IJzerrijk slak als
hoofdcomponent
in printbeton
Onderzoek naar de effecten van toepassing van ijzerrijk slak op
de eigenschappen van betonspecie en verhard beton
1 Een 1 m lange muur van 43 cm hoog kon worden geprint, wat aantoont dat de bouwbaarheid uitstekend is.
1
32? CEMENT 6 2020
Het aandeel portlandcement in
betonspecie dat wordt gebruikt
voor 3D-printen is zo'n 10 tot 22%
hoger dan in conventioneel hoge-
sterktebeton [5].
Portlandcement kent
bovendien een relatief hoge CO
2emissie
(circa 0,8 ton CO
2 per ton cement). Als alter
natief voor portlandcement voor mensgels
voor 3D printen wordt vaak alkalisch geacti
veerd vliegas genoemd [8], waarbij hoog
ovenslak kan worden toegevoegd om de
sterkte te verhogen. Ook andere alkalisch
geactiveerde materialen kunnen worden
gebruikt. Naast het gebruik van alternatieve
bindmiddelen, worden verschillende andere
grondstoffen gebruikt voor het optimalise
ren voor gebruik in een 3D printbaar meng
sel. Zo kan silica fume (mircosilica) worden
toegepast om de consistentie zodanig te
wijzigen dat de gewenste viscositeit wordt
verkregen en de mechanische prestaties
worden verbeterd [9, 10]. Kalksteenmeel kan
worden gebruikt om het specifieke opper
vlak en daarmee het contact tussen de deel
tjes in het mengsel te vergroten, waarmee
de verwerkbaarheid wordt verbeterd [11]. De
hoeveelheid en het type superplastificeerder
zijn ook belangrijk, omdat ze de vloei (be
langrijk i.v.m. verpompbaarheid) en stijfheid
(belangrijk i.v.m. de weerstand tegen vervor
ming) sterk kunnen beïnvloeden. Vezels tot
slot kunnen de vervormbaarheid verbeteren
en de krimp verminderen [12]. Behalve hoogovenslak is het ook mo
gelijk andere typen slak als bindmiddel te
gebruiken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de slakresiduen van de koper
, zink en
loodindustrie. De chemie van deze slakken
verschilt duidelijk van hoogovenslak. Ze
bevatten onder meer een hoog aandeel ijze
roxide. In de praktijk worden deze materia
len vaak nog gebruikt als ophoogmateriaal
of ze worden gestort. Maar het is dus ook
mogelijk ze te gebruiken als gedeeltelijke
vervanging van portlandcement, mits ze
alkalisch worden geactiveerd. Het ontstane bindmiddel wordt ook
wel een hybride bindmiddel genoemd,
waarbij nog een klein aandeel aan portland
cement wordt gebruikt om de optimale
effectiviteit van de superplastificeerder te
garanderen. Hoewel de getallen variëren,
zijn er gegevens bekend dat deze hybride
bindmiddelen de CO
2emissie met 80% kun
nen reduceren [13, 14], waarmee het vanuit
milieuoogpunt een interessante toepassing
lijkt. Echter tot nu toe waren de eigenschap
pen van zowel de specie (het verse mengsel)
als het verharde beton niet goed onderzocht. Om die reden is er aan de KU Leuven
en TU Eindhoven een onderzoek gedaan,
waarbij diverse samenstellingen met hybride
bindmiddelen met 3D printen als toepas
sing zijn onderzocht. Hierbij is gevarieerd
met het aandeel portlandcement, super
plastificeerder, silica fume, kalksteenmeel
en alkaliresistente additieven die ertoe
bijdragen dat eigenschappen zoals stijfheid,
krimp en sterkte vergelijkbaar zijn met die
van conventioneel printbeton. De eigenschappen van zowel de onver
harde specie (stijfheid) als het verharde
GLENN BEERSAERTS
KU Leuven
SANDRA LUCASTU Eindhoven
YIANNIS PONTIKES KU Leuvenauteurs
Vaak wordt het milieu genoemd als een van de belangrijke voordelen van 3D-geprint beton.
