70
thema
Invloed bodem
op demping
hoogbouw
1
Onderzoek naar de invloed van de interactie tussen
constructie en bodem op de demping van hoogbouw
thema
Invloed bodem op demping hoogbouw 5 2016
71
Demping is een belangrijk criterium bij het ontwerpen
van de draagconstructie van hoge gebouwen. In
een promotieonderzoek aan de TU Delft (zie kader
Dempingsonderzoek) wordt een model ontwikkeld
waarmee deze demping kan worden voorspeld, op
basis van eigenschappen van de verschillende
onderdelen in een gebouw. In een eerder artikel in
Cement [1] is ingegaan op de bijdragen die diverse
gebouwonderdelen aan de demping kunnen
leveren. Dit artikel behandelt de bijdrage van de
fundering.
Hoogbouw in Nederland kenmerkt zich door een hoge slankheid
vanwege de beperkte beschikbaarheid van ruimte, en daarnaast
door de diepe funderingen die nodig zijn vanwege de slappe
bodem in ons land. Die kenmerken hebben invloed op het
dynamisch gedrag onder windbelasting. Dit gedrag is onderdeel
van zowel de controle op sterkte (uiterste grenstoestand) als op
trillingscomfort (bruikbaarheidsgrenstoestand). In beide geval-
len is het van belang de demping te kunnen voorspellen.
Demping in constructies
In Cement 2015/3 [1] is een beschrijving gegeven van verschil-
lende mechanismen die bijdragen aan de totale demping van
constructies (fig. 2). Dit zijn:
1 Materiaaldemping door warmteontwikkeling in een materiaal.
2 Constructiedemping door wrijving tussen materialen in een
constructie.
3 Demping in niet-constructieve elementen.
4 Gebouw-bodeminteractie, waarbij contact tussen bodem en
constructie leidt tot demping.
5 Stralingsdemping als gevolg van het uitstralen van bewegings-
energie naar de bodem.
6 Aerodynamische demping als gevolg van het dempend effect
van lucht bij grote constructiebewegingen.
7 Aanvullende dempingsmaatregelen in de vorm van passieve
en actieve dempers.
Om het dynamisch gedrag goed te kunnen voorspellen, is een
goed begrip van deze mechanismen nodig. In de huidige
ontwerppraktijk wordt de demping afhankelijk gesteld van het
constructiemateriaal, waarbij de bijdragen van de eerste vijf
mechanismen impliciet bij elkaar worden genomen. Voor
gebouwen is aerodynamische demping vaak verwaarloosbaar
klein, en pas als de demping die wordt aangehouden te weinig is, wordt overwogen aanvullende demping te realiseren. Dit
laatste komt in de Nederlandse bouwpraktijk nog maar zeer
sporadisch voor.
Voor veel gebouwen wereldwijd is de totale demping bepaald
via metingen. In het eerder genoemde artikel [1] zijn de resul-
taten voor een aantal hoge gebouwen in Nederland op een rij
gezet. De bijdragen van de verschillende mechanismen zijn
hierbij niet afzonderlijk bepaald. In het lopende onderzoek
wordt op basis van een nadere analyse van diezelfde gebouwen
onderzocht of het mogelijk is onderscheid te maken tussen de
demping die vanuit het gebouw zelf komt (materiaal- en
constructiedemping) en de demping die als gevolg van de
interactie tussen gebouw en bodem aanwezig is (gebouw-
bodeminteractie én stralingsdemping).
Invloed van gebouw-bodeminteractie
De invloed van de bodem op de totale demping van gebouwen
is nog onbekend terrein, ook in internationale studies. Dit
betreft zowel de invloed van gebouw-bodeminteractie als de
bijdrage van stralingsdemping. Veel internationaal onderzoek
naar demping heeft betrekking op hoogbouw in Azië of
Amerika, die veelal is gefundeerd op rotsachtige ondergronden.
