Aan de De Ruijterkade in Amsterdam, achter het station Amsterdam Centraal, is de realisatie van de IJboulevard bijna gereed. Een van de onderdelen van dit bijzondere project is een fietsenstalling. Bepalend in het ontwerpconcept van deze fietsenstalling was het volledig beheersen van de toprisico's. Dit heeft geleid tot een out-of-the-box-ontwerp, waarbij precisiewerk nodig was om de constructie op een complexe stedelijke locatie te realiseren.
'Maanlanding' achter station Amsterdam Centraal
IJboulevard (1): Ontwerp van de fietsenstalling
1 Inrijden afzinkelement van kade op ponton, foto: Van Hattum en Blankevoort
1
6? CEMENT 1 20 23
Project IJboulevard is een samen-
voeging van diverse ontwikkelin-
gen aan de IJ-zijde van station
Amsterdam Centraal, die worden
gerealiseerd op het grensvlak
van de De Ruijterkade en het IJ.
Hieronder vallen onder andere een fietsen-
stalling, een aanvaarbescherming, de inrich -
ting van de kade en de pontaanlandingen.
In 2015 heeft gemeente Amsterdam beslo-
ten deze onderdelen te integreren tot één
samenhangend project onder de noemer
IJboulevard. Aanleiding voor het project was het
aanleggen van een nieuwe aanvaarbescher-
ming om de Noord/Zuidlijn, de kapspanten
van het station en de achterliggende Michiel
de Ruijtertunnel voldoende te beschermen
tegen een calamiteitaanvaring vanaf het IJ
(fig. 2 en 3). Gedurende de planfase besloten ge-
meente en stakeholders om ook de fietsen-
stallingsproblematiek achter het station aan
te pakken. Dit heeft geleid tot het bouwen
van een onder water gelegen fietsenstalling
tussen de De Ruijterkade en de nieuw aan te
leggen aanvaarbescherming (fig. 3). In het project is tevens de niet afge-
bouwde bouwkuip aan de oostzijde van het
station geïntegreerd (het zogenoemde Water-
plein Oost, fig. 2), zodat deze deel uit kan
maken van de aanvaarbescherming. De fiet-
senstalling en de aanvaarbescherming wor-
den zodanig ingepast in de openbare ruimte,
dat het dak van de stalling en de vlonder op de aanvaarbescherming als boulevard zullen
worden gebruikt.
In dit artikel wordt het ontwerp van
de fietsenstalling toegelicht. Aanleiding en functie
fietsenstalling
Bij het station is een schrijnend tekort aan
fietsenstallingen. In de situatie voor de stal-
ling werden fietsen gestald op het fietsplat-
form aan de westkant en op de voormalige
fietspont direct achter het station (fig. 2). De
inrichting van deze stallingen oogde erg
rommelig. De nieuwe fietsenstalling vervangt
deze twee stallingen en creëert ruimte om
de fietsen onder water te stallen. Hierdoor
kan het dak van de fietsenstalling worden
ingericht als boulevard met vrij zicht over
het IJ. De nieuwe fietsenstalling heeft een
capaciteit voor ruim 4000 fietsen.
Randvoorwaarden
Met een lengte van 238 m, een verlopende
breedte van 17 m in het midden en 24 m aan
de uiteinden, oogt de fietsenstalling behoor-
lijk slank (fig. 4a). De kromming aan de
noordzijde wordt gedicteerd door de vorm
van het IJ en de vaarroute van de schepen.
Door de langgerekte vorm zijn vier entrees
noodzakelijk en twee beheerdersruimtes. De vereiste vrije ruimte tussen de fiet-
senstalling en de bestaande omgevingsob-
jecten (Pier 10 en de De Ruijterkade) is ten-
minste 300 mm. Daarnaast moet de totale
constructie aan de noordzijde buiten de
PROJECTGEGEVENS
project
IJboulevard
opdrachtgever
Verkeer Openbare Ruimte, gemeente Amsterdam
opdrachtnemer Van Hattum en Blankevoort architect
VenhoevenCS ontwerp
Van Hattum en Blankevoort
detailengineering Van Hattum en
Blankevoort, Wagemaker en Knüwer Bouwadvies
engineering en levering staalvezel beton NV Bekaert
brandveiligheid SGS Floriaanoplevering
februari 2023
Aan de De Ruijterkade in Amsterdam, achter het station Amsterdam Centraal, is de realisatie
van de IJ boulevard gereed. Een van de onderdelen van dit bijzondere project is een
fietsenstalling. Bepalend in het ontwerpconcept van deze fietsenstalling was het volledig beheersen van de toprisico's. Dit heeft geleid tot een out-of-the-box-ontwerp, waarbij
precisiewerk nodig was om de constructie op een complexe stedelijke locatie te realiseren.
