Log in
inloggen bij Cement
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Alle kennis / Artikelen

Interview met Jack Smeets

- 13 mei 2024

Hij is nu ruim 1,5 jaar voorzitter van VNconstructeurs. Hoe is die eerste periode Jack Smeets, als niet-constructeur, bevallen? En welke belangrijke uitdagingen ziet hij voor de beroepsgroep de komende tijd? De redactie van Cement ging met hem in gesprek.

Curriculum Vitae ir. Jack Smeets

Leeftijd
54 jaar
Werk
1999 – 2010: Senior consultant en Hoofd Marktgroep Projectmanagement en Advies bij PRC Bouwcentrum
2010 – heden: Diverse managementfuncties bij Arcadis
Nevenfuncties
2014 – 2019: Voorzitter Commissie Bouw en Vastgoed NLingenieurs
2017 – 2020: Lid Raad van Toezicht van SBK en NMD
2020 – heden: Lid Strategische Adviesraad Ketenstandaard
2022 – heden: Voorzitter VNconstructeurs
Opleiding
1987 – 1990: MTS Eindhoven
1990 – 1991: HTS Midden-Brabant, Bouwkunde (Propedeuse)
1991 – 1998: TU Delft, Bouwkunde

Eerst maar eens terug naar 2022. Je werd gevraagd voorzitter van VNconstructeurs te worden. Hoe kwamen ze bij jouw terecht en wat waren je overwegingen de uitdaging aan te gaan?

“Ik kende een aantal bestuursleden, via diverse stuurgroepen en commissies. Maar wat precies de reden is dat ze bij mij, als niet-constructeur, uitkwamen, heb ik nooit achterhaald. Ik vermoed dat ze het juist als voordeel zagen dat ik wat afstand heb, dat ik niet tot mijn nek in het constructeursvak zit. Daar zochten ze naar en ik stond er direct voor open. Ook omdat ik belang hecht aan constructieve veiligheid, een van de belangrijkste actuele thema’s. Het is een programma waarbij veranderingen in gang moeten worden gezet. En verandermanagement spreekt mij erg aan. Dingen kunnen en moeten wat mij betreft altijd beter, sneller, efficiënter, logischer. Daar wil ik me sterk voor maken, daar zit mijn persoonlijke drive. En hoewel ik zelf geen constructeur ben, heb ik veel met deze vakmensen te maken. Ik ken ze goed, weet waar ze goed en minder goed in zijn en vind het interessant om met ze te werken. In mijn opleiding heb ik overigens ook best veel gerekend, maar er kwamen nou eenmaal andere dingen op mijn pad.” (zie kader ‘Van MTS naar management’).

Een coördinerend constructeur moet tegen een aannemer kunnen zeggen: jij bouwt niet volgens de afspraken, dus ik leg de bouw stil

Er wordt al lang gesproken over constructieve veiligheid. Van een afstand lijkt het de laatste tijd relatief stil rond dit thema. Hoe is het met de voortgang?

“Er is veel over gepraat en er zijn echt hele goede plannen gemaakt. Zo is er het Manifest Structureel Veiliger, begin vorig jaar ondertekend door een groot aantal partijen. Dit is een belangrijke mijlpaal in het programma Veiligheid in de Bouw. Nu moeten we door, de ideeën omzetten in actie. Dat wisten we natuurlijk al, maar het laatste jaar hebben we helaas tijd verloren.

