Bij de bouw van bruggen en viaducten kunnen verschillende bouwmethoden en materialen worden overwogen zoals beton, staal of staal-beton. De keuze wordt gebaseerd op een aantal afwegingen, zoals vormgeving, gebruiksdoel, geometrische randvoorwaarden, omstandigheden op de bouwplaats, de ervaring van opdrachtgever en opdrachtnemer en de economie. Ook de cultuur van het land kan een belangrijke rol spelen.
20
thema
Materiaalkeuze
bruggen en
viaducten
1
Wanneer kiezen voor beton, staal of staal-beton in de infrastructuur?
thema
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013
21
De materiaalkeuze voor bruggen en viaducten in de infrastruc-
tuur is feitelijk ruimer dan alleen beton, staal of staal-beton.
Deze constructies zijn immers ook mogelijk in hout, steen en
composieten (kunststof ). Voorbeelden daarvan zijn de houten
bruggen bij Sneek, diverse lichtgewicht composiet fiets- en voet-
gangersbruggen en ook de composiet beweegbare verkeersbrug
in Oosterwolde. 'Echte' gemetselde stenen bruggen werden hier
vroeger wel gebouwd, maar zijn inmiddels grotendeels vervan-
gen door een betonnen brug met een stenen bekleding.Bij betonnen bruggen is sprake van twee verschillende typen:
de uit prefab liggers opgebouwde brug, en de brug van ter
plaatse gestort beton. Beide zijn weliswaar van beton, maar
verder zijn de verschillen groot.
Achtereenvolgens worden nu de diverse criteria besproken.
Hierbij gaat het om de keuze tussen brugtype, bouwmethode
en materiaal.
Vormgeving
Vormgeving is in de loop van de tijd een steeds belangrijkere rol
gaan spelen bij het ontwerp van bruggen. Daarbij zijn de opdrach-
ten gaandeweg verschoven van RAW-besteksoplossingen naar
Design&Construct-oplossingen (D&C). Bij veel van deze D&C-
projecten moet de vormgeving voldoen aan een ambitiedocu-
ment. Dit is een document dat in opdracht van de opdrachtgever
is opgesteld door een architectenbureau waarin (strakke) richtlij-
nen worden gegeven waar de vormgeving aan moet voldoen.
De ontwerpvrijheid van de opdrachtnemer wordt hierdoor
soms behoorlijk beperkt, waardoor economischere oplossingen
niet kunnen worden aangeboden. Geen enkele potentiële
Bij de bouw van bruggen en viaducten kunnen
verschillende bouwmethoden en materialen worden
overwogen zoals beton, staal of staal-beton. De keuze
wordt gebaseerd op een aantal afwegingen, zoals
vormgeving, gebruiksdoel, geometrische randvoorwaarden,
omstandigheden op de bouwplaats, de ervaring van
opdrachtgever en opdrachtnemer en de economie. Ook de
cultuur van het land kan een belangrijke rol spelen.
ir. Hans Galjaard RO
Volker InfraDesign bv 1
Tweede stadsbrug Nijmegen, boogbrug over de Waalfoto: Thea van den Heuvel / DAPh2 Burgemeester Letschertbrug over Wilhelminakanaal, Tilburgfoto: Carel Kramer Fotografie
2
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013 22
thema
de keuze tussen ter plaatse gestort of prefab. Zo zijn de smalle
naden tussen prefab liggers wel eens aanleiding om te kiezen
voor een duurdere ter plaatste gestorte constructie.
Er zijn voorbeelden waarbij gunning feitelijk is bepaald door
het architectonisch ontwerp van de opdrachtnemer, zoals de
tweede stadsbrug Nijmegen over de Waal (foto 1) en de Burge-
meester Letschertbrug bij Tilburg (foto 2). Daarbij moet een
balans worden gevonden tussen enerzijds een economische
oplossing en anderzijds het (virtuele) voordeel dat wordt toege-
kend op basis van de architectuur van het ontwerp.
