C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n g
T u n n e l b o u w
36 cement 2007 6
open bak
tunnel open bak tramplaat
tramplaat
open bak open bak
tunnel pompput stationsplein
Kruisplein Plaza
Bouwcentrum
Groothandelsgebouw
gebouw Delftse Poort
Ka
rel Door man st r
richting centrum
De Weenatunnel, een verkeerstun-
nel die bestaat uit twee tunnelbui-
zen met in elke buis twee rijstro-
ken, is onderdeel van het project
Rotterdam Centraal. De tunnel
loopt op het Weena van de Karel
Doormanstraat tot aan de Dier-
gaardesingel en heeft het gesloten
gedeelte ter plaatse van het Stati-
onsplein (fig. 1).
De totale lengte van de tunnelbui-
zen bedraagt 350 m, waarvan
135 m gesloten. De twee tunnel-
buizen vervangen de huidige
enkele tunnelbuis met twee rij-
stroken en een geringe doorrij-
hoogte. In de zuidelijke tunnel-
buis worden voorzieningen
aangebracht om aan te sluiten op
de toekomstige parkeergarage
onder het Kruisplein.
Sinds het voorjaar van 2006 is de
tunnel in uitvoering, de opleve-
ring is gepland eind 2009.
B o u w m e t h o d e
De Weenatunnel wordt gebouwd
in het centrum van Rotterdam ter
plaatse van een drukke verkeers-
ader (foto 2). De opdrachtgever
eiste dat het tram-, bus-, autover-
keer en het langzaam verkeer
ongehinderd moet kunnen door-
gaan. Deze eis heeft geresulteerd
in een beperkt bouwterrein voor
de aannemer en in een gefaseerde
bouw van de tunnel.
De tunnel wordt in den droge ont-
graven. Aangezien de onderkant
van de toekomstige vloer ruim
7 m onder maaiveld ligt, wordt
een spanningsbemaling toegepast.
B o u w p u t w a n d e n
De wanden van de bouwput
bestaan uit een diepwand, combi-
wand en damwand (fig. 3, 4). De
diepwand wordt toegepast ter
plaatse van de toekomstige aan-
sluiting op de Kruispleingarage,
die in een tijdelijke polder zal
worden gebouwd.
De strenge doorbuigingseisen,
vanwege het aanwezige verkeer,
bebouwing en kabels en leidingen
(K&L), hebben geleid tot een
bouwputontwerp met de zwaarst
mogelijke damwandprofielen in
combinatie met, op sommige loca-
ties, drie tijdelijke stempelramen.
De redenen voor de zware
damwand en stempeling zijn:
?
een grondkerende hoogte van
7 m;
?
de bouwput wordt in den droge
uitgevoerd, zodat geen gunstig
werkende tegendruk van water
aanwezig is;
?
de aanwezigheid van enkele
slappe grondlagen onder de toe-
komstige tunnelvloer;
?
de grote bovenbelasting vanuit
het verkeer direct naast de
bouwput.
Nadat de constructievloer is
gestort, wordt deze gebruikt als
stempel en kan het tweede en
eventueel derde stempelraam
worden verwijderd. Het bovenste
stempelraam bevindt zich direct
boven het toekomstige dak, zodat
de wanden en het dak van de
tunnel kunnen worden gestort
met aanwezigheid van het
vloerstempel en het bovenste
stempel.
B o u w f a s e r i n g
De eerste tunnelbuis (zuidtunnel)
wordt in twee fasen gebouwd
naast de huidige, in gebruik
zijnde oude Weenatunnel. Dit
omdat de wegverbinding tussen
de noord- en zuidzijde van het
Weena in gebruik moet blijven.
Nadat de eerste fase is voltooid,
Bouwput Weenatunnel
ir. L.J. Lous, Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam
ing. J.J. Kreber, BAM Civiel
In 2006 is in Cement reeds een artikel verschenen over de bouw van de
Weenatunnel [1], waarin voornamelijk aandacht werd besteed aan de fase-
ring en de betonconstructie. In deze bijdrage zal nader worden ingegaan op
de bouwmethodes voor dit binnenstedelijke project, met de bijbehorende
risico's en de mogelijkheid deze risico's te minimaliseren door uitgebreide
monitoring.
1 | Ove r z i c h t n i e u we
We e n a t u n n e l s m e t t r a m -
p l a a t
C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gT u n n e l b o u w
cement 2007 6 37
S1 N.A.P.
damwand AZ48 (S320 GP) 1110
as tunnel
as tunnel
as best. tunnel hoofdas
-25.000
-20.000
-24.000
var.