Die ondergronden zijn van zichzelf erg stijf in vergelijking tot
de slappe ondergronden waarop in Nederland wordt gebouwd.
Het ligt voor de hand dat een slappe bodem, die veel beweging
dr.ir. Chris Geurts, ir. Carine
van Bentum, ir. Jitse Pruiksma
TNO
ir. Sergio Sanchez
TNO / TU Delft, fac. CiTG
1
ABN Amro-gebouw in Amsterdam
Dempingsonderzoek
In december 2013 is een promotieonderzoek Damping in high-rise
buildings gestart aan de TU Delft als onderdeel van een onder -
zoeksproject bij TNO. Doel is een model te ontwikkelen waarin
op basis van eigenschappen van de verschillende onderdelen in
een gebouw, de demping kan worden voorspeld. Het onderzoek
omvat experimenten op laboratoriumschaal en er zijn metingen
gepland in één of meer hoogbouwconstructies in Nederland.
Daarbij wordt gericht onderzocht wat de bijdragen van verschil-
lende onderdelen aan de totale demping zijn. Dit artikel
beschrijft een van de deelonderzoeken waarbij specifiek wordt
gekeken naar de rol van de fundering op de totale demping van
het gebouw. In een eerder artikel is ingegaan op de verschillende
dempingsmechanismen die een rol spelen en zijn gemeten
dempingswaarden gepresenteerd [1]. Het onderzoek heeft een
looptijd tot 2017, waarna de kennis toepasbaar wordt gemaakt.
Het onderzoek wordt gefinancierd door een consortium
bestaande uit TNO, Zonneveld Ingenieurs, Ballast Nedam, Hurks,
ArcelorMittal, BubbleDeck, Fugro, Stichting Hoogbouw, Bouwen
met Staal en de Betonvereniging.
Invloed bodem op demping hoogbouw 5 2016
72
materiaal-demping bodem
interactie demping
stralings-demping
articiële
dempers
stromings- demping
constructie- demping demping in
bijkomende constructie- elementen
1
2
3
4 56
7
3
Schematisering van gebouw en bodem. H representeert de gebouwhoogte, en h
het deel onder het maaiveld. M staat voor een massa, I voor een traagheidsmoment,
K voor een stijfheid en C voor een demping. U(t) en ?(t) zijn de verplaatsing en rota-
tie onder invloed van de kracht F(t) die op het systeem wordt uitgeoefend.
Model
In het onderzoek is een model in ontwikkeling waarmee de
invloed van de gebouw-bodeminteractie kan worden bestudeerd.
Een eerste versie van dit model is in dit artikel gebruikt om de
invloed van de fundering te illustreren voor een aantal gebouwen
waaraan is gemeten.
In dat model is het gebouw met de bodem gemodelleerd als
een systeem met drie vrijheidsgraden (fig. 3). Een massa-
veer-demper-combinatie ( M
b, Kb, Cb) vertegenwoordigt het
gebouw zelf en een andere massa (M
0) met veren (K xx, K??) en
dempers ( C
xx, C??) de interactie met de ondergrond, waarbij
K
xx de gecombineerde stijfheid van bodem en fundering in
horizontale richting representeert en K
?? de rotatiestijfheid. I 0
en I
b zijn de traagheidsmomenten van het gebouw (I b) en de
fundering (I
0).
Vergelijking metingen en model
Voor dit model wordt de bewegingsvergelijking (1) opgesteld.
Hierin zijn M, C en K matrices die volgen uit de eigenschappen
zoals weergegeven in figuur 3 en ü(t),
() ut?
() utC?
, u(t) en F(t) de
bijbehorende versnellings-, snelheids-, verplaatsings-, en
krachtvectoren zijn.
Mü(t) +
() ut?
() utC? + Ku(t) = F(t) [1]
Om deze vergelijking te kunnen oplossen, moeten alle
eigenschappen van het systeem bekend zijn. De waarden van
de meeste eigenschappen in figuur 3 zijn vrij eenvoudig te
bepalen, zoals de massa en de massatraagheidsmomenten.
