NAM werkt in Groningen aan het programma Bouwkundig Versterken. Dit als gevolg van de aardbevingsschade die door gaswinning is ontstaan. In dit programma wordt een strategie ontwikkeld voor de omgang met het preventief versterken van het gebouwenbestand. Grootschalige preventieve inspecties maken deel uit van de werkzaamheden, alsmede het ontwerpen van generieke maatregelen voor gebouwdelen. In het kader van dit programma werkt Arcadis aan het integraal bouwkundig versterken van een groot aantal panden, die tijdens eerdere aardbevingen constructieve schade hebben ondervonden.
24
thema
Groningse
panden versterkt
NAM werkt in Groningen aan het programma Bouwkundig Versterken. Dit als gevolg van de
aardbevingsschade die door gaswinning is ontstaan. In dit programma wordt een strategie
ontwikkeld voor de omgang met het preventief versterken van het gebouwenbestand. Groot-
schalige preventieve inspecties maken deel uit van de werkzaamheden, alsmede het ontwerpen
van generieke maatregelen voor gebouwdelen. In het kader van dit programma werkt Arcadis
aan het integraal bouwkundig versterken van een groot aantal panden, dat tijdens eerdere aard-
bevingen constructieve schade hebben ondervonden.
1
Analyse, schadeherstel en constructieve stappen van Groningse gebouwen
thema
Groningse panden versterkt 2 2015
25
q = 1 (lineair elastisch)
T
Sd / ag
q > 1
evenwichtsvergelijking:
m · x
c + k · x c = -m · x g ¨ ¨
¨ x
t
xg
xc
massa m
grondversnelling
tijd [s] F
u elastisch gedrag
plastisch gedrag
energie dissipatie
0 12 345
k
1
2 k
1
2
k · xc 1
2 k · x c 1
2
m · x t
q = 1 (lineair elastisch)
T
Sd / ag
q > 1
evenwichtsvergelijking:
m · x
c + k · x c = -m · x g ¨ ¨
¨ x
t
xg
xc
massa m
grondversnelling
tijd [s]
F
u elastisch gedrag
plastisch gedrag
energie dissipatie
0 12 345
k
1
2 k
1
2 k · x c 1
2
k · x c 1
2
m · x
t
De meeste van de gebouwen die deel uitmaken van dit verster
-
kingsprogramma, zijn woningen en boerderijen. Besloten is om
het schadeherstel te combineren met de benodigde constructieve
maatregelen om ze tegen toekomstige, zwaardere bevingen te
beschermen. De woningen zijn in een groot aantal gevallen
vrijstaand, hetgeen de analyse van de aardbevingsbestendigheid
versimpelt. Soms zijn de woningen gekoppeld aan de belendin-
gen en moet ook de constructie van het naastliggende pand in
kaart worden gebracht.
De hoofddraagconstructie van de panden is in vrijwel alle
gevallen metselwerk, geheel volgens Nederlandse bouwtraditie.
De muurtypen variëren van halfsteens tot steens en in een
aantal gevallen spouwmuren met een al dan niet geïsoleerde
luchtspouw, variërend van enkele centimeters tot 10 á 12 cm.
Binnen hetzelfde pand kunnen meerdere muurtypen voorko-
men. Deels al vanaf de oorsprong van het gebouw, maar deels
ook ontstaan door verbouwingen in de loop van de tijd.
De vloerconstructies bestaan over het algemeen uit houten
balklagen of betonvloeren. De dakconstructies van de schuren
zijn in alle gevallen uitgevoerd in houten kappen met daarover
simpele afwerkingen. Vaak voorkomende systemen zijn
gespannen gaas met daarover een bitumineuze laag en dakpan-
nen, of een rieten afwerking eventueel met daarop later aange-
brachte asbestcementplaten.
De funderingen zijn in vrijwel alle gevallen gemetselde funde-
ringen op staal, waarbij de aanlegdiepte vaak niet meer
bedraagt dan 50 tot 60 cm. Bij een aantal van de nieuwere
panden zijn betonnen funderingsstroken aangetroffen. In een
enkel geval zijn er afwijkende funderingstypen, bijvoorbeeld
bestaande uit gemetselde (spaar)bogen. Paalfunderingen
komen slechts in zeer beperkte aantallen voor.
