\037
\037\036\035\037\036\037
\037\037\036\037
\037 \021\032
\034\r\036\036\032
\f\033\024\033\020\036\035\026\f\033\031\033\033\016\024\032\033
I
met passie
v \037\037\036\035\034\034\033\035\032
\020\033\035\021
\037\036\035\034\037\033\032\031\034\030
\032\035\024\034\037\023\013
\034
\007\025\037\n\035
\035\022\037\006\035\034\037\f\035\032\031\022\024\037\035\026\017
\035\035\022\037\f\035\n\026\021\004\030\037\033\031\026\034\022\035\026\
\037\003
\024\035\022\021\035\034\037\035\035\022\037\031\031\022\034\013
\032\035\022\005\037\t
\032\021\n\025\031\031\034\020\016\006\031\033\033\035\022\005\037\024\026\
\017
\033\026
\036\035\f\037\004\035\037\027\027\023\037\021\022\034\013
\n\035\022\005\037\022\035\035\025\037\n\031\022\037\016\027\022\034
\025\035\034\020\005\037\037\036\035\034\033\032\035\031\030\033\027\033\030\035 \036\025
\037
\037\036\035\034
\032\031\030\027\036\034\030\026
\037\036\035\036\034\033
\037 \036\035\035\034\037\033\032\037\035\032\037\030\037 \r\f\017\026\016\037\r\025\037
\037\013\013\013
\037\027 \003
partners
CEMENT 6 2024 ?1
2? CEMENT 6 2024
38 Innovatief bouwen met
nieuwe richtlijn 3D-beton-
printen
CROW-CUR Richtlijn 5:2023 biedt
een praktische leidraad voor alle
betrokkenen in het bouwproces.
46 Normbesef (7)
De effecten op dwarskracht in con-
structies met verlopende hoogte.
56 Constructeur van het Jaar
In gesprek met de Constructeur en
het Talent van het Jaar 2024 over
trends en uitdagingen in de sector.
Artikelen
6 Bouwen langs het spoor
Inzicht in de rekenmethoden om
trillingen te voorspellen en de
grond-constructie-interactie.
20 Buig- en scheurgedrag beton
met basaltvezelwapening
Experimenten tonen aan dat basalt-
vezelwapening anders reageert dan
wapeningsstaal.
30 fib Bulletin 108 over prestatie-
gericht brandontwerp
Een toelichting op het rapport dat
medio 2023 verscheen.
6 38
Foto voorpagina:?Centraal Station Stuttgart. Foto: Achim Birnbaum
COLOFON
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel
van het kennisplatform Cement, een uitgave
van Aeneas Media bv in opdracht van het
Cement&BetonCentrum.
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8,
Ruimte 4125, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie prof.dr.ir. Max Hendriks (hoofd-
redacteur), ir. Maartje Dijk, ir. Paul Lagendijk,
ir. Jacques Linssen, ir. René Sterken, ir. Cindy
Vissering, ing. Henk Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),
ing. Dick Bezemer, ir. Geoffrey van Bolderen,
prof.dr.ir. Jos Brouwers, ir. Henco Burggraaf,
ir. Tom Diks, ir. Maikel Jagroep, ir. Lise Jansen,
ir. Hans Kooijman, ing. Michael van Nielen PMSE,
ir. Paul Oomen, ir. Dirk Peters, ir. Ruud van der
Rakt, ir. Paul Rijpstra, ir. Dick Schaafsma,
ing. Roel Schop, dr.ir. Raphaël Steenbergen,
prof.dr.ir. Kim van Tittelboom, ir. Rob Vergoossen,
dr.ir. Rutger Vrijdaghs, prof.ir. Simon Wijte
Uitgever/vakredacteur ir. Jacques Linssen
j.linssen@aeneas.nl, T 06 10333180
Planning, coördinatie & eindredacteur
Hanneke Schaap, h.schaap@aeneas.nl,
T 073 205 10 19
Ontwerp daily creative agency,
Miranda van Agthoven
Vormgeving daily creative agency,
Maarten Bosch
Community manager & media-advies
Coen Smets, c.smets@aeneas.nl, T 06 10705780
Klantenservice klantenservice@aeneas.nl
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke
toestemming.
Lidmaatschappen 2024 Kijk voor meer
informatie over onze lidmaatschappen op
www.cementonline.nl/lidworden of neem
contact op via klantenserice@aeneas.nl of
073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van
het blad, zijn redactie en uitgever van Cement
niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke
aard ook, van handelingen en/of beslissingen
gebaseerd op de informatie in deze uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang-
hebbenden kunnen contact opnemen met de
uitgever.
ISSN 0008-8811
Inhoud
Vakblad over betonconstructies
CEMENT 6 2024 ?3
Deze middag gaf ik vier uur
achtereen college in Delft. Vier
uur achtereen college geven is
vrij uitzonderlijk. "Uitzonderlijk?"
hoor ik u denken en ook "wat
een luizenleven!". Daar geef ik
nu geen commentaar op. Het
gaat me om de twee vakken
waar ik vandaag verantwoor-
delijk voor was: 'Bestaande
betonnen constructies' en
'C O 2-neutrale constructies'.
Dat zijn twee mastervakken
die twee jaar geleden nog niet
bestonden en 20 jaar geleden
ondenkbaar waren. Deze keuze-
vakken zijn populair en de
studenten zijn enthousiast. Het
zijn nieuwe tijden.
Bij 'CO2-neutrale constructies'
kreeg ik hulp van Niki Loonen
en van Marija Nedeljkovi?. In
hun gastcolleges benadrukten
ze respectievelijk wat nú moge-
lijk is met nieuwe betonsoorten
en welke keuzes je nú hebt met
het beheer van de betonnen
infrastructuur van Rijkswater-
staat. Hun gedrevenheid tegen
een achtergrond van 'we
Nieuwe
tijden
moeten nú bewegen, willen we
de race winnen' werkte aan-
stekelijk en leidde tot heftige
discussies. De ramen moesten
open om extra O2 binnen te
laten stromen.
En werd het omgaan met
bestaande betonnen construc -
ties 20 jaar geleden door veel
studenten niet saai gevonden?
Als kind droomden ze wellicht
eerder "dat wil ik ook bouwen"
in plaats van "daar wil ik ver-
antwoording voor nemen". Daar
is nu niets van te merken. Dat
bestaande constructies op een
andere manier beoordeeld
worden dan constructies die
nog op de tekentafel liggen, is
juist interessant. Uitleggen dat
we verantwoord moeten om-
gaan met bestaande construc -
ties is niet nodig.
'Er komen andere tijden', de
meest bekende vertaling van
het meer Bijbels klinkende 'The
times they are a-changing'.
Dat wist u als trouwe Cement-
lezer natuurlijk al lang. We
hoeven echt niet allemaal zoals
Hadrianus een Pantheon neer
te zetten met een levensduur
van 19 eeuwen, and counting.
Maar dat ons ambitieniveau
omtrent duurzaamheid een
boost heeft gekregen, is nú een
gegeven.
Max Hendriks
Voor reacties: cement@aeneas.nl
56
En verder
15 Gelezen in Structural
Concrete Vol. 25/3
Een Nederlandse samenvatting
van de voor Cement-lezers meest
interessante papers.
44 De jonge constructeur
Lise Jansen deelt haar ervaring
bij een van haar eerste projecten,
BinckCity Park in Den Haag.
50 Grote vriendelijke monoliet
Slanke kolommen in de gevels en
galerijen contrasteren fraai met de
massiviteit van het bouwblok.
4? CEMENT 6 2024
auteurs
ir. Marijn Bruurs
Witteveen+Bos
p. 38 ? 43
ir. Jacques Linssen Redactie Cement / Aeneas Media p. 56 ? 60
ir. Hans Galjaard
p. 46 ? 49 dr.ir. Mauro Poliotti
Witteveen+Bos p. 30 ? 37
ir. Lise Jansen
IMd Raadgevende Ingenieurs p. 44 ? 45
Lonneke van Haalen
Abt
p. 56 ? 60 prof.dr.ir. Theo Salet
TU Eindhovenp. 38 ? 43
ir. Mark Spanenburg RO
BAM Advies & Engineering p. 6 ? 14
dr.ir. Rob Wolfs TU Eindhoven p. 38 ? 43
ing. Edwin de Vries
Peutz
p. 6 ? 14
dr. Jeremy Chang
Holmes NZ (Christchurch)
p. 30 ? 37
Bob Gieskens
VNconstructeurs
p. 56 ? 60 dr.ir. Jolien Van Der Putten
Witteveen+Bos
p. 38 ? 43
ir. Kevin van der Lingen
Van Hattum en Blankevoort
p. 20 ? 28
ir. Kirsten Hannema
Freelance architectuurjournalist
p. 50 ? 55 ir. Pascal Schroijen
Holmes NZ (Auckland)
p. 30 ? 37
ir. Diederik Veenendaal
Summum Engineering
p. 56 ? 60
ir. Marica de Wit
BAM Advies & Engineering /
TU Delft
p. 6 ? 14
ir. Thijs Pierik
Nepocon
p. 30 ? 37
Aan dit nummer van Cement werkten mee:
Met een lidmaatschap kun je inloggen
op de website en heb je toegang tot alle
beschikbare CROW-CUR Aanbevelingen.
Interesse?
