Bij gebouwen met een kelder onder grondwaterpeil moet worden voorkomen dat deze gaat opdrijven. Dit speelt met name bij op staal gefundeerde constructies. Het statisch evenwicht van de constructie moet daarom worden getoetst. Voldoet het evenwicht niet, dan zijn er verschillende methodes om dit op te lossen.
44? CEMENT 7 20 23
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de 23e aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit de
praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit:
Maartje Dijk (Witteveen+Bos),
Willem van Heeswijk (Heijmans),
Dennis Heijl (Heijmans), Friso
Janssen (Goldbeck Nederland),
Lonneke van Haalen (ABT),
Matthijs de Hertog (Nobleo),
Jorrit van Ingen (WSP),
Jacques Linssen (redactie
Cement) en Rick van Middelkoop
(Witteveen+Bos).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze
werkgroep. Het wordt vervol-
gens gereviewd door de andere
leden en door minimaal één
senior adviseur binnen het
bedrijf van de opsteller.
Ondanks deze zorgvuldigheid,
is de gepresenteerde rekenme-
thode de visie van een aantal
individuen.
Bij gebouwen met een kelder onder
grondwaterpeil moet worden voorkomen dat deze gaat opdrijven. Dit speelt met
name bij op staal gefundeerde constructies. Het statisch evenwicht van de constructie
moet daarom worden getoetst. Voldoet het evenwicht niet, dan zijn er verschillende methodes om dit op te lossen.
OPDRIJVEN KELDER
CONSTRUCTIE
Case
Deze case richt zich op het toetsen van evenwicht tussen de neerwaartse belasting op een keldervloer onder grondwaterpeil en de opwaartse kracht uit
grondwater, een zogenoemde opdrijfberekening.
CEMENT 7 2023 ?45
rekenen in de praktijk (23)
Bij het maken van een opdrijfberekening wordt een
constructie in de huidige praktijk vaak in z'n geheel in
3D gemodelleerd en wordt een eindige-elementenbe-
rekening uitgevoerd. Vaak is het rekenmodel toch al
voorhanden en is het een kwestie van het toevoegen
van een extra belastingcombinatie. Het resultaat van
de berekening is een afbeelding met grondcontact-
spanningen.
Dit artikel gaat in op de aspecten waarmee je reke-
ning moet houden bij een opdrijfberekening. Welke
grondwaterstand houd je aan, hoe ga je om met
bouwfasering en bij welke grondspanningen voldoet
de opdrijfberekening?
Case
Ter illustratie wordt een simpele rechthoekige kelder-
constructie uitgewerkt. De uitgangspunten:
??Afmetingen kelder 10 x 20 m
2
??Wanddikte 300 mm
??Vloerdikte 400 mm
UITGANGS-
PUNTEN
afmetingen kelder 10 x 20 m²
vloerdikte 400 mm
blijvende belasting
bovenbouw op lange kelderwanden 40 kN/m
blijvende belasting
bovenbouw op korte kelderwanden 20 kN/m
gebruiksbelasting
bovenbouw op lange kelderwanden 50 kN/m
gevolgklasse CC2 foto 1 Kelderconstructie in aanbouw, foto: HTM Betonwerken
??Bovenkant keldervloer: mv -4 m
??Grondwaterstand bouwfase: mv -1,8 m
??Hoogste grondwaterstand gebruiksfase: mv -1,5 m
??Laagste grondwaterstand gebruiksfase: mv -2,0 m
??Blijvende belasting bovenbouw op lange kelderwan-
den: 40 kN/m
??Blijvende belasting bovenbouw op korte kelderwan-
den: 20 kN/m
??Gebruiksbelasting bovenbouw op lange kelderwan-
den: 50 kN/m
??Gevolgklasse CC2
Grondwaterstand
Over hoe de grondwaterstand moet worden bepaald,
bestaat veel discussie. Dit wordt in dit artikel niet
beschouwd, maar komt later terug in een ander
artikel in Cement. De waterstanden worden aange-
nomen als gegeven, waarbij ervan wordt uitgegaan
dat de genoemde grondwaterstanden karakteristieke
waarden (h
k) zijn.