+0.500
+0.500
G
E A
B
-0.400 = m.v.
H
s4
s4
balk opstorten t.p.v
diepwand t.b.v stempel.
werkvloer d= 70
grondverbetering d= 100
-42.000
2 | We e n a wo r d t g e b o u w d
b i j e e n d r u k ke ve r ke e r s -
a d e r
( f o to: To n P o o r t v l i e t )
3 | D
i e pwa n d e n c o m b i wa n d
zal deze wegverbinding over het
nieuwe tunneldak van fase 1
worden gelegd en kan worden
begonnen aan de tweede fase.
Nadat de zuidtunnel gereed is, zal
het verkeer hierdoor worden
geleid en kan worden begonnen
met het slopen van de bestaande
Weenatunnel in de bouwput.
Hierbij moet het stempelraam van
de bouwput gefaseerd worden
aangebracht, aangepast aan het
slopen van de tunnel.
De nieuwe noordelijke tunnel
komt op dezelfde locatie als de
bestaande Weenatunnel. Ook de
bouw van deze tunnel zal in twee
fasen (fase 3, 4) worden uitge-
voerd in verband met de doorgang
van het verkeer.
R u i m t e g e b r e k / l o g i s t i e k
Doordat de ruimte op het bouw-
terrein beperkt is, is opslag van
bouwmaterialen hierop vrijwel niet
mogelijk. Om de bewegingsvrijheid
zo min mogelijk te hinderen,
moeten materialen die veel ruimte
innemen daarom op het laatste
moment worden afgeroepen.
Langs het oostelijke bouwterrein
ligt het calamiteitenspoor voor de
trams. Dit gebied mag worden bereden en gebruikt als bouwter-
rein. Wel geldt de voorwaarde dat in
geval van een calamiteit op het
tramnet rond Rotterdam Centraal,
het spoor binnen
45 minuten ont-
ruimd moet zijn.
Ook de beschikbare ruimte op de
wegen rondom het Weena is zeer beperkt. Om verkeersopstoppingen
tijdens bijvoorbeeld grote transpor-
ten of betonstorten te voorkomen,
wordt gebruikgemaakt van ver-
keersregelaars. Ook zijn opstelplaat-
sen aangewezen waar bouwverkeer
kan wachten zonder het verkeer te
hinderen.
4
| Da m wa n d m e t d r i e s t e m -
p e l l a g e n
C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n g
T u n n e l b o u w
38 cement 2007 6
M o n i t o r i n g
Aangezien het project zich
afspeelt in het centrum van de
stad is het duidelijk dat de bouw-
werkzaamheden hinder en over-
last op verschillende aspecten voor
omwonenden, bedrijven en reizi-
gers veroorzaken. De invloed op
de omgeving wordt door monito-
ring nauwkeurig online bewaakt.
De redenen hiervoor zijn:
?
het beheersen van het bouw -
proces;
? d
e aannemer kan tijdig ingrijpen
in het uitvoeringsproces, waar-
door hinder of schade in de
omgeving kan worden voorko-
men;
? het
voldoen aan de eisen van de
vergunningverleners.
De aannemer is tijdens de uitvoe-
ring verantwoordelijk voor de
monitoring en moet maatregelen
nemen op het moment dat de kri-
tische waarden worden bereikt.
Hij voert gedurende het bouwpro-
ces de volgende metingen uit:
?
trillingsmetingen;
? geluidsmetingen;
? metingen van freatische grond
-
waterstand en stijghoogten;
?
verplaatsingen tunnel (x,y,z-
richting);
?
horizontale deformaties (hel -
lingmeetbuizen aan damwan-
den, in diepwanden en grond
langs de bouwkuip);
?
verticale deformaties (door
middel van extensometers in en
buiten de bouwput);
?
gronddruk tegen de tunnelvloer
met gronddrukdozen om de
zwelbelasting te bepalen; ?
metingen van stempelkracht in
stempelraam bouwput.
Voor de grenswaarden wordt
onderscheid gemaakt in signale-
rings- en interventiewaarden. Bij
het bereiken van een signalerings-
waarde geldt voor de aannemer
een verhoogde waakzaamheid. Bij
het bereiken van de interventie-
waarde moet het werk direct
worden stilgelegd en moeten cor-
rectieve maatregelen worden
getroffen. Deze maatregelen
moeten in de werkplannen van de
aannemer zijn opgenomen.