Toetsingskader
Bij een aardbeving treden verticale en horizontale grondbewe-
gingen op die de funderingen van gebouwen aanstoten. Hierdoor
ontstaan bewegingen en krachten in de gebouwen waartegen de draagconstructie weerstand moet kunnen bieden.
De controle van de gebouwen en het ontwerp van eventuele
versterkingen, is gebaseerd op Eurocode 8. Deze is feitelijk
bedoeld voor tektonische aardbevingen terwijl hier sprake is
van geïnduceerde bevingen. Deze Eurocode heeft geen Neder
-
landse nationale bijlage en het Bouwbesluit 2012 kent geen
bepalingen betreffende aardbevingen. Begin 2015 is de
ontwerpversie van de Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR 9998)
beschikbaar gekomen.
Tot het verschijnen en het van toepassing verklaren van de
NPR 9998, is er op basis van uitgevoerd onderzoek een vertaal-
slag gemaakt van tektonische naar geïnduceerde bevingen. Er is
een ontwerpspectrum opgesteld met relevante parameters die
voor de controleberekeningen van bestaande panden zijn
benodigd. Deze parameters zijn onder andere de locatiegebon-
den maximale grondversnelling (PGA), de bodemfactor, de
overschrijdingskans en de daarmee gerelateerde importance
factoren (te vergelijken met consequentieklassen), en de
gedragsfactor (behaviour factor). Na het verschijnen en het van
toepassing verklaren van de commentaarversie van NPR 9998,
zijn de tot dat moment gehanteerde parameters hierop afge-
stemd.
ing. Paul Minartz, ir. a
ndré de roo
Arcadis
Piet van Bezu
Evers Partners
1 Voorbeeld van een typische Groningse boerenwoning
2 Voorbeeld van grondbeweging
3 Mechanicamodel bij aardbevingsbelasting (demping verwaarloosd)
3
2
groningse panden versterkt 2 2015
26
q = 1 (lineair elastisch)
T
Sd / ag
q > 1
evenwichtsvergelijking:
m · x
c + k · x c = -m · x g ¨ ¨
¨ x
t
xg
xc
massa m
grondversnelling
tijd [s] F
u elastisch gedrag
plastisch gedrag
energie dissipatie
0 12 345
k
1
2 k
1
2 k · x
c 1
2
k · x c 1
2
m · x
t
q = 1 (lineair elastisch)
T
Sd / ag
q > 1
evenwichtsvergelijking:
m · x
c + k · x c = -m · x g ¨ ¨
¨ x
t
xg
xc
massa m
grondversnelling
tijd [s]
F
u elastisch gedrag
plastisch gedrag
energie dissipatie
0 12 345
k
1
2 k
1
2 k · x
c 1
2
k · x c 1
2
m · x
t 4
Voorbeeld ontwerpspectrum
5 Elastisch en plastisch materiaalgedrag
zeggen dat slechts de eerste eigentrilling in de berekening
wordt betrokken. De constructie wordt vertaald in een
één-massa-veersysteem waarbij de traagheidsbelasting met één
kracht kan worden berekend: de afschuifkracht ter plaatse van
de fundering. Deze kracht moet vervolgens zodanig over de
hoogte worden verdeeld dat de effecten van hogere trillingen in
rekening worden gebracht. Bij een eerste trillingstijd van
minder dan twee seconden kan met een lineair over de hoogte
toenemende belasting worden gerekend.
Gelet op de aard en omvang van het project, is voor de panden
besloten om in eerste instantie te rekenen volgens deze eerste
methode. Geaccepteerd wordt dat de methode aan de conser -
vatieve kant is. Wat ook meespeelt, is dat uitgevoerde testen
laten zien dat de onzekerheden in materiaaleigenschappen bij
de beschouwde projecten extreem groot zijn, zodat heel nauw-
keurig rekenen niet direct zinvol is.
Aan de hand van het voorgeschreven ontwerpspectrum (fig. 4)
wordt de totale seismische belasting op het gebouw bepaald.
Deze seismische belasting wordt lineair toenemend over de
hoogte van het gebouw verdeeld.
