Het is niet langer de vraag óf de constructeur een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van de duurzaamheid en meer in het bijzonder de reductie van de CO2-uitstoot, maar veel meer wát die bijdrage dan zou moeten zijn. De zeer recent binnen het Betonakkoord ontwikkelde Road Map CO2 spreekt van in totaal 25 handelingsperspectieven. In eerste oogopslag lijkt de constructeur op slechts 5 hiervan te worden aangesproken. Nadere bestudering echter laat zien dat er misschien wel 15 of meer opties zijn waar hij zich kan laten gelden. Maar is de constructeur zich daar wel bewust van? Heeft hij zich de laatste decennia door alle marktontwikkelingen en de negatieve prijsspiraal die daar het gevolg van was, niet te veel de kaas van het brood laten eten?
Welke rol zien jullie weggelegd voor de
constructeur in het duurzaamheids-
debat?
Peters: "Vanuit het schetsontwerp van de ar -
chitect maakt de constructeur een ontwerp
waarmee hij het bouwwerk overeind denkt te
kunnen houden. Dat is het moment dat hij in
alternatieven denkt. De laatste tijd nemen wij
in dat stadium direct de MPG-berekening
mee (MilieuPrestatie Gebouwen, red.). Daar
kunnen wij in mijn ogen ook in eerste instan
-
tie de meeste milieuwinst behalen. Bijvoor -
beeld door materialen functioneel in te zetten
en met elkaar te vergelijken. Nog te vaak kie
-
zen we voor de variant die we altijd al toepas -
sen en durven niet out-of-the-box te denken.
Dat is ook begrijpelijk, want als je bijvoor
-
beeld al drie alternatieven bedenkt, moet je
ook drie keer de milieulast berekenen om een
zinnig antwoord te kunnen geven."
Sterken: "Moet elke constructeur dat kunnen
of zouden we dit binnen een bureau bij een
specialist kunnen neerleggen?"
Peters: "Eigenlijk hebben we het hier over
de constructief ontwerper. Hij moet duur-
zaam kunnen ontwerpen vanuit een MPG-
berekening en bepaalt daaruit de keuze van
de materialen."
door ing. Henk Wapperom, Betonvereniging / Redactie Cement
Duurzame kansen
voor de constructeur
Het is niet langer de vraag óf de constructeur een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van
de duurzaamheid en meer in het bijzonder de reductie van de CO
2-uitstoot, maar veel meer
wát die bijdrage dan zou moeten zijn. De zeer recent binnen het Betonakkoord ontwikkelde
Road Map CO
2 spreekt van in totaal 25 handelingsperspectieven. In eerste oogopslag lijkt de
constructeur op slechts 5 hiervan te worden aangesproken. Nadere bestudering echter laat zien dat er misschien wel 15 of meer opties zijn waar hij zich kan laten gelden. Maar is de constructeur zich daar wel bewust van? Heeft hij zich de laatste decennia door alle
marktontwikkelingen en de negatieve prijsspiraal die daar het gevolg van was, niet
te veel de kaas van het brood laten eten?
Redactie van Cement in gesprek met vier ontwerpleiders
16? CEMENT 3 2021
IR. PIM PETERS RORegisterontwerper / Partner
IMd Raadgevende ingenieurs
IR. MAURICE
HERMENS RO
Registerontwerper /
Leading professional
Royal HaskoningDHV
ING. REMCO LENSEN
Hoofd realisatie projecten
Mobilis / Vakgroep Ingenieursbureaus
Bouwondernemingen
IR. RENÉ
STERKEN RO
Registerontwerper / Hoofd ontwerp & engineering
BAM Advies & Engineering
1 Bij de verbreding van het viaduct Koerhuis werd de bestaande constructie gehandhaafd, foto: Heijmans
Sterken: "Ja, maar daarnaast moet hij ook
kostenbewust kunnen ontwerpen en een
maakbare en haalbare bouwmethodiek
voorstellen. Met die milieulastberekening
komt er dus nog iets bij waarvan hij nog niet
alles tot in detail weet en dan maar de hulp
van een specialist inroept."