Toch bestaat er in het aanbiedingsontwerp vaak wat grotere
vrijheid in de materiaalkeuze, ook al is de vormgeving in het
ambitiedocument strak omlijnd. Door bijvoorbeeld een bekle-
ding aan te brengen, kan het uiterlijk van de brug worden
aangepast door het zicht op de eigenlijke draagconstructie te
ontnemen. Bij de brug in de A50 over de Zuid-Willemsvaart bij
Veghel verhult de roestvrijstalen huid bijvoorbeeld dat het hier
gaat om een staal-betonbrug. En de kunststof schalen bij de
Burgemeester Letschertbrug in Tilburg verhullen dat de
verkeersbrug bestaat uit prefab betonnen liggers met verschil-
lende constructiehoogten in hoofd- en eindveld.
Brugtype en gebruiksdoel
Bij bruggen worden vele typen onderscheiden, zoals een beweeg -
bare brug, plaatbrug, liggerbrug, kokerbrug, tuibrug, boogbrug of
trogbrug. Elk brugtype heeft zowel qua constructievorm als
constructiemateriaal zijn eigen mogelijkheden en beperkingen.
De keuze voor het type brug is mede afhankelijk van het soort
verkeer op die brug. Zo bouwt men tegenwoordig geen trog-
bruggen meer voor wegverkeer (zoals die nog wel in de A44
liggen), maar is dit wel een succesvol brugtype voor spoorver -
keer. Een vermeldenswaardige nieuwe ontwikkeling zijn hier de
opdrachtnemer riskeert immers een ongeldige inschrijving
door niet aan een ambitiedocument te voldoen. De opdracht-
nemer moet met zijn eigen architect dus weloverwogen keuzes
maken om tot een winnende opdracht te komen.
Stalen bruggen of staal-betonbruggen vallen op deze wijze vaak
op voorhand af, bijvoorbeeld omdat een min of meer 'betonui-
terlijk' wordt gevraagd. Feitelijk ligt de keuze voor het materiaal
dan al vast op basis van het ambitieniveau. Dit geldt ook voor
3
4
23
hoogteverschillen en zodoende belang hebben bij een geringe
constructiehoogte.
Echt massieve plaatvormige bruggen, zoals de bruggen over de
nieuwe Zuid-Willemsvaart rond 's-Hertogenbosch, worden altijd
in beton uitgevoerd. De meeste plaatvormige bruggen zijn echter
niet massief en kunnen dus ook goed in andere materialen, zoals
kunststof, staal of staal-beton, worden uitgevoerd. Hierbij kan een
huidelement voor een gesloten onderkant zorgen.
Een brede verkeersbrug met grote overspanning kan worden
uitgevoerd als kokerbrug waarbij de overstekken worden
ondersteund door drukschoren (brug in A2 bij Vianen). De
drukschoren zijn echter alleen effectief boven een bepaalde
helling, waarvoor de koker voldoende hoog moet zijn. Hier zijn
breedte en constructiehoogte dus ook in zekere mate van elkaar
afhankelijk. Kokerbruggen kunnen in principe worden ontwor-
pen in beton, staal en staal-beton. Ze zijn ook in kunststof en
aluminium mogelijk.
Ook tui- en boogbruggen lenen zich voor uitvoering in veel
materialen, al wordt de boog van een boogbrug meestal in staal
uitgevoerd. In de loop van de tijd treden echter verschuivingen
op. Zo wordt naast de stalen tuibrug bij Ewijk nu een nieuwe
tuibrug gebouwd in beton.
Beweegbare bruggen worden zo licht mogelijk geconstrueerd
en worden daarom vaak uitgevoerd in staal. Naast staal
behoren ook aluminium (Westerdoksbrug in Amsterdam) en
kunststof (Hoofdbrug in Oosterwolde) tot de lichtgewicht
mogelijkheden.