Voor andere eigenschappen is dat wat lastiger, zoals de
funderingsstijfheid en de gebouwstijfheid.
Stijfheid
Om de funderingsstijfheid te bepalen, is het nodig de eigen-
schappen van de bodem te kennen. Deze was ten tijde van
meting niet bekend, daarom is in deze vergelijking tussen
metingen en model wordt de bodemstijfheid gevarieerd binnen
een bereik dat overeenkomst met waarden die in Nederland
kunnen voorkomen. Het zogeheten cone model van Wolf (2004,
zie [3] en kader Cone model ) is gebruikt om op basis van deze
eigenschappen de funderingsstijfheden in de twee richtingen
(horizontaal en rotatie) te bepalen.
De gebouwstijfheid wordt beïnvloed door de gebouw-
bodeminteractie en kan alleen indirect worden bepaald. Deze
is daarom afgeleid uit de metingen en wel zodanig dat de eigen-
frequentie van het systeem overeenkomt met de gemeten
waarde. De op deze wijze bepaalde gebouwstijfheden zijn voor
twee gebouwen, het Erasmus Medisch centrum (foto 4) en de
Churchill-toren (foto 5) in figuur 7 weergegeven, waarbij de
toelaat, meer wrijving tussen constructie en bodem tot gevolg
heeft dan een stijve, rotsachtige bodem. Hoe meer wrijving, des
te meer bewegingsenergie wordt omgezet in warmte, en des te
groter de demping.
Kb Mb
Cb
Kxx
Cxx
u(t)
F(t)
u
xx(t)
K?? C??
Mo, Io + lb
???(t)
H
h
2
3
2 Illustratie van de verschillende mechanis-
men die bijdragen aan de demping van
hoogbouw
thema
Invloed bodem op demping hoogbouw 5 2016
73
4 Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam
5 Winston Churchill-toren in Rijswijk
6 Hoftoren in Den Haag
stijfheid van de bodem (E bodem ) is uitgezet tegen de stijfheid
(K
b) die nodig is om de gemeten eigenfrequentie (f e) te krijgen.
Demping
De demping van het gebouw wordt op basis van een empirische
relatie afgeschat. Deze empirische relatie is door Jeary (zie [2]
en kader 'Demping model van Jeary') afgeleid voor hoogbouw
in Azië en Amerika op steenachtige bodem, waar de invloed
van de bodem op de totale demping verwaarloosbaar is. De
demping van de fundering wordt net als de stijfheid bepaald
met het cone model van Wolf (2004).
Resultaten
De ontwikkelde procedure is niet alleen toegepast op de
Winston Churchill-toren en het Erasmus Medisch Centrum,
maar ook op drie andere gebouwen waar meetresultaten voor
beschikbaar zijn. Er zijn in totaal dus vijf gebouwen
beschouwd:
- ABN Amro-gebouw in Amsterdam (foto 1)
- Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam (foto 4)
- Winston Churchill-toren in Rijswijk (foto 5)
- Hoftoren in Den Haag (foto 6)
- Montevideo-toren in Rotterdam (foto 9)
Het cone model van Wolf
Het cone model (kegelmodel) is gebaseerd op het principe dat
spanningen in de bodem ten gevolge van de funderingslast het
hoogst zijn direct onder de fundering en dat deze reduceren met
toenemende diepte, omdat de last wordt verspreid over een
groter oppervlak. Een kegel (waarbij de punt boven het maaiveld
uitsteekt) heeft een oppervlak dat toeneemt met het kwadraat
van de diepte, wat een goede benadering is voor lage frequen-
ties. Het funderingsoppervlak en de hoek van de kegel leggen de
vorm van de kegel vast. De kegelhoek is zo gekozen dat de dyna-
mische stijfheid en demping overeenkomen met de exacte
oplossing voor het dynamische halfruimte-probleem. Het kegel-
model is echter veel eenvoudiger in het gebruik. Naast de kegel-
geometrie zijn de enige benodigde parameters de elastische
halfruimte-eigenschappen: Elasticiteitsmodulus E (gevarieerd in
dit artikel), dwarscontractie (hier 0,3 gekozen) en de gronddicht -
heid (hier 1900 kg/m
3 gekozen).