Lensen: "Sowieso moeten we een onder-
scheid maken tussen de utiliteitsbouw en
de infra. Maar iedere constructeur moet wel
de basiskennis bezitten. Want ook voor de
kostprijs en de uitvoering zal hij spiegelen
met een specialist."
Hermens: "Als je een goed ontwerp wilt ma -
ken, moet je weten aan welke knoppen je
kunt draaien en welke kant op. Het begint
inderdaad met het hoofdontwerp, maar ook
in de verfijning daarvan speelt de RO (regis-
terontwerper, red.) een rol, ook al maakt hij
niet zelf de detailberekeningen. Als je een
kolom ontwerpt heb je al keuzes: denk aan
een heel slanke kolom met een heel hoge be-
tonsterkte en heel veel wapening erin; het is
nodig dat de RO dan beseft dat dit ook heel
veel milieukosten met zich brengt. Deze fase
zit tussen het hoofdontwerp en het maken
van variantenstudies in."
Lensen: "In feite hebben we het hier over
het wegnemen van de bron van 'het kwaad'.
Het beste is als je materiaal niet toepast.
Maar wat doe je als je de kolom niet kunt
weglaten? Een dikke kolom, lage sterkte; een dunne kolom, hoge sterkte; wel of niet voor-
spannen? Voor die keuzes moeten er kennis
en hulpmiddelen zijn die de constructeur
helpen de juiste afweging te maken."
Sterken: "We weten allemaal dat de meest
economische kolomvariant een kolom met
hoge sterkte en circa 1% wapening is. We
kunnen echter ook kiezen voor een zo klein
mogelijke kolom met hoge sterkte en zo veel
mogelijk wapening. Het hangt er sterk vanaf
waar de opdrachtgever op stuurt. Bij hoog -
bouw is het netto vloeroppervlak zo belang -
rijk, dat ik bereid ben die negatieve duur-
zaamheidsaspecten op de koop toe te nemen.
Je moet een integrale afweging maken en
kunt niet alleen ontwerpen op duurzaam -
heid."
Peters: "Wij kunnen wel gaan voor een zo
economisch mogelijk ontwerp, maar de
maatschappij vraagt vandaag om een zo
duurzaam mogelijke oplossing. Een gebouw
in hout is dan wel duurder, maar het is
verkocht voordat het er staat. Hout en duur-
zaamheid zijn twee aspecten die goed verko-
pen. Wij ontwerpen een gebouw vaak op
bouwkosten, uitvoeringstijd en sterkte,
maar nog niet op duurzaamheid, en die
pijler moet er nu bijkomen. Die moet net
zo'n belangrijke rol gaan spelen als de drie
andere pijlers."
Sterken: "Dan moet de constructeur zijn op-
drachtgever wel die kant op sturen, want
1
CEMENT 3 2021 ?17
zolang deze alleen op geld stuurt, komt dat
duurzame ontwerp er niet door. De construc-
teur moet de duurzaamheid als waarde erbij
zien te verkopen."
Hermens: "Het is een van de spanningsvel -
den waarmee de constructeur te maken
heeft: een architect wil een fantastisch ont-
werp gerealiseerd zien en een opdrachtgever
wil op de haalbaarheid letten. Constructeurs
zijn gewend om die zaken te verenigen: iets
moois maken, dat ook nog betaalbaar en
duurzaam is."
Peters: "Stel Nederland telt 10.000 construc-
teurs. Hoeveel zijn er dagelijks bezig met het
ontwerp en hoeveel met de uitwerking? Zit
ik er ver naast als ik zeg 10 à 20% met het
ontwerp en 80% met de uitwerking? In het
ontwerp kun je hele grote slagen maken,
maar als we vinden dat de constructeur
duurzamer moet worden, moeten we ons
eigenlijk op die andere 80% richten."