De milieuwinst is echter discutabel, gezien de grote hoeveelheid portlandcement die in het beton wordt toegepast. Aan de KU Leuven en de TU Eindhoven is onderzoek uitgevoerd
naar de mogelijkheden voor alternatieve bindmiddelen.
CEMENT 6 2020 ?33
beton (krimp, kruip, druksterkte en buig
treksterkte) zijn vergeleken met conventio
neel beton, geschikt voor 3D printen.
Onderzoek
In het onderzoek zijn samenstellingen on
derzocht waarin slak vanuit de koper en
loodindustrie is toegepast. In de mengsels is
het aandeel portlandcement (CEMI 52,5 R),
superplastificeerder, silica fume, kalksteen
meel en carbonvezels gevarieerd. De hoe
veelheid ijzerrijk slak, zand en vliegas is min
of meer constant gehouden. Er zijn zeven mengsels gebruikt. Een
referentiemengsel (cementgebonden mortel
geschikt voor 3D printen) en de volgende zes
hybride mengsels:
M1 Standaard hybride mengsel
M2 DSP Mengsel met minder superplas
tificeerder (Decrease SuperPlasticizer)
M3 IFL Mengsel met meer kalksteenmeel
(Increase Fine Limestone)
M4 ISF Mengsel met meer silica fume
(Increase Silica Fume)
M5 DOPC Mengsel met minder portland
cement (Decrease Ordinary Portland
Cement)
M6 ICF Mengsel met carbonvezels
(Increase Carbon Fibres)
De samenstellingen van de onderzochte
mensgels staan in tabel 1.
Aan de mengsels is een activator (1M KOH)
toegevoegd om de slak te activeren. Er is een alkali
resistente superplastificeerder ge
bruikt waardoor de activator geen effect had
op de werking van de superplastificeerder.
Dit is van belang om het juiste vloeigedrag te
verkrijgen en om het aandeel activator te
beperken, die de uitdrogingkrimp beïn
vloedt. De specie is gestort in cilindervormige
silicone mallen van 4 x 4 x 16 cm³, die 24 uur
zijn afgedekt en opgeslagen bij kamertem
peratuur. Daarna zijn ze ontkist en 28 dagen
opgeslagen bij 20
0C en 65% relatieve voch
tigheid. Van elke samenstelling zijn er twee
mengsels gemaakt om de variatie in vervor
ming en sterkte te kunnen bepalen.
Meetmethoden
Voor het onderzoeken van de dynamische
E modulus is een ultrasone pulssnelheids
test uitgevoerd, waarmee continu de snel
heid van pulsen in de proefstukken werd
gemeten, hetgeen een indicatie geeft voor
de stijfheid. Na het ontkisten is er aan elk
uiteinde van de proefstukken een stalen pin
aangebracht, waarmee het vervormingsge
drag kon worden gemeten. Om de kruip te meten zijn er van elk
mengsel twee proefstukken belast met een
kracht van 15 kN na 9 dagen verharding. Die
9 dagen waren nodig zodat de proefstukken
voldoende sterk waren om deze kracht op te
kunnen nemen. Om de kruip te bepalen is
van de totale vervorming de krimp afgetrok
ken en gedeeld door de spanning (9,4 MPa).
BRON
Dit artikel is een vertaalde bewerking van
de paper An Fe-rich slag-based mortar
for 3D printing van Glenn Beersaerts
(KU Leuven), prof. Sandra Lucas (TU
Eindhoven) en prof. Yiannis Pontikes
(KU Leuven). De paper is geschreven
voor de RILEM-conferentie Digital
Concrete 2020. Deze conferentie is
georganiseerd door de TU Eindhoven
en vond digitaal plaats van 6 tot 9 juli
2020. De bewerking is gedaan door
ir. Jacques Linssen Linssen (Aeneas
Media / redactie Cement).