Vraag een lidmaatschap aan via www.cur-aanbevelingen.nl
of neem contact op met onze klantenservice 073-205 10 10
Maak jij regelmatig
gebruik van
CUR?Aanbevelingen?
Bouwen langs
het spoor
Inzicht in rekenmethoden en grond-constructie-interactie
1 Bouw van appartementencomplex op ENKA-terrein in Ede, dicht tegen het spoor. Foto: BAM Advies en Engineering
1
6? CEMENT 6 2024
Met de huidige trend in verstede-
lijking wordt bouwen langs het
spoor steeds aantrekkelijker.
Dit
is echter niet zonder obstakels. Onderzoek
van het RIVM uit 2019 toont aan dat 20% van
de mensen die binnen een straal van 300 m
van het spoor wonen, ernstige hinder er-
vaart door de trillingen die worden veroor-
zaakt door reizigerstreinen. Maar liefst 40%
van de omwonenden ervaart ernstige hin -
der door voorbijkomende goederentreinen
[1]. Dit geeft de noodzaak aan om deze over-
last te voorkomen bij nieuwbouw. Het inschatten van het effect van deze
trillingen is niet eenvoudig, vanwege het
grote aantal parameters dat hierop van in -
vloed is. Afhankelijk van de manier waarop
de trillingen in gebouwen worden berekend,
kunnen vergelijkbare situaties tot aanmer-
kelijk verschillende uitkomsten leiden, met
grote consequenties voor de maatregelen en
dus ook bouwkosten. Om inzichtelijk te krijgen wat de oor-
zaak is van deze verschillen, zijn de spoor-
trillingen in een betonnen appartementen -
gebouw met drie rekenmethoden berekend
en vergeleken. In een vervolg zullen ook
trillingsmetingen worden uitgevoerd voor
en na de bouw van een betonnen apparte-
mentengebouw en worden de resultaten
hiervan naast de berekende waardes gelegd.
Hierop wordt in een vervolg artikel inge-
gaan.
Spoortrillingen
Om te begrijpen wat het effect van spoortril -
lingen op omliggende gebouwen is, is het
belangrijk om eerst uit te zoomen en het
algehele systeem te begrijpen (fig. 2). Dit
begint bij de bron, waar de trillingen worden
gecreëerd: de trein en de spoorweg. Op dit
punt zijn er meerdere parameters die de
trillingssterktes en de frequenties waarbij
deze optreden beïnvloeden. Denk bijvoor-
beeld aan het type trein, de aanwezigheid
van wissels of overwegen, de snelheid van
de trein en of het gaat om een tunnel of een
spoorbaan op maaiveld [2]. Vervolgens be-
wegen de trillingen zich voort als golven
door de bodem. Ook hier worden de trillin -
gen beïnvloed, ditmaal door de grondeigen -
schappen. Een belangrijke factor is daarom
ook de afstand van het gebouw tot het spoor,
waarbij bij grotere afstanden de trillingen
meer worden gereduceerd. Dit effect is ver-
gelijkbaar met de demping van een golf in
een vijver waar een steentje in is gegooid,
waarbij de golven afzwakken naarmate ze
zich verder van de bron af bewegen.
Nadat de golven zich door de ondergrond
hebben verplaatst, komen ze aan bij het
gebouw, waar ze voor zowel horizontale als
verticale trillingen zorgen (punt 1 in fig. 2).
De trilling in de grond wordt vervolgens
overgedragen naar de fundering van het ge-
bouw, van punt 1 naar punt 2 in figuur 2.
IR. MARICA DE WIT
Constructeur / Afstudeerder
BAM Advies &
Engineering / TU-Delft
IR. MARK
SPANENBURG RO
Adviseur Constructies BAM A&E
ING. EDWIN DE VRIES
Adviseur Geluid en TrillingenPeutz
auteurs
Er wordt steeds vaker dicht op het spoor het gebouwd. Daarbij kunnen trillingen die worden
veroorzaakt door treinverkeer, voor hinder zorgen in de nabijgelegen gebouwen. Om die
overlast bij nieuwbouw te beperken moet hiermee in het ontwerp rekening worden gehouden, bijvoorbeeld door het toepassen van dikkere vloeren of het afveren van het gebouw. Er zijn
verschillende rekenmethoden om de trillingen te voorspellen, maar de uitkomsten lopen erg uiteen. De vraag is waar deze verschillen vandaan komen en hoe deze kunnen worden verklaard. Dit is één van de vragen die zijn onderzocht in een afstudeeronderzoek.
CEMENT 6 2024 ?7
punt in hetvrije veld punt op defundering
Deze overdracht zorgt ook voor een dem-
ping van de trillingen, wat in literatuur vaak
het kinematische effect wordt genoemd. De
fundering vereffent door zijn stijfheid de
golfbeweging in de grond. Hierdoor is de
trillingssterkte van een punt op de funde-
ring lager dan die van een punt in het vrije
veld (fig. 3).
Vanuit de fundering wordt de trilling binnen
het gebouw doorgegeven naar de vloeren, in
figuur 2 van punt 2 naar punt 3. Dit zorgt
veelal voor een versterking van de trillingen,
met name wanneer de frequenties van de
spoortrillingen samenvallen met eigenfre-
quenties van de constructie, zoals de vloe-
ren en wanden, waardoor resonantie op-
treedt. Een belangrijk aspect bij de gebouw -
trillingen is de demping van de grond op de
trillingen in het gebouw. Dit wordt het traag- heidseffect genoemd en is vooral afhankelijk
van de massa van het gebouw, de fundering
en de grondsoort. Het totale effect van de interactie tus-
sen het gebouw en de grond kan dus worden
verklaard door het kinematische effect en
het traagheidseffect. In het Nederlands
wordt de combinatie van deze twee effecten
de grond-constructie-interactie genoemd en
in het Engels soil-structure interaction (SSI).
Deze grond-constructie-interactie heeft een
belangrijk effect op de trillingen in het ge-
bouw. Verschillende studies laten zien dat
het buiten beschouwing laten van de
grond-constructie-interactie kan zorgen
voor een significante overschatting van de
trillingen die uiteindelijk in het gebouw wor-
den doorgegeven [3, 4].
Anders dan bij trillingen door wind en aard -
bevingen, zijn bij spoortrillingen de verticale
2 1) Metingen maaiveld, 2) overdracht naar fundering, 3) overdracht naar gebouw 3 Trillingssterkte op fundering is lager dan in het vrije veld (kinematische effect)
AFSTUDEERONDERZOEK
Dit artikel is gebaseerd op de afstudeer-
studie 'The Effect of Railway-Induced
Vibrations on Timber Apartment Buil-
dings' dat Marica de Wit uitvoerde op
de TU Delft, faculteit Civil Engineering &
Geosciences, in samenwerking met BAM
Advies & Engineering. Zij werd voor haar
onderzoek begeleid door dr.ir. G.J.P.
Ravenshorst (voorzitter), ir. M. Spanen-
burg RO (begeleider BAM), dr.ir. M. Mirra
en dr.ir. P.C.J. Hoogenboom.
2
3
8? CEMENT 6 2024
componenten bijna altijd maatgevend [5, 6
en 7]. Dit komt enerzijds doordat de gevon -
den trillingssterktes normaliter hoger zijn
in verticale richting en anderzijds doordat
deze trillingen gemakkelijker worden over-
gedragen naar de fundering. In dit artikel
wordt daarom alleen ingegaan op de verti -
cale trillingen, maar in de praktijk moeten
zowel de verticale als de horizontale trillin -
gen worden onderzocht.
Eisen
Hoewel er geen wettelijke norm is voor het
voorkomen van trillingshinder uit de onder-
grond, wordt er bij nieuwbouw wel vaak
vanuit de vergunningverlener gevraagd aan
te tonen dat de spoortrillingen niet voor een
(onaanvaardbaar) leefklimaat zorgen. Of de
trillingen voelbaar zijn en voor overlast zor-
gen, kan worden getoetst aan de SBR-B-
richtlijn [13]. Hierin worden specifieke waar-
den gegeven waaraan de berekende
trillingsniveaus in het gebouw moeten vol -
doen. Deze trillingsniveaus worden uitge-
drukt in V
max. Dit is de trilsnelheid met een
correctie op frequenties die minder goed
zijn waar te nemen. V
max is dimensieloos.
Het stroomschema voor railverkeer
voor het beoordelen van de trillingsniveaus is
weergegeven in figuur 4. Er gelden twee streef-
waardes voor V
max, een onderste, A1, en een
bovenste, A2. Voor nieuwbouw is A1 gelijk aan
0,1 en voor bestaande bouw 0,2 (dag en nacht).
A2 is voor nieuwbouw gelijk aan 0,4 overdag
en 0,2 in de nacht en voor bestaande bouw
respectievelijk 0,8 overdag en 0,4 in de nacht. Wanneer de gevonden V
max waardes niet
voldoen aan de A1-waarde maar wel onder
de A2-waarde blijven, moet ook V
per worden getoetst. V
per is de gemiddelde trillingsterkte
over een beoordelingsperiode en moet onder
de streefwaarde A3 uitkomen. Voor nieuw -
bouw is A3 gelijk aan 0,05 en voor bestaande
gebouwen moet deze waarde onder de grens
van 0,1 blijven (dag en nacht). Als er in de
praktijk aan A2 wordt voldaan, dan voldoet
V
per in de meeste gevallen ook.