Rekenmethodiek bestaande constructies
Onder invloed van de grondbeweging zal een bouwwerk dat als
het ware aan de grond vastzit, versnellen. Door zijn traagheid
biedt de massa van het gebouw echter weerstand tegen deze
versnellingen, waardoor traagheidskrachten in het gebouw
worden geïntroduceerd.
De veer- en dempingskrachten in de constructie maken even -
wicht met deze traagheidskrachten, die recht evenredig zijn
met de massa van het gebouw (fig. 3) De optredende grondbe-
wegingen zijn geen regelmatige, harmonische trillingen, maar
hebben een willekeurige vorm zoals schematisch is aangegeven
in figuur 2.
Het oplossen van de evenwichtsvergelijking in figuur 3 is geen
eenvoudige zaak. Daarom worden berekeningsmethoden
gehanteerd zoals uiteengezet in Eurocode 8. In toenemende
mate van complexiteit zijn onder andere de volgende rekenme-
thoden te hanteren:
1. Quasi-statische methode (zijdelingse belastingmethode)
2. Modale analyse
3. Niet-lineaire pushover
4. Methoden in het frequentiebereik, fouriertransformatie
5. Probabilistische methoden
Gezien de aard van de beschouwde panden, komen om prakti-
sche redenen alleen de methoden 1, 2 en 3 in aanmerking.
Methode 1 is een versimpeld geval van methode 2, dat wil
4
5
6
thema
Groningse panden versterkt 2 2015
27
6, 7 Voorbeelden van een traditionele Groningse landbouwschuur
betekent afnemende seismische belasting. Verschillende
vormen van ductiliteit zijn:
- Ductiliteit van de gehele constructie: systeemductiliteit;
- Ductiliteit van het materiaal: materiaalductiliteit;
- Ductiliteit van een constructieonderdeel: lokale ductiliteit.
Voor de gedragsfactor voor metselwerk wordt in dit project een
waarde van twee aangehouden.
Pandanalyse Bouwkundig Versterken
Zoals vermeld, betreft het programma Bouwkundig Versterken
voornamelijk op staal gefundeerde, gemetselde gebouwen die
maximaal uit twee verdiepingen en een zolder bestaan. De
bestaande gebouwen in noordoost Groningen zijn niet ontwor -
pen op aardbevingsbelastingen en zijn door hun bouwwijze
daar ook niet voor geschikt. De stabiliteit van dergelijke gebou-
wen wordt verzekerd door een aantal stabiliteitswanden die in
de meeste gevallen de windbelasting maar net kunnen
opnemen.
De verdeling van de seismische belasting over de stabiliteits-
wanden vindt plaats naar rato van de buigstijfheid, waarna zo
nodig conform EC8 herverdeling van belasting plaatsvindt.
Voor de toetsing van de wanden is het toegestaan uit te gaan
van de bezwijktoestand.
In de meeste gevallen zijn de stabiliteitskernen niet in staat om
de seismische belasting op te nemen en moeten ze worden
versterkt (zie alinea Versterkingsmethoden). In veel gevallen is
de seismische belasting loodrecht op het vlak van de wanden
niet op te nemen en is ook daar versterking noodzakelijk.
Een deel van het project wordt gevormd door landbouwschu-
ren die op traditionele wijze zijn gebouwd met houtconstruc-
ties (foto 6 en 7) volgens intuïtieve ontwerpmethoden. Veel van
deze schuren zijn oorspronkelijk met riet gedekt waarover in de
jaren vijftig asbestcementplaten zijn gelegd. Uit berekeningen is
gebleken dat de wind- en sneeuwbelastingen op de daken van
deze schuren meestal dominant zijn ten opzichte van de seismi-
sche belasting. Dat wil zeggen dat als ze voldoen aan de mini-
male eisen uit het Bouwbesluit, versterking voor seismische
belasting voor deze houtconstructies niet nodig is. In
NPR 9998 is bepaald dat landbouwschuren in consequentie-
klasse CC1A niet op seismische belasting hoeven te worden
gecontroleerd.
Metselwerk
De meeste panden zijn dus opgebouwd uit metselwerk. Om een
betrouwbare rekenkundige controle van dit metselwerk te
kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk de aanwezige materiaal-
kwaliteit vast te stellen.