Hermens: "In het ontwerp maak je welis-
waar grote slagen, maar ook in de uitwer-
king, het sommen maken, valt er nog het
nodige te kiezen. Maar dan moet de con -
structeur wel andere kennis hebben."
Peters: "Ik kan me een pilotproject met in
het werk gestort hogesterktebeton herinne-
ren. We kwamen erachter dat hoe sterker
het beton, des te hoger het minimum wape- ningspercentage, dus hoe meer wapening
nodig was. Aan dit soort tegenstrijdige regel -
geving kunnen we natuurlijk wel wat doen."
Lensen: "En zo heeft de milieuklasse weer
veel effect op het cementgehalte. We zullen
dus ook iets aan de normering moeten gaan
doen. We zitten middenin een heel lange ke-
ten, met allemaal beslismomenten waarop
we aan de knoppen kunnen draaien. Inzicht
krijgen of hebben in deze materie helpt
enorm."
Sterken: "Als we het over die 80% construc-
teurs hebben, dan zullen we eerst moeten
beginnen met bewustwording. Want het me-
rendeel is nog niet met duurzaamheid bezig.
Het zou mooi zijn als de constructeur een
dashboard zou hebben met verschillende
meters waarop hij kan zien wat de invloed
is van zijn keuzes binnen de zes aspecten:
kosten, bouwtijd, maakbaarheid, veiligheid,
duurzaamheid en waarde."
Spelen de uitkomsten van het Betonak -
koord nog een rol in de vraagstukken
die jullie in je dagelijkse praktijk tegen-
komen?
Lensen: "Opdrachtgevers hebben wel een
vraag, zeker als het om EMVI gaat (econo-
misch meest voordelige inschrijving, red.).
Dat stimuleert aannemers om daarop te
2 Bij de onderdoorgang in Heiloo is voor de tussenwand gewapend geopolymeerbeton toegepast, foto: Jane van Raaphorst
"Zolang de
opdrachtgever
alleen op geld
stuurt, komt
dat duurzame
ontwerp er niet
door"
2
18? CEMENT 3 2021
reageren. Zelf ben ik bij een aantal werk-
groepen rondom het Betonakkoord betrok -
ken, maar om nu te zeggen dat het breed
leeft binnen de organisatie, nee."
Sterken: "Daar sluit ik me bij aan. We heb-
ben een aantal duurzaamheidsspecialisten
rondlopen die alles ervan weten, maar de
gemiddelde medewerker staat hier nog
behoorlijk ver vandaan."
Peters: "Volgens mij is wat uit het Betonak -
koord komt nog niet bij de grote groep be-
kend. Als je in een van de uitvoeringsteams
aan tafel zit, weet je wat er speelt. Iedereen
die bij het onderwerp duurzaamheid be-
trokken is, weet wat er gaande is. Op ons
kantoor was het op een gegeven moment ge-
bruikelijk om standaard een sterkteklasse
C28/35 toe te passen, als een soort minimum
sterkte. Bij sommige constructies kun je
echter met minder toe. En met een lagere
sterkte heb je ook een lagere milieulast. Dat
was niet algemeen bekend, maar door er een
constructeursavond aan te besteden hebben
we intern wel bewustwording gecreëerd. Dit
aspect is toevallig vanuit het Betonakkoord
aangereikt, maar ik heb het vervolgens wel
in mijn eigen organisatie onder de aandacht
moeten brengen."
Hermens: "De hoofdlijnen van het Betonak -
koord zijn in onze organisatie zeker bekend,
maar de uitkomsten, zoals de Road Map CO
2
met zijn 25 handelingsperspectieven, begin -
nen eigenlijk nu pas naar buiten te komen."
Lensen: Duurzaamheid en Betonakkoord
staan zeker op de agenda bij de Raad van
Bestuur. Maar vervolgens komt er een ten -
der en is toch weer de prijs doorslaggevend.