Wat onze plannen zijn heb ik recent verwoord in mijn blog Eindbaas Constructieve Veiligheid op Cementonline. In het kort komt het erop neer dat na onderzoek door de stuurgroep besloten is dat wij als VNconstructeurs samen met NLingenieurs een van de drie pijlers van het manifest gaan oppakken: Borgen constructieve veiligheid (andere twee pijlers zijn Regie op veiligheid en Versterken lerend vermogen, red.). Belangrijk onderdeel daarbij is de versterkte rol van de coördinerend constructeur. Met Wouter Bijman (CEO van Witteveen+Bos, red.) namens Koninklijke NLingenieurs, ga hebben we een plan gemaakt, waarmee we aan de slag zijn gegaan. Dat gaat over drie zaken: eindverantwoordelijkheid, mandaat en aansprakelijkheid. Ofwel: waar gaat de coördinerend constructeur over, wat doet dat met de aansprakelijkheid en welke bevoegdheden horen daarbij? In de hele keten, van opdrachtgever tot en met de aannemer, moet die rol worden geborgd en volledig geaccepteerd. Een coördinerend constructeur moet tegen een aannemer kunnen zeggen: jij bouwt niet volgens de afspraken, dus ik leg de bouw stil. En als je als coördinerend constructeur geen vertrouwen hebt in een adviseur van de aannemer, moet daar afscheid van genomen kunnen worden, desnoods tegen de wil van de aannemer.”

Een constructeur die alle verantwoordelijkheid naar zich toe trekt, ook over zaken waar hij minder verstand van heeft, is dat wel verstandig?

“Hij hoeft niet alles zelf te weten natuurlijk. Hij mag zich daarin laten adviseren, bijvoorbeeld door andere specialistische constructeurs.”

Hoe gaan jullie het werken met een coördinerend constructeur afdwingen?

“Het heeft de nodige consequenties, mogelijk ook financieel. Daarom moeten we er in de hele keten afspraken over maken. Het vastleggen in de DNR (De Nieuwe Regeling, red.) zou de beste, meest logische stap zijn. Maar dat is nog wel een uitdaging, want een nieuwe DNR hebben we niet volgende week klaar. Sterker nog, de ontwikkeling ervan is enige tijd geleden stilgelegd. Inmiddels zijn er toch weer stappen vooruit gemaakt. In een recent CEO-overleg is met directie en voorzitter van Nlingenieurs gesproken en kregen we de volledige steun voor de plannen van de Stuurgroep Veiligheid in de Bouw. Daar zijn we erg gelukkig mee. Nu kunnen we verder met de implementatie van die plannen in de gehele keten.

En mocht het met de DNR toch niet snel genoeg lukken, heb ik al de gedachte geopperd om een DNR te maken speciaal voor constructieve veiligheid. Overigens zonder nou direct te weten wat dat allemaal zou betekenen. Maar het zou de opgave wel behapbaar maken.

Dat is overigens bij veel vraagstukken de uitdaging: maak een vraagstuk klein en overzichtelijk. Vaak zie je in onze wereld het tegenovergestelde. Een probleem wordt zo groot gemaakt dat we niet meer weten hoe we het moeten oplossen. Je mag best uitzoomen, maar uiteindelijk moet je je inperken. Pas dan kun je een goed besluit nemen.

Natuurlijk zouden wij met een aantal ingenieursbureaus zelf kunnen zeggen dat we het alleen op onze manier willen doen. Dat we anders het werk niet aannemen. Maar dat is een hele lastige. Er zijn altijd partijen die het op de oude manier willen blijven doen en dan flink onder de prijs duiken. Een paar keer kunnen we onze poot nog wel stijfhouden, maar lang houden we dat niet vol.

Opdrachtgevers en hun adviseurs zijn hier heel bepalend in. Gelukkig zitten we met hen aan tafel in de Stuurgroep van het programma Veiligheid in de Bouw. Die blijft bestaan want we blijven elkaar nodig hebben, daar zijn we het allemaal over eens. Ik ben heel benieuwd hoe de gesprekken de komende tijd gaan lopen. Ik ben optimistisch dat we iets voor elkaar gaan krijgen. We kunnen natuurlijk alles kapot redeneren, terug gaan naar het ministerie en de OVV en zeggen: het is niet gelukt. Maar daar wil ik niet naartoe en een heleboel partijen met mij al evenmin. Dus linksom of rechtsom, we moeten met een oplossing komen. Veiligheid moet topprioriteit hebben, voor iedereen.”

Naast constructieve veiligheid is de aanwas van jongen mensen een probleem. In hoeverre besteden jullie daar als Vnconstructeurs aandacht aan?

