijn.De afdelingen zijn berekend op in totaal 1925 studenten.Natuurwetenschappelijke afdelingen (N-gebouwen)Bij de gebouwen van deze groep zijn bijzondere voorzieningenen getroffen in verband metde luchtverzorging van de laboratoria. Hierdoor zijn enige veranderingen noodzakelijkgeworden in de opzet, zoals die bij de technlsch-wetenschappelijke afdelingen wordtgevonden. Doordat bij deze afdelingen veel experimenteel onderwijs in collegezalenplaatsvindt, is bij deze groep van gebouwen in het midden een speciale strook vancollegezalen aangebracht. Deze strook is ook in de uiterlijke verschijningsvorm van degebouwen terug te kennen. Door deze oplossing te kiezen was het mogelijk de gedeeltenrond de kernen weer in de normale serie-fabricage te vervaardigen, waarna de collegezalen-strook ter plaatse wordt gestort.Gebouw NA is bestemd voor de wiskundige en de geofysische afdelingen, gebouw NBvoor de afdeling der physika, gebouw NC voor de chemische afdeling en gebouw NDten slotte Voor de biologie. Ten zuiden van gebouw NO is de botanische tuin gepland.De afdelingen zijn berekend op in totaal 2000 studenten.Afdelingen der geesteswetenschappen (G-gebouwen)Aan deze afdelingen zullen de meeste studenten verbonden zijn, nl. ca. 6000. In verbandmet dit grote aantal zijn de verkeerskernenin deze gebouwen ??n moduulmaat groter dandie in de andere gebouwengroepen; waardoor extra liften en extra trappen voor het interneverkeer van de over drie verdiepingen doorlopende afdelingsbibliotheken, aangebrachtkunnen worden. In de laagbouw bevinden zich collegezalen, muziekzalen e.d.Medische afdelingen (M-gebouwen)Bij deze groep van gebouwen is de verkeerskern niet in de lengterichting van het gebouwgeplaatst, maar staat daar dwars op. Hierdoor worden de gebouwen als het ware in vierafzonderlijke delen gesplitst. Deze bouwwijze komt voort uit de aard van het onderwijsin de medische afdelingen, waar veelal gewerkt wordt met zelfstandige werkkroepen, die inafgesloten en overzichtelijke afdelingen onderzoekingswerk verrichten.'In gebouw MA en de bijbehorende laagbouw wordt de natuurwetenschappelijke-medischeafdeling ondergebracht, terwijl de gebouwen MB en MC, alsmede de daarbij behorendelaagbouw bestemd zijn voor de theoretische en praktische medische afdelingen. In delaagbouw zijn collegezalen, snijzalen en dergelijke gepland.De afdelingen zijn in totaal berekend op 750 studenten. . Kr.(wordt vervolgd)GNM10J3o 0 0 010Bb1--..1Cemenl XIX (1967) Nr. 131
Reacties