Ten slotte is ook de horizontale en verticale boogstraal van het
kunstwerk van belang. Hier is bij ter plaatse gestorte construc-
ties nog net iets meer mogelijk dan bijvoorbeeld bij prefab. Bij
het dubbelgekromde viaduct in de Schokkerringweg bij Ens
over de N50 zijn om die reden bijvoorbeeld geen prefab liggers
toegepast.
trogvormige bruggen in ultra-hogesterktebeton voor bruggen
voor langzaam verkeer, zoals de Pont du Diable in Villa
Navarra/Le Muy in Frankrijk, of de modulaire brug aan de
Hoekersingel in Rotterdam [2] (foto 3). Voor dit type bruggen
worden ook regelmatig houten en kunststof bruggen toegepast.
Met name spoorverkeer stelt een aantal specifieke eisen aan
bruggen, zoals een vrij grote stijfheid en een kleine constructie-
hoogte. Daarom zijn tuibruggen alleen geschikt als spoorbrug
als er een stijve ligger wordt toegepast (Øresund brug tussen
Denemarken en Zweden). Boogbruggen daarentegen zijn zeer
geschikt als spoorbrug door de grote stijfheid en kleine
constructiehoogte (constructiehoogte is hierbij de afstand van
onderzijde brug tot bovenzijde rijdek).
Geometrische randvoorwaarden
De geometrische randvoorwaarden bepalen de hoofdafmetingen
van de constructie. Naast (gewenste) overspanningen en de beno-
digde breedte zijn ook het verticaal en horizontaal alignement,
alsmede de maximaal mogelijke constructiehoogte, van belang.
Elke range aan overspanningen kent een aantal typen construc-
ties die zich hier het beste voor lenen. Zo genieten betonnen
prefab liggers bij overspanningen tot circa 65 m de voorkeur en
worden tuibruggen in het algemeen pas ingezet bij overspan-
ningen boven de circa 120 m.
Ook de benodigde breedte en de constructiehoogte van de
constructie spelen een rol. Voor een breed wegviaduct met een
niet al te grote overspanning is een (prefab) plaatviaduct een
geschikte oplossing, omdat hierbij een vlak brugdek wordt
gekoppeld aan een beperkte constructiehoogte. Bij een spoor-
viaduct zal regelmatig een trogbrug worden overwogen, omdat
treinen voldoende hebben aan een krap profiel van vrije
ruimte, maar meer moeite hebben met het overwinnen van
5
3
Modulaire brug aan de
Hoekersingel in UHSB,
Rotterdam
foto: Peter Buitelaar4 Viaduc de Verrières in
staal-beton over een
180 m diep dal
foto: Jaques Mossot
(www.structurae.de)
5 Monteren liggers
Westrandweg boven
Basisweg met launching
girder Hercules,
Amsterdam
foto: Rinze Heida / Van Hattum
en Blankevoort
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013
24
6
6 Dintelhavenbrug voor wegverkeer gebouwd als vrijevoorbouwbrug
7 Prins Clausbrug, staal-beton tuibrug over het Amsterdam-Rijnkanaal, Utrecht
foto: Jan Carel van Eijk
prefab beton. Voor een viaduct over een diep dal in Frankrijk
(foto 4), met grote afstanden tussen de (hulp)steunpunten (tot
180 m), wordt logischerwijs gekozen voor de schuifmethode.
Het is vanzelfsprekend dat soortgelijke afwegingen ook boven
water gelden; ook daar zal men tegenwoordig meestal een
methode kiezen waarvoor tijdens de bouw zo min mogelijk
ondersteuningen in het water nodig zijn. Een dergelijke afwe-
ging geldt echter ook bij bouwen boven slappe grond. Wanneer
hier immers de bekisting op maaiveld wordt geplaatst, dan zal
deze tijdens het storten en verharden van het beton gaan
zakken, waardoor schade aan het verhardende beton kan
ontstaan. De bekisting moet in zo'n situatie dus worden opge-
legd op onderheide punten, of anders moet worden gekozen
voor een andere bouwmethode, zoals prefab beton of staal.
Bij voldoende repetitie in het bouwwerk kan men ervoor kiezen
een ondersteuningsconstructie voor de bekisting te maken die
met het werk meebeweegt, zodat men toch in situ kan bouwen.