De intrinsieke motivatie is dus: als het niet
duurder is, dan kiezen we ervoor, maar als
het duurder is, dan mag je het wel zo willen
uitvoeren, maar win je de opdracht niet. Bij
de onderdoorgang in Heiloo voor ProRail
hebben we geopolymeerbeton beproefd en
toegepast. Om dat echter financieel haalbaar
te maken, moesten we wel bijkomend geld
vanuit de Klimaatenvelop, Rijkswaterstaat
en ProRail hebben. Zou dat niet het geval
zijn geweest, dan hadden we dat als aanne-
mer niet zo gemakkelijk gedaan. Als we
duurzaamheid als branche niet gezamenlijk
oppakken, komt deze ontwikkeling niet
verder."
Op het gebied van materiaalontwikke-
ling gebeurt er heel veel om de CO
2-
uitstoot te beperken. Zijn constructeurs
hiervan op de hoogte? Het bepalen van
de vierkante millimeters wapening en
de betonsterkteklasse is allemaal nog
vrij gebruikelijk voor de constructeur.
Wat echter als de betoncentrale een
mengsel levert waarin geen portland-
cement of hoogovencement meer zit,
maar een of ander alkalisch geacti-
veerd bindmiddel? Kan dat zo maar?
Wat zijn de consequenties?
Lensen: "Twee van onze constructeurs heb-
ben de opleiding Betontechnologisch Advi -
seur gevolgd en kunnen nu adviseren bij
deze keuze. Maar we moesten bij de onder-
doorgang in Heiloo (zie artikel 'Gewapend
geopolymeerbeton inde infrasector, red.)
ook leren omgaan met het gelijkwaardig -
heidsbeginsel. We moesten aantonen dat
iets waarvoor nog geen harde normering
was gemaakt, gelijkwaardig is. Daar zit een
heel proces achter, onder meer met beproe-
vingen. Als we ons altijd maar heel strak aan
de normering en regelgeving houden, dan is
de speelruimte heel krap."
Peters: "Als ontwerpers zijn we nu zover dat
we zeggen: misschien moeten we wel een
MKI-waarde gaan voorschrijven in het be-
stek, zodat vervolgens ook de aannemers
zich daaraan moeten conformeren. Nu gaat
het ons inderdaad nog met name om sterkte
en stijfheid, maar over mengsels en dergelij-
ke krijgen we niets te horen. De kennis daar-
over is bij heel veel constructeurs weggezakt
of zelfs helemaal niet aanwezig. De construc-
teurs die het wel heel interessant vinden,
worden er altijd bij betrokken als het om
duurzaamheid gaat."
Als een constructeur zich niet in alle
mogelijkheden verdiept, dan zal hij van
de 25 opties uit de Road Map er hoog-
uit 2 of 3 toepassen, omdat die direct
met zijn werkveld te maken hebben.
Wil hij meer opties kunnen toepassen,
ook de opties die bijvoorbeeld raakvlak
met de uitvoering hebben, dan zal hij
meer kennis moeten vergaren over
betontechnologie.
Hermens: "De constructeur kan inder-
"Als we ons
altijd maar heel
strak aan de
normering en
regelgeving
houden, dan is
de speelruimte
heel krap"
CEMENT 3 2021 ?19
3
"Nu gaat het
ons inderdaad
nog met name
om sterkte en
stijfheid, maar
over mengsels
en dergelijke
krijgen we
niets te horen"
3 Een praktijkvoorbeeld van het gebruik van de doorgaande sterkteontwikkeling van beton
zijn windmolenfundaties van Windpark Slufterdam op de Maasvlakte
daad bij veel meer opties een rol spelen.
Het is niet altijd zo dat hij de invloed al
heeft, maar hij kan zich er wel hard voor
maken. Zeker bij het betonmengsel zelf. Als
hij zich beperkt tot de standaard bestekbe-
paling met C28/35 en het opgeven van mili -
euklasse en sterkteklasse, dan heeft hij
verder niet zoveel invloed meer. Maar als
hij daarnaast toch nog wat specifieke voor-
waarden wil stellen, bijvoorbeeld door een
MKI-grens te eisen of zelfs bepaalde zaken
voor te schrijven, dan kan hij die ruimte
best pakken."
