72? CEMENT 7 20 22
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de 20e aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit de
praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit:
Maartje Dijk (Witteveen+Bos),
Willem van Heeswijk (Heijmans),
Dennis Heijl (Heijmans), Friso
Janssen (Kroes), Lonneke van
Haalen (ABT), Matthijs de Hertog
(Nobleo), Jorrit van Ingen (WSP)
en Jacques Linssen (redactie
Cement).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze
werkgroep. Het wordt vervol-
gens gereviewd door de andere
leden en door minimaal één
senior adviseur binnen het
bedrijf van de opsteller.
Ondanks deze zorgvuldigheid,
is de gepresenteerde rekenme-
thode de visie van een aantal
individuen. Een veelgebruikte funderingswijze voor kleinere
bouwwerken zijn poeren op de vaste grondslag.
Hierin wordt de geconcentreerde belasting via de
poer overgedragen aan de grond. Ten gevolge van het spreiden van de belasting ontstaan schuif- en buigspanningen, die moeten worden getoetst conform de NEN-EN 1992-1-1. Hierbij moet de
buiging in twee richtingen worden beschouwd. Voor de ponscontrole van kolomvoeten geldt dat de opwaartse gronddruk van de optredende
normaaldruk mag worden afgehaald. Deze
voorgeschreven controlemethode vraagt om een toetsing van meerdere controle-omtrekken.
In Cement is hier in 2017 al eerder op ingegaan in
de VARCE-rubriek, aflevering 11.
POER OP DE VASTE
GRONDSLAG
Case
Deze case richt zich op het toetsen van een poer op de vaste grondslag, belast op buiging en afschuiving. De poer is 1200 x 1200 x 200 mm (l x b x h) en
wordt centrisch belast.
CEMENT 7 2022 ?73
rekenen in de praktijk (20)
In deze case wordt een poer op vaste grondslag
beschouwd met afmeting 1200 x 1200 mm (l x b) met
een hoogte h = 200 mm (fig. 2). Het lastvlak heeft een
afmeting van 250 x 250 mm. De centrisch werkende
rekenwaarde van de belasting op de poer (incl. eigen
gewicht) bedraagt F
Ed = 240 kN. De poer heeft beton-
sterkteklasse C20/25, milieuklasse XC3 en wordt gestort
op een werkvloer. Hierdoor bedraagt de benodigde
dekking 35 mm. Onderin de poer ligt wapening
# Ø10-150, B500B.
Stijfheid poer
De geometrie moet zodanig worden gekozen dat de
grondspanning onder de poer zo constant mogelijk is.
Dit betekent dat de poer nauwelijks mag vervormen.
In de regel kan worden gesteld dat hieraan kan
UITGANGS-
PUNTEN
poerafmeting
1200 x 1200 x 200 mm (l x b x h)
betonsterkteklasse C20/25
f
ck = 20 N/mm 2
milieuklasse XC3
dekking 35 mm
buigtrekwapening onder: # Ø10-150
(A
s = 524 mm 2/m1)
B500B
(f
yd = 435 N/mm 2) foto 1 Poerwapening in de bekisting
74 ? CEMENT 7 20 22
Grondspanning
De optredende grondspanning bedraagt:
?
Ed,grond = F Ed / (l ? b) = 240 / (1,2 ? 1,2) = 166,7 kN/m 2.
Deze grondspanning moet kleiner zijn dan de uiterste
grondspanning volgens het geotechnisch advies.
Buiging
De belasting moet in twee richtingen worden afge-
dragen. Dit betekent dat in beide richtingen het
buigend moment moet worden bepaald voor de
volledige geconcentreerde last. De wapening kan
worden bepaald door de halve poer te beschouwen
met de wapening gelegen in de 2e laag. De inwendige
hefboomsarm kan worden bepaald met 6.1 (10) van
worden voldaan bij een hellingshoek ?
van tenminste
20°. Dit kan worden gecontroleerd door met de
geometrie, de elasticiteitsmodules van het beton en
de beddingsconstante van de grond het vervormings-
gedrag te bepalen. Figuur 3 laat dit ter illustratie
zien voor deze poer met een elasticiteitsmodulus
van 10.000 N/mm
2 en een beddingsconstante van
15.000 kN/m 2.
In deze case geldt: ? = arctan (200/475) = 22,8°. De
poer wordt dan voldoende stijf geacht om uit te
kunnen gaan van een gelijkmatige verdeling over
de grond ten gevolge van de geconcentreerde last.
Dit betekent ook dat het buigend moment met een
vergeet-me-nietje kan worden bepaald.
fig. 2 Geometrie poer (zij- en bovenaanzicht)
fig. 3 Vervormingsgedrag poer fig. 4 Halve poer met maatvoering voor buiging
CEMENT 7 2022 ?75
rekenen in de praktijk (20)
NEN-EN 1992-1-1 / NB (fig. 4). Voor de positie van de
resultante van de reactiekracht bij een console of een
uitkraging mag volgens 6.1 (10) zijn aangenomen dat
deze ligt op een afstand gelijk aan de kleinste waarde
van a
b / 2, L / 4 en h / 4 binnen de dag van de opleg-
ging.