Onderzoek en methode
Er zijn verschillende manieren om de effec-
ten van spoortrillingen bij appartementen -
gebouwen te modelleren. Grofweg kan de
volgende onderverdeling worden gemaakt:
1 gebouw met starre opleggingen;
2 gebouw met grond als veren en dempers;
3 grond, fundering en gebouw in één model.
In de praktijk wordt voor alle drie de manie-
ren vaak gebruikgemaakt van de eindige-
elementenmethode (EEM). Het meest een -
voudige is om het gebouw te modelleren met
starre opleggingen (1). De grond en funde-
ring worden dan niet expliciet meegenomen
in de berekening en in dit type model wordt
het eerder genoemde traagheidseffect dus
ook niet berekend. Om het traagheidseffect
wel mee te nemen, is het mogelijk om het
gebouw te modelleren met veren en dem -
pers als opleggingen, die de grond en het
funderingssysteem representeren (2). Het
voordeel hiervan is dat niet de volledige
grond hoeft te worden gemodelleerd, wat de
rekentijd significant omlaag brengt. Beide
modellen nemen het kinematische effect
niet mee, maar dit kan indien nodig wel in
een los model worden berekend. Het laatste type model is een model
waarin de grond, fundering en het ge-
4 Stroomschema streefwaardes SBR-B-richtlijn
Of trillingen voor
overlast zorgen,
kan worden
getoetst aan de
SBR-B-richtlijn
4
CEMENT 6 2024 ?9
5
De overdrachts-
functies zouden
hetzelfde moeten
zijn voor alle
drie de cases,
maar de
resultaten liggen
ver uit elkaar
5 Vergelijking van verschillende manieren om gebouwen die worden onderworpen aan spoortrillingen te modelleren
bouw expliciet worden gemodelleerd (3).
Hierin worden zowel het kinematische ef -
fect als het traagheidseffect in één model
meegenomen. Doordat dit laatste type model
het meest gedetailleerd, complex en groot is,
heeft het ook een aanzienlijk langere reken -
tijd in vergelijking tot beide andere model -
len. Vooral in de initiële ontwerpfase is dit
niet altijd wenselijk. Wijzigingen in het ont-
werp doorvoeren in dit type model is name-
lijk kostbaar. Een overzicht van alle drie
deze methoden is weergegeven in figuur 5.
Impedantiemethode van Auersch
Een andere manier om de overdracht van
spoortrillingen in gebouwen te berekenen
dan de eindige-elementenmethode, is door
gebruik te maken van een analytisch model
? dus op basis van formules ? zoals het im -
pedantiemodel van Auersch [8]. Dit model is
gebaseerd op de impedantiemethode die in
de dynamica wordt toegepast voor akoestiek
en elektromagnetisme [9]. In de context van spoortrillingen be-
schrijft de impedantie de weerstand die de
trillingsgolven ondervinden wanneer deze
zich door de constructieonderdelen ver-
plaatsen. De methode is gevalideerd speci -
fiek voor spoortrillingen met behulp van
testen en door de vergelijking te maken met
de resultaten uit een gedetailleerder eindige-
elementenmodel. De impedantiemethode bestaat uit het
(analytisch) bepalen van de overdrachts-
functies per onderdeel en deze met elkaar
te vermenigvuldigen om de uiteindelijke
gebouwrespons te berekenen. Een over- drachtsfunctie beschrijft hoe een trilling bij
verschillende frequenties wordt overgedra -
gen van het ene element naar het volgende
element. Bijvoorbeeld van fundering naar
begane grondvloer, of wand naar verdie-
pingsvloer. Om de trillingsniveaus in een nog te
realiseren gebouw te bepalen met de impe-
dantiemethode, zijn er drie stappen die
moeten worden doorlopen (net als in fig. 2).
Deze stappen zijn weergegeven in figuur 6.
De eerste stap is het bepalen van de trillin -
gen op het maaiveld, door middel van me-
tingen of berekeningen. Vervolgens worden
de trillingen op maaiveld vertaald naar tril -
lingen op de fundering, oftewel het kinema -
tische grond-gebouweffect. De laatste stap
bestaat uit het bepalen van de overdracht in
het gebouw, waarbij in dit model de grond
en fundering worden meegenomen als ve-
ren en dempers, rekening houdend met het
traagheidseffect van de grond-gebouwinter-
actie. Iedere stap wordt uitgedrukt in een
overdrachtsfunctie, die uiteindelijk met
elkaar worden vermenigvuldigd om de ge-
bouwrespons te bepalen. Dit resulteert in
trillingsniveaus in het gebouw die kunnen
worden getoetst aan de waardes uit de
SBR-B-richtlijn.
Case studies beton
Om de verschillen tussen de rekenmethoden
inzichtelijk te maken, zijn drie cases (van
hetzelfde gebouw) met elkaar vergeleken. De
eerste case gebruikt een eindige-elementen -
model voor de bovenbouw met starre opleg -
gingen, waarin het traagheidseffect van de
10? CEMENT 6 2024
Case 2: Analytisch ,
gebo\fw met ve\ben
en dempe\bs Case 3:
EEM,
G\bond, f\fnde\bing
en gebo\fw in één
model
Case 1: EEM ,
gebo\fw met sta\b\be
opleggingen
Case 2:Analytisch
grond niet wordt meegenomen (manier 1
zoals genoemd onder 'Onderzoek en metho-
de'). Het kinematische effect wordt met be-
hulp van een grove inschatting in rekening
gebracht. De tweede case is het analytische
impedantiemodel, waarin de grond en de
fundering als veren en dempers onder het
gebouw worden gerepresenteerd. Het traag -
heidseffect wordt hier dus in meegenomen
en het kinematische effect wordt hier door
middel van een overdrachtsfunctie inge-
schat. De derde case is het meest gedetail -
leerd en bestaat uit een eindige-elementen -
model waarin naast het gebouw de volledige grond rondom het gebouw tot aan het spoor
is gemodelleerd, inclusief de fundering (ma -
nier 3 zoals genoemd onder 'Onderzoek en
methode'). Hierin is dus zowel het kinemati -
sche als het traagheidseffect verwerkt. In
figuur 7 zijn de drie cases weergegeven. Voor
case 1 en 3 zijn de resultaten gebruikt van
twee daadwerkelijke projecten, waarvan de
gebouwkarakteristieken en grondopbouw
overeenkomen. Voor het analytische impe-
dantiemodel (case 2) zijn dezelfde grondop-
bouw en gebouwkarakteristieken als case 1
aangehouden. Het beschouwde gebouw be-
staat uit vijf verdiepingen en een paalfun -
7
6
6 Stappen om van spoortrillingen naar gebouwtrillingen te komen
7 Cases die worden gebruikt om de verschillende rekenmethodes te vergelijken voor een betonnen
appartementengebouw CEMENT 6 2024 ?11
Overdrachtsfuncties case 1, 2, 3 en gemeten spoortrillingen
Case 1, FEM
Case 2, Analytisch
Case 3, FEM
Spoortrillingen
dering. In figuur 8 zijn de overige relevante
gebouweigenschappen weergegeven.
Overdrachtsfunctie? Voor alle drie de cases
kan op dezelfde locaties in het gebouw de
overdrachtsfunctie worden bepaald. Bij een
EEM-model wordt de overdrachtsfunctie
numeriek berekend en bij de impedantie-
methode analytisch. Deze zouden hetzelfde
moeten zijn voor alle drie de cases, het zijn
immers identieke gebouwen, met eenzelfde
fundering en grondopbouw. In figuur 9 is de
overdrachtsfunctie van de grond naar de
hoogste verdiepingsvloer voor elk van de
rekenmethoden weergegeven. Tegen de ver-
wachtingen in liggen de resultaten ver uit
elkaar. De overdrachtsfunctie is een karak -
teristiek voor het gebouw en onafhankelijk van type, zwaarte of frequentie van de ge-
meten spoortrillingen op de desbetreffende
locatie. Het verschil kan dus enkel voortko-
men uit het verschil in rekenmethode, niet
uit de locatie. De manier waarop de grond-
gebouwinteractie wordt meegenomen heeft
een significant effect op de uitkomsten.
Case 1, bestaand uit het eindige-elementen -
model met het gebouw met starre onder-
steuningen, resulteert in een substantieel
hogere overdrachtsfunctie in vergelijking
met de andere twee methoden. Het verschil
met de andere twee cases is dat bij case 1
het traagheidseffect niet is meegenomen.
Door methode 1 naast de resultaten van me-
thode 2 en 3 te leggen, wordt duidelijk hoe-
veel effect de gronddemping voortkomend
uit het traagheidseffect heeft op de over-
De exacte rol
van de grond-
constructie-
interactie hangt
af van drie
onderdelen: de
massa van het
gebouw, de
stijfheid van de
grond en het
type fundering
8
9
8 Vloeropbouw en overspanning beschouwde betonnen appartementengebouw
9 Overdrachtsfuncties case 1, 2, en 3 (linker as) en gemeten spectrum spoortrillingen (rechter as) 12? CEMENT 6 2024
Case 1,FEM
Case 3,FEM
Case 2,
Analytisch
dracht van de spoortrillingen. De laagste
overdrachtsfunctie wordt gevonden met
methode 3. Het grond-constructie-effect wat
hier gedetailleerder in is meegenomen ten
opzichte van de analytische methode 2 zorgt
voor een nog verdere demping van de door-
gave van de trillingen.