4 5 6
Invloed bodem op demping hoogbouw 5 2016
74
0
1,0·10
9
1,5·10
9
2,0·10
9
2,5·10
9
3,0·10
9
3,5·10
9
4,0·10
9
4,5·10
9 5,0·10 9
50 55 60 65 70 75 80
kb(N/m)
Ebodem [N/mm 2]
Churchill toren(f e = 0,55Hz) EMC(f e = 0,53Hz)
0,5·10 9
0,00 0,10
0,20
0,30
0,40
0,50
0,60
0,70 0,80 0,90
1,00
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0
Churchill Erasmus Montevideo Hoftoren ABN Amro
Ktot /Kf
f /tot
0,00
0,10
0,20
0,30
0,40
0,50
0,60
0,70 0,80 0,90
1,00
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0
Churchill Erasmus Montevideo Hoftoren ABN Amro
Ktot /Kf
f /tot
7 Relatie tussen benodigde gebouwstijfheid en een
gegeven bodemstijfheid voor de Churchill toren en
het Erasmus Medisch Centrum om uit te komen op
de gemeten eigenfrequentie 8
Relatie tussen de stijfheidsverhouding en de dem-
pingsverhouding van de fundering ten opzichte van
het totale systeem
9 Montevideo-toren in Rotterdam
Uit vergelijking 3 volgt dat voor een zeer slappe bodem (met
een stijfheid lager dan die van het gebouw) de stijfheid van het
systeem volledig wordt bepaald door de fundering. De verhou-
ding van stijfheid van het totale systeem versus die van de
fundering gaat dan naar 1.
2. De verhouding tussen de demping van de fundering en die
van het totale systeem, die wordt weergegeven als:
[2]
tot
f
K
K
[3]
1 11
tot b fK KK =+
[4]
() 2 11 1
f xxKK K Hh
=+ +
[5]
f
tot
[5]
Waarin ? de dempingswaarde is, uitgedrukt als het percentage
van de kritische demping, voor de fundering ?
f en totale
systeem ?
tot.
De relatie tussen deze twee verhoudingen is voor de vijf gebou-
wen weergegeven in figuur 8.
De gebouwen liggen op twee lijnen die gekarakteriseerd lijken
te worden door de dempingswaarde: het Erasmus Medisch
Centrum (foto 4) de Churchill-toren (foto 5), en de Hoftoren
(foto 6) hebben een dempingswaarde tussen de 1,0 en 1,5 % en
het ABN Amro-gebouw (foto 1) en de Montevideo-toren (foto
9) hebben een dempingswaarde tussen de 0,5 en 1,0 %. De
gebouwen met de hogere demping kenmerken zich door een
grotere footprint, alleen het ABN Amro-gebouw wijkt af, met
een vergelijkbare footprint als die van de drie andere gebouwen,
en toch een lagere dempingswaarde. Echter, van dit gebouw
zijn wat minder gegevens beschikbaar, wat de resultaten kan
hebben beïnvloed.
De hoogte van het gebouw beïnvloedt zowel de stijfheid van
het gebouw als de demping van het gebouw. Hoe hoger het
gebouw, hoe lager de demping van het gebouw [1]. De hoogte
bepaalt daarom impliciet waar het gebouw zich op de lijn
bevindt.
Figuur 8 en de achterliggende formules laten zien dat veel
factoren een rol spelen bij de demping van het totale systeem.
Hoewel uit figuur 8 niet uit af te leiden is wat dé dempingswaarde
van de fundering is, laat het wel zien dat voor alle vijf gebou-
wen die hier zijn beschouwd 50 % of meer van de totale
demping wordt gehaald uit de fundering.