CEMENT 1 2023 ?7
2 Bestaande situatie projectlocatie IJboulevard, foto: Jannes Linders, © Benthem Crouwel Architects3 Impressie IJboulevard, bron: VenhoevenCS
2
IR. ROEDER
SEWGOBIND
Sr. Ontwerpleider Van Hattum en Blankevoort
IR. SANDER DEN HERTOG
Hoofdconstructeur Van Hattum en Blankevoort
IR. MARC ROMANS HoofdconstructeurVan Hattum en Blankevoort
ING. ERIK DE ROOIJ PMSE
Constructeur Wagemaker auteurs
1)
station
Amsterdam Centraal
fietsplatform
De Ruijterkade
Waterplein Oost
Pier 10
fietspont
locatie zinktunnel Noord/Zuidlijn
3
1) Aan dit artikel hebben behalve de genoemde auteurs
bijgedragen: ir. Sandro Castellani (Specialist Geotechniek,
Van Hattum en Blankevoort) en
ing. Jaap van Vliet (Sr. Modelleur, Van Hattum en Blankevoort)
8? CEMENT 1 20 23
veiligheidsgrens van de scheepvaart blijven.
Deze randvoorwaarden, samen met de te
realiseren capaciteit van de stalling én het
verlopende bodemprofiel, zorgden voor
strenge toleranties aan de geometrie in de
ontwerp- en uitvoeringsfase (fig. 5).Ondanks een veranderlijke belasting
op het dak van 10 kN/m² en een permanente
waterdruk tegen de onderzijde van de vloer
van minimaal 44 kN/m², is voldaan aan de
voorwaarde om de ruimte in de fietsenstal-
ling vrij van kolommen te houden. Alleen ter
plaatse van de toegangssparingen zijn enkele
kolommen noodzakelijk. Deze zijn uit het
zicht gehaald door ze te integreren in de
wanden onder de trappen. Door het kolom-
loze ontwerp is de ruimte vrij indeelbaar en
daarmee toekomstvast. Met een inwendige
vrije hoogte van 3,5 m geeft dit kolomloze
ontwerp bovendien een adembenemende
ruimtelijke uitstraling aan de fietsenstalling
(foto 6).
Vervormingseisen
De fietsenstalling is gerealiseerd in een
complexe omgeving: direct tegen het station Amsterdam Centraal aan en midden in het
druk bevaren IJ. Daarnaast overkluist de
fietsenstalling halverwege de Noord/Zuidlijn-
tunnel. Omdat deformaties van de onder-
grond tijdens de bouw- en gebruiksfase van
de fietsenstalling zouden kunnen leiden tot
een onveilige situatie in de tunnel, zijn door
de opdrachtgever strenge eisen gesteld aan
de toelaatbare vervormingen van de tunnel.
Deze zijn maximaal 6 mm, waarbij er een
relatie is tussen de verticale- en horizontale
verplaatsing loodrecht op de tunnelas (fig. 7).
Deze eisen gelden voor een periode van 100
jaar en zijn inclusief de beïnvloeding door
een eventuele aanvaring van de aanvaarbe-
scherming. Ook voor de vervorming van de
kapspanten van het station, die aan de zijde
van de De Ruijterkade op een kistdam zijn
gefundeerd, zijn door de opdrachtgever
strenge eisen gesteld. Zo mogen de verticale
en horizontale verplaatsingen maximaal
respectievelijk 50 mm en 30 mm bedragen
gedurende een periode van 100 jaar. Voor
de verschilverplaatsing tussen twee kap-
spanten geldt een maximum van 10 mm
(fig. 8).
4 Bovenaanzicht (a) en langsdoorsnede (b) fietsenstalling
Ondanks de
grote belasting
op het dak en
een permanente
waterdruk tegen
de onderzijde
van de vloer, is
de fietsenstalling
vrij van kolom -
men gehouden
4a
4b
CEMENT 1 2023 ?9
5
6
5 Dwarsdoorsnede fietsenstalling en aanvaarbescherming met de randvoorwaarden6 Binnenzijde fietsenstalling, zonder kolommen, foto: Van Hattum en Blankevoort
Onvoorziene zaken in de
ondergrond
De projectlocatie kenmerkt zich door diverse
ontwikkelingen in de tijd. Zo lag op de pro-
jectlocatie tot eind 19e eeuw het historische
haven- en watergebied van Amsterdam,
waarna het Stationseiland is aangelegd.