mensgsel dichtheid
[kg/cm 3] CEM I
[kg/cm 3] slak + vliegas
[kg/cm 3] silica fume [kg/
cm 3] kalksteenmeel
[kg/cm 3] zand
[kg/cm 3] hulpstoffen
[kg/cm 3] activator
[kg/cm 3] vezels
[kg/cm 3]
referentie 2065////////
M1 216014574 2 77771157 17185 0
M2-DSP 222514574 4 77771160 13186 0
M3-IFL 2264141724 751411128 17181 0
M4-ISF 2262140720 140 751122 18179 0
M5-DOPC 226072821 77771158 16185 0
M6-ICF 2185144738 76761150 19184 9
Tabel 1?Onderzochte mensgels met toegepaste grondstoffen en dichtheid
element
FeOSiO 2 CaOAl 2O3 Na2OMgO ander
aandeel [m%] 35-4620-3111-212-70,5-2,50,5-2,52-7
Tabel 2?Chemische samenstelling van ijzerrijk slak
34? CEMENT 6 2020
De 2, 7 en 28daagse buigtrekspanning is
bepaald op basis van EN 196 1.
Verder is de kristalstructuur van de
ijzerrijke slak onderzocht met röntgenkris
tallografie en de chemische samenstelling
met röntgenfluorescentie (tabel 2). De deel
tjesgrootteverdeling van de grondstoffen is
onderzocht met laserdiffractieanalyse
(tabel 3). De dichtheid van de grondstoffen is
gemeten met een pyknometer (tabel 3).
Resultaten
Hieronder worden per eigenschap de resul
taten van de proeven globaal beschreven.
E-modulus? Het referentiemengsel liet in het
begin een gelijkmatige groei van de dynami
sche E modulus zien (fig. 2). Na 2 uur veran
derde dit van een gelijkmatige naar een
exponentiële groei, gerelateerd aan het ver
hardingsgedrag van het mengsel. Op dat
moment wordt in het mengsel immers een vaste structuur/matrix gevormd als gevolg
van de hydratatie.
Het mengsel M1 liet een zeer langzame,
nietsignificante stijging van de E modulus
zien. De verklaring hiervoor is dat het ge
bruik van superplastificeerder in het hybri
de mengsel de reactiviteit vertraagt, aange
zien de superplastificeerder de interactie
tussen de deeltjes beïnvloedt. De ontwikke
ling van de E modulus in het jonge beton
gaat dan ook sneller als het aandeel super
plastificeerder (M2 DSP) en portlandcement
(M5 DOPC) wordt verlaagd. In beide gevallen
kan deze snellere stijging worden verklaard
door het kleinere effect van de superplastifi
ceerder. De verklaring is dat de superplasti
ficeerder effectief is op het specifieke opper
vlak van de cementdeeltjes en het gevormde
hydratatieproduct ettringiet. Als de hoeveel
heid superplastificeerder wordt verlaagd
(M2 DSP), kunnen de deeltjes sneller con
glomereren [15] en is er minder vrij water
2 Ontwikkeling van de dynamische E-modulus vanaf 8 minuten tot 12 uur na het mengen
In het onderzoek
zijn samen -
stellingen onder-
zocht waarin
slak vanuit de
koper- en
loodindustrie is
toegepast
2
grondstof D 10
[µm] D 50
[µm] D 90
[µm] dichtheid
[g/cm 3]
ijzerrijk slak 1,68,44 7,1 3,4
vliegas 1,412,9 54,2 2,6
portlandcement 0,95,816,8 3,1
kalksteenmeel 15,7 16,8 2,7
silica fume 0,10,2 0,5 2,2
zand 348,5544,2790,2 2,5
Tabel 3?Dichtheid en deeltjesgrootteverdeling D 10, D50 en D 90 [µm] van de grondstoffen
CEMENT 6 2020 ?35
beschikbaar. Als de hoeveelheid portland
cement wordt verlaagd (M5 DOPC), wordt er
minder ettringiet gevormd en is er daardoor
minder specifiek oppervlak beschikbaar
voor de superplastificeerder om op de
adsorberen. Op een later tijdstip, vanaf circa 8 uur,
neemt de stijging van de E modulus van
deze M5 DOPC af aangezien er minder port
landcement beschikbaar is en er dus min
der deeltjes beschikbaar zijn om te hydrate
ren. M2 DSP laat op een later tijdstip juist
een snellere stijging in de E modulus zien,
omdat er minder superplastificeerder be
schikbaar is om de reactiviteit te vertragen. Het verhogen van de kalksteenmeel
(M3 IFL) had geen invloed op de ontwikke
ling van de E modulus in het eerste uur.
Daarna ontwikkelt de E modulus zich ech
ter veel sneller in vergelijking met M1. Deze
ontwikkeling komt gedurende 2 uur overeen
met de referentie. Toevoeging van kalksteen
meel verhoogt het specifieke oppervlak. Op
die manier wordt het precipitatieproces ver
sneld en de fijne delen tussen de iets grovere
slakdeeltjes kunnen resulteren in een stijvere
initiële matrix. Het gebruik van andere fijne delen,
zoals silica fume in M4 ICF, versnelt de ont
wikkeling van de E modulus nog sterker,
hetgeen resulteert in een vroege stijfheid die
hoger is dan de referentie. In de alkali oplossing kan een deel van
de silica fume oplossen, waardoor een sili
caatmatrix kan worden gevormd die de stijf
heid verhoogt en de binding vertraagt [16]. Het gebruik van carbonvezels (M6 ICF)
verhoogt de E modulus significant, vooral in
de eerste uren, hoger dan de referentie. De
toevoeging van carbonvezels resulteerde tot
een verhoging van de stijfheid in het mengsel.
Krimp? De proefstukken lieten een negatieve
vervorming zien wat impliceert dat de proef
stukken krimpen (fig. 3). Het referentie
mengsel vertoonde na 28 dagen een krimp
tot 1180 µm/m. Deze hoge krimp kan worden
verklaard door de kleinere zandfractie, wat
resulteert in een matrix met minder toe
slagmateriaal en een hoger bindmiddelge
halte [17]. De hybride mengsels lieten een
veel lagere krimp zien, variërend van 491 tot 800 µm/m na 28 dagen. De krimp van de hy
bride mengsels bleef na 14 dagen constant,
terwijl het referentiemengsel bleef krimpen. M2DSP vertoont een 30% hogere
krimp (645 µm/m) dan M1. Dit kan worden
verklaard door het feit dat van superplastifi
ceerders algemeen bekend is dat ze de
krimp reduceren omdat ze de oppervlak
tespanning in de poriën verminderen [18].
Bij toepassing van een superplastificeerder,
is er minder water nodig om het cementop
pervlak te bedekken en is er meer vrij water
beschikbaar. Als er meer water fysiek wordt
gebonden op het cementoppervlak, bij het
gebruik van minder superplastificeerder,
wordt er op latere leeftijd in de microporiën
van het bindmiddel een hogere capillaire
spanning gegenereerd om het water te laten
verdampen. Hierdoor neemt de krimp toe
bij het verlagen van de hoeveelheid super
plastificeerder. M3IFL vertoonde een krimpgedrag
vergelijkbaar met M2 DSP, waarbij de krimp
22% hoger is (594 µm/m) dan M1. De toena
me van kalksteenmeel resulteert in een ver
groting van het specifieke oppervlak dat
met water moet worden bedekt. Op deze
manier worden kleinere poriën gevormd
waarin zich water bevindt. Hierdoor wordt
een hogere capillaire spanning gegene
reerd, wat resulteert in een hogere krimp.
Bij M4 ISF neemt de krimp 11% toe ten
opzichte van M1, hetgeen als niet significant
wordt beschouwd. Het verlagen van de hoeveelheid
portlandcement (M5 DOPC) heeft geen
significante invloed op het krimpgedrag
(546 µm/m), vergeleken met M1 (491 µm/m). Toepassing van carbonvezels in het
mengsel (M6 ICF) verhoogt de krimp met
51% vergeleken met M1 tot 744 µm/m. Afhan
kelijk van de hoeveelheid en het type kan de
toevoeging van vezels leiden tot een inhomo
geen mengsel dat het krimpgedrag kan
beïnvloeden (meer krimp). Het effect van
toevoeging van vezels in hybride bindmidde
len moet in de toekomst nader worden
onderzocht.
Kruip? De referentie toont de hoogste kruip,
tot 92 (µm/m)/MPa na 28 dagen (fig. 4).
De krimp van de hybride mengsels bleef
Voor het onder-
zoeken van de
dynamische
E-modulus is
een ultrasone
pulssnelheids-
test uitgevoerd
36? CEMENT 6 2020
3
4
na 28 dagen min of meer constant, terwijl
het referentiemengsel bleef krimpen. De
hybride proefstukken laten een kruip zien
die de eerste 2 dagen hoger is in vergelijking
met de referentie. Het verschil in kruip kan
worden verklaard door de hogere verhou
ding pasta / toeslagmateriaal in het referen
tiemengsel. Van de hybride mengsels toont
M1 de hoogste kruip (60( µm/m)/MPa),
gevolgd door M5 DOPC ( 44 (µm/m)/MPa).
In figuur 4 is zichtbaar dat het verhogen
van de hoeveelheid kalksteenmeel en silica
fume de kruip verminderde. M3 IFL en
M4 ISF vertonen een vergelijkbare kruip
(34 (µm/m)/MPa), die 45% minder is dan
M1. De verklaring is dat het verhogen van
de hoeveelheid fijn materiaal, ofwel het spe
cifieke oppervlak, de weerstand van het
bindmiddel tegen vervorming bij belasting
verbetert.
3 Ontwikkeling van de dynamische E-modulus vanaf 8 minuten tot 12 uur na het mengen
4 Specifieke kruip vanaf dag 9 tot dag 28, voor alle mengsels
In figuur 4 is te zien dat toepassing van car
bonvezels de kruip op vroege en late leeftijd
aanzienlijk verminderde (M6 ICF). Vezels in
het monster resulteerden in de vorming van
een rigide matrix, die beter bestand is tegen
vervorming [19]. M2 DSP vertoont een soort
gelijk kruipgedrag als M6 ICF, wat impliceert
dat een afname in superplastificeerder re
sulteerde in een sterker bindmiddel, minder
onderhevig aan vervorming.
Buigtreksterkte? M1 heeft een buigtreksterk
te bij 28 dagen van 4,9 MPa, wat bijna de helft
is van de referentie (fig. 5). Het verlagen van
de superplastificeerder (M2 DSP) verhoogde
de buigtreksterkte met 48% vanwege de ver
hoogde reactiviteit. Het verhogen van de hoe
veelheid kalksteenmeel (M3 IFL) of silica
fume (M4 ISF) in het mengsel verhoogde de
buigsterkte bij 2, 7 en 28 dagen. De toena
Deze studie toon-
de aan dat met
hybride bind -
middelen goede
eigenschappen
voor beton op
de late leeftijd
mogelijk zijn
CEMENT 6 2020 ?37
5
6
5 Buigtreksterkte van elk mengsel op 2, 7 en 28 dagen?6 Druksterkte van elke mengsel op 2, 7 en 28 dagen 7 Vierkante holle zuil van 25 x 25 cm² en 41 cm hoog
PRINTTEST
Dankzij het onderzoek,
beschreven in dit artikel, kon
een printtest worden uitgevoerd
op semigrote schaal (220 kg
materiaal, foto 1 en 7). Hierbij
was de ontwikkeling van de
stijfheid en sterkte bekend.
Indien onverwachte problemen
met het mengsel zouden optre-
den (bijv. inhomogeen mengsel,
niet pompbaar, te stijf/te vloei-
end) kon dankzij het vooraf-
gaande onderzoek snel worden
opgetreden door toevoegingen
aan het mengsel te doen. Hier-
bij rekening houdend met de
invloed op de eigenschappen
van het verharde mengsel.
7
38? CEMENT 6 2020
LITERATUUR
1?Barbosa, F., Woetzel, J., Mischke, J., Ribeirinho, M.J.,
Sridhar, M., Parsons, M.: Reinventing construction: a
route to higher productivity. McKinsey Global Institute
(2017).