Conform Eurocode 8 deel 3 bepaalt het kennisniveau (KL) van
de bestaande constructie de grootte van de zogenoemde
Benodigde parameters
De benodigde invoerparameters voor de berekening zijn:
- De bodemfactor, afhankelijk van de bodemeigenschappen (in
NPR 9998 gesteld op 1);
- De belangrijkheidsfactor, afhankelijk van de consequentie-
klasse;
- De gebouwmassa;
- De eerste trillingstijd van het gebouw;
- De maximale grondversnelling (PGA);
- De gedragsfactor, afhankelijk van de ductiliteit van de
constructie;
- Een gebouwtype-afhankelijke reductiefactor.
De bodemeigenschappen worden vastgesteld door middel van
sonderingen, boringen en zo nodig seismische sonderingen. De
eigentrillingstijd wordt berekend aan de hand van de vervor -
mingen van het gebouw en de vervormingen van de funde-
ringsgrond. Voor dat laatste is de bepaling van de dynamische
beddingsconstanten van belang. Deze worden bepaald op basis
van het grondonderzoek. De gedragsfactor en de ductiliteit van
de constructie hangen af van het vermogen van de constructie
om energie te absorberen (fig. 5). Toenemende gedragsfactor
7
groningse panden versterkt 2 2015
28
+10
-1
-2
-3
-4
-5
-6
-7
-8
-9
-10
-11
-12
-13
-14
-15
-16
-17
-18
-19
-20 0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,3
0,3
0,3
waterspanning u
2, [MPa]
conusweerstand q
c, [MPa]
maaiveld = NAP +0,33 m
voorgeboord 1,30 m
wrijvingsweerstand f
s, [MPa] wrijvingsgetal R f, [%]
-0,3
0 10 20 30? in
2 -0,1
0,10,30,50,70,9
0,00 0,10 0,200,30 1210 864 208
Proefmonster metselwerk
9 Typische sondering Groningse bodemopbouw riaalkwaliteit wordt op locatie getest en er worden monsters in
het laboratorium onderzocht. Vervolgens wordende in situ
resultaten met de resultaten uit het laboratorium vergeleken.
Dit proces is voor het verschijnen van de commentaarversie
van NPR 9998 afgerond.
Uiteindelijk kan op basis van het oriënterend onderzoek een
protocol met bijbehorende meettechniek worden ontwikkeld.
Hiermee wordt het onderzoek voor de overige panden tot een
standaard praktijktest beperkt. De praktijktest bestaat bij voor -
keur uit kleinschalig destructief onderzoek of (indien mogelijk)
non-destructieve testen. Door analyse van de meetresultaten
worden druksterkte, schuifsterkte, hechtsterkte, volumieke
massa en bloksterkte bepaald ten behoeve van de constructieve
berekening. Foto 8 toont een voorbeeld van een proefmonster.
Nadat de belasting per wand is bepaald, wordt op basis van de
testresultaten en Eurocode 6 (NEN-EN 1996) het metselwerk
gecontroleerd op de aardbevingsbelastingen.
Funderingen
Er zijn niet of nauwelijks gegevens bekend van de panden die
moeten worden herberekend. Dit geldt ook voor de fundering.
In het algemeen is de Groningse bodem opgebouwd uit een dik
kleipakket op een vaste zandlaag. Ondanks het slappe kleipak-
ket blijken veel, met name oudere panden, op smalle (gemet-
selde) ondiepe funderingsstroken te zijn gefundeerd (fig. 9).
Aangezien zakking en rotatie van de fundering een grote
invloed hebben op de eigen trillingstijd van het gebouw en
daarmee ook op de optredende aardbevingsbelasting, is het
zaak te onderzoeken hoe groot de invloed onder aardbevings-
omstandigheden is. Hiertoe worden naast de alom bekende
betrouwbaarheidsfactor (CF), waarmee de sterkte van het
materiaal extra wordt gereduceerd. De Eurocode maakt onder
-
scheid in drie kennisniveaus:
- KL1: beperkt kennisniveau (weinig van de constructie
bekend) CF
KL1 = 1,35;
- KL2: normaal kennisniveau (technische specificaties zijn
redelijk goed bekend) CF
KL2 = 1,2;
- KL3: volledig kennisniveau (uitgebreide informatie over de
constructie is bekend) CF
KL3 = 1,0.