Hieronder worden enkele van de
genoemde metingen nader toege-
licht:
Trilingsmetingen
Voor de trillingsmetingen is de
grens vanuit SBR-richtlijn C maat-
gevend. De maximaal toelaatbare
snelheid in gebouwen bedraagt
2,0 mm/s en is gebaseerd op het
functioneren van computers van
de omliggende bedrijven. De
maximaal toelaatbare waarden ter
voorkoming van schade aan
moderne gebouwen ligt ongeveer
een factor 5 hoger. Door het toe-
passen van de grens van 2,0 mm/s
is de kans op schade aan gebou-
wen door trillingen vrijwel nihil.
Metingen van pleistocene grond
waterstand en stijghoogten
Het niveau van de stijghoogte van
het pleistocene grondwater wordt
met continue metingen gemoni-
tord, zodat het maximale afmaal-
niveau niet wordt overschreden.
Zodra de signaleringswaarde
wordt overschreden, wordt auto-
matisch het debiet van de pompen
aangepast. Indien de stijghoogte
hoger blijft dan de historisch
laagste waarde, is de zakking aan
het maaiveld beperkt en worden
er geen gevolgen voor de aangren-
zende bebouwing en wegen ver-
wacht.
Ook onder de metrotunnel onder
het gebouw Delftse Poort wordt
het effect van de spanningsbe-
maling met waterspanningsme-
ters nauwkeurig gemonitord.
Indien ter plaatse van de metro-
buis een waterdoorlatende ver-
binding aanwezig is tussen het
pleistocene zand en het freati-
sche water, zou een verlaging
van de stijghoogte tot een verla-
ging van de freatische grondwa-
terstand kunnen leiden. Aange-
zien de metrobuis een minimale
waterdruk nodig heeft om stabiel
te liggen, wordt met waterspan-
ningsmeters direct onder de
metrotunnel de waterstand
gemonitord. De fundering van
de metrobuis is namelijk gewij-
zigd tijdens de bouw van de
hoogbouw van Delftse Poort
(fig. 5): de driepuntsoplegging
(drie opperspalen) is vervangen
door twee palen. Om schade aan
de metrobuis te beperken, moet
een minimale freatische grond-
waterstand gehandhaafd blijven.
Horizontale deformaties
Om de doorbuigingseisen die aan
de bouwkuip zijn gesteld te con-
troleren, zijn in de diepwanden en
aan damwanden hellingmeetbui-
zen aangebracht. Tijdens de ont-
graving van de bouwput en het
instandhouden worden de vervor-
mingen van de bouwkuipwand
gevolgd.
Stempelkrachten
Van een aantal van de zwaarst
belaste stalen stempels wordt de
stempelkracht gemonitord. Dit
gebeurt met aangebrachte rek-
strookjes en dient ter voorkoming
van overbelasting van de stempels.
De gegevens van de monitoring
zijn door het ontwerpteam via een
internetverbinding real-time te
volgen, zodat eventuele overschrij-
dingen direct worden geconsta-
teerd.
H e t w e r k e n m e t A r g u s
Bij de bouw wordt gebruikge-
maakt van het programma
'Argus'. Dit is in feite een data-
base waarin alle monitoringsdata
worden opgeslagen. Het pro-
gramma heeft ook de mogelijk-
heid de meetdata in de vorm van
dataoverzichten en grafieken te
5 | Op l e g g i n g m e t r o b u i s
o n d e r g e b o u w D e l f t s e
Po o r t
C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gT u n n e l b o u w
cement 2007 6 39
-100
0
-2
-4
-6
-8
-10
-12
-14
-16
-18
-20
-22
-24
-26 10 20 30 40 50 60 70 80
inclinometer 203009
afwijking (mm) A-axis
diepte (n NAP)
2006-12-11 12:00:00 2007-06-26 12:00:00
2007-06-12 12:00:00
2007-05-31 12:00:00
2007-06-19 12:00:00
2007-06-06 12:00:00
2007-07-03 08:13:00
presenteren. Op het project Wee-
natunnel worden de meetdata
van alle monitoringsitems, met
uitzondering van de trillingsme-
tingen, in Argus gepresenteerd.
Het grote voordeel is dat overal
waar een internetverbinding
voorhanden is, de data van het
werk kunnen worden bekeken.
De aannemer zorgt voor het
beheer en de invoer van de
monitoringsdata en de opdracht-
gever kan te allen tijde de actuele
monitoringsgegevens en over-
zichten van de meetdata inzien.