Uitwerking van 6.1 (10) leidt tot:
d
buiging = h ? c ? Ø HW ? ½Ø HW = 200 ? 35 ? 10 ? ½ ? 10
??????= 150 mm
a
b / 2 = 125 / 2 = 62,5 mm
L / 4 = 475 / 4 = 118,8 mm
h / 4 = 200 / 4 = 50 mm
De afstand a tussen de resultante van de oplegging en
de resultante van de belasting is:
a = L / 2 + 50 = 475 / 2 + 50 = 287,5 mm
Vervolgens kan de inwendige hefboomsarm z worden
bepaald:
z = 0,4 a + 0,4 h < 1,6 a < 0,9 d
z = 0,4 ? 287,5 + 0,4 ? 200 = 195 mm < 1,6 ? 287,5
? = 460 mm < 0,9 ? 150 = 135 mm
M
Ed = ½ ? Ed,grond Lconsole 2 = ½ ? 166,7 ? (0,05 + 0,475) 2
????= 23,0 kNm/m 1
MRd = z f yd As = 135 ? 435 ? 524 ? 10 -6 = 30,8 kNm/m 1
MEd / M Rd = 23,0 / 30,8 = 0,75
Pons
Het heeft de sterke voorkeur poeren op de vaste
grondslag uit te voeren zonder ponswapening. De
ponsweerstand van de poer moet worden gecon-
troleerd conform NEN-EN 1992-1-1, art 6.4.4; pons-
weerstand van platen en kolomvoeten zonder
ponswapening. Afwijkend van de normale ponscon-
trole mag hier conform 6.4.3 (8) van NEN-EN 1992-1-1
de opwaartse kracht binnen de controle-omtrek ten
gevolge van de gronddruk zijn gereduceerd op de ponsbelasting. Voorts geldt dat de ponsweerstand
van kolomvoeten behoort te zijn getoetst bij controle-
omtrekken gelegen binnen 2d vanaf de omtrek van de
kolom. Dit betekent dat iteratief moet worden vastge-
steld bij welke perimeter tussen 0d en 2d de hoogste
unity check wordt gevonden. Hierbij moet worden
opgemerkt dat door 6.4.4 (2) van NEN-EN 1992-1-1 de
rekenwaarde van de ponsweerstand binnen de perime-
ter toeneemt met afnemende a, dit komt door vergelij-
king (6.50).
In CB7 (Cement en Beton 7, Ontwerpen en berekenen
van betonconstructies met Eurocode 2) wordt gesteld
dat het in het algemeen acceptabel is als d en 2d
worden gecontroleerd. In VARCE 11, vraag 36, is een
grafiek weergegeven waarmee met de verhouding
c/l en l/d
pons de kritische waarde voor a/d kan worden
afgelezen. In deze case is echter gekozen voor een
nummerieke uitwerking.
Uitwerking leidt tot:
d
pons = h ? c ? Ø HW = 200 ? 35 ? 10 = 155 mm
k = 1 + (200 / d)0,5 < 2,0
k
= 1 + (200 / 155)0,5 = 2,13 < 2,0
?
ly = ? lz = A s / (b d) = 524 / (1000 ? 155) = 0,0034
? = (?
ly ?lz)0,5 < 0,02 = 0,0034 < 0,02
?min = 0,035 k 3/2 fck1/2 = 0,035 ? 2,0 3/2 ? 20 1/2 = 0,44 N/mm 2
CRd,c = 0,18 / ?c = 0,18 / 1,5 = 0,12
In tabel 1 en figuur 5 zijn op basis van vergelijking (6.50)
van NEN-EN 1992-1-1 de resultaten getoond voor de
perimeters in het gebied a/d = 0,1 tot a/d = 2,0, met
stappen van 0,1d. Hierin is a de afstand gemeten van
het lastvlak tot aan de controle-omtrek. Op basis hiervan
kan worden vastgesteld dat de hoogste unity check
wordt gevonden bij a/d = 1,30, waarbij a 201,5 mm
bedraagt en de controle-omtrek 2266 mm. De resulta-
ten voor deze controle-omtrek worden uitgewerkt.