Hierbij zijn toen veel objecten verwijderd
(onder andere 14 steigers/vingerpieren).
Niet bekend is of er eventueel restanten in
de ondergrond zijn achtergebleven. De mo-
gelijkheid dat er delen van deze constructies
in de ondergrond konden worden aangetrof-
fen, was een belangrijk uitgangspunt voor
het ontwerp en uitvoering van de fietsen-
stalling.
Ontwerpuitgangspunten en het
referentieontwerp
1?Tijdens de bouw én in de gebruikssituatie
van de objecten mogen de vervormingseisen
van de Noord/Zuidlijn-tunnel niet worden
overschreden.
2?
Bij het uitvoeren van het project én in de ge-
bruikssituatie mogen de vervormingseisen
v
an de kapspanten niet worden overschreden.
3?De fietsenstalling moet ook na een aanva-
ring veilig zijn functie kunnen vervullen.
4?Onvoorziene zaken in de ondergrond kun-
nen de ontwerp- en uitvoeringsplannen ne-
gatief beïnvloeden, waardoor projectkosten
kunnen stijgen en vertragingen kunnen ont-
staan.
10? CEMENT 1 20 23
Naast bovenstaande uitgangspunten moest
worden voldaan aan onderstaande eisen:
Duurzaamheid: minimale milieu-impact in
de ontwerpfase ten aanzien van hoeveelheid
toegepaste materialen en in de uitvoerings-
fase ten aanzien van milieuvriendelijk bou-
wen (zie artikel 'Duurzaamheid leidend bij
IJboulevard' uit Cement 2021/3).
Minimale omgevingshinder: uitvoerings-
plannen moeten passen binnen de vereiste
BLVC-kaders (Bereikbaarheid, Leefbaarheid,
Veiligheid en Communicatie) (zie artikel
'Hoe risicobeheersing leidt tot innovatieve
oplossing' uit Betoniek Vakblad 2022/2).
Het referentieontwerp voorzag in een geïnte -
greerde fietsenstalling en aanvaarbescherming
(
fig. 9), gefundeerd op ruim 150 trillingsvrije
buispalen. Deze constructie zou worden opge -
bouwd uit tien elementen van circa 23 m lang,
w
aardoor negen voegconstructies nodig zou -
den zijn. Voor de bouw was uitgegaan van het
toepassen
van een bouwkuip.
Risicobeheersend ontwerpen
In een intensief aanbestedingstraject is het
referentieontwerp dusdanig geoptimaliseerd
dat niet alleen de toprisico's volledig zijn
beheerst, maar ook is voldaan aan de eisen
met betrekking tot duurzaamheid en mini-
male omgevingshinder. Het aanbiedingsont-
werp is zonder enige aanpassing een-op-een
in uitvoering gebracht. Na een diepgaande technische analyse
van de risico's, was in de pre-kwalificatie
-
f
ase al besloten om de fietsenstalling en de
aanvaarbescherming constructief te ont-
koppelen (fig. 5). De ruimte tussen beide
constructies is daarbij zodanig gekozen,
dat bij een aanvaring altijd 500 mm vrije
ruimte (ontwerpuitgangspunt/robuustheid)
overblijft en de stalling daardoor nooit
wordt geraakt. Deze ontkoppeling leidt niet
alleen tot een duidelijke krachtsafdracht,
maar zorgt er ook voor dat de constructieve
veiligheid én de functionaliteit van de fiet-
senstalling bij een aanvaring gewaarborgd
zijn. Hiermee wordt risico R3 volledig be-
heerst.
Daarnaast was het onmiskenbaar dat de
interactie met de ondergrond en de omge-
ving sterk moest worden beperkt. Dat was
de reden om het aantal funderingspalen en
de paalbelastingen te minimaliseren en de
afstand tussen de palen en de omgevings-
objecten te vergroten. Immers:
1
H
et inbrengen van funderingselementen
(palen/damwanden) in de ondergrond ver-
groot het risico op negatieve beïnvloeding
van omgevingsobjecten.
2
N
egatieve beïnvloeding van de omge-
vingsobjecten kan worden beheerst door
afstand te creëren tussen de funderingspalen
en de omgevingsobjecten.