Beoordeling V max ?Voor de verschillende
cases zijn de waardes van V
max berekend uit-
gaande van hetzelfde gemeten spectrum op
maaiveld (blauwe lijn in figuur 9). In figuur
10 staan de berekende V
max-waarden gege-
ven. Zoals beschreven is de grenswaarde A2
0,2 voor nieuwbouw en 0,4 voor bestaande
bouw. Case 3 voldoet bijna aan de nieuw-
bouweis, case 2 voldoet niet aan de nieuw -
bouweis maar wel aan de eis voor bestaande
bouw, terwijl case 1 ver buiten beide grens-
waardes valt.
Maatregelen
Bij de uitkomsten van case 3 zijn relatief
eenvoudige maatregelen, zoals het verzwa -
ren of verstijven van de fundering, voldoen -
de om de trillingsniveaus onder de streef -
waardes van de SBR-richtlijn te brengen. Bij
case 1 zijn de berekende V
max-waardes zo
hoog dat afveren van het gebouw de enige optie is. Afveren is een techniek waarbij er
rubberen blokken of stalen veren worden
geplaatst tussen het gebouw en de fundering
om deze van elkaar te ontkoppelen. Dit zorgt
ervoor dat de overdracht van trillingen bij
dominante frequenties van het spoor wordt
verminderd. Bij case 2 is afveren niet nood -
zakelijk, maar zijn er wel zwaardere maat-
regelen dan enkel het verzwaren of verstij-
ven van de fundering nodig. Voor hetzelfde gebouw zijn dus drie
verschillende maatregelen nodig puur alleen
op basis van de verschillende rekenmetho-
den. Dit is ook meteen van invloed op de
bouwkosten, aangezien het afveren van het
gebouw significant duurder is dan het enkel
verzwaren van de fundering. Hieruit kan
worden geconcludeerd dat het zo nauwkeu -
rig mogelijk meenemen van de grond-con -
structie-interactie essentieel is voor het in -
schatten van de trillingsniveaus ten gevolge
van spoortrillingen. Het opzetten van een
model zoals dat van case 3, waarbij zowel de
omliggende grond en de fundering als het ge-
bouw worden gemodelleerd, kan in de begin -
fase van het project voor hogere kosten zor-
gen, maar die kosten kunnen wegvallen bij
de alternatief benodigde kosten voor duurde-
re trillingsverminderende maatregelen.
10 Berekende V max-waardes per case CEMENT 6 2024 ?13
Hoewel het model van rekenmethode 3
theoretisch gezien het meest accuraat is, is
het belangrijk om te checken of dit overeen -
komt met de praktijk. Hoewel er voor de
bouw van appartementencomplexen in de
nabijheid van het spoor vaak metingen wor-
den uitgevoerd op maaiveld als input voor
de trillingsberekeningen, is er nauwelijks
data beschikbaar van trillingsmetingen in
gebouwen na de realisatie. Voor een vervolg
op dit artikel zullen BAM en Peutz daarom
trillingsmetingen uitvoeren voor- en na de
realisatie van een betonnen appartementen -
gebouw en de gevonden trillingsniveaus ver-
gelijken met de berekende waardes van de
drie rekenmethoden.
De rol van grond-constructie-
interactie
De exacte rol van de grond-constructie-
interactie hangt af van drie onderdelen:
de massa van het gebouw;
de stijfheid van de grond;
het type fundering.
Het beschouwde betonnen appartementen -
gebouw heeft een hoge massa, waardoor de
grond door het traagheidseffect voor veel
demping zorgt. Dit effect neemt sterk af bij
lichtere gebouwen, zoals stalen of houten
gebouwen, wat kan resulteren in meer door-
gave van de spoortrillingen en dus hogere
trillingsniveaus in het gebouw. Het is daar-
om vooral bij dit type constructies van be-
lang om vroeg in het ontwerpproces een
zorgvuldige berekening te maken. Naast de massa van het gebouw heeft
de stijfheid van de grond veel invloed op de
trillingen en demping die optreed ten gevol -
ge van grond-constructie-interactie. Bij
slappere gronden worden dichter bij het
spoor hogere trillingsniveaus gevonden op
het maaiveld, vooral in het lagere frequen -
tiegebied van 0-20 Hz waar ook de eigenfre-
quenties van het gebouw voorkomen. Dit re-
sulteert in een versterking van de trillingen
in het gebouw. Aan de andere kant zorgt een
slappere grond voor meer demping ten ge-
volge van het traagheidseffect en doven tril -
lingen ook sneller uit met toenemende af -
stand van het spoor [10]. Daarom is het van
belang om een duidelijk beeld te hebben van de grondopbouw bij het inschatten van de
spoortrillingen en dit zowel bij de bereke-
ning van het kinematische effect als het
traagheidseffect in beschouwing te nemen. Het type fundering is een factor die
zowel het kinematische als het traagheidsef -
fect beïnvloedt. Uit verschillend onderzoek
[11 en 12] blijkt een paalfundering voor meer
demping van de spoortrillingen te zorgen
dan een fundering op staal. Over het alge-
meen geldt dat de trillingen meer afnemen
bij zwaardere funderingen dan lichtere fun -
deringen.
De rol van de E-modulus van
beton
Een ander belangrijk aandachtspunt bij het
rekenen met trillingen aan betonnen gebou -
wen is de E-modulus die in rekening wordt
gebracht. Deze is belangrijk voor de eigen -
frequentie van de vloeren en is vaak hoger
dan bij statische berekeningen wordt gehan -
teerd. Spoortrillingen zijn een kortdurend
belastingeffect waardoor geen kruip op-
treedt. Daarnaast zijn de momenten in de
vloer bij de quasi-blijvende combinatie
(= belastingcombinatie voor het beoordelen
van trillingen) veelal lager dan het scheur-
moment, waardoor de vloer ongescheurd of
zeer beperkt gescheurd is. Beide effecten
zorgen voor een hogere E-modulus. Meer
informatie hierover is te vinden in EC-2 arti -
kel 7.4.3, het Cement-artikel 'Dynamische
belasting op tribunes (2)' [14] en een ACI
Journal uit 1985 [15]. Binnenkort wordt een
artikel door Peutz hierover gepubliceerd in
Cement.
Conclusie
De toenemende bouw van woningen dicht
bij het spoor benadrukt de noodzaak van
het uitvoeren van trillingsberekeningen in
de ontwerpfase. Verschillende rekenmetho-
den laten echter uiteenlopende resultaten
zien afhankelijk van de manier waarop de
grond-constructie-interactie wordt meege-
nomen. Daaruit volgen ook significant ver-
schillende maatregelen en daarbij horende
bouwkosten. In een vervolgartikel worden
deze rekenmethoden vergeleken met metin -
gen in een gebouw, om te zien hoe de theo-
rie zich tot de werkelijkheid verhoudt.
LITERATUUR
1?Kamp, I. van, Kempen, E.E.M.M. van,
Simon, S.N., Mabaja, N., Verheijen, E.,
Wijnen, H. van, Herhaalmeting Wonen
langs het Spoor, RIVM-rapport 2021-
0103.
2?Vos, P. deRailway induced vibration
- State of the art report. In:
International Union of Railways
(november 2017) door Nick Craven and
Linus Grob, p. 82.
3?Mott Macdonald Group et al.
Simplified models to inform the base-
isolation design of buildings. Tech. rep.
2023.
4?Talbot, J., Edirisinghe, T., Sanitate, G.,
The influence of foundation and
building structures on ground-borne
vibration: What we might expect and
what we find in practice, july 2023.
5?Hanson, C.E., Towers, D.A., Meister,
L.D., Transit Noise and Vibration Impact
Assessment, 2006.
6?Edirisinghe, T., Talbot, J., Some
observations on the transmission of
ground-borne vibration into base-
isolated buildings, september 2022.
7?Sanayei, M., Maurya, P., Moore, J.A.,
Measurement of building foundation
and ground-borne vibrations due to
surface trains and subways, 2013.
8?Auersch, L., Simple and fast
prediction of train-induced track forces,
ground and building vibrations. In:
Railway Engineering Science 28.3 (sept.
2020), pp. 232?250.
9?Fahy, F., Walker, J., Advanced
Applications in Acoustics, Noise and
Vibration. Tech. rep. 2004.
10?Persson, N., Predicting railway-
induced ground vibrations. Tech. rep.
2016.
11?Arnesson, M., Analysis and
Estimation of Residential Vibration
Exposure from Railway Traffic in
Sweden. Tech. rep. 2016.
12?Huang, S., et al., Train-induced
environmental vibrations by considering
different building foundations along
curved track. In: Transportation
Geotechnics 35 (July 2022), p. 100785.
13?SBR richtlijn Meet- en
beoordelingsrichtlijn voor trillingen:2013
- Deel B - Hinder voor personen in
gebouwen.
14?Spanenburg, M., Dynamische
belasting op tribunes (2). Cement 2023/1.
15?Jerath, M., Shibani, M.M., Dynamic
stiffness and vibrations of reinforced
concrete beams. ACI Journal maart-
april 1985.