46? CEMENT 7 20 23
Omdat grondwaterstanden gevoelig zijn voor schom-
melingen en daarmee ook de grenstoestand gevoe-
lig kan zijn voor schommelingen, moet in sommige
gevallen zowel met een bovengrens als ondergrens
van de grondwaterbelastingen worden gerekend, zoals
opgemerkt in A.1.3.1 (2). Dit geldt met name wanneer
een kelder ondiep is; 1 m minder hoge grondwater-
stand kan in zulke gevallen al snel een halvering van
de opwaartse belastingen betekenen of zelfs leiden
tot volledige afwezigheid van opwaartse belasting. Bij
grote waterstandsverschillen kan zelfs de vraag worden
gesteld of de belasting wel als permanente belasting
mag worden beschouwd, of dat deze als een verander-
lijke belasting in rekening moet worden gebracht.
NEN-EN 1990 heeft voor verlies van evenwicht van
de constructie of de ondergrond ten gevolge van
opdrijven door waterdruk grenstoestand UPL gedefi-
nieerd: verlies van evenwicht van de constructie of de
ondergrond ten gevolge van opdrijven door waterdruk
(opwaartse druk) of andere verticale belastingen. Voor
het toetsen van deze grenstoestand wordt in A.1.3.1 (7)
verwezen naar de geotechnische norm. Deze toets
is overigens een andere dan de grenstoestand EQU
conform tabel NB.3 van NEN-EN 1990. Waarom in de
Eurocode dit onderscheid wordt gemaakt in verlies
van evenwicht door waterdruk en verlies van evenwicht
door andere belastingen, wordt niet uitgelegd. In de
praktijk wordt de opdrijfberekening ook vaak uitgevoerd
conform de grenstoestand EQU. Belastingcombinaties gebruiksfase
In de gebruiksfase (BGT en UGT) moeten verschillende
belastingcombinaties worden beschouwd (tabel 1).
Omdat is aangenomen dat de genoemde grondwa-
terstanden karakteristieke waarden zijn, hebben we
belastingfactoren nodig om tot de rekenwaarden van
de grondwaterbelastingen te komen.
In tabel 1 is onderscheid gemaakt in verschillende
soorten toetsen en belastingcombinaties:
??Snedekrachten (STR/GEO): de belastingcombina-
ties die worden beschouwd om de snedekrachten te
toetsen aan de doorsnede capaciteit.
??Evenwicht (UPL): de belastingcombinatie die wordt
beschouwd om het opdrijfevenwicht van de construc-
tie te toetsen.
??Bruikbaarheid (karakteristiek): de belastingcombinaties
die worden beschouwd ten behoeve van spannings -
beperking, scheurbeheersing en doorbuigingscontrole.
Naast de k
arakteristieke combinatie kan hiervoor ook
gebruik worden gemaakt van de frequente combinaties
en de quasi-blijvende combinaties.
Om de snedekrachten in de constructie te bepalen,
moet zowel de hoogste grondwaterstand als de
laagtste grondwaterstand worden beschouwd.
Gebruiksbelasting kan daarbij zowel gunstig als
ongunstig werken en wordt daarom in beide situaties
beschouwd. Ook worden de snedekrachten beschouwd
bij volledige afwezigheid van de gebruiksbelastingen.
Tabel 1?Belastingcombinaties gebruiksfase
EG kelderbak blijvend bovenbouwgebruiksbelasting
bovenbouw grondwater
hoogstegrondwater
laagste
snedekrachten (STR/GEO)
1 UGT -Maximaal neerwaarts
(vgl 6.10a NEN-EN 1990) 1,35
1,351,50?