Hoewel een zeer versimpeld model van een gebouw is gebruikt,
geeft dit een eerste indicatie van het belang van de gebouw-
bodeminteractie bij het voorspellen van de demping in
hoogbouw. Bij de slappe Nederlandse bodem lijkt de dominantie
van de fundering zodanig sterk, dat het gebruikte constructie-
materiaal (staal of beton) minder van belang is. Voor de
buitenlandse situatie met een veel stijvere bodem (meer links in
de grafiek) is die dominantie er minder, waardoor het
constructiemateriaal meer onderscheidend wordt.
Voor elk gebouw zijn met het model twee verhoudingen
bepaald:
1. De verhouding tussen de stijfheid van de fundering en die
van het totale systeem, die wordt weergegeven als:
[2]
tot
f
K
K
[3]
1 11
tot b fK KK =+
[4]
() 2 11 1
f xxKK K Hh
=+ +
[5]
f
tot
[2]
Hierin is de stijfheid van het totale systeem bepaald door de stijf-
heden van het gebouw en de fundering serieel te combineren:
[2]
tot
f
K
K
[3]
1 11
tot b fK KK =+
[4]
() 2 11 1
f xxKK K Hh
=+ +
[5]
f
tot
[3]
De stijfheid van de fundering is een combinatie van de hori-
zontale stijfheid en de rotatiestijfheid:
[2]
tot
f
K
K
[3]
1 11
tot b fK KK =+
[4]
() 2 11 1
f xxKK K Hh
=+ +
[5]
f
tot
[4]
7
8
thema
Invloed bodem op demping hoogbouw 5 2016
75
Conclusies
Op basis van de hier gepresenteerde resultaten kan een aantal
conclusies worden getrokken:
- De interactie tussen constructie en bodem speelt een belangrijke
rol in de beschrijving van windtrillingen van hoge gebouwen.
- Op basis van de modellen volgt dat bij een slappe bodem de
demping in de fundering dominant is.
Het onderzoek is nog in volle gang. De resultaten tot nu zijn
deels afgeleid op basis van versimpelde aannamen over de
bodemeigenschappen en de modellering van de constructie. Het
onderzoek richt zich op een verdere validatie van het model met
aanvullende metingen. Op basis daarvan is het doel een eerste
voorspellingsmodel te geven voor de ontwerppraktijk.
?
?
REFERENTIES
1 Geurts, C, Bentum, C, van, Sanchez, S, Dijk, S, van, Demping
Hoogbouw Voorspeld, Cement 3 2015.
2 Jeary, A Designer's guide to the dynamic response of structures E&FN
SPON, London, UK, 1997.
3 Wolf, J. P., Deeks A. J., Cones to model foundation vibrations:
incompressible soil and axi-symmetric embedment of arbitrary
shape Soil, Dynamics and Earthquake Engineering 24, 2004.
Demping model van Jeary
Jeary stelt voor de demping op te bouwen uit twee delen. Een
deel dat de demping beschrijft bij lage amplitude en een deel
dat de demping beschrijft bij toenemende amplitude. De
demping bij lage amplitude, ook wel nul-amplitudedemping
genoemd, is gecorreleerd met de eigenfrequentie van het
gebouw en is onafhankelijk van de amplitude van de trilling. Het
gebouw gedraagt zich lineair en de achterliggende mechanismen
zijn materiaaldemping en constructiedemping. De demping bij
toenemende amplitude is gecorreleerd met de relevante afmeting
van het gebouw in de richting van de trilling en de hoogte van
het gebouw. De dempingmechanismen zijn scheurgroei en
wrijving. Omdat de metingen lineair gedrag laten zien, is in dit
artikel voor het voorspellen van de demping alleen
gebruikgemaakt van de nul-amplitudedemping.
9
Invloed bodem op demping hoogbouw 5 2016
Reacties