NPR 9998 heeft alle betrouwbaarheidsfactoren op 1,0 gesteld.
Van zowel het oorspronkelijke ontwerp als de kwaliteit van de
toegepaste materialen, zijn over het algemeen geen gegevens
bekend. Daarom worden, gelet op het grote aantal woningen
dat uiteindelijk moet worden berekend, eerst oriënterende
testen aan circa twintig referentiepanden uitgevoerd. De mate-
8
9
thema
Groningse panden versterkt 2 2015
29
balklaagkruipruimte
balklaag
kruipruimte
seismische belasting maaiveld stucwerk met glasvezelwapening
stucwerk met glasvezelwapening
gewapend spuitbeton
inkassingen
maaiveld gewapend beton
lichtbeton
metselwerk
metselwerk
ingefraisde en gelijmde wapeningstaaf metselwerk
maaiveld
10
Funderingsdoorsnede
11 Fundering onder seismische belasting
12 Metselwerk met glasvezelwapening
13 Versterking metselwerk met gewapend spuitbeton
14 Infrezen van wapeningsstaven in metselwerk
15 Versterken van de funderingen
Versterkingsmethoden
Er zijn verschillende mogelijkheden om constructies te verster -
ken. Naast het toepassen van bekende technieken als het verlij-
men van koolstofwapening en toepassing van stalen portalen,
zijn er onder meer de volgende mogelijkheden:
1. Metselwerk met glasvezelwapening
2. Versterking metselwerk met gewapend spuitbeton
3. Infrezen van wapeningsstaven in metselwerk
4. Versterken van de funderingen
5. Versterken of verstijven van vloerschijven
6. Verankering van constructieonderdelen onderling
7. Vervangen van gemetselde binnenwanden door houtskelet- bouw
Versterken met spuitbeton en het infrezen van wapening is tot
dusver niet toegepast.
1. Metselwerk met glasvezelwapening
Deze techniek (fig. 11) is al vaker in Italië toegepast. Met het
glasvezel worden trekspanningen opgenomen. Voordat het
glasvezelnetwerk kan worden aangebracht, moet eerst de
bestaande stuclaag van het metselwerk worden verwijderd.
Daarna moet het metselwerk worden schoongemaakt om een
sonderingen en boringen, op beperkte schaal ook seismische
sonderingen uitgevoerd. Hierbij wordt door middel van opge
-
legde trilling de voortplantingssnelheid van de trilling gemeten
over de hoogte van de sondeerstang. Deze zogenoemde vs
30-
meting wordt tot 30 m diepte uitgevoerd. Aan de hand van de
meetresultaten kan het bodemtype worden geclassificeerd.
Eurocode 8 maakt onderscheid in vijf bodemtypen, variërend
van vs
30 > 800 m/s (zeer stijf ) tot vs 30 < 100 m/s (zeer slap).
Op enig moment kunnen aan de hand van de correlatie tussen
de gewone sonderingen, boringen en seismische sonderingen,
de benodigde dynamische bodemparameters worden bepaald.
Op basis van de dynamische beddingsconstanten worden de
definitieve aardbevingsbelastingen bepaald en wordt de funde-
ring gecontroleerd. Indien de fundering onvoldoende draag-
vermogen voor de belastingcombinatie met aardbevingen
(Eurocode 8 deel 5) heeft, wordt een versterking bepaald. Een
veel voorkomend probleem hierbij is dat de fundering in de
huidige situatie niet voldoet aan de belastingcombinaties
conform NEN 8700.
Vanwege de traditionele bouwwijze en de grootte van de op te
nemen horizontale belastingen, worden de eisen die in Euro-
code 8 deel 5 zijn genoemd met betrekking tot sterkte en de
onderlinge koppeling van de funderingselementen, vrijwel
nooit gehaald (fig. 10). Hierdoor zijn op uitgebreide schaal
versterkingen noodzakelijk.