De meetdata worden vanaf het
werk automatisch, vanuit zoge-
noemde dataloggers, en handma-
tig ge-upload naar de Argus
server. Hier worden de meetdata
van alle verschillende onderdelen
opgeslagen in de projectdata-
base. Een ander voordeel van het
gebruik van Argus is dat het pro-
gramma een controle uitvoert
van de meetdata op over- of
onderschrijdingen van ingestelde
signalerings- en interventiewaar-
den. Wanneer er over- of onder-
schrijdingen worden geregi-
streerd, worden deze per e-mail
of GSM doorgegeven, zodat er
actie kan worden ondernomen.
R e s u l t a t e n m o n i t o r i n g
Trillingen en geluid
Om de bijdrage van de bouwwerk-
zaamheden aan geluid en trillin-
gen te kunnen meten, worden
gedurende
alle bouwfasen meting-
en uitgevoerd met geluid- en tril -
lingsmeters. De geluidsmetingen
bestaan uit handmatig uitgevoerde
bron- en gevelmetingen en een
continue geluidsmeter die in het
midden van het werk op de bouw-
keet is geplaatst.
De bron- en gevelmetingen zijn
hierin het belangrijkst. Hiermee
wordt getoetst of de geluidsbelas-
ting die wordt veroorzaakt door bij-
voorbeeld heiwerkzaamheden, nog
binnen de gestelde normen blijft.
Er is gezocht naar maatregelen
waarmee het geluid kan worden
beperkt. Zo worden bijvoorbeeld
tijdens het aanbrengen van dam-
wanden de heigordingen bekleed met hout en worden de heiblokken
tijdens het heien van palen voor-
zien van een geluidsmantel.
Om de trillingen te meten, zijn
gemiddeld veertig trillingsmeters
in de gebouwen rondom de
bouwput actief. Deze zijn inge-
steld op gebouwschade of op
apparatuurschade, afhankelijk van
het gebouw waarin ze zijn
geplaatst. Om te kunnen vaststel-
len waardoor eventuele trillingen
worden veroorzaakt, is ook
gebruikgemaakt van een zoge-
noemde maaiveldmeter. Deze
wordt dicht bij de bron (bijvoor-
beeld een funderingsmachine)
geplaatst. Wanneer alarmeringen
worden ontvangen van trillings-
meters uit gebouwen rondom de
bouwput, kan met behulp van
deze maaiveldmeter worden
getoetst of de trillingen door de
funderingswerkzaamheden of
door externe factoren worden ver-
oorzaakt. Wanneer de gemeten
trillingen gerelateerd zijn aan de
bouwwerkzaamheden, kan in
overleg met de bouwdirectie even-
tueel de werkmethode worden
aangepast. Hierbij kan worden
gedacht aan bijvoorbeeld heien
met een gereduceerde valhoogte
van het heiblok.
Opvallend is dat veruit de meeste
overschrijdingen op het gebied
van trillingen in de praktijk niet
gerelateerd zijn aan de bouwwerk-
zaamheden van de Weenatunnel,
maar te wijten zijn aan bijvoor-
beeld zwaar verkeer, trams en
metrobewegingen. Dit is gebleken
tijdens de uitgevoerde nulmetin-
gen.
Horizontale vervormingen
Om de horizontale verplaatsing
van de combiwanden, damwan-
den en diepwanden te kunnen
meten, wordt gebruikgemaakt
van hellingmeetbuizen aan de
damwanden en combiwanden en
in de diepwanden. Ook zijn hel-
lingmeetbuizen aangebracht in
de grond naast een transportwa-
terleiding die dicht langs de
bouwput loopt.
De hellingmeetbuizen zijn voor-zien van vier groeven over de
lengte van de buis. De helling-
meetbuis wordt zo geplaatst dat
één as van de buis haaks op de
tunnel staat en één as evenwijdig
aan de tunnel. De geleidewielen
van de meetsensor vallen in de
groeven zodat vergelijkbare metin-
gen kunnen worden gedaan.
Verplaatsingen worden in kaart
gebracht door de meetresultaten
te vergelijken met de nulmeting.
Figuur
6 toont verplaatsingen die
zijn gemeten aan de damwand.
Waterstanden en bemaling
Voor de bouw van de tunnel wordt
gebruikgemaakt van een span-
ningsbemaling om opbarsten van
de bouwputbodem te voorkomen.
In het bestek is een verlaging van
de stijghoogte van het spannings-
water in het eerste watervoerende
pakket van NAP -2,0 m naar
NAP -6,0 m voorgeschreven. Om
deze verlaging te bereiken, zijn
vier bronnen aangebracht die
6 | Ve r p l a a t s i n g e n g e m e t e n
m e t d e i n c l i n o m e t e r a a n
d e d a m wa n d
Reacties