“Toen ik begon, was ons beleid gestoeld op drie pijlers. Naast constructieve veiligheid zijn dat digitalisering en duurzaamheid. Nu is daar arbeidsmarkt en scholing als vierde poot bijgekomen. Dat onderwerp is minstens zo belangrijk. Het is steeds moelijker goede constructeurs te vinden en de aanwas vanuit het onderwijs neemt helaas af. Ook onze leden lopen daar tegenaan, dus we moeten er aandacht aan besteden. Maar makkelijk is dat niet. Sowieso is het een traag proces. Als we er nu iets aan bijdragen dat er jongeren Bouwkunde of Civiele techniek gaan studeren, hebben we daar op zijn vroegst pas over vier, vijf jaar profijt van. Maar belangrijker nog is dat jongeren het constructeursvak vak minder aantrekkelijk lijken te vinden. Dat is echt zorgwekkend en volgens mij ook onterecht.”

Hoe is het tij te keren?

“Dat heeft alles met beeldvorming en dus communicatie te maken. We moeten laten zien hoe mooi en dynamisch het vak is. En dat het naar mijn smaak alleen maar uitdagender wordt. Dankzij ontwikkelingen als digitalisering, generative design en AI wordt het veel dynamischer. We kunnen nu zoveel meer met complexe vormen, innovatieve technieken en nieuwe materialen. Het hoeft niet meer recht te zijn. En we hebben het altijd over beton, staal en hout. Maar waarom doen we niet meer in kunststof? Ik heb laatste een brug gezien met spanten van geprint kunststof. Het kan gewoon, dat is echt geweldig! En die ontwikkeling stopt niet, dus ik zie daar heel veel mogelijkheden.

Doordat we minder tijd hoeven te besteden aan het maken van sommen, kunnen we meer aandacht schenken aan al die nieuwe ontwikkelingen. Ik zie dat absoluut als een kans om ons vak aantrekkelijker te maken voor de jonge generaties en de problemen op de arbeidsmarkt het hoofd te bieden. Ik begrijp echt wel dat de oudere generaties mogelijk liever vasthouden aan vertrouwde methodes, maar jongeren moeten die innovaties aanspreken, lijkt mij.”

Hoe krijgen we dat verhaal bij jongere generaties?

“Je moet op tijd beginnen. Al op de middelbare school en misschien nog wel eerder. Wij kunnen naar middelbare scholen toe, voorlichting geven. Maar tijd en onze middelen zijn beperkt. Dus moeten we het samen met anderen doen. Ik ben hierover in gesprek met Bouwen met Staal, de Betonvereniging en het HTI (Hoger Technisch Insitituut, red.). Samen met deze partijen kunnen en moeten we impact maken bij onderwijsinstellingen en Ministerie OC&W. Laat OC&W doen waar zij goed in zijn, zoals het aantrekkelijker maken van techniek bij nog jongere kinderen. Wij kunnen daarbij helpen, we hebben immers een gezamenlijk belang.”

Op bedrijfsniveau zijn we elkaars concurrent, maar op persoonsniveau speelt dat absoluut niet

Je noemt digitalisering als aantrekkelijke ontwikkeling in het vak. Niet toevallig ook een van de pijlers van Vnconstructeurs. Wat is jullie rol hierbij?

“Het vak verandert continu, mede dankzij digitalisering. De rol van ons als Vnconstructeurs zie ik vooral in het bij elkaar brengen van de leden en kennis te laten delen. Die behoefte is er, ook bij grotere ingenieursbureaus als Arcadis. Hoewel wij er zelf veel mee doen en er ook ver in zijn, zijn we altijd geïnteresseerd in hoe andere bureaus ermee omgaan. We kunnen allemaal van elkaar leren. Zeker op dit gebied. Een constructeur wil altijd worden uitgedaagd. Hij wil niet vijf keer dezelfde berekening maken. Dan gaat hij een script schrijven of laten schrijven. Het is goed om te horen hoe anderen dit aanpakken. Ik vind het prachtig om vakidioten zo met elkaar bezig te zien. Op bedrijfsniveau zijn we natuurlijk elkaars concurrent, maar op persoonsniveau speelt dat absoluut niet.”