Lensen: "We kunnen natuurlijk een hele
reeks voorwaarden aan het mengsel stellen,
maar als we voor ruimte in de planning zor-
gen, kunnen we ook overgaan tot een optie
als langer de bekisting laten staan, waardoor
we met een trager verhardingsproces voor-
uit kunnen en minder cement nodig hebben. We kunnen ook afstappen van de normering
van de 28-daagse sterkte en overgaan op de
91-daagse sterkte. Zeker in de infrabouw
worden een heleboel constructies pas na
een jaar maximaal belast. Het strak vast-
houden aan de standaard regeltjes is ongun -
stig voor het cementgehalte vanuit het oog -
punt van duurzaamheid. Het zou goed zijn
als de constructeur dat weet en die kennis
heeft en als ook de opdrachtgever dat weet.
Maar er moet ook ruimte zijn om de discus-
sie hierover te voeren."
Peters: "Hiermee geef je wel direct een ge-
bonden advies aan de uitvoering. Zeker voor
een constructeur is dat lastig, want hij is
niet verantwoordelijk voor de uitvoering en
de consequenties daarvan. Ik zou makkelijk
morgen een constructie met geopolymeer-
beton kunnen voorschrijven, maar hoeveel
aannemers gaan dat dan zo uitvoeren en de
20? CEMENT 3 2021
garantie bieden dat ze dat kunnen realise-
ren? Een constructeur die bij een aannemer
werkt kan dat wel voorschrijven, maar on -
afhankelijke bureaus kunnen dat niet."
Lensen: "Het klopt zeker dat wij als con -
structeurs van aannemers meer invloed op
de uitvoering hebben, maar soms hebben
ook wij de ruimte niet omdat er zulke krap-
pe tijdschema's worden gehanteerd. En daar
hebben onafhankelijke bureaus weer meer
invloed op."
Peters: "De onafhankelijk constructeur
daarentegen kan de opdrachtgever advise-
ren het gebouw twee maanden later op te
leveren. Dan gaat de milieulast bijvoorbeeld
met 20% naar beneden, en op basis daarvan
heb je een heel duurzaam gebouw."
We kunnen reactief zijn en bij de dag
van vandaag leven, maar we kunnen
ook vooruit kijken naar waar we heen-
gaan. Mobilis heeft nu één keer geopo-
lymeerbeton toegepast, en er moest
nog wat geld bij om het haalbaar te
maken. Het was nog geen routine.
Maar volgend jaar is dit misschien bij
veel meer projecten aan de orde. Daar
heb je nieuwe kennis voor nodig.
Peters: "Dat klopt. Laatst kregen we de
vraag van een aannemer of we 100% gerecy -
cled beton kunnen toepassen. Dat kan wel,
maar dan moet je andere rekenregels han -
teren. Omdat we echter twee dagen voor de
uitvoering stonden, hadden wij geen tijd om
ons daarin te verdiepen. Ik heb mij erover
verbaasd dat niemand bij ons wist wat de
rekenregels zijn voor meer dan de norm
toegelaten gerecycled beton. Die zouden we
toch standaard in huis moeten hebben? Wij
doen heel veel intern onderzoek, vaardigen
mensen naar commissies af en dragen in -
tern de resultaten uit. Maar daarbij zijn de
kansen van gerecycled beton blijkbaar nog
onderbelicht."