14? CEMENT 6 2024
CEMENT 6 2024 ?15
Paper Challenges in structural design and execution: Stuttgart's new
central station (SC 25/3, p. 1508 ? 1527)
Door: Roland Bechmann, Angelika Schmid
CONSTRUCTIEF ONTWERP CENTRAAL STATION
STUTTGART
Het Centraal Station van Stutt -
gart wordt volledig verbouwd.
Het oude kopstation wordt ver-
vangen door een ondergronds
doorgaand station. Vooral de
nieuwe perronhal springt in het
oog. Het is een van de meest
veeleisende bouwprojecten ter
wereld. Dit onder meer dankzij
de hoge belastingen, de verhin-
derde vervormingen en de
moeilijke funderingssituatie,
maar vooral vanwege de com-
plexe, dubbelgekromde geome-
trie van het dak (vervaardigd
met wit beton).
Gezien de complexiteit waren de
gebruikelijke normen ontoerei-
kend. Daarom zijn innovatieve
constructieberekeningen uitge-
voerd met SOFiSTiK, op basis
van verschillende EEM-modellen.
De wapening werd vooral be-
paald op basis van het beheer-
sen van de scheurvorming in
het voegloze dak, dat star is
verbonden aan de fundering. Spanningen in de constructie
worden voornamelijk veroor-
zaakt door temperatuur- en
krimpeffecten. Scheurwijdtes in
de kelder moeten vanwege de
waterdichtheid beperkt blijven
tot 0,15 mm en die in het dak
tot 0,2 mm.
Voor het effect van de aardbe-
vingsbelasting op de onder-
grondse constructie was het
oordeel van experts nodig.
Voor de uitvoering is een nieuwe
digitale planningsmethodologie
toegepast.
Het project heeft bijgedragen
aan de kennis over hoe com
-
plexe geometrieën kunnen wor -
den vervaardigd. Met een toene -
mende mate van automatisering
in de bouw- en productiefase
zullen de bouwkosten voor der
-
gelijke ontwerpen blijven dalen.
Hiermee worden vormen moge
-
lijk, die meer zijn gericht zijn op
het verminderen van materiaal-
en grondstoffengebruik.
Structural Concrete Vol. 25/3 (juni 2024)
bevat een variatie aan papers. Van een selectie
van de voor Cement-lezers meest interessante
staat in dit artikel een Nederlandstalige
samenvatting.
Gelezen in
Structural
Concrete
structural concrete
RUBRIEK STRUCTURAL CONCRETE
Één van de meest toonaangevende internationale
vakbladen over betonconstructies is Structural Concrete
(SC). SC is het officiële, peer reviewed journal van fib
(The international federation for Structural Concrete). Cement
plaatst een korte Nederlandstalige samenvatting van een
selectie van voor Cement-lezers interessante papers uit
ieder nummer van SC (verschijnt 6x per jaar). De volledige
papers zijn beschikbaar op onlinelibrary.wiley.com (gratis
voor leden van fib). foto 1 De nieuwe perronhal met dubbelgekromd dak
(foto: Achim Birnbaum, Stuttgart)
16? CEMENT 6 2024
VERSCHILLENDE BENADERINGEN VOOR DE BEOORDELING VAN DE VEILIGHEID VAN BESTAANDE
VOORGESPANNEN BRUGGEN
Paper Safety assessment of existing prestressed reinforced concrete bridge decks through different approaches (SC25/3, p. 1637 ? 1657)
Door: Mario Ferrara, Diego Gino, Elena Miceli, Luca Giordano, Marzia Malavisi, Gabriele Bertagnoli
fig. 2 Vergelijking tussen lokale en globale analyse
De beoordeling van de constructieve veiligheid van bestaande
gewapende betonconstructies, met name bruggen en viaducten,
is voor constructeurs in de infrasector momenteel een van de
meest belangrijke aandachtsgebieden. Voor het beoordelen van
de constructieve veiligheid zijn verschillende benaderingen moge-
lijk. In een Italiaanse studie is de veiligheid onderzocht van be-
staande voorgespannen brugdekken met betrekking tot buiging
en axiale krachten in de UGT. Hierbij zijn vijf verschillende bena-
deringen gehanteerd: de Courbon-theorie, een elastische eindige-
elementen-analyse en niet-lineaire eindige-elementenanalyses
(NLFEA). Voor die laatste zijn drie veiligheidsfilosofieën gebruikt.
De betreffende brugdekken zijn eerst gemodelleerd met behulp
van de Courbon-theorie en vervolgens met een ligger-FE-model
dat uitsluitend uit balkelementen bestaat. De veiligheidsbeoorde-
ling is uitgevoerd door de momentweerstand en het optredende
moment in de betreffende sectie te vergelijken, dus via een lokale
benadering. Hierbij zijn ontwerpwaarden berekend met behulp
van partiële veiligheidsfactoren. Vervolgens zijn de dekken gemo-
delleerd met een 3D-NLFEA-model met drie verschillende veilig-
heidsfilosofieën in een globale benadering. De toepassing van de verschillende benaderingen leidt tot zeer
uiteenlopende conclusies ten aanzien van de veiligheid. De twee
lokale benaderingen zijn het meest conservatief en leiden daarom
tot een lagere veiligheidsmarge. De toepassing van globale bena-
deringen, gebaseerd op globale veiligheidsfilosofieën, resulteert in
een grotere veiligheidsmarge, waarbij er een aanzienlijke variatie
bestaat afhankelijk van de specifieke veiligheidsfilosofie.
In de praktijk kan de strategie worden gehanteerd dat als uit de
vereenvoudigde analyses voldoende veiligheid blijkt, het niet
nodig is de geavanceerde methodes te gebruiken. Is dit niet het
geval, dan kan het economisch zijn over te schakelen naar meer
geavanceerde methoden, voordat andere maatregelen worden
genomen zoals belastingbeperking.
CEMENT 6 2024 ?17
DYNAMISCHE ANALYSE VAN EEN 40 M LANGE LIGGER TIJDENS HET HIJSEN
Er bestaan geen aanbevelingen ten aanzien van de
toegestane snelheden bij het hijsen van voorgespan-
nen betonnen liggers. Dat terwijl er verschillende ge-
vallen bekend zijn waarbij liggers tijdens het hijsen zijn
bezweken. In een Braziliaanse studie is het dynamische
gedrag van een lange, voorgespannen betonnen ligger
onderzocht, waarbij kritische hijssnelheden zijn bepaald.
Hierbij is de invloed van de excentriciteit van de voor-
spankabels en de hijslussen meegenomen.
Er zijn 3D-eindige-elementensimulaties uitgevoerd van
een voorgespannen betonnen ligger met een over-
spanning van 40 m. Spanningen en doorbuigingen zijn
bepaald met niet-lineaire analyses. Een frequentiedo-
meinbenadering is gebruikt om tijdsafhankelijke resul-
taten te analyseren met behulp van de eigen frequen-
ties van de ligger, die zijn verkregen door middel van
een modale analyse. Hierbij zijn opwaartse, neerwaart -
se en laterale bewegingen van de ligger gesimuleerd.
De meest significante verplaatsingen en spanningen
werden waargenomen bij de hoogste versnellingspie-
ken van de ligger. Scheurvorming en daaropvolgend
falen kon worden voorkomen bij kraanversnellingen
van 0,02 g (v = 20 cm/s) en 0,007 g (v = 7 cm/s), bij
verticale respectievelijk laterale bewegingen.
De druk- en trekspanningen waren groter dan uit de
gebruikelijke statische analyse volgde. De trekspanni-
gen werden 27 keer versterkt, de drukspanningen na-
men met 11% toe en de doorbuiging van de ligger
werd drie keer zo groot.
De dynamische effecten werden versterkt door excen-
triciteiten. De excentriciteiten van de hijslussen hadden
meer invloed dan de excentriciteiten van de voorspan-
ning. De beperkte inklemming van de hijslussen leidde
tot een lagere eigenfrequentie. Hierdoor werd de ligger
gevoelig voor laagfrequente opslingering door kraan-
bewegingen, met hogere spanningen en rotatie tot
gevolg.
fig. 3 Excentriciteiten van de hijslussen en de voorspanning
Paper Dynamical analysis of a 40?m span precast posttensioned concrete girder during lifting operations (SC25/3, p. 1658 ? 1675)
Door: Gabriel Henrique Arruda Tavares de Lima, Pablo Augusto Krahl, Tiago Morkis Siqueira, Maria Cristina Vidigal de Lima
structural concrete
18? CEMENT 6 2024
VERBETERDE METHODE MET BELASTINGOMHULLENDE BIJ KOLOMMEN
Paper Biaxial bending of RC rectangular column sections: Improved 'load contour' formulation (SC25/3, p. 1782 ? 1800)
Door: Bhargav Narendra Kolapkar, Bijily Balakrishnan, Devdas Menon
fig. 4 Typisch 3D-interactiediagram voor dubbele (bi-axiale) buiging
In de ontwerppraktijk wordt een willekeurige rechthoekige gewa-
pende betonnen kolomdoorsnede meestal getoetst door ervoor te
zorgen dat alle mogelijke combinaties van axiale druk (P
u) en
bi-axiale momenten (M
ux, M uy) bij de uiterste grenstoestand binnen
de 3D-omhullende van het belasting-momentdiagram liggen.
Hoewel zo'n controle wordt vereenvoudigd door softwarepakket -
ten, wordt deze traditioneel uitgevoerd op basis van een belas-
tingomhullende bij een gegeven axiale belasting (voor het eerst
voorgesteld door Bresler).