3
Reductie
van paalbelasting werkt risico-
verlagend t.a.v. vervormingen.
4
Minder
funderingselementen verkleint het
risico op het stuiten op onvoorziene objecten
in de ondergrond.
7
Door de
opdrachtgever
zijn strenge
eisen gesteld aan
de toelaatbare
vervormingen
van de Noord/
Zuidlijn-tunnel
en de kapspanten
7 Additionele vervormingseisen Noord/Zuidlijn-tunnel t.o.v. de nulmeting: (A) vervormingsgebied conform eis, (B) zelf opgelegde vervormings- gebied. De blauw
e stip geeft de berekende waarden aan van het definitief ontwerp; gemeten waarden tijdens bouw van de fietsenstalling
vielen binnen gebied B?8 Additionele vervormingseisen kapspanten op de De Ruijterkade t.o.v. de nulmeting: (A) vervormingsgebied conform eis, (B) zelf opgelegde
vervormings
gebied. De blauw
e stip geeft de berekende waarden aan van het definitief ontwerp; gemeten waarden tijdens bouw fietsenstalling vielen binnen gebied B
8
CEMENT 1 2023 ?11
5 Minder funderingselementen verkleint
het aantal uitvoeringshandelingen op de
bouwlocatie en daarmee ook het aantal po-
tentieel onveilige situaties.
Bovenstaande inzichten hebben geleid tot
een aantal wijzigingen ten opzichte van het
referentieontwerp:
a
Er
is geen bouwkuip gemaakt. De fietsen-
stalling is op een voorbouwlocatie voorbereid
en getransporteerd naar de bouwlocatie en
vervolgens afgezonken op de reeds aange-
brachte palen. Deze keuze had als voordeel
dat zoveel mogelijk bouwactiviteiten op de
voorbouwlocatie kon worden uitgevoerd en
daardoor de hinder voor de omgeving kon
worden beperkt (zie eerder genoemde
Betoniek-artikel).
b
De af
stand tussen de palen en de kistdam
is verruimd van 2 m naar 4,5 m.
c
De af
stand tussen de palen en de Noord/
Zuidlijn-tunnel is vergroot van 4 m naar 18 m
(de fietsenstalling overkluist de Noord/Zuid-
lijn-tunnel, fig. 4).
d
H
et gewicht van de fietsenstalling is geop-
timaliseerd door het dak uit te voeren met
stalen liggers met een betonnen druklaag en
door de (inwendige) hoogtemaat van de stal-
ling te balanceren met de opwaartse water-
druk. Hierdoor was het mogelijk het aantal
buispalen te reduceren van 150 naar 72 stuks.
Door de grotere h.o.h.-afstanden van de palen was het mogelijk een flexibiliteitszone in te
bouwen in de vloer van de fietsenstalling,
waarbinnen de palen eventueel verschoven
konden worden bij het tegenkomen van een
obstakel in de ondergrond.
e
H
et aantal afzinkelementen is van tien
naar drie teruggebracht. Hierdoor is het
aantal voegconstructies teruggebracht van
negen naar twee, waardoor de kans op
mogelijke lekkages sterk is gereduceerd.
Met het geoptimaliseerde ontwerp- en uit-
voeringsplan (fig. 4 en 5) is ruim voldaan
aan de vervormingseisen (risico's R1 en R2).
De ontkoppeling van de fietsenstalling en
de aanvaarbescherming heeft geleid tot het
volledig beheersen van risico R3. Door het
reduceren van het aantal palen samen met
de flexibiliteitzone is het risico op obstakels
volledig beheerst (risico R4). Het minimale
materiaalverbruik heeft sterk bijgedragen
aan de duurzaamheidseisen en heeft de
gekozen uitvoeringsmethode de omgevings-
hinder significant vermindert.
Overwogen varianten? Varianten om de
fietsenstalling volledig als een drijvend object
uit te voeren of op staal te funderen, bleken
onder gegeven omstandigheden technisch en
financieel niet aantrekkelijk te zijn. Echter,
in het gekozen ontwerp is de constructie
nagenoeg drijvend bij permanente belasting
9
9 Referentieontwerp fietsenstalling en aanvaarbescherming geïntegreerd 12? CEMENT 1 20 23
in de gebruikssituatie. Er heerst dan een
funderingsdruk op paalkopniveau van circa
1 kPa. In extreme omstandigheden treden in
de palen wel forse druk- en trekkrachten op.