Toch begreep ik dat jullie bijeenkomsten op dit gebied niet heel goed worden bezocht. Hoe komt dat?

“Dat klopt en ik krijg mijn vinger er niet goed achter. Als ik het toch moet proberen te analyseren, komt ik uit bij de introverte inborst van een constructeur. Die zegt niet gauw hoe fantastisch hij iets heeft gedaan. En zal dus ook niet snel op een podium gaan staan. En ik scheer ze daarbij onterecht over één kam en ik doe veel van onze leden absoluut tekort.

Maar je kunt wel stellen dat het minder bij ons vak past. Dat geldt voor ingenieurs in het algemeen en voor constructeurs in het bijzonder. Te vaak hoor je: ‘Ik heb toch gewoon mijn werk gedaan?’ Ik zie het als onze taak om mensen te stimuleren om uit te dragen waar ze mee bezig zijn, trots te zijn op wat ze doen. Wat daarbij ook speelt is dat de maatschappij heel goed begrijpt wat een architect en een aannemer doen in het bouwproces. Voor een ingenieur of een constructeur is dat beeld veel minder scherp, daarin vallen we te weinig op.”

Van MTS naar management

Smeets volgt een wat atypisch opleidingstraject. Nadat hij twee keer onnodig blijft zitten op de HAVO – niet dat hij de capaciteiten niet heeft, maar hij was te druk met hockey en tennis – besluit hij naar de MTS te gaan. De simpele reden: hij vindt gebouwen leuk. Hoewel die opleiding hem aanspreekt, weet hij al snel dat dit niet het eindstation is. De hele dag met een helm de bouwplaats op of tekenen op een architectenbureau, daar voelt hij zich minder goed bij. Het gaat zo lekker dat hij een jaar mag overslaan en naar de HTS kan. Daar ontdekt hij dat zijn interesse meer uitgaat naar techniek dan naar architectuur. Vakken als constructieleer en materiaalkunde boeien hem enorm. Als hij zijn propedeuse in één jaar binnen heeft, waagt hij de sprong naar de TU Delft. Best een spannende stap, hij is al 21 jaar en heeft nog altijd geen diploma op zak. Op de TU wordt hij maanden na de start ook nog eens deficiënt verklaard: hij zou niet het vereiste vakkenpakket hebben en is eigenlijk helemaal niet welkom aan de TU. Na een gesprek en het overleggen van zijn certificaten van de MTS de HTS wordt de vermeende deficiëntie ingetrokken.

Smeets studeert in Delft Bouwtechnologie en studeert af bij ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland in Petten) op een geïntegreerd geprefabriceerd daksysteem met fotovoltaïsche cellen (zonnepanelen) ter vervanging van dakpannen. Na zijn afstuderen gaat hij aan slag bij PRC. Daar raakt zijn carrière in een stroomversnelling. Hij begint met het maken LCA’s (levencyclusanalyses) en al na één project wordt hij gevraagd voor het projectmanagement van de verhuizing van 25.000 werkplekken bij KPN, een enorme opgave. Later wordt hij hoofd van de marktgroep projectmanagement en advies.

In 2003 neemt Arcadis PRC over en in 2011 volgt de volledige integratie. Die ontwikkeling ziet Smeets als kans om grotere projecten te doen en voor andere, ook internationale opdrachtgevers te kunnen werken. Diverse mooie en uitdagende functies en projecten volgen.

Momenteel is Smeets Lead Digital Transformation en houdt hij zich als directeur Programmabureau Aardbeving Groningen bezig met bouwkundig versterken van gebouwen en schadeherstel in het aardbevingsgebied, een groep waar vanuit Arcadis wereldwijd zo’n 150 mensen actief zijn.

Hoe gaan jullie om met AI?

“Het is naïef om te denken dat we daar niets mee moeten. Het gaat een ongekende impact hebben op ons werkveld. Niet alleen op dat van de constructeur, maar ook op dat van mezelf. Maar om precies te duiden waar het naartoe gaat is nog heel lastig. Het is een ontdekkingsreis. Maar ook hier ben ik positief over. Ik hou van die vernieuwing.