76? CEMENT 7 20 22
fig. 6?Maatgevende controle-omtrek
0,713
0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50
0,60 0,70 0,80
0,00 0,20 0,40 0,60 0,80 1,00 1,20 1,40 1,60 1,80 2,0 0
?Ed/ ?Rdc
a/d
Bij de maatgevende controle-omtrek (fig. 6) horen de
hierna volgende resultaten, zoals deze ook de tabel zijn
weergegeven. Hierbij geldt a = 201,5 mm.
u
1 = 4 ? 250 + 2 ? 201,5 ? ? = 2266 mm
A
1 = (201,5 2 ? ? + 250 ? 250 + 4 ? 250 ? 210,5) ? 10 -6 = 0,392 m 2
?V Ed = A 1 ?Ed,grond = 0,392 ? 166,7 = 65,3 kN
V
Ed,red = V Ed ? ?V Ed = 240 ? 65,3 = 174,7 kN
? = 1,0 (geen uitwendig moment)
?Ed = ? V Ed,red / (u 1 d)
???= 1,0 ? 174,7 ? 103 / (2266 ? 155) = 0,50 N/mm 2
?Rd = C Rd,c k (100 ? f ck)1/3 2 d / a > ?min 2 d / a
?Rd = 0,12 ? 2,0 ? (100 ? 0,0034 ? 20) 1/3 ? 2 ? 155 / 201,5
???= 0,70 N/mm 2 > 0,44 ? 2 ? 155 / 201,5 = 0,68 N/mm 2
v
Ed / ?Rd = 0,50 / 0,70 = 0,713
Controle drukdiagonaal
De drukdiagonaal moet worden getoetst in de omtrek
u
0 direct langs de kolom.
u
0 = 4 ? 250 = 1000 mm
A
0 = 250 ? 250 ? 10 -6 = 0,0625 m 2
?V Ed = A 0 ?Ed,grond = 0,0625 ? 166,7 = 10,4 kN
V
Ed,red = V Ed - ?V Ed = 240 ? 10,4 = 229,6 kN
?Ed,max = ? V Ed,red / (u 0 d) = 1,0 ? 229,6 ? 10 3 / (1000 ? 155)
????? = 1,48 N/mm 2
? = 0,6 (1 ? f ck / 250) = 0,6 ? (1 ? 20 / 250) = 0,552
f
cd = f ck / ?c = 20 / 1,5 = 13,33 N/mm 2
?Rd,max = 0,4 f cd ? = 0,4 ? 13,33 ? 0,552 = 2,94 N/mm 2
?Ed,max < ?Rd,max = 1,48 < 2,94
Aandachtspunten en opmerkingen
? De poer moet ook v oldoen aan eisen voor scheur-
vorming en detailleringsregels. Deze zijn in deze
case echter niet nader uitgewerkt.
?
In poer
en wordt vaak geen bovennet toegepast.
Echter bij platen met een dikte groter dan 250 mm
is conform NEN-EN 19921-1, art. 9.3.1.1 (8) boven-
wapening verplicht. Evengoed is bovenwapening
noodzakelijk als op een poer trekkrachten werken
waarbij grond op de plaat wordt gebruikt voor het
verticaal evenwicht.
?
De buigw
apening moet voldoende zijn verankerd.
Conclusie
Een poer op de vaste grondslag is een veelvuldig
toegepaste constructie in delen van Nederland met
een goede grondslag. De toetsing is compact en is
goed uit te voeren met gestandaardiseerde software of
sheets. Aandacht moet uitgaan naar de ponscontrole.
Deze kan conform CB7 worden uitgevoerd door een
toetsing op afstand d en 2d vanaf de kolom. Deze case
laat echter zien dat de maatgevende snede op 1,30d
zit, wat in dit geval leidt tot een 3,5% hogere unity
check. Dit lijkt een te verwaarlozen verschil, echter in
een afwijkende situatie, bijvoorbeeld bij poeren met
kopmomenten, kunnen de verschillen veel groter zijn.
Voor centrisch belaste poeren volstaat een eenvoudige
aanpak en kan ook VARCE 11 een bruikbaar hulpmiddel
zijn.
fig. 5?Unity checks in relatie tot a/d
Rubriek Rekenen in de praktijk
Dit is de 20e aflevering in de Cement-rubriek ‘Rekenen in de praktijk’. In deze rubriek staat telkens één rekenopgave uit de praktijk centraal. De rubriek wordt samengesteld door een werkgroep, bestaande uit: Maartje Dijk (Witteveen+Bos), Willem van Heeswijk (Heijmans), Dennis Heijl (Heijmans), Friso Janssen (Kroes), Lonneke van Haalen (ABT), Matthijs de Hertog (Nobleo), Jorrit van Ingen (WSP) en Jacques Linssen (redactie Cement).
De artikelen in deze rubriek worden telkens opgesteld door één van de leden van deze werkgroep. Het wordt vervolgens gereviewd door de andere leden en door minimaal één senior adviseur binnen het bedrijf van de opsteller. Ondanks deze zorgvuldigheid, is de gepresenteerde rekenmethode de visie van een aantal individuen.
Reacties
Jeroen Broekstra - Zonneveld ingenieurs b.v. 01 december 2022 17:03
Ik mis de onderbouwing van de beddingconstante: En het is bekend dat bij relatief stijve plaat de grond spanningen langs de randen zelfs hoger worden wat nadelig is voor de ponsweerstand. Daar zou wel wat aandacht aan besteed mogen worden. mvg Arie Koot (Zonneveld)