Definitief constructief ontwerp
In het definitieve ontwerp is de fietsenstal-
ling in drie afzinkelementen opgesplitst
(element West 90 m, element Noord/Zuidlijn
71 m en element Oost 77 m), waarbij het
middelste element de Noord/Zuidlijn over-
kluist. Tussen de elementen is een dilatatie-
voeg aanwezig, waardoor de elementen
onafhankelijk van elkaar kunnen vervormen
(fig. 4). Een vulling in de voegconstructies
zorgt ervoor dat wel drukkrachten van het
ene op het andere element kunnen worden
overgebracht (fig. 10). De vloer en wanden
zijn uitgevoerd in gewapend beton en op de
voorbouwlocatie is op de wanden een staal-
betonnen dak aangebracht. Het dak bestaat uit stalen hoofdliggers (HEB700/800/900) waarop een geprofileerde
stalen plaat en een betonnen druklaag is
toegepast. De druklaag en de liggers zijn ge-
koppeld door middel van stiftdeuvels. De
stalen plaat fungeert als bekisting voor de
betonnen druklaag. Alle stalen hoofdliggers
zijn ter plaatse van inkassingen in de wanden
op rubberen oplegblokken opgelegd (foto 11).
Bij de elementen West en Oost is aan
de uiteinden van de hoofdliggers een stalen
balk (HEB200) aanwezig die dient als trek-
verbinding (fig. 12). Deze neemt de horizon-
tale kracht op die door het circa 3,5 m lange
overstek van de vloer/wanden ten opzichte
van de palenrijen ontstaan (fig. 5). De
betonnen druklaag kon hierdoor los van de
wanden worden gehouden (fig. 13), waar-
door de inwendige krachten in het dek
beperkt bleven en deze licht kon worden
uitgevoerd. Omdat de elementen West en
Oost over de gehele lengte op palen zijn
gefundeerd, was een integrale verbinding
Het referentie-
ontwerp is
dusdanig geop-
timaliseerd dat
de vier toprisico's
volledig zijn
beheerst en is
voldaan aan
eisen met
betrekking tot
duurzaamheid
en omgevings-
hinder
11
10
10 Voegconstructie in de vloer tussen twee elementen
11 (A) stijlen voor de kopschot, (B) dakliggers met stiftdeuvels, (C) wapening op de geprofileerde stalen plaat,
(D) gestorte dek en (E) oplegdetail ligger/wand, foto: Van Hattum en Blankevoort
A
B
C
E
D
CEMENT
1 2023 ?13
dak/wand bij deze elementen niet nodig.Ter plaatse van het element Noord/
Zuidlijn is wel gekozen voor een integrale
verbinding tussen het dak en de wanden
(fig. 14). Dit aangezien dit element alleen aan
de uiteinden op palen is gefundeerd (fig. 4) en
zich daardoor als een koker
v
ormige brug-
constructie gedraagt. Op deze wijze kan het
dak fungeren als een op druk of trek belaste
bovenflens van een koker
v
ormige element.
Slim beheersen van scheurvorming? Het
voorkomen van watervoerende scheuren in de betonconstructie in de transport- en
eindfase was een belangrijk aandachtspunt.
Om de scheurwijdte in de constructie te
beheersen is met name in de wanden een
combinatie van traditionele wapening en
staalvezels toegepast (type DRAMIX 5D
65/60GG). Door het toevoegen van 25 kg
staalvezels per m³ beton was aanzienlijk
minder langswapening nodig en kon de
maximaal optredende scheurwijdte worden
teruggebracht van 0,2 mm tot 0,12 mm. In
de veelal maatgevende transportfase zijn
dan ook geen noemenswaardige scheuren
Resultaten uit
een 3D-model
en een langs-
krachtenanalyse
komen samen in
de uitwerking
van de paal/
vloer verbinding
12 Oplegdetail en trekverbinding bij de elementen West en Oost
13 Oplegdetail dak op wand bij de elementen West en Oost
trekverbinding
betonnen dak
afwerking
hoofdligger
oplegging
hoofdligger betonnen
wand
12
13
14? CEMENT 1 20 23
opgetreden. De reductie van de traditionele
wapening had ook een gunstig effect op de
duurzaamheidseisen.
Flexibiliteitszones? De afzinkelementen zijn
grotendeels voor het aanbrengen van de
palen voorgebouwd. Zoals eerder benoemd,
is door het aanbrengen van flexibiliteitszones
in de vloer rekening gehouden met afwij-
kende paalposities. Om de krachten uit de
afwijkende paalposities op te kunnen van -
gen, is in deze zones extra wapening (o.a.
