In juni, tijdens de Dag van de Constructeur, werden Diederik Veenendaal (Summum Engineering) en Lonneke van Haalen (ABT) uitgeroepen tot Constructeur en Talent van het Jaar. Deze jaarlijkse verkiezing wordt georganiseerd door VNconstructeurs. In een serie columns in Cement geven beiden hun visie op een aantal belangrijke ontwikkelingen in het constructeursvak. In deze aflevering is het de beurt aan Diederik Veenendaal.
Als aankomend constructeur heb je het momenteel voor het kiezen. Een blik op de vacaturepagina van Cement bevestigt dit inmiddels vertrouwde beeld. Iedereen zoekt naarstig naar constructeurs. Toch: buitenlandse constructeurs zijn relatief makkelijk te vinden. Maar hun gebrek aan kennis van de Nederlandse taal vormt een struikelblok. En zijn ze eenmaal aangenomen, dan worden deze expats alsnog buitengesloten van het Nederlands onderonsje in de bouw. Een expatcrisis zonder spreidingswet?
Bij mijn eigen bureau werk ik al jaren met jonge, buitenlandse talenten, die graag naar Rotterdam komen. In de Rotterdamse en andere havens gebruikte men een eeuw geleden al de term ‘steenkolenengels’ als de taalbeheersing niet op niveau was. “Alle hens aan dek’’ in plaats van all hands on deck. Maar inmiddels staat ons land bekend om de hoge Engelse taalvaardigheid van zijn bewoners. Kortom, een goede plek voor mijn internationale team. Toch kunnen ze niet volledig meedoen. Evenementen - Dag van de Constructeur, Beton Event, Staalbouwdag - zijn geen plek voor hen. Cursussen van het PAOTM en het HTI zijn niet of nauwelijks in het Engels. Vakbladen als Cement, De Ingenieur en het Houtblad zijn in het Nederlands, evenals onze Nationale Bijlagen en andere richtlijnen. De route naar het Constructeursregister ligt voor hen niet bepaald voor de hand. Zo ontstaan er twee werelden, één voor Nederlandstaligen en één voor niet-Nederlandstaligen.
Reacties
Johan Tuls - BAM 08 november 2024 06:59
Persoonlijk denk ik dat we als Nederland te veel op provincie niveau denken (Nederland) Als maatschappij hebben we er baat bij dat onze infrastructuur zich over heel Nederland, maar ook over de landsgrenzen op orde is. Zodat onze bedrijven, maar ook onze toeleveranciers in omringende landen concurrerend blijven en we daarmee bestaansrecht hebben in deze wereld. Dat betekent echter ook dat we één taal, met één code (EC) moeten spreken en één markt. Om onder andere die reden zou het mooi zijn als de bedrijven de lijn van de TU (Delft bijv.) doortrekken en alles in het Engels doen, m.u.v. de contractstukken of zaken voor de stakeholders (alles buiten eigen invloedsgebied om). Dit is natuurlijk vloeken in de kerk, maar bij ons in het team (Automatisering Ontwerp -> Digital Design) werkt dat erg fijn. Het is ook zoveel efficiënter. Helaas zie ik het in de bouw op alle fronten nog niet gebeuren. We blijven rondom de dropskerk acteren.