In een Indiase studie is een efficiënt algoritme voorgesteld, met
gebruik van een model met integratie van lagen en de zogenoem-
de nested bisection-methode. Hiermee kan de 'exacte' belastingom-
hullende (en daarmee het volledige interactieoppervlak) worden
gegenereerd voor elke symmetrisch gewapende kolomdoorsnede,
conform de voorschriften uit ACI 318 (of EC2 of IS 456).
Het algoritme genereert ook een veiligheidsmarge, ook wel de
demand-to-capacity ratio (DCR) genoemd. Deze is gedefinieerd als de verhouding van het resulterende optredende moment (M
u) tot
de momentweerstand (M
u?), bij een gegeven axiale belasting (P u).
Voor een optimaal ontwerp moet de piekwaarde van de DCR, ver-
kregen uit verschillende belastingcombinaties, dicht bij 1,0 liggen.
De mate waarin de piek-DCR lager (of hoger) is dan 1,0 geeft zegt
iets over de overcapaciteit (of ondercapaciteit).
Na validatie van het algoritme werd een parametrische studie
uitgevoerd met 36 verschillende doorsneden met verschillende
hoogte-breedteverhoudingen, wapeningsconfiguraties en wape-
ningspercentages. De studie toont aan dat de belastingomhullende
niet alleen afhankelijk is van de axiale belasting (zoals momenteel
aangenomen in ACI: SP17, EC2 en IS 456), maar ook van het percen -
tage langswapening. Dienovereenkomstig zijn er wijzigingen voor-
gesteld om de nauwkeurigheid te verbeteren in de benadering van
de belastingomhullende volgens de voorschriften, ten behoeve van
een economischer en veiliger ontwerp.
CEMENT 6 2024 ?19
Paper Cracking and failure mode behavior of hybrid FRP strengthened RC column members under flexural loading (SC 25/3, p. 2164 ? 2182)
Door: Taraka M. R. Balla, S. Suriya Prakash fig. 5 Onderzochte proefstukken: (a) referentie, (b) NSM-versterking, (c) EB-versterking, (d) hybride
FRP-versterking (HYB), (e) dwarsdoorsnede van het HYB-proefstuk en (f) detail NSM-sleuf
SCHEURVORMING EN BEZWIJKGEDRAG VAN MET HYBRIDE WAPENING VERSTERKTE KOLOMMEN
Om prestaties bij buiging te verbeteren kan het nodig
zijn gewapende betonnen elementen te versterken.
Versterking met behulp van vezelversterkte polymeren
(FRP) is populair, omdat dit meerdere voordelen biedt
ten opzichte van conventionele versterkingsmethoden
met staal of beton. Een veelgebruikte versterkingsme-
thode is uitwendige verlijming (EB) met koolstof-FRP-
lamellen (CFRP). Nadeel van dit systeem is echter dat
de lamellen kunnen losraken van het beton. Bij FRP-
lamellen die vlak onder het oppervlak worden aange-
bracht (Near Surface Mounted, NSM) wordt dit risico
verminderd, maar deze methode is minder effectief
bij grote drukkrachten. Het is ook mogelijk beide me-
thoden te combineren. Deze hybride FRP-versterking
(HYB) combineert de voordelen van de NSM- en de
EB-technieken.
In een Indiase studie is de ontwikkeling van scheuren
onderzocht bij HYB-FRP-versterkte kolommen onder
zuivere buiging, in vergelijking met EB, NSM en een
referentie (traditioneel gewapende kolom). Proefstuk -
ken zijn onderworpen aan een vierpuntsbuigproef. De
analyse is uitgevoerd met Digital Image Correlation (DIC).
De met DIC gemeten scheurwijdtes zijn vergeleken met
de analytische voorspellingen op basis van Eurocode 2
en fib bulletin 90. Hieruit volgden een aantal bevindin-
gen:
- De NSM- en HYB-versterking verbeterden het scheur-
gedrag. De scheurwijdte en -diepte waren aanzienlijk
kleiner dan het EB-systeem en de referentie.
- Bij een ontwerp-scheurwijdte van 0,3 mm was de
capaciteit bij EB-, NSM- en HYB-versterking ongeveer
93%, 139% respectievelijk 239% hoger ten opzichte
van de referentie.
- De NSM-versterking is zeer effectief bij het verbeteren
van de momentweerstand. Deze was 99% hoger dan
de referentie. De ductiliteit van dit NSM-versterkte
proefstuk was echter aanzienlijk lager met bros bezwij-
ken tot gevolg.
- De HYB-versterking presteerde aanzienlijk beter dan
de NSM- en EB-versterking op het gebied van moment -
weerstand, zonder in te boeten op ductiliteit. De meer
verspreide scheuren leidden tot een hogere energie-
opname dan bij de NSM- en EB-versterking.
structural concrete
Buig- en
scheurgedrag
van beton met
basaltvezelwapening
Experimenteel onderzoek aan de TU Delft
1 Experiment met balk met basaltvezelwapening
1
20? CEMENT 6 2024
Reinforcement fibrePolymer matrixFibre reinforced composite
In reactie op klimaatverandering
streeft de bouwsector naar duur-
zamere betonconstructies.
Alterna -
tieve materialen en methoden worden onder-
zocht om de milieueffecten van traditioneel
gewapend beton te verminderen. Een van
de mogelijkheden is het verduurzamen van
de wapening, bijvoorbeeld door toepassing
van basaltvezelwapening als alternatief voor
wapeningsstaal. Sinds de late jaren 80 winnen alterna -
tieve wapeningsmaterialen aan populariteit,
vooral uit de FRP-familie (Fibre Reinforced
Polymer). FRP-wapeningsstaven combine-
ren meerdere materialen waarmee unieke
eigenschappen worden gecreëerd. Basalt-
vezelwapening behoort tot de FRP-familie.
Het bestaat uit sterke basaltvezels en een
rigide matrix van bijvoorbeeld epoxy, po-
lyester of vinylester (fig. 2). De vezels in de
matrix zijn grotendeels bepalend voor de
treksterkte van de staaf. Ter bevordering
van het hechtgedrag aan het beton kan een
gladde staaf worden voorzien van een opper-
vlaktevervorming, zoals een zandcoating,
geribde profilering of spiraalwikkeling. Van Hattum en Blankevoort is geïnte-
resseerd in alternatieven voor wapenings- staal, zoals basaltvezelwapening. Er is veel
internationale literatuur beschikbaar waar-
uit blijkt dat de eigenschappen en reken-
methodiek verschillen van wat we met wape-
ningsstaal gewend zijn. Om ervaringen op te
doen, is in samenwerking met Van Hattum
en Blankevoort een experimenteel onder-
zoek opgezet als afstudeerproject aan de
TU Delft. Dit onderzoek richt zich specifiek
op de stijfheid en het buigscheurgedrag van
basaltvezelgewapende elementen.
Onderzoeksopzet
Het experimentele programma bestond uit
twee type testen. Allereerst zijn de mecha -
nische eigenschappen van de individuele
staven onderzocht en vervolgens het con -
structieve gedrag in gewapende balken.
Het experimentele onderzoek had een focus
op het scheurpatroon en buiggedrag. De
onderzochte parameters zijn:
trekgedrag van basaltvezelwapening versus
wapeningsstaal;
buiggedrag van beton gewapend met basalt-
vezel versus staal;
ontwikkeling van scheurpatronen en
scheurwijdte;
invloed van staafdiameter, wapenings-
IR. KEVIN VAN DER LINGEN
Constructeur
Van Hattum en Blankevoort auteur
Experimenten tonen aan dat basaltvezelwapening anders reageert dan
wapeningsstaal: een volledig lineair-elastisch gedrag van het materiaal, bros
bezwijken van de wapening en grotere vervormingen van de gewapende proefstukken. Balken met basaltvezelwapening laten meer scheuren zien en grotere scheurwijdte bij lagere belasting, vergeleken met balken gewapend met wapeningsstaal. Deze verschillen benadrukken de noodzaak voor ontwerprichtlijnen.
2
2 Principe van ingebedde vezels in een rigide matrix [1] CEMENT 6 2024 ?21
verhouding en betondekking op buig- en
scheurgedrag.
Trekproeven
Om het gedrag onder trek te onderzoeken is
zijn proefstukken gemaakt, die bestaan uit
een staaf basaltvezelwapening, ingelijmd in
twee ronde stalen buizen (fig. 3). Het proef -
stuk is ontworpen volgens richtlijn ACI440.3R
[2]. Deze richtlijn schrijft voor dat de buizen
aan weerzijden van het blootgestelde deel
van de staaf moet worden geplaatst. De uit-
einden van de proefstukken zijn geplet om
in de bekkenvorm van de machine te passen
en voldoende grip te hebben (fig. 3). Conform
ACI440.3R moet er minimaal veertig maal
de staafdiameter vrije ruimte zijn tussen de
buizen, zodat de staaf ongehinderd kan be-
zwijken op het zwakste punt. Voor staafdia -
meter van 8 mm is dit 320 mm. Met een extensometer is op het bloot-
gestelde deel van het proefstuk de rek ge-
meten. De trekproeven zijn verplaatsings-
gestuurd met een snelheid van 1 mm per
minuut (conform ACI440.3R).
Resultaten? Voor zowel het bepalen van de
mechanische eigenschappen als de statisti -
sche interpretatie is gebruikgemaakt van
ACI440.1R [3] en ACI440.3R. De verkregen
eigenschappen zijn:
kracht bij bezwijken;
spanning bij bezwijken;
rek bij bezwijken;
elasticiteitsmodulus. De beproefde basaltvezelstaven hadden alle
drie hetzelfde bezwijkmechanisme (foto 4).
Tijdens de trekproef bezweken eerst de
individuele vezels aan de buitenzijde van de
staafdoorsnede (de perimeter). Hierna nam
de kracht nog iets toe totdat uiteindelijk de
hele staaf bros bezweek. Voor het bepalen van de materiaalei -
genschappen beschrijft de ACI440.3R twee
methoden: de composietoppervlaktemetho-
de en de vezelgehaltemethode. In deze stu -
die is de composietoppervlaktemethode
aangehouden, omdat de matrix ook invloed
heeft op de treksterkte. Op basis van drie
testen zijn het gemiddelde, de standaardde-
viatie en de variatiecoëfficiënt bepaald. De
spanning bij bezwijken is verkregen door de
maximale bezwijkkracht te delen door het
theoretische oppervlak (staafdiameter 8 mm).
De resultaten zijn weergegeven in tabel 1. De trekproeven tonen een zekere
spreiding in de spanning-rekrelatie (fig. 5),
wat blijkt uit de standaarddeviatie. Hoe klei -
ner deze spreiding van de resultaten door
variatie in breukrek en maximale trekspan -
ning, hoe gunstiger de gegarandeerde eigen -
schappen volgens richtlijn ACI440.1R. Sprei -
dingen in de testresultaten kunnen worden
veroorzaakt door materiaalonvolkomenhe-
den of foutieve uitlijning tijdens de testvoor-
bereiding van de proefstukken. Voor een vergelijking van de basalt-
vezelwapening met wapeningsstaal is uit
dezelfde batch als het gebruikte wapenings-
staal voor de balkproeven één staaf getest.
3 Ontwerp proefstuk voor trekproeven
4 Bezweken proefstukken na trekproeven
AFSTUDEERONDERZOEK
Dit artikel is gebaseerd op de afstu-
deerstudie 'Flexural Behaviour of
Concrete Reinforced With Basalt Fibre
Reinforcement Bars' dat Kevin van der
Lingen uitvoerde op de TU Delft, facul-
teit Civil Engineering & Geosciences,
in samenwerking met Van Hattum en
Blankevoort. Hij werd voor zijn onder-
zoek begeleid door dr.ir. Mladena
Lukovic, prof.dr.ir. Erik Schlangen, ir.
Jelle Bezemer (TU Delft) en ir. Felix
Leenders (Van Hattum en Blankevoort).
Ook ir. Sonja Fennis heeft bijgedragen.
Een link naar het afstudeerrapport staat
op www.cementonline.nl.
3
4
22? CEMENT 6 2024
Het resultaat is een vloeispanning (f y) van
520 MPa en een rek van 0,26%. De uiterste
treksterkte (f
u) is 600 MPa, met een bijbeho-
rende rek van 2,70%.
Vierpuntsbuigproeven
Om inzicht te krijgen in de stijfheid en het
buigscheurgedrag van een betonnen element
gewapend met basaltvezelwapening, zijn ver-
schillende vierpuntsbuigproeven uitgevoerd
(fig. 6). Een vierpuntsbuigproef bestaat uit een
tweezijdig scharnierend opgelegde balk en
twee aangrijpingspunten voor de belasting. Zo-
danig ontstaat er in het midden een zone met
een constant moment zonder dwarskracht. De beproefde balken hebben een afmeting
van 1900 x 150 x 200 mm
3 (l x b x h). Er zijn
vier balken met basaltvezelwapening en twee
met wapeningsstaal beproefd. De balken
gewapend met wapeningsstaal dienden ter
referentie om het gedrag te kunnen vergelij-
ken. De balken zijn gecodeerd op basis van
het toegepaste wapeningsmateriaal, de wa -
peningsconfiguratie en de betondekking.
Een overzicht van de beproefde balken is
weergegeven in tabel 2. Tussen de aangrijpingspunten is het
scheurpatroon gemonitord door middel van
Digital Image Correlation (DIC). Dit is een
optische techniek, waarbij aan één van
Basaltvezel-
wapening is
lineair-elastisch
tot bezwijken Tabel 1?Resultaten trekproeven
Kracht bij
bezwijken [kN] Spanning bij
bezwijken [MPa] Rek bij
bezwijken [%] Elasticiteits-
modulus [GPa]
Proefstuk 1 55,901112,152,0954,16
Proefstuk 2 53,851071,261,8754,86
Proefstuk 3 62,231238,002,3951,44
Gemiddelde 57,331140,512,1253,49
Standaarddeviatie 3,5771,010,211,47
Variatiecoëfficiënt 6,23%6,23%9,94%2,75%
5
5 Spanning-rekdiagram trekproeven
6 Vierpuntbuigproef ontwerp
6
CEMENT 6 2024 ?23
de zijkanten van de balk met verf een spik-
kelpatroon (pixels) wordt aangebracht, waar
hoogwaardige foto's van worden gemaakt.
Met een computerprogramma kunnen ver-
volgens de rekken, verplaatsingen en
scheurvorming van de balk nauwkeurig in -
zichtelijk worden gemaakt. De verticale ver-
plaatsing van het midden van de balk is ge-
monitord door middel van een laser. Lokale
horizontale verplaatsingen (druk en trek)
zijn bepaald met LVDT's die aan de zijkant
waren aangebracht. Een LVDT (linear varia -
ble differential transformer) is een sensor die
verplaatsing meet over een zekere afstand.
Resultaten ? Een samenvatting van de test-
resultaten voor alle geteste balken is gegeven
in tabel 3. De belangrijkste resultaten op
constructief gedrag zijn de maximale belas-
tingen bij bezwijken, de daarbij behorende
doorbuiging en de maximale doorbuiging.
Met betrekking tot de scheurvorming wor-
den het aantal scheuren en de gemiddelde
scheurafstand gepresenteerd. Alle balken met een betondekking van
31 mm zijn bezweken bij een belasting van
ongeveer 60-65 kN, terwijl alle balken met
een kleinere dekking, en daardoor een gro-
tere interne hefboomarm, zijn bezweken bij
ongeveer 65-70 kN.
Beschouwing stijfheidscurves? Een gewa -
pend betonnen balk doorloopt over het alge- meen vijf stadia vanaf de eerste belasting tot
en met bezwijken:
ongescheurd stadium;
initiële scheurvorming;
gestabiliseerde scheurvorming;
vloeien van het wapeningsstaal (niet van
toepassing bij basaltvezelwapening);
bezwijken betondrukzone.
In het ongescheurde traject is een vergelijk -
bare stijfheid te zien ongeacht het wape-
ningsmateriaal. De balken met basaltvezel -
wapening (blauwe lijn) scheuren eerder dan
die met wapeningsstaal (rode lijn); de scheur-
belasting is respectievelijk 12 en 17 kN. De
reden hiervan is dat de gecombineerde stijf -
heid lager is vanwege de aanzienlijk lagere
stijfheid van basaltvezelwapening. Zodra initiële scheurvorming begint,
neemt de wapening de trekkracht over die
eerst door het ongescheurde beton werd
opgenomen. Na scheurvorming is de door-
buiging van de balken gewapend met basalt-
vezelwapening aanzienlijk groter dan de
balken met wapeningsstaal, wat wijst op een
grotere stijfheidsreductie, zoals te zien is in
figuur 7. De balken gewapend met staal berei -
ken bij een relatief kleine doorbuiging van
5 mm de vloeigrens. Vanaf dit punt neemt
de vervorming significant toe terwijl de be-
lasting nagenoeg gelijk blijft. Bij basaltvezel -
wapening treedt dit fenomeen niet op.
Tabel 2?Lijst met beproefde balken
Balktype Wapeningsmateriaal Toegepaste wapening [mm²] Betondekking [mm]
B-3r8-c31 Basaltvezel 3Ø8 [151] 31
B-2r10-c31 Basaltvezel 2Ø10 [157] 31
B-2r8-c31 Basaltvezel 2Ø8 [101] 31
B-3r8-c11 Basaltvezel 3Ø8 [151] 11
S-3r8-c31 Wapeningsstaal 3Ø8 [151] 31
S-3r8-c11 Wapeningsstaal 3Ø8 [151] 11
Tabel 3?Samenvatting testresultaten balken vierpuntsbuigproef
B-3r8-c31 B-2r10-c31B-2r8-c31B-3r8-c11S-3r8-c31S-3r8-c11
Maximum belasting [kN] 61,8965,1759,9671,0559,3864,77
Verticale verplaatsing bij maximum belasting [mm] 25,6425,4732,1621,9017,1717,47
Maximale verticale verplaatsing [mm] 46,8325,4737,7621,9021,7623,87
Aantal waargenomen scheuren 777857
Gemiddelde scheurafstand 71,4371,4371,4362,510071,43
De balken met
basaltvezel -
wapening
scheuren eerder
dan die met
wapeningsstaal
24? CEMENT 6 2024
7
Bij de balken
met basaltvezel -
wapening treedt
wel voldoende
waarschuwings-
capaciteit op
7 Stijfheidscurves balken vierpuntsbuigproef
Basaltvezelwapening is lineair-elastisch tot
bezwijken en dit vertaalt zich in een lineaire
stijfheidscurve na initiële scheurvorming.