T-head-staven) aangebracht. In de bouwfase
is dit in een aantal gevallen nodig gebleken.
Rekenmodellen en krachtswerking
Voor het bepalen van de verticale paalreac-
ties en de krachtswerking in de vloer, de
wanden en de liggers van het dak, is per
element een 3D-rekenmodel opgesteld in
SCIA-engineer. Door de relatief grote lengte
van de afzinkelementen hebben opgelegde
vervormingen ten gevolge van krimp en
temperatuurwisselingen veel invloed gehad
op de krachtswerking. In het horizontale
vlak zijn de vervormingen daarom bepaald
op basis van een langskrachtenanalyse, waar-
in de palen en afzinkelementen gemodel-
leerd zijn als staafelementen. Ten opzichte
van de 3D-modellen geeft deze vereenvou-
digde modellering snel inzicht in de onder-
linge voegvervormingen tussen de elementen
en de vervormingen van en krachtswerking
in de palen. De resultaten uit het 3D-model en de
langskrachtenanalyse komen samen in de
uitwerking van de paal/vloer-verbinding.
Met de verticale reacties uit het 3D-model
is de invloed van tweede-orde-effecten in
rekening gebracht op de vervormingen en
krachten die volgen uit de langskrachten-
analyse.
Verbinding palen
Voor de belastingoverdracht tussen afzink-
elementen en palen is gekozen voor schar-
nierende verbindingen (fig. 15 en fig. 16). Dit
vereenvoudigt niet alleen de krachtswerking
in de verbinding (geen buigende momenten),
maar ook de totale uitvoering (zie ook eer-
der genoemd Betoniek-artikel). Door het be-
perkte eigen gewicht van de elementen en
de opwaartse waterdruk is de verticale paal-
reactie, afhankelijk van de belastingcombi-
natie, een normaaltrek- of drukkracht. Bij
een drukkracht rusten de elementen op de
permanente oplegblokken op de bovenzijde
van de palen. Trekkrachten worden overge-
dragen door GEWI-ankers (korte GEWI-
staven met schroefdraad en ankerplaten), die
zijn voorgespannen om te voorkomen dat de
elementen bij een opwaartse belasting los-
komen van de oplegblokken. De afdracht
van deze normaalkrachten naar de buispalen
vindt plaats via een gewapende betonprop
en stalen ringen (zogenoemde knaggen) die
gelast zijn aan de binnenkant van de buis-
paal (fig. 16).
14 Monoliete verbinding dak/wand van het element Noord/Zuidlijn
MEER IN CEMENT E N
BETONIEK
Zowel in Cement als in Betoniek
is eerder een artikel verschenen
over het project IJboulevard:
'Duurzaamheid leidend bij
IJboulevard' uit Cement 2021/3;
'Hoe risicobeheersing leidt
tot innovatieve oplossing' uit
Betoniek Vakblad 2022/2.
In twee vervolgartikelen in
Cement wordt ingegaan op het
ontwerp van de aanvaarbe-
scherming en op de uitvoering.
14
CEMENT 1 2023 ?15
De maatgevende horizontale dwars-
kracht in de verbinding volgt uit de vervor-
mingen van de elementen die door de zijde-
lings gesteunde palen worden verhinderd, en
door de waterdruk tegen de uiteinden van de
buitenste elementen. Deze dwarskrachten
worden op de palen overgedragen door koker-
vormige stalen doken. In deze doken zijn de
GEWI-staven opgenomen, die daarin vrij
kunnen transleren. De optredende hoekverdraaiingen
tussen onderzijde afzinkelement en boven-
zijde palen zijn bij de uitwerking van de
dook, het GEWI-anker en het oplegblok in
rekening gebracht. Door de buigstijfheid van
deze drie onderdelen samen, is de verbin-
ding in werkelijkheid niet zuiver scharnie-
rend en treedt er in deze onderdelen enige
momentwerking op. Dit heeft geleid tot een
iteratief rekenproces om de drie onderdelen
te dimensioneren. Globale uitvoeringsmethode
Zoals eerder is aangegeven, zijn de drie
afzinkelementen geprefabriceerd op een
voorbouwlocatie (Westelijke havengebied,
Amsterdam). Na productie zijn de elemen-
ten op een afzinkponton gereden (foto 1), te
water gelaten, naar de bouwlocatie aan de
De Ruijterkade gevaren en vervolgens afge-
zonken op de reeds aangebrachte funderings-
palen. Nadat de aansluiting paal en onder-
kant vloer waterdicht was, is de definitieve
paalverbinding gerealiseerd. Vervolgens zijn
de voegconstructies aangebracht.