2?Sai Sandeep, U., Muralidhara Rao, T.: A Review on
3D Printing of Concrete-The Future of Sustainable
Construction. Journal on Civil Engineering 7(3), 49-62
(2017).
3?Kothman, I., Faber, N.: How 3D printing technology
changes the rules of the game. Journal of
Manufacturing Technology Management 27(7), 932?943
(2016).
4?Bos, F., Wolfs, R., Ahmed, Z., Salet, T.: Additive
manufacturing of concrete in construction: Potentials
and challenges of 3D concrete printing. Virtual and
Physical Prototyping 11(3), 209?225 (2016).
5?Chen, Y., Copuroglu, O., Veer, F.: A critical review of
3D concrete printing as a low CO
2 concrete
approach. Heron 62(3), 1-23 (2017).
6?Li, C., Gong, X.Z., Cui, S.P., Wang, Z.H., Zheng, Y., Chi,
B.C.: CO
2 Emissions due to Cement Manufacture.
Material Science Forum 685, 181?187 (2011).
7?Hendriks, C.A., Worrell, E., Price, L., Martin, N.,
Ozawa Meida, L., Jager, D.: Emission reduction of
greenhouse gases from the cement industry. Materials
Science, pp. 939?44 (2003).
8?Panda, B., Paul, S.C., Hui, L.J., Tay, Y.W.D., Tan, M.J.:
Additive manufacturing of geopolymer for
sustainable built environment. Journal of Cleaner Production 167, 281?288 (2017).
9?Panda, B., Unluer, C., Tan, M.J.: Investigation of the
rheology and strength of geopolymer mixtures for
extrusion-based 3D printing. Cement and Concrete
Composites 94, 307?314 (2018).
10?Kazemian, A., Yuan, X., Cochran, E., Khoshnevis, B.:
Cementitious materials for construction-scale 3D
printing: Laboratory testing of fresh printing mixture.
Construction and Building Materials 145, 639?647 (2017).
1?Alghamdi, H., Nair, S.A.O., Neithalath, N.: Insights
into material design, extrusion rheology, and
properties of 3D-printable alkali-activated fly
ash-based binders. Materials & Design 167, 107634-
107647 (2019).
12?Le, T.T., Austin, S.A., Lim, S., Buswell, R.A., Gibb,
A.G.F., Thorpe, T.: Mix design and fresh properties for
high-performance printing concrete. Materials and
Structures 45(8), 1221?1232 (2012).
13?Turner, L.K., Collins, F.G.: Carbon dioxide equivalent
(CO2-e) emissions: A comparison between
geopolymer and OPC cement concrete. Construction
and Building Materials 43, 125?130 (2013).
14?Van Deventer, J.S.J., Provis, J.L., Duxson, P., Brice,
D.G.: Chemical Research and Climate Change as
Drivers in the Commercial Adoption of Alkali
Activated Materials. Waste and Biomass Valorisation 1(1),
145?155 (2010).
15?Ferrari, L., Kaufmann, J., Winnefeld, F., Plank, J.:
Interaction of cement model systems with superplasticizers investigated by atomic force
microscopy, zeta potential, and adsorption
measurements. Journal of Colloid and Interface Science
347(1), 15?24 (2010).
16?Siddique, R., Khan, M.I.: Supplementary Cementing
Materials. Springer Berlin Heidelberg Berlin,
Heidelberg (2011).
17?Rao, G.A.: Long-term drying shrinkage of mortar
? influence of silica fume and size of fine aggregate.
Cement and Concrete Research 31(2), 171?175, (2001).
18?Qian, C., Zhang, Y., Huang, H., Qu, J., Guo, J.:
Influences of superplasticizers on the basic and drying
creep of concrete. Structural Concrete 17(5), 729?735,
(2016).
19?Song, W., Yi, J., Wu, H., He, X., Song, Q., Yin, J.:
Effect of carbon fiber on mechanical properties and
dimensional stability of concrete incorporated with
granulated-blast furnace slag. Journal of Cleaner
Production 238(117819), 1-11 (2019).