De manier van bezwijken van beide
typen gewapende balken verschilde ten op
-
zichte van elkaar. De balken met wapenings -
staal bezweken op de wapening, oftewel
vloei. De balken met basaltvezelwapening
bezweken op betonstuik. Uit de proeven met
de balken met basaltvezelwapening is echter
wel gebleken dat er ? hoewel de balk bestond
uit materialen met ieder een bros bezwijk
-
mechanisme ? voldoende waarschuwingsca -
paciteit optreedt in de vorm van vervorming,
voordat de constructie bezwijkt.
De balken met basaltvezelwapening
vertoonden, zoals eerder aangegeven, eer-
der scheurvorming door hun lagere elastici -
teitsmodulus in de ongescheurde doorsnede,
zoals verondersteld door Shamass & Cashell
[4]. De balken met de grootste interne hef -
boomsarm (kleinste dekking) vertoonden de
laatste scheurvorming in de belastingscyclus
voor beide wapeningsmaterialen. De vroegst
waargenomen scheurvorming is gevonden
in balk B-2r8-c31 vanwege de laagste wape-
ningsverhouding, waardoor de neutrale as
het minst naar beneden verschuift. Het be-
rekende scheurmoment op basis van de
betondoorsnede en de betoneigenschappen
van 2,90 kNm met een overeenkomstige
kracht van 11,60 kN bleek algemeen accu -
raat voor balken met staven basaltvezelwa -
pening, maar conservatief voor balken met
stalen staven. Afwijkingen kunnen worden
toegeschreven aan de werkelijke betoneigen -
schappen, waar de berekening was gebaseerd op een veronderstelde betonsterkteklasse
van C30/37. De met basaltvezelwapening gewapen -
de balken missen het vloeistadium, omdat
dit materiaal geen plastische vervorming
kent. Bij een belastingniveau van ongeveer
50 kN zijn de scheurpatronen in het gemo-
nitorde deel van de balken volledig ontwik -
keld (fig. 8). Scheuren in balken gewapend
met staven basaltvezelwapening (fig. 8a t/m
d) hebben een aanzienlijk grotere scheur-
wijdte dan de met wapeningsstaal gewapen -
de tegenhangers (fig. 8e en f ). Dit is veroor-
zaakt door de lagere elasticiteitsmodulus
van staven basaltvezelwapening.
Splijtscheuren? Een verschijnsel dat niet
was voorzien, is dat er op wapeningsdiepte
aanzienlijke horizontale secundaire scheur-
vorming is waargenomen bij de balken ge-
wapend met basaltvezelwapening. Dat was
niet het geval bij de balken met wapenings-
staal. De horizontale secundaire scheuren
ontstaan uit primaire buigscheuren. Volgens
de theorie van Tepfler (beschreven in fib
bulletin 40 [5]) is dit mechanisme te wijten
aan een te goede aanhechting. Deze secun -
daire scheuren laten zich dan ook uitleggen
als splijtscheuren. Deze scheuren ontstaan
als de spanning ten gevolge van de hechting
ter plaatse van de wapening aan het beton de
trekspanning van het beton overschrijdt. In
de richtlijnen BRL0513 en ACI440 is er ech -
ter geen enkele verwijzing naar het ontstaan
en beperkingen van dit type scheurvorming. De genoemde spijtscheuren in de
balken met basaltvezelwapening en een
CEMENT 6 2024 ?25
dekking van 31 mm verschillen bij een ver-
schillende hoeveelheid wapening. Bij 2Ø10
(B-2r10-c31) is een significant kleinere ont-
wikkeling van dit type scheurvorming te
zien, waar bij 3Ø8 (B-3r8-c31) en 2Ø8
(B-2r8-c31) wel over de gehele lengte scheur-
ontwikkeling plaatsvindt. Dit is toe te schrij-
ven aan de hart-op-hart-afstand in combi -
natie met het wapeningspercentage. 2Ø8
(B-2r8-c31) komt neer op dezelfde hart-op-
hart-afstand als 2Ø10 (B-2r10-c31), maar
heeft een aanzienlijk lager wapeningsper-
centage, waardoor de hechtspanning sneller
toeneemt in vergelijking met de andere
balken. Dit versnelt de ontwikkeling van de
splijtscheuren over de lengte.
Scheurwijdtes? Basaltvezelwapening wordt
veelal geprezen vanwege de hoge trekspan -
ningen en dat het niet kan corroderen,
waardoor een grotere scheurwijdte wordt
toegestaan in relatie tot met staal gewapend
beton. Hieruit wordt door menigeen snel de
conclusie getrokken dat men uit kan met
minder wapening en daarmee eenzelfde
weerstand te behalen. Echter suggereert de
beschikbare literatuur snellere ontwikkeling
van scheurwijdte dan bij elementen gewa -
pend met staal. Dit kan echter logisch wor-
den verklaard doordat basaltvezelwapening
een elasticiteitsmodulus bezit die ongeveer
een factor 4 kleiner is. De ontwikkeling van de scheurwijdte is
beschouwd met de DIC-gegevens en uitgezet
in figuur 9. Deze resultaten bevestigen het-
zelfde beeld als de literatuur schetst. Wan -
neer dezelfde hoeveelheid wapening wordt
toegepast, is te zien dat de ontwikkeling van
scheurwijdte bij balken met basaltvezelwa -
pening significant sneller gaat.
Voor Nederland geldt dat buigscheuren in
agressieve omstandigheden voor gewapend
beton doorgaans beperkt moeten blijven tot
0,2 mm. In de BRL0513 [6] (de Nederlandse
richtlijn voor glasvezelstaven, vergelijkbaar
met basaltvezelwapening) zijn scheuren
beperkt tot 0,5 mm voor beton met basaltve -
zelwapening. Het is dus toegestaan om aan -
zienlijk grotere scheuren toe te laten voor
composietwapening. Uit het experiment volgt
echter dat, ondanks de grotere toegestane
scheurwijdte, bij basaltvezelwapening deze
grenswaarde bij lagere belastingen wordt ge
-
haald dan dat wapeningsstaal de strenge
grenswaarde behaalt (fig. 9). Een vergelijking
met de theoretische modellen om de scheur
-
wijdtecurves in perspectief te plaatsen, is
voor elke beproefde balk in de vierpuntsbuig
-
proeven weergegeven in figuur 10.
De resultaten laten een patroon zien dat er
in de balken met basaltvezelwapening een
grotere scheurwijdte optreedt, dan uit de
8
8 Volledig ontwikkelde scheurpatronen vierpuntsbuigproef 26? CEMENT 6 2024
9
10
9 Ontwikkeling scheurwijdte en ondergrens w max 10 Ontwikkeling scheurwijdte vergelijking met modellen in normen en richtlijnen
Beton met
basaltvezel -
wapening
vertoont een
grotere
ontwikkeling
van scheur-
vorming bij
dezelfde kracht
CEMENT 6 2024 ?27
berekening zou moeten volgen. Dat terwijl de
opterende scheurwijdte in balken met wape
-
ningsstaal vrij goed lijkt te overlappen. De
balk met 3Ø8 en dekking 11 mm (B-3r8-c11)
echter laat een aanzienlijk grotere afwijking
zien ten opzichte van de afwijkingen van de
andere balken. Dit is toe te schrijven aan de
kleinere betondekking, waardoor een grote
-
re gevoeligheid ontstaat voor het ontstaan
van splijtscheuren. Dit sluit aan bij de theo
-
rie van Tepfler, die stelt dat een kleinere
dekking leidt tot een grotere gevoeligheid
voor splijtscheuren. Een theorie van Harajli
[7] stelt dat het ontstaan splijtscheuren als
gevolg heeft dat de hechtsterkte van de wa
-
peningsstaaf aan het beton afneemt. Deze
afname van hechtsterkte heeft weer als ge -
volg dat de benodigde afstand om spannin -
gen over te brengen van de wapening naar
het beton, groter wordt. Hierdoor ontstaat
een grotere scheurafstand over het gemoni
-
torde deel van de balk, wat uiteindelijk leidt
tot grotere ontwikkeling van scheurwijdte.
Conclusie
Het afstudeeronderzoek heeft zich voorna -
melijk gericht op het buig- en scheurgedrag
van balken gewapend met basaltvezelwape
-
ning. Deze balken zijn vergeleken met twee
referentiebalken uitgevoerd met wapenings
-
staal. De balken met basaltvezelwapening
vertonen significant meer doorbuiging en
vertonen eerder scheurvorming. Dit is te
relateren aan de lagere elasticiteitsmodulus
van de staaf zelf. Deze lagere elasticiteitsmo
-
dulus zorgt ervoor dat de neutrale lijn van
een ongescheurde sectie minder naar de trek
-
zone verschuift. Hierdoor wordt eerder de
scheurspanning van het beton overschreden.
Na het scheuren van het beton biedt
de basaltwapening minder weerstand tegen
vervorming. Basaltvezelwapening is volledig lineair
elastisch, wat ook terug te zien is in de stijf -
heidscurve van de balken. De balken met
wapeningsstaal laten na scheur
Reacties