Invloed van de transportfase op
de afzinkelementen
De vier maatgevende stappen tijdens het
transporteren van de afzinkelementen zijn
weergegeven in figuur 17 (zie ook eerder ge-
noemd Betoniek-artikel). Elke transportstap
is een belastingsituatie waarop de afzinkele-
15 Doorsnede fietsenstalling t.p.v. mootvoeg: (A) de De Ruijterkade, (B) druklaag dak, (C) stalen dakliggers,
(D) wand, (E) vloer, (F) mootvoeg, (G) paalverbinding, (H) bekisting voor mootvoeg en (I) voegvulling PE-HD 16 Paalkopdetail fietsenstalling
15 16
16? CEMENT 1 20 23
menten zijn getoetst. In het nu volgende zijn
de bijzonderheden bij deze vier stappen be-
noemd:
STAP 1: Afzinkelementen transporteren van
de voorbouwlocatie naar het afzinkponton
Bij de eerste stap, waarbij de afzinkelemen-
ten met SPMT's (zelfrijdende voertuigen)
werden vervoerd van de voorbouwlocatie
naar het afzinkponton, waren de torsie-
krachten (wringing) in de constructie maat-
gevend. De afzinkelementen West en Oost
hebben een asymmetrische vorm, waarbij
wanden en dak zoals gezegd niet monoliet
verbonden zijn. Hierdoor liggen de buig- en
torsiestijfheden van de elementen lager dan
bij een symmetrische kokervormige door-
snede, zoals bij het Noord/Zuidlijn-element
het geval is. Dit zorgde ervoor dat bij het
oppakken deze elementen om de lengteas
tordeerden. Bij het Noord/Zuidlijn-element
waren de vervormingen door de nagenoeg
symmetrische vorm en kokervormige door-
snede veel kleiner.
STAP 2: Rijden van de afzinkelementen op
het afzinkponton?
De tweede stap, waarbij
de afzinkelementen ingereden werden op
het afzinkponton (foto 1), was kritiek voor de
betonnen constructie vanwege de vervor-
mingsinteractie tussen constructie en pon-
ton. De elementen mochten geen watervoe-
rende scheuren vertonen, maar ook het
ponton moest stabiel blijven. Door de ge-
deeltelijk gevulde ballasttanks van het pon-
ton lag het ponton initieel in langsrichting
hol of bol en lagen daardoor de opleggingen
voor de afzinkelementen op het ponton niet
op dezelfde hoogte. Bij het inrijden van de
elementen op het ponton was deze situatie een opgelegde vervorming voor het betref-
fende element. Bij het verder ballasten van
het ponton veranderden de vervormingen
van het ponton voortdurend. Deze vervor-
mingen moesten binnen de opneembare
deformaties van de elementen blijven. Voor
het afzinkelement Noord/Zuidlijn was deze
stap het meest kritiek. Door de kokervorm
is dit element relatief stijf waardoor een op-
gelegde vervorming meer impact heeft op
de interne krachtswerking.
STAP 3: Ponton laten afzinken en de
afzinkelementen laten drijven?
In de derde
stap werd het ponton afgezonken en door de
opwaartse waterdruk kwamen de elementen
los van de opleggingen en gingen vervolgens
drijven. Om tijdens het varen van de elemen -
ten naar de bouwlocatie deze nagenoeg hori-
zontaal te houden, is de asymmetrische lig-
ging van het zwaartepunt van de elementen
g
ecorrigeerd door het plaatsen van ballast
(big bags, foto 18) op de vloer van de elemen -
ten. Om de stabiliteit van de elementen tij-
dens het varen te waarborgen, is onder an-
dere de invloed van golfslag in rekening
g
ebracht. Hierbij is lokaal in het midden of
aan beide uiteinden een hogere waterdruk
tegen de bodem in rekening gebracht.
STAP 4: Afzinken van de elementen op de
funderingspalen?
In de vierde stap, waarbij
de elementen werden afgezonken op de palen,
was extra ballast in de elementen geplaatst.