We zijn er op diverse fronten mee aan het experimenteren en ikzelf gebruik AI dagelijks. Onlangs hebben we de notulen van de bestuursvergadering laten uitwerken door AI. Ik heb de eerste transcriptie gezien, daar was ik nou niet razend enthousiast over. Het kon niet tippen aan de kwaliteit van onze huidige notulist. Maar ik zag laatst ook een filmpje, gemaakt door AI, over mobiliteit. Wat dankzij AI in een dag was gemaakt, was echt indrukwekkend. Ik ben daar nog verbaasd over, maar ook heel enthousiast. Dichterbij ons werkveld zijn er ook al goede voorbeelden. Je kunt nu al aan AI vragen een script te laten schrijven voor het berekenen van een ligger. Dat kan ook hopeloos misgaan. Dus de deskundigheid van de constructeur heb je juist op dit punt heel hard nodig. Maar het gaat ons wel helpen. Belangrijk is het stellen van de goede vraag. Eigenlijk hetzelfde als toen we twintig jaar geleden met Google begonnen. En 50 jaar geleden gold het ook voor ingenieurs: Als je geen goede vraag stelt, krijg je ook geen goed antwoord.”

Dus: kans of bedreiging?

“Kans, absoluut! Dat zegt ook iets over mijn inborst. Ik stop nooit veel energie in weerstand. Accepteer de ontwikkeling, maak er gebruik van en laten we samen zorgen dat het nog beter wordt.”

Mij interesseren eigenlijk alleen de cijfers voor de komma

Zelfde geldt voor duurzaamheid: kans of bedreiging?

“Duurzaamheid is een van onze pijlers. Maar eerlijk is eerlijk, net als digitalisering staat dit thema niet bovenaan. Het gaat nu vooral om kennisdeling. Wat zijn goede tools om te gebruiken? Wat is de kwaliteit van de Nationale Milieu Database? We zijn begin dit jaar met een commissie duurzaamheid gestart, onder leiding van Nils Roovers. Met een grote diversiteit van leden. Of we grote dingen gaan bereiken, weet ik nu niet. Maar er zit veel energie in en dat helpt enorm.

Uiteindelijk zou ik willen dat de constructeur meer invloed gaat uitoefenen op duurzaamheid. Daarom moeten we eerder aan tafel, de architect en opdrachtgever uitdagen.

Wat schuurt is dat de architect een heel andere opgave heeft. Die wil iets moois maken, iets doen wat logisch is, wat goede looplijnen heeft, wat mooie zichtlijnen heeft, wat een imposant gebouw of kunstwerk oplevert. Als een constructeur vervolgens zegt dat het anders moet, gaat de gemiddelde architect op zijn achterste poten staan. Maar ik vind wel dat we die discussie moeten blijven voeren met opdrachtgever en architect.

Het begint al bij de opleiding. Een constructeur wordt geleerd dat hij geen fouten mag maken. Ik herinner me nog een tentamen, ik geloof plasticiteitstheorie. Mijn berekening, een paar kantjes lang, klopte helemaal, maar ergens had ik een rekenfout gemaakt. Het resultaat: 0 punten. ‘Maar Jack, het stort in’, aldus een resolute docent.

Een juist antwoord is dus essentieel voor een constructeur. Als je vraagt een berekening te maken, komt hij met een antwoord met drie, vier cijfers achter de komma. Als je dan niet zegt ‘stop’, gaat hij door tot zes cijfers achter de komma, of tien desnoods. Alleen maar om te bevestigen dat het klopt wat hij heeft uitgerekend. Dat schiet door. Vanuit mijn rol ben ik vaak alleen geïnteresseerd in de cijfers vóór de komma.”

Toen je begon als voorzitter sprak je de ambitie uit samen te willen werken met andere organisaties. Is dat gelukt?