0 0,90
2 UGT maximaal neerwaarts
(vgl 6.10b NEN-EN 1990) 1,20
1,201,50 0,90
3 UGT maximaal opwaarts
(vgl 6.10b NEN-EN 1990) 0,90
0,901,50 1,20
4 UGT maximaal opwaarts
(vgl 6.10b NEN-EN 1990) 0,90
0,90 1,20
evenwicht (UPL)
5 UGT - Opdrijven
(A.4 (1) NEN 9997-1) 0,90
0,90 1,00
bruikbaarheid (karakteristiek)
6 BGT - maximaal neerwaarts 1,001,001,00 1,00
7 BGT - maximaal opwaarts 1,001,001,00 1,00
8 BGT - maximaal opwaarts 1,001,00 1,00
CEMENT 7 2023 ?47
rekenen in de praktijk (23)
De bij UPL horende belastingfactoren zijn 0,90 en 1,00
voor respectievelijk neerwaartse en opwaartse belas-
ting. Deze zijn voor een CC2-constructie aanzienlijk
minder conservatief dan de belastingfactoren in de
andere UGT-combinaties. Ter illustratie wordt de grens-
toestand UPL beschouwd met een handberekening.
Belasting
Eigen gewicht keldervloer:
10 m x 20 m x 0
,4 m x 25 kN/m
3 = 2.000 kN
Eigen gewicht kelderwanden:
(2 x 10 m + 2 x 20 m) x 4 m x 0,3 m x 25 kN/m
3 = 1800 kN
Bovenbelasting blijvend:
2 x 20 m x 40 kN/m + 2 x 10 m x 20 kN/m = 2000 kN
Opwaartse belasting grondwater:
(4,4 m - 1,5 m) x 10 m x 20 m x 10 kN/m
3 = 5800 kN
Check evenwicht
0,90 x (2000 kN + 1800 kN + 2000 kN)
= 5220 kN < 1,00 x 5800 kN = 5800 kN
Hieruit blijkt dat het evenwicht niet voldoet en dat
zonder aanvullende maatregelen de kans bestaat dat
de kelder zal opdrijven.
Calamiteit
Afhankelijk van de situatie kan het nodig zijn met een
buitengewone belastingcombinatie te rekenen. Door
klimaatverandering wordt het overstromingsrisico op
veel plaatsen in Nederland groter. Dit roept de vraag
op of het op sommige locaties niet verstandig is om
altijd met een grondwaterstand tot aan maaiveld of de
hoogst liggende opening in de kelderconstructie, die
boven maaiveld ligt, te rekenen. In dit artikel wordt hier
verder niet op ingegaan.
Bouwfasering
Soms wordt voor de bouw van een kelderconstructie een
bouwkuip gemaakt waarin de grondwaterstand tijdelijk
wordt verlaagd. Na het uitharden van het beton, is het
wenselijk om de maatregelen om de grondwaterstand te
verlagen zo snel mogelijk weer te beëindigen. Vaak is de
bovenbouw dan nog niet klaar. Ook deze tijdelijke situa -
tie moet met een opdrijfberekening worden beschouwd.
Er mag in dat ge
val echter met andere belastingen en
belastingfactoren worden gerekend aangezien de bouw -
fase een tijdelijke ontwerpsituatie betreft. hierbij kunnen
de ontw
erplevensduur en referentieperiode worden
teruggebracht conform NEN-EN 1991-1-6.
Voor een vloer op palen kan ook de stortlast van de
kelderwanden nog van belang zijn.
Grondspanningen interpreteren
In principe wordt ervan uitgegaan dat de fundering op
staal alleen drukkrachten kan opnemen en geen trek.
Vooral bij onregelmatige gebouwvormen of belasting-
situaties kan het handig zijn om dit te beschouwen met
een berekening in een eindige-elementenprogramma,
waarin een niet-lineaire ondersteuning (wel druk, geen
trek) is toegepast. Omdat er grote opwaartse belas-
tingen aanwezig zijn, zal er in de constructie herver-
deling van de grondspanningen optreden net zo lang
totdat er evenwicht wordt gevonden. Wordt er geen
evenwicht gevonden, dan is dat een indicatie dat de
constructieberekening niet voldoet voor opdrijven.
Het kan ook zijn dat er in de EEM-berekening wel
evenwicht wordt gevonden, maar dat de grondspan-
ning over een groot oppervlak gelijk is aan nul, zoals
weergegeven in figuur 2. Kan in dit geval ook worden
gezegd dat de opdrijfberekening voldoet? De Euro-
code doet hier geen uitspraken over, maar in principe
is er geen risico op opdrijven zolang de neerwaartse
belasting groter is dan de opwaartse. Echter bij grote
verschillen in de grondspanningen zullen ook grote
vervormingen en dus grote snedekrachten kunnen
optreden. Hier moet de constructie wel op worden
gewapend.