Daarnaast werden de watertanks op het dak
van de elementen gevuld met water. Een be-
langrijke randvoorwaarde hierbij was dat de
elementen gelijkmatig zouden zakken en
landen op de palen. Nadat de elementen op
de palen waren geland, is om voldoende
17 Maatgevende stappen tijdens het transporteren van de elementen
17
CEMENT 1 2023 ?17
druk te houden op de tijdelijke waterafdich-
tende opleggingen ('de donut-opleggingen',
fig. 15) meer ballast in de vorm van big bags
aangebracht in de elementen. Met niet-line-
aire rekenmodellen is onderzocht waar de
big bags moesten worden geplaatst om op
alle opleggingen voldoende druk te houden.
Daarbij is rekening gehouden met een ver-
schil in oplegniveau van +/- 10 mm. Om zeker
te zijn van een waterdichte aansluiting én
om overbelasting van palen te voorkomen,
waren de bouwtoleranties voor het afwerk-
niveau van de opleggingen en afwerking
van de onderkant van de vloer gesteld op
+/- 2,5 mm. Stap vier was de meest spannende
stap in het bouwproces, omdat een water-
dichte aansluiting noodzakelijk was om de
paal/vloer-verbinding te realiseren conform
plan.Ook deze stap is met het noodzakelijke
precisiewerk heel goed verlopen. Het plaatsen
van de elementen op de palen werd daarom
gezien als een 'maanlanding' in het IJ achter
station Amsterdam Centraal.
De transportfase vroeg om een intensieve
samenwerking tussen het ontwerp- en uit-
voeringsteam. Door continue afstemming is de bandbreedte bepaald waarbinnen het
proces gecontroleerd kon plaatsvinden. Dit
heeft ertoe geleid dat het transporteren en
afzinken van de elementen binnen de gestel-
de tijd en bandbreedte is verlopen.
Out-of-the-box-ideeën
Door vroeg in het aanbestedingstraject de
risico's goed te doorgronden én inhoudelijke
verdiepingsslagen met de juiste specialisten
te maken, is het mogelijk geweest om met
out-of-the-box-ideeën en durf de risico's van
het project volledig te beheersen. Na de aan-
bestedingsfase is de focus van het ontwerp-
en uitvoeringsteam op het plan ongewijzigd
gebleven. Dit heeft ertoe geleid dat de afzink-
elementen van de fietsenstalling zonder
schade, binnen de vereiste toleranties, tijdig
op de funderingspalen konden worden ge-
plaatst voor verdere afbouw. Het project
IJboulevard is in februari 2023 opgeleverd.
18
18 Ballast op de vloer van de afzinkelementen, in de vorm van met grind gevulde big bags, foto: Van Hattum en Blankevoort 18? CEMENT 1 20
23
Aan dit artikel hebben behalve de genoemde auteurs bijgedragen: ir. Sandro Castellani (Specialist geotechniek, Van Hattum en Blankevoort) en ing. Jaap van Vliet (Sr. Modelleur, Van Hattum en Blankevoort).
Project IJboulevard is een samenvoeging van diverse ontwikkelingen aan de IJ-zijde van station Amsterdam Centraal, die worden gerealiseerd op het grensvlak van de De Ruijterkade en het IJ. Hieronder vallen onder andere een fietsenstalling, een aanvaarbescherming, de inrichting van de kade en de pontaanlandingen. In 2015 heeft gemeente Amsterdam besloten deze onderdelen te integreren tot één samenhangend project onder de noemer IJboulevard.
Aanleiding voor het project was het aanleggen van een nieuwe aanvaarbescherming om de Noord/Zuidlijn, de kapspanten van het station en de achterliggende Michiel de Ruijtertunnel voldoende te beschermen tegen een calamiteitaanvaring vanaf het IJ (foto 1 en fig. 2).
Gedurende de planfase besloten gemeente en stakeholders om ook de fietsenstallingsproblematiek achter het station aan te pakken. Dit heeft geleid tot het bouwen van een onder water gelegen fietsenstalling tussen de De Ruijterkade en de nieuw aan te leggen aanvaarbescherming (fig. 2).
In het project is tevens de niet afgebouwde bouwkuip aan de oostzijde van het station geïntegreerd (het zogenoemde Waterplein Oost, foto 1), zodat deze deel uit kan maken van de aanvaarbescherming. De fietsenstalling en de aanvaarbescherming worden zodanig ingepast in de openbare ruimte, dat het dak van de stalling en de vlonder op de aanvaarbescherming als boulevard zullen worden gebruikt.
In dit artikel wordt het ontwerp van de fietsenstalling toegelicht.
Reacties