Voorbeelden hiervan zijn het HSL-viaduct bij Bleiswijk, de
Utrechtboog en de fly-over Kerensheide. Ook bij prefab kunnen
hulpconstructies worden ingezet om de montage te vereenvoudi-
gen, zoals bij de Zeelandbrug en het viaduct in de Westrandweg
(foto 5) boven de Basisweg in Amsterdam. De omstandigheden op de bouwplaats
(bouwmethode)
De omstandigheden op de bouwplaats hebben grote invloed op
de te kiezen bouwmethode en daarmee vaak ook op het type
brug. Bepalend voor de (economische) haalbaarheid voor ter
plaatse (in situ) gestort beton zijn de kosten van de ondersteu-
ningsconstructie van de bekisting. Deze zullen bij een slappe
ondergrond, boven water of op grote hoogte veel hoger zijn dan
bij een voldoende draagkrachtige bodem die tijdens het verhar -
den geen zetting zal ondergaan en waarbij kan worden volstaan
met een relatief eenvoudige steigerconstructie.
Naast in situ bouwen bestaat er een groot scala aan alternatieve
bouwmethoden, variërend van het in prefab onderdelen
monteren van de constructie, het vanuit een steunpunt uitbou-
wen (vrije voorbouwmethode), vooruitschuiven tijdens de
bouw (schuifmethode), tot aan het in één keer op zijn plaats
brengen van de complete constructie. Vrijwel alle bouwmetho-
den zijn in de afgelopen 50 jaar wel eens in Nederland toege-
past. Nationale gewoonten spelen daar echter ook een rol bij;
daar wordt later in dit artikel op ingegaan.
Duidelijk zal zijn dat de voorkeur bij een viaduct over een
drukke verkeersweg of spoorweg in veel gevallen uitgaat naar
thema
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013
25
7
plaatse gestort beton. Wellicht was er in hetzelfde geval in
Frankrijk voor gekozen de viaducten als staal-betonconstructie
uit te voeren en deze over de weg te schuiven.
In Frankrijk is schuiven sowieso een populaire bouwmethode
voor staal-betonbruggen; men schuift er bijvoorbeeld ook
constructies met een gebogen onderrand.
Economie
De keuzes voor constructietype en materiaal zullen primair
worden gebaseerd op de economisch meest voordelige
inschrijving: de laagste prijs, rekening houdend met een even-
tuele bonus voor bijvoorbeeld architectuur of tijd benodigd
voor de realisatie. Het hoeft dus niet noodzakelijkerwijs de
goedkoopste oplossing te zijn die wordt gekozen; vrij veel
projecten worden momenteel op de EMVI-score verworven.
Bij de keuze spelen ook de lifecycle-kosten een steeds belang-
rijkere rol. Hierdoor zijn niet alleen de initiële stichtingskos-
ten van belang, maar ook de kosten die gedurende de levens-
duur worden gemaakt aan beheer en onderhoud. Daarbij zijn
twee kosten dominant: de kosten voor onderhoud aan voeg-
overgangen en de kosten voor het verduurzamen.
Bij integraalbruggen worden de voegovergangen achterwege
gelaten, zodat hier geen onderhoud meer nodig is. De totale
lengte van integraalbruggen is echter beperkt tot circa 90 m.
Bovendien leent niet elk brugtype zich evengoed om als inte-
graalbrug te worden uitgevoerd.
Staal en staal-betonbruggen kunnen door aluminiseren lang-
durig worden verduurzaamd, waarbij deze zonder verdere
coating 30 tot 50 jaar worden beschermd [1]. Toch lijken deze
op dit punt nog steeds minder goed te scoren dan betoncon-
structies, die in toenemende mate niet vrij blijken te zijn van
onderhoud.
Ervaring
De ervaring van opdrachtnemer, en wensen van de opdracht-
gever, spelen ook een rol bij de keuze voor een bepaald type
brug en het te gebruiken constructiemateriaal. Van materialen
waarmee minder bekendheid bestaat, zullen de risico's vaak wat
hoger worden geschat, waardoor dit automatisch een wat
minder voor de hand liggende keuze wordt. Bij ervaring is het
ook van belang in hoeverre normen en regelgeving ten aanzien
van brugconstructies in een bepaald materiaal aanwezig zijn.