Door het gebruik van andere belastingfactoren in de
grenstoestand UPL en de grenstoestand STR/GEO
kan de merkwaardige situatie ontstaan dat er wel
evenwicht wordt gevonden in de UGT-combinatie
voor opdrijven, maar dat de UGT-combinaties voor de
snedekrachten geen evenwicht vinden. In principe mag
dit zolang aan alle eisen is voldaan. De vraag is echter
of het praktisch is. Wanneer er in het eindige-elemen-
tenprogramma geen evenwicht wordt gevonden, zal
de constructeur een andere manier moeten vinden om
de snedekrachten te bepalen.
Wanneer de opdrijfberekening niet voldoet
Voor constructies die niet voldoen op opdrijven zijn
een aantal maatregelen te bedenken:
??het toepassen van trekpalen;
??het toepassen van een dikkere betonvloer of zwaar
beton (t.b.v. extra gewicht);
??het toepassen van (grotere) oren (uitstekend deel van
de vloer);
??wanneer alleen de bouwfase niet voldoet: de kelder
tijdelijk vol laten lopen of te ballasten.
Omdat trekpalen over het algemeen een duurdere
oplossing zijn, wordt - indien mogelijk - in de praktijk
meestal gekozen voor het toepassen van grotere
48? CEMENT 7 20 23
oren of het verzwaren van de constructie door gebruik
van bijvoorbeeld een dikkere betonvloer. Dit kan alleen
wanneer het verschil tussen opwaartse en neerwaartse
belasting relatief gering is.
Dikke vloer?Het nadeel van een dikkere vloer is dat
dit over het algemeen minder effectief is dan andere
methodes om de neerwaartse belasting te vergroten.
Wanneer het vloerpeil gelijk blijft zal de onderzijde van
de vloer namelijk dieper komen te liggen, waardoor de
te rekenen opwaartse waterbelasting ook toeneemt.
Stel dat in bovenstaand voorbeeld gekozen zou worden
voor een dikkere vloer, dan is aan extra gewicht beno-
digd:
(5800 kN - 5220 kN) / 0,90 = 644 kN
Het extra gewicht kan in de vloer worden opgenomen,
dit levert een extra vloerdikte van:
644 kN / (10 m x 20 m x 25 kN/m
3) = 0,13 m De vloerdikte wordt dan 400 mm + 130 mm = 530 mm.
Omdat de keldervloer dieper komt te liggen, vergroot
dit tegelijkertijd de waterdruk met:
0,13 m x 10 kN/m
3 x 10 m x 20 m = 260 kN
Er is daardoor nog steeds sprake van opdrijven en
om dit te voorkomen zal de vloer nog dikker moeten
worden. Een dikkere keldervloer levert daardoor niet
altijd het gewenste resultaat op.
Het extra gewicht kan ook worden gezocht in de
kelderwanden of de bovenbelasting, maar dan nemen
de momenten in de keldervloer en daarmee de wape-
ningshoeveelheden toe.
Zwaar beton?Bij toepassing van zwaar beton in plaats
van normaal beton wordt de opwaartse waterbelasting
niet groter en dit kan daardoor een betere oplossing
zijn om het gewicht van de constructie te vergroten. Bij
toepassing van zwaar beton alleen in de keldervloer is
de benodigde volumieke massa:
644 kN / (10 m x 20 m x 0,4 m) + 25 kN/m
3 = 33,1 kN/m 3
fig. 2 Grondspanningen onder een gebouw
CEMENT 7 2023 ?49
rekenen in de praktijk (23)
Oor?Om extra grond als neerwaartse druk te mobili-
seren kan een oor aan de keldervloer worden toege-
voegd. Het toepassen van een oor roept twee vragen
op:
??Wat is de hoeveelheid grond die mag worden mee-
gerekend als neerwaartse belasting?
??Hoe groot kan het oor worden?
De hoeveelheid grond die op het oor mag worden
gerekend, hangt samen met de stijfheid van het oor.