10
11
12
13
14
15
groningse panden versterkt 2 2015
30
16 Aardbevingsschade bij een Groningse woning
5. Versterken van vloerschijven
De houten vloerschijven moeten in staat zijn om de seismische
belastingen af te voeren naar de stabiliteitswanden. Mogelijke
versterkingen bestaan uit het verspijkeren of vastschroeven van
underlayment platen en/of het plaatsen van stalen kruizen en
trekbanden. Betonvloeren zullen in het algemeen deze belastingen
kunnen overbrengen. De vroeger toegepaste systeemvloeren als
Nehobovloeren, combinatievloeren en metselwerkvloeren
(bijvoorbeeld cusveller), zullen wellicht moeten worden
versterkt.
6. Verankeringen constructieonderdelen
Het spreekt voor zich dat de verbindingen tussen de construc-
tieve onderdelen onderling, zoals vloer-wand, wanden onderling
en wand-fundering, voldoende sterk moeten zijn. Door middel
van stalen platen of hoeklijnen of bijvoorbeeld koolstofwape-
ning, kunnen deze verbindingen voldoende worden versterkt.
7. Vervangen door houtskeletbouw
Als de gemetselde wanden van slechte kwaliteit zijn en daar -
door onvoldoende de seismische belasting op kunnen nemen,
is vervanging door een houtskeletbouwwand een goede optie.
Bovendien wordt daarmee de massa verminderd.
Complexe aangelegenheid
Het nauwkeurig analyseren en vervolgens efficiënt versterken
van bestaande gebouwen in de regio Groningen, is om meer -
dere redenen een complexe aangelegenheid. Enerzijds zijn er
nog onzekerheden in de grootte en aard van de belasting en
over de meest efficiënte analysemethode. De optimale balans
tussen de engineeringsinspanning en de betrouwbaarheid en
economie van de resultaten, moet nader worden onderzocht.
Anderzijds is er nog een aantal technische aspecten die
aandacht vragen. Aangezien een aardbeving een opgelegde
vervorming is, is het noodzakelijk om een zo nauwkeurig
mogelijke inschatting te maken van het gedrag van de
bestaande constructie. Het (veelvuldig) ontbreken van goede
tekeningen en informatie over de gebruikte materiaalkwalitei-
ten (met name van metselwerk) maken dit een lastig proces.
Uitgevoerd metselwerkonderzoek tot heden laat zien dat de
metselwerkkwaliteit over het algemeen vrij slecht is. Hier komt
nog bij dat aspecten als onvoldoende verbindingen tussen
vloeren en wanden, onvoldoende schijfwerking van de vloeren
en de dakvlakken en te weinig koppelingen tussen funderings-
elementen, een goede beoordeling extra moeilijk maken. Dat
het bouwkundig versterken daarnaast ook nog de nodige poli-
tieke, maatschappelijke, sociale en financiële aspecten heeft,
moge duidelijk zijn. Dit valt echter buiten het kader van dit
artikel.
?
goede hechting te krijgen met de op te brengen stuclaag met
daarin het glasvezelnetwerk. Voordeel is dat er nauwelijks
massa wordt toegevoegd en er nauwelijks ruimte gaat verloren.
Nadeel is dat de hele woning moet worden gestript.
2. Versterking met gewapend spuitbeton
Spuitbeton (fig. 12) is in Nederland een bekende techniek. De
voorbewerking is in feite niet anders dan bij toepassing van
glasvezelversterking. De opneembare krachten zijn echter veel
groter. Nadelig is dat er massa wordt toegevoegd en dat de
beschikbare ruimte kleiner wordt vanwege de dikte van het
spuitbeton (6-8 cm).
3. Infrezen van wapeningsstaven
Deze techniek (fig. 13) is onder andere in Japan toegepast en
komt eenvoudigweg neer op het frezen van een sleuf in het
metselwerk, waarin een stalen staaf wordt ingelijmd. Conform
Eurocode 8 moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met
het minimumwapeningspercentage van 0,05%. Bovendien
kunnen aanwezige leidingen of nog aan te brengen leidingen
voor problemen zorgen.
4. Versterken van funderingen
Toepassing van een gewapend betonnen ringbalk of een
(schuim)betonnen funderingsplaat met gewapende druklaag
(fig. 14), zijn mogelijkheden voor het opnemen van de hori-
zontale seismische belastingen en het vergroten van het draag-
vermogen. Dit laatste ten behoeve van de extra verticale belas-
tingen.
16
thema
Groningse panden versterkt 2 2015
Reacties