Het ontbreken van regelgeving voor grote kunststof verkeers-
bruggen vormt bijvoorbeeld een handicap voor het breder
toepassen ervan. Ook de beschikbaarheid/verkrijgbaarheid van
hulpmaterieel, benodigd voor de bouw van een bepaald brug-
type, kan (ook economisch) een rol in spelen in de wenselijk-
heid bij een opdrachtnemer.
Dat staal-betonbruggen minder vaak worden toegepast, lijkt,
naast vormgeving, te worden veroorzaakt door het gebrek aan
ervaring bij marktpartijen. Aannemers zijn veelal uitsluitend
betonbouwer ofwel uitsluitend staalbouwer, zodat het equip-
ment, om zo'n staal-betonbrug snel en economisch te bouwen,
ontbreekt.
Soms heeft een opdrachtgever specifieke wensen ten aanzien
van de brug. Redenen kunnen zijn: duurzaamheid, onderhoud
of innovatie. Bewust vooraf kiezen voor een constructie in
kunststof of hogesterktebeton zijn hier voorbeelden van.
Hoewel de ontwerpnormen in de Europese Unie nu groten-
deels zijn gelijkgetrokken, blijven er grote verschillen bestaan
tussen de verschillende landen ten aanzien van de keuze voor
bepaalde bouwmethoden, dan wel constructietypen. Nederland
onderscheidt zich vooral door de prefab-liggersystemen voor
viaducten in infrastructuur die de ons omringende landen niet
in die mate kennen. Toen bij Venlo de A74 werd aangelegd, die
aansluit aan de deels verlegde Duitse A61, zijn de viaducten in
Nederland in prefab uitgevoerd en die in Duitsland in ter
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013 26
thema
9
8 Hoogbereden staal-beton vakwerkbrug over de uiterwaarden
van de Rijn, Oosterbeek
bron: Movares9 Nesciobrug, hangbrug voor langzaam verkeer over het
Amsterdam-Rijnkanaal, Amsterdam
? In situ is met name interessant bij overspanningen groter dan
60 m, of bij dubbelgekromde dekken. Voor de bekisting is een
goede ondergrond noodzakelijk, of anders moet gebruik
worden gemaakt van een onderheide bekisting of een op vaste
steunpunten opgelegde hulpconstructie die de bekisting draagt.
Vooral bij werken met een behoorlijke mate van repetitie kan
zo'n hulpconstructie zijn geld meer dan waard zijn. Ook is het
mogelijk bepaalde onderdelen van zo'n constructie te prefabri-
ceren om het werk op de bouwplaats te vereenvoudigen.
In-situbruggen komen in Nederland in veel vormen voor:
plaatbruggen (tot 90 m), (geschoven) (koker)bruggen tot
100 m, vrije voorbouwbruggen tot 190 m (Dintelhavenbrug
(foto 6)) en tuibruggen tot circa 260 m (Tiel, Zaltbommel en
Ewijk).
? Staal-betonconstructies zijn vooral geschikt voor situaties
waarin een beperkt gewicht is gewenst, bijvoorbeeld omdat
de constructie moet worden geschoven. De staalconstructie is
eventueel zonder betonnen dek op zijn plaats te brengen,
waarna het betonnen dek ter plaatse kan worden aange-
bracht. Staal-betonconstructies blijken in Frankrijk veel te
worden toegepast voor viaducten met overspanningen tussen
de 40 en 80 m. Voor overspanningen tot 65 m is prefab in
Nederland dominant, zodat slechts een gebied tussen de 65
en 80 m resteert. Bovendien moet het ambitiedocument
(vormgeving) het dan nog toelaten.