Bij een zeer stijve constructie kan er vanuit worden
gegaan dat niet alleen de grond recht boven het oor
meewerkt, maar ook de grond naast het oor onder een
bepaalde hoek (fig. 3a). Wordt het oor slapper, dan
werkt alleen de grond direct boven het oor mee (fig. 3b),
of bij hele slappe constructies werkt er zelfs minder
grond mee (fig. 3c).
Om de hoeveelheid grond die wordt geactiveerd te
bepalen, is interactie nodig tussen de geotechnisch
adviseur en de constructeur. Navraag leert dat hier
in de praktijk verschillend mee om wordt gegaan. De
ROK, die vaak voor civiele constructies wordt toege-
past, schrijft model (b) voor, maar voor gebouwcon-
structies wordt ook wel uitgegaan van (a) of een hoek
die tussen (a) en (b) in ligt, bijvoorbeeld 60 graden.
Soms wordt ook nog de wrijving van de grond meege-
nomen als een positief werkende kracht.
Als wordt uitgegaan van (b) en een nat soortelijk
gewicht van de grond van 19 kN/m
3, is de hoeveelheid
benodigde grond ongeveer:
644 kN/ (19 - 10) = 72 m
3
Delen door de omtrek van de kelderbak levert dit een
oor op met een breedte van circa:
72 m
3 / (4 x (2 x 10 m + 2 x 20 m) = 0,3 m
De exacte benodigde afmeting zal iets kleiner zijn
aangezien het extra gewicht van het oor zelf en het
extra gewicht van het droge deel van de grond dat in
deze berekening is verwaarloosd. Het toevoegen van
een oor is hiermee een mooie oplossing om opdrijven
tegen te gaan.
De gunstige belasting concentreert zich overigens
echter wel langs de omtrek van de kelder, daarom zijn
trekpalen soms toch onvermijdelijk om grote positieve
momenten in de vloer te voorkomen.
Tot slot
Hoewel opdrijven in de Eurocode wel als een
UGT-combinatie wordt omschreven, is de conclusie
dat er in de praktijk voor opdrijven aanzienlijk lagere
belastingfactoren mogen worden gerekend, met belas-
tingfactoren van 1,0 en 0,90 in plaats van 1,20 voor de
UGT-combinaties voor de snedekrachten. De vraag is
of dat terecht is, gezien de effecten van klimaatver-
andering en de impact die die mogelijk hebben op de
aangehouden grondwaterstanden.
In december 2022 kwam in het nieuws dat de tunnelbak
van de A7 onder het prinses Margrietkanaal in Friesland
omhoog is gekomen door het bezwijken van meerdere
trekpalen. De A7 was wekenlang volledig afgesloten en
het verkeer moest omrijden. De tunnel is weer gedeel -
telijk open, maar wordt nog steeds met betonblokken
op z'n plek gehouden t
otdat de fundering is hersteld.
Hoewel de tunnelbak natuurlijk niet is ontworpen als
een op staal gefundeerde constructie, illustreert deze
gebeurtenis wel de gevolgen wanneer opdrijven als
UGT-toets niet serieus wordt genomen. Hoewel het
misschien niet direct tot spectaculaire instortingen leidt,
kunnen de consequenties nog steeds groot zijn.
Wanneer de opdrijfberekening niet voldoet heeft de
constructeur een aantal opties om dit op te lossen. Het
dikker maken van de betonvloer levert niet altijd het
gewenste resultaat. Het toepassen van zwaar beton of
een oor zijn wel goede opties en kunnen bij geringe
verschillen tussen opwaartse en neerwaartse belasting
een uitkomst bieden. Bij grote verschillen tussen
opwaartse en neerwaartse belasting moeten trekpalen
worden toegepast.
fig. 3 Grondbelasting op oor
Rubriek Rekenen in de praktijk
Dit is de 23e aflevering in de Cement-rubriek ‘Rekenen in de praktijk’. In deze rubriek staat telkens één rekenopgave uit de praktijk centraal. De rubriek wordt samengesteld door een werkgroep, bestaande uit: Maartje Dijk (Witteveen+Bos), Willem van Heeswijk (Heijmans), Dennis Heijl (Heijmans), Friso Janssen (Goldbeck Nederland), Lonneke van Haalen (ABT), Matthijs de Hertog (Nobleo), Jorrit van Ingen (WSP), Jacques Linssen (redactie Cement) en Rick van Middelkoop (Witteveen+Bos).