Sterken: "In het verleden hadden we de gou -
den driehoek constructeur-technoloog-uit-
voerder. Die drie spraken veel met elkaar en
kwamen samen tot de meest ideale oplos-
sing. Als we duurzaamheid serieus willen
nemen, dan zullen die drie disciplines veel
nauwer met elkaar in gesprek moeten en
durven samenwerken. Elke discipline moet zich in de ander verdiepen en voldoende
basiskennis bezitten van de andere discipli -
nes, om een volwaardig gesprekspartner te
kunnen zijn en de ander te kunnen begrij-
pen. Het kan nooit alleen de constructeur of
alleen de technoloog of alleen de uitvoerder
zijn die dit moet doen. De constructeur
moet weten dat hij niet zomaar beton met
weinig cement moet voorschrijven en ver-
volgens een planning neerleggen dat na drie
dagen de bekisting eronder uit moet. Dat hij
geen bouwmethodiek kan voorschrijven
waarbij we enorm snel moeten bouwen in
combinatie met een duurzaam 'langzaam'
mengsel. Hij moet de integrale afweging
kunnen maken. Hij moet iets weten van uit-
voering, hij moet iets weten van technologie,
en daarbovenop kennis hebben van duur-
zaamheidsaspecten. Daarvoor is het belang -
rijk dat constructeurs het dashboard inzich -
telijk krijgen; dat ze zien dat wanneer ze aan
de ene knop draaien, dit op andere vlakken
gevolgen heeft. Daarnaast is voorlichting op
dit moment erg belangrijk. Dit creëert be-
wustwording en daarna kunnen we door-
pakken. Nogmaals, ik vraag me af hoeveel
van die 10.000 constructeurs we tot nu toe
hebben bereikt."
Hermens: "Het is het verhaal van de wortel
en de stok. Verleiden, inspireren, kennis
aanreiken, zorgen dat je weet wat er kan
en wat er niet kan. Aan de andere kant
moet er ook vraag zijn. De wereld gaat niet
duurzamer worden als alleen de construc-
teurs hun best gaan doen. We hebben de
opdrachtgevers daar ook bij nodig, en de
andere stakeholders in de bouw. Maar goed,
ik had het over verleiden: de wereld is wel
aan het veranderen. Die vraagkant naar
duurzame betonconstructies komt er
steeds meer. Je moet je zo langzamerhand
gaan voorbereiden, want anders sta je ach -
teraan in de rij. Ik heb nu enkele dingen
voorbij zien komen waar we niet altijd in -
vloed op hebben. Laten we daarom kijken
naar de dingen waarop we wel invloed heb-
ben. Daarnaast zijn er ook dingen die je
gewoon kunt doen. Als je die betonsterkte
niet echt nodig hebt, doe dan even de moeite
om een lagere sterkteklasse toe te passen.
Het is heel weinig moeite, en je hebt zo
resultaat."
25 HANDELINGS-
PERSPECTIEVEN
De onder de noemer van het
Betonakkoord ontwikkelde en
recent gepubliceerde Road Map
CO? biedt in totaal 25 opties om
op CO?-uitstoot te besparen. Deze
opties kunnen in diverse fases van
het bouwproces worden aange-
wend:
1. Projectplanning
2. Materiaalkeuze
3. Technisch ontwerp
4. Bouwproces
5. Afval opslaan
De constructeur kan nu al de vijf in
fase 3 genoemde opties toepassen:
ontwerpoptimalisatie, oversterkte
gebruiken, 3D-printen, demonte-
ren voor hergebruik en energiere-
ductie in gebruiksfase. Maar ook
in de fases 1, 2 en 4 zijn er volop
mogelijkheden. Hier moet hij de
opdrachtgever, aannemer en pro-
ducenten zien te beïnvloeden. Het
thema duurzaamheid biedt de
constructeur de mogelijkheid weer
een stukje van zijn takenpakket
terug te veroveren, maar dan moet
hij wel in de benodigde kennis
investeren.
Meer over de Road Map CO? en
de handelingsperspectieven staat
in het artikel 'Nederland gidsland
voor duurzaam toegepast beton'
elders in deze uitgave.