20?Xiang, J., Liu, L., Cui, X., He, Y., Zheng, G., Shi, C.:
Effect of limestone on rheological, shrinkage and
mechanical properties of alkali ? Activated slag/fly
ash grouting materials. Construction and Building
Materials 191, 1285?1292 (2018).
21?Rostami, M., Behfarnia, K.: The effect of silica fume
on durability of alkali activated slag concrete.
Construction and Building Materials 134, 262?268 (2017).
me van 28 dagen bedraagt respectievelijk
65% en 44%. M5 DOPC heeft een lagere buig
treksterkte in vergelijking met M1. Dit omdat
er minder portlandcement beschikbaar is in
vergelijking met M1. M6 ICF behaalde de
hoogste buigtreksterkte vergeleken met M1.
De toename van de buigtreksterkte bij 2, 7
en 28 dagen bedroeg respectievelijk 51%, 71%
en 83%. De vezels verhogen dus de sterkte
eigenschappen van hybride proefstukken.
Druksterkte? De referentie heeft de hoogste
druksterkte van 2 dagen (29,5 MPa) in verge
lijking met alle andere hybride mengsels
(fig. 6). Het verlagen van de superplastifi
ceerder verhoogde de druksterkte na 2, 7 en
28 dagen, vergeleken met M1, met respectie
velijk 22%, 28% en 31%. Door de hoeveelheid
kalksteenmeel (M3 IFL) en silica fume (M4
ISF) te verhogen, verbeterde de druksterkte
van 2, 7 en 28 dagen met ongeveer 40%. De
toevoeging van fijne delen leidde tot zones
met nucleatie en verbeterde de korrelpak
king, wat weer leidde tot een verminderd
aantal poriën en verbeterde mechanische
eigenschappen [20, 21]. Het verlagen van de
hoeveelheid portlandcement resulteerde in een verlaging van de druksterkte met 25%
(M5
DOPC). De introductie van carbonvezels
verhoogde de druksterkte van 2, 7 en 28 da
gen met respectievelijk 44%, 50% en 63%.
Conclusie
Het aandeel van verschillende grondstoffen
in het hybride mengsel was de belangrijkste
experimentele parameter in deze studie. De
stijfheid van de referentie kort na het men
gen presteerde beter dan het hybride meng
sel. De krimp en kruip van de referentie wa
ren echter duidelijk hoger. Het tempo van de
dynamische ontwikkeling van de E modulus
werd verhoogd bij het verminderen van de
hoeveelheid superplastificeerder. De afname
van superplastificeerder had een belangrijk
effect op de eigenschappen op late leeftijd,
aangezien het de krimp met 30% verhoogde,
de kruip met 45% verminderde en de buig
en druksterkte met respectievelijk 48% en
31% verhoogde. Meer silica fume resulteerde bij een
hybride mengsel in een constructieve op
bouw op jonge leeftijd. Kalksteenmeel en
silica fume resulteerden in een toename van
de buig en druksterkte van ongeveer 40% en een afname van de kruip van 45% voor
beide. De hoeveelheid portlandcement in de
hybride mengsels kan de effectiviteit van de
superplastificeerder en mechanische eigen
schappen beïnvloeden. Het verminderen
van de hoeveelheid portlandcement resul
teerde in een verminderd plastificerend
effect en daardoor een snellere ontwikkeling
van de E modulus. Toen er echter minder
cement beschikbaar was, werd een zwakker
bindmiddel gevormd dat de mechanische
eigenschappen negatief beïnvloedde. De toe
voeging van koolstofvezels resulteerde in de
ontwikkeling van een hoge dynamische
E modulus op jonge leeftijd. Koolstofvezels
verhoogden de buig en druksterkte aan
zienlijk met respectievelijk 83% en 63% en
verminderden de kruip met 45%. Koolstof
vezels leken de krimp te vergroten, een ge
drag dat verder moet worden onderzocht.
Deze studie toonde aan dat hybride bind
middelen, voornamelijk afkomstig van ijzer
rijke slakken, geschikte eigenschappen voor
de late leeftijd bereikten, hoewel de eigen
schappen voor de vroege leeftijd nog kun
nen worden verbeterd.
CEMENT 6 2020 ?39
Reacties