De artikelen in deze rubriek worden telkens opgesteld door één van de leden van deze werkgroep. Het wordt vervolgens gereviewd door de andere leden en door minimaal één senior adviseur binnen het bedrijf van de opsteller. Ondanks deze zorgvuldigheid, is de gepresenteerde rekenmethode de visie van een aantal individuen.
Case
Deze case richt zich op het toetsen van evenwicht tussen de neerwaartse belasting op een keldervloer onder grondwaterpeil en de opwaartse kracht uit grondwater, een zogenoemde opdrijfberekening.
Uitgangspunten
afmetingen kelder: 10 x 20 m2
vloerdikte: 400 mm
blijvende belasting bovenbouw op lange kelderwanden: 40 kN/m
blijvende belasting bovenbouw op korte kelderwanden: 20 kN/m
gebruiksbelasting bovenbouw op lange kelderwanden: 50 kN/m
gevolgklasse: CC2
Bij het maken van een opdrijfberekening wordt een constructie in de huidige praktijk vaak in z’n geheel in 3D gemodelleerd en wordt een eindige-elementenberekening uitgevoerd. Vaak is het rekenmodel toch al voorhanden en is het een kwestie van het toevoegen van een extra belastingcombinatie. Het resultaat van de berekening is een afbeelding met grondcontactspanningen.
Dit artikel gaat in op de aspecten waarmee je rekening moet houden bij een opdrijfberekening. Welke grondwaterstand houd je aan, hoe ga je om met bouwfasering en bij welke grondspanningen voldoet de opdrijfberekening?
Reacties
Geert Devolder - Group D Engineering 15 november 2023 14:21
Opgelet met de blijvende belasting in de bovenbouw, deze wordt zeer dikwijls overschat en/of kan voor langere tijd verdwijnen of minimaal worden omwille van bijvoorbeeld leegstand of ingrijpende renovaties. Deze mag dan ook bij de controles in UPL maar voor een beperkt deel worden meegenomen. Verder een zeer helder artikel.
Martin Rijnen - LKAB Minerals BV 14 november 2023 16:18
MagnaDense is een toeslagmateriaal van hoge dichtheid gecertificeerd volgens EN12620. Beton met volumieke massa van 3310 kg/m3 zoals uit voorbeeld kan al bereikt worden door enkel het grind te vervangen door MagnaDense. Door zowel grind als zand te vervangen zijn dichtheden tot 4t/m3 mogelijk. De enorme volumebesparing (tot >50% in natte toepassingen) levert aanvullende voordelen op mbt ontgraving in den natte, evt afvoer grond, minder tonnen beton aan te voeren, en last but not least minder thermische scheurvorming!
Karel de Krijger - Adviesburo K.J. de Krijger 27 oktober 2023 11:58
Ik kan niet genoeg benadrukken dat een grondwaterstandverlaging invloed heeft op de omgeving. Met name funderingen op staal zijn kwetsbaar, maar ook de negatieve kleef op bestaande palen en de dekking op houten palen. Als de bakconstructie nog niet klaar is kan je de bak vullen met water tot 1,3x de vloerdikte onder het grondwaterniveau rondom. Dat levert ook vaak een besparing op. Als de vloer een hiel heeft en de grond rondom wordt aangevuld kun je de grondwaterstand nog iets verder laten stijgen.
Falco van Dijck - Van Hattum en Blankevoort 26 oktober 2023 21:39
In het geval van toets UPL wordt getoetst met rekenwaarden van weerstand en de belasting (dus niet karakteristieke waarden).
Hans de Wit - J.de Wit Advies & Expertise bv 26 oktober 2023 19:14
Om bemalingskosten drastisch te besparen kan je zodra de bakconstructie klaar is , deze vol met water zetten om opdrijven te voorkomen . Hebben wij met succes veel toegepast .