CEMENT 3 2021 ?21
Gesprekspartners
De redactie van Cement sprak met:
Pim Peters (lb) Registerontwerper / Partner, IMd Raadgevende ingenieurs
Maurice Hermens (rb) Registerontwerper / Leading professional, Royal HaskoningDHV
Remco Lensen (lo) Hoofd Ontwerp & Voorbereiding, Mobilis / Vakgroep Ingenieursbureaus Bouwondernemingen
René Sterken (ro) Registerontwerper / Hoofd Realisatie Projecten, BAM Advies & Engineering
Welke rol zien jullie weggelegd voor de constructeur in het duurzaamheidsdebat?
Peters: “Vanuit het schetsontwerp van de architect maakt de constructeur een ontwerp waarmee hij het bouwwerk overeind denkt te kunnen houden. Dat is het moment dat hij in alternatieven denkt. De laatste tijd nemen wij in dat stadium direct de MPG-berekening mee (MilieuPrestatie Gebouwen, red.). Daar kunnen wij in mijn ogen ook in eerste instantie de meeste milieuwinst behalen. Bijvoorbeeld door materialen functioneel in te zetten en met elkaar te vergelijken. Nog te vaak kiezen we voor de variant die we altijd al toepassen en durven niet out-of-the-box te denken. Dat is ook begrijpelijk, want als je bijvoorbeeld al drie alternatieven bedenkt, moet je ook drie keer de milieulast berekenen om een zinnig antwoord te kunnen geven.”
Sterken: “Moet elke constructeur dat kunnen of zouden we dit binnen een bureau bij een specialist kunnen neerleggen?”
Peters: “Eigenlijk hebben we het hier over de constructief ontwerper. Hij moet duurzaam kunnen ontwerpen vanuit een MPG-berekening en bepaalt daaruit de keuze van de materialen.”
Sterken: “Ja, maar daarnaast moet hij ook kostenbewust kunnen ontwerpen en een maakbare en haalbare bouwmethodiek voorstellen. Met die milieulastberekening komt er dus nog iets bij waarvan hij nog niet alles tot in detail weet en dan maar de hulp van een specialist inroept.”
Lensen: “Sowieso moeten we een onderscheid maken tussen de utiliteitsbouw en de infra. Maar iedere constructeur moet wel de basiskennis bezitten. Want ook voor de kostprijs en de uitvoering zal hij spiegelen met een specialist.”
Hermens: “Als je een goed ontwerp wilt maken, moet je weten aan welke knoppen je kunt draaien en welke kant op. Het begint inderdaad met het hoofdontwerp, maar ook in de verfijning daarvan speelt de RO (registerontwerper, red.) een rol, ook al maakt hij niet zelf de detailberekeningen. Als je een kolom ontwerpt heb je al keuzes: denk aan een heel slanke kolom met een heel hoge betonsterkte en heel veel wapening erin; het is nodig dat de RO dan beseft dat dit ook heel veel milieukosten met zich brengt. Deze fase zit tussen het hoofdontwerp en het maken van variantenstudies in.”
Lensen: “In feite hebben we het hier over het wegnemen van de bron van ‘het kwaad’. Het beste is als je materiaal niet toepast. Maar wat doe je als je de kolom niet kunt weglaten? Een dikke kolom, lage sterkte; een dunne kolom, hoge sterkte; wel of niet voorspannen? Voor die keuzes moeten er kennis en hulpmiddelen zijn die de constructeur helpen de juiste afweging te maken.”
Sterken: “We weten allemaal dat de meest economische kolomvariant een kolom met hoge sterkte en circa 1% wapening is. We kunnen echter ook kiezen voor een zo klein mogelijke kolom met hoge sterkte en zo veel mogelijk wapening. Het hangt er sterk vanaf waar de opdrachtgever op stuurt. Bij hoogbouw is het netto vloeroppervlak zo belangrijk, dat ik bereid ben die negatieve duurzaamheidsaspecten op de koop toe te nemen. Je moet een integrale afweging maken en kunt niet alleen ontwerpen op duurzaamheid.”
Reacties