Staal-betonconstructies worden in Nederland wel met enige
regelmaat toegepast voor een aantal andere brugtypen, zoals
tuibruggen met beperkte overspanning (Prins Clausbrug bij
Utrecht (foto 7) en de tuibrug in de N50 bij Kampen). Verder
wordt de rijvloer bij boogbruggen regelmatig uitgevoerd als
staal-betonconstructie (Werkspoorbrug bij Utrecht, tweede
stadsbrug bij Nijmegen). Een belangrijke afweging bij met
Bij het bepalen van de uiteindelijke prijs zijn niet alle construc-
tietypen of materialen gelijkwaardig. Een aannemer zal zijn
aanbieding afstemmen op zijn ervaring, en gebrek daaraan als
een risico met hogere prijs zien. Wanneer wordt gebouwd in
twee materialen (staal-betonconstructies) en voor het staaldeel
een aparte onderaannemer moet worden ingeschakeld, kan de
prijs van deze variant nog verder worden opgedreven door het
stapelen van winst en risico. De hoofdaannemer zal vaak alge-
mene kosten en winst en risico rekenen over de prijs van de
onderaannemer, die daarover zelf al zijn winst en risico en alge-
mene kosten heeft gerekend. Dat maakt de kans groter dat die
variant als te duur afvalt.
Toepassingen Nederland
Samenvattend gelden er in Nederland door de verschillende
afwegingen voorkeuren voor bepaalde toepassingen. Globaal
zijn deze:
?
Prefab liggers lenen zich vooral voor overspanningen tot zo'n
65 m; daarboven begint het transport een bottleneck te vormen.
Prefab liggers blijken niet alleen concurrerend te kunnen zijn bij
plaatsing over een weg, spoorlijn, water of slappe grond, maar
ook in gebieden met voldoende draagkrachtige grond waar ook
in situ zou kunnen worden gebouwd. Prefab liggers kennen,
behoudens dubbelgekromde dekken, weinig beperkingen. Door
de pijlerbalk te integreren in het prefabdek kan ook het bij archi-
tecten minder gewenste stapeleffect (dek ? pijlerbalk ? kolom)
worden vermeden.
Dekken met prefab liggers zijn geschikt voor spoor- en wegver -
keer, al zijn de maximale overspanningen bij spoorverkeer
kleiner. Voor spoorverkeer is het in 's-Hertogenbosch ook weer
mogelijk gebleken een trogbrug op te bouwen uit prefab liggers.
27
8
- Kunststof wordt met name toegepast voor kleinere voet- en
fietsbruggen, maar is, gelet de brug in Oosterwolde, zeker
ook interessant voor beweegbare bruggen. Een barrière voor
verdere toepassing is het gebrek aan normen en regelgeving
voor dit type bruggen.
Buitenland
In de ons omringende landen gelden andere uitgangspunten.
Het is, mede door de invloed van de Eurocodes en de toegeno-
men mogelijkheden voor buitenlandse partijen om in Neder -
land aanbiedingen te doen, niet uit te sluiten dat hier in de loop
van de tijd verschuivingen in gaan optreden. Hetzelfde geldt
natuurlijk ook in omgekeerde richting: Waarom zouden in de
ons omringende landen de in Nederland gangbare prefab syste-
men voor viaducten niet verder te vermarkten zijn?
?
name spoorbruggen is hierbij dat een staal-betonbrug veel
minder lawaai produceert dan een stalen brug. Dit is bijvoor -
beeld ook de reden geweest dat de extra overspanningen van
de spoorbrug bij Oosterbeek zijn uitgevoerd als hoogbereden
stalen vakwerken met een betonnen rijdek (foto 8).
? Het belangrijkste toepassingsgebied voor staal zijn beweeg-
bare bruggen. Ook bij voet- en fietsbruggen met grotere over -
spanningen is een staalconstructie interessant (brug Cerami-
que/ Hoeg Brögk Maastricht, Nesciobrug Amsterdam (foto
9)). Ook de bijzonder gevormde Melkwegbrug in Purmerend
is met name vanwege zijn vorm in staal uitgevoerd.
? LiteR atuuR
1 Uittenbroek, E.J.D., Aluminiseren beschermt langdurig en effectief.
Bouwen met staal 167, 2002.
2 Tirimanna, D., Buitelaar, P., Modulaire UHSB brug beproefd. Cement 2012/6.
Materiaalkeuze bruggen en viaducten 2 2013
Reacties