“Ons werkveld is heel erg gefragmenteerd en onze branches zijn dat ook. Ik zou die dichter bij elkaar willen brengen. Ik denk dat dat al is al gelukt. We hebben regelmatig overleg met de Betonvereniging, met Bouwen met Staal, met Constructeursregister, met Nlingenieurs, met HTI. We zitten met hen echt op een vertrouwensniveau. Daar kan ik niet anders dan tevreden over zijn. Maar klaar zijn we hier zeker nog niet mee. Waar we elkaar kunnen versterken of een duw kunnen geven, moeten we dat blijven doen.”

Hoe is het met de betrokkenheid van de leden?

“Of onze leden Vnconstructeurs echt als hún vereniging zien weet ik niet. Wel ben ik vorig jaar langs een aantal leden gegaan om het gesprek te voeren en te vragen wat ze van ons willen en van ons verwachten. Waarom zijn ze lid? Daar ben ik oprecht benieuwd naar. We doen als bestuur heel vaak de dingen die wij denken te moeten doen. Omdat we die in ons eigen netwerkt horen bijvoorbeeld. Maar is dat ook de mening van andere leden? Dat gesprek wil en moet ik blijven voeren, ieder jaar weer.”

Als je een constructeur een vraag stelt, krijg je gewoon een heel precies antwoord. Dat is fenomenaal

Wat heeft je als voorzitter in positieve of negatieve zin verrast?

“Laat ik beginnen te zeggen dat ik heel positief ben. Over de deskundigheid, de betrokkenheid, de gedrevenheid, de nauwgezetheid. Als je een constructeur een vraag stelt, krijg je gewoon een antwoord. En dat antwoord klopt altijd. Dat is fenomenaal.

Waar ik trots op ben, niet voor mezelf, maar voor de vereniging, is de Dag van de Constructeur. Als je ziet welke presentaties daar vorig jaar zijn gehouden en wat de sfeer was. Dat is wat mij betreft een van de hoogtepunten van het jaar. We steken er dan ook veel tijd, geld en energie in. Maar ook tussen de webinars die we organiseren zitten pareltjes. Ik zou er daar wel meer van willen doen. Maar of daar animo voor is weet ik niet. En we moeten het ook doen met de mensen die het doen. We hebben een klein verenigingsbureau en voor de rest komt het aan op vrijwillige inzet van het bestuur en de leden. Dus veel werk gebeurt aan de randen van de dag en in de avonduren. Daar zit natuurlijk spanning op. En daar komt bij dat we heel veel willen. Misschien wel te veel. Dat is nou eenmaal de inborst van de ingenieur en zeker ook van mijzelf. Ik ben opportunistisch en ambitieus en wil graag veel en goed. En ook snel. Daar wringt de schoen wel eens. En alles moet natuurlijk kloppen. Discussies in het bestuur waren daardoor soms te lang, iedereen wil zijn zegje doen. We hebben eind vorige jaar besloten te vergaderen by consent. Iedereen krijgt vooraf de stukken toegestuurd. Als we iets moeten besluiten, stel ik de vraag of iemand een opmerking heeft. Zo niet dan is het besloten. Het vraagt meer van de voorbereiding van het bestuur en onze directeur. Die moet noties maken die nooit langer zijn dan een A4’tje: probleem, kaders, analyse, potentiële oplossingen en gevraagd besluit. En door. Onze vergaderingen duren nu nog maar twee uur in plaats van drie. We behandelen net zoveel punten, maar het moet niet gaan over dingen ter informatie. Die moet je vooraf lezen. En het mooie is: het werkt!”

Tot slot: wat zouden de leden zich over een paar jaar van jouw voorzitterschap moeten herinneren?

“Laat ik spreken van hopen. Wat ik hoop en wat ik wil is vooral dat we duidelijkheid gaan krijgen over constructieve veiligheid, met name de coördinerend constructeur. Wat en waarom weten we inmiddels. Nu gaat het om het hoe. Hoe gaan we de goede plannen, die we met de branches en de opdrachtgevers hebben gemaakt, implementeren?”

Reacties

Pim meij - MCE 22 mei 2024 17:43

Dat er weer die foute foto van de schoorstempels bij het artikel staat geeft aan dat nog een lange weg is te gaan ten aanzien van constructief veilige oplossingen.

x Met het invullen van dit formulier geef je Cement en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren