Puntvormig ondersteunde vloeren moeten op pons worden gecontroleerd. Dat geldt dus ook voor platen die worden ondersteund door funderingspalen. Als de paalkoppen monoliet zijn verbonden met de plaat, treedt er in het aansluitvlak een combinatie op van buiging en normaalkracht. In Eurocode 2 worden twee methoden aangereikt om de ponscapaciteit te bepalen. De twee methodieken kunnen tot verschillende resultaten leiden.
40? CEMENT 8 2019
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de tiende aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit de
praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit:
Mustapha Attahiri (Ingenieurs-
bureau Gemeente Rotterdam),
Gökhan Dilsiz (Gemeente
Amsterdam), Maartje Dijk
(Witteveen+Bos), Lonneke van
Haalen (ABT), Jorrit van Ingen
(Lievense), Jacques Linssen
(redactie Cement) en Bart
Vosslamber (Heijmans).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze
werkgroep. Ze worden vervol-
gens gereviewd door de andere
leden en door minimaal één
senior adviseur binnen het
bedrijf van de opsteller.
Ondanks deze zorgvuldigheid,
is de gepresenteerde rekenme-
thode de visie van een aantal
individuen. Er kan nooit volledig
worden gegarandeerd dat wat
er is geschreven waar is.
Puntvormig ondersteunde vloeren moeten
op pons worden gecontroleerd. Dat geldt dus ook voor platen die worden
ondersteund door funderingspalen. Als de
paalkoppen monoliet zijn verbonden met de plaat, treedt er in het aansluitvlak een combinatie op van buiging en
normaalkracht. In Eurocode 2 worden twee
methoden aangereikt om de ponscapaciteit te bepalen. De twee methodieken kunnen tot verschillende resultaten leiden.
PONS IN
MASSIEVE PLATEN
Case
In deze case wordt een massieve plaat beschouwd die wordt ondersteund door funderingspalen. Hierbij wordt de ponscapaciteit van een middenpaal
bepaald. De palen zijn monoliet verbonden met de plaat. De plaat is enkel voorzien van buigwapening; er zijn geen beugels of ponsdeuvels voorzien. Het
berekenen van deze buigwapening en de dwarskrachtcapaciteit vormt geen onderdeel van de case.
CEMENT 8 2019 ?41
rekenen in de praktijk (10)
Er wordt een plaat beschouwd met een dikte van
400 mm die wordt ondersteund door funderingspalen
400 × 400 mm
2 met een palenraster van 6 × 6 m 2. De
palen zijn monoliet verbonden met de plaat. De plaat
UITGANGS-
PUNTEN
dikte plaat 400 mm
funderingspalen 400 × 400 mm
2
betonsterkteklasse C30/37
bovenwapening vloer Ø25-150
langswapening Ø25-150
dwarswapening dekking 50 mm
krachten
M
Ed;y = 80 kNm
M
Ed;z = 20 kNm
N
Ed = 1100 kN foto 1 Paalfundering, foto: Betonplaza
My;Ed = 20 kNm
M
z;Ed = 80 kNm
N
Ed = 1100 kN funderingspalen
400 x 400 mm
2
400 mm
fig. 2 Uitgangspunten case
is enkel voorzien van buigwapening en dus niet van
beugels of ponsdeuvels. De snedekrachten ter plaatse
van de paalkop (die met een berekening zijn bepaald)
zijn weergegeven in figuur 2.
42? CEMENT 8 2019
Methode 2: handmatige benadering
conform formule 6.43
Volgens NEN-EN 1992-1-1, formule 6.43 mag voor
een rechthoekige middenkolom waarbij de belas-
ting excentrisch is ten opzichte van beide assen, de
volgende benaderende vergelijking voor de ?-factor
worden gebruikt:
waarin:
e
y is de excentriciteit M Ed;y / ? Ed = 80 ? 10 3 / 1100 = 73 mm
e
z is de excentriciteit M Ed;z / ? Ed = 20 ? 10 3 / 1100 = 18 mm
b
y is de afmeting controle-omtrek =
c
1 + 4 ? d eff = 400 + 4 ? 325 = 1700 mm
b
z is de afmeting controle-omtrek =
c
2 + 4 ? d eff = 400 + 4 ? 325 = 1700 mm
Dit leidt tot:
Uitwerking
De ponsverificatie wordt uitgevoerd conform NEN-EN
1992-1-1 artikel 6.4.3, waarbij de schuifspanningen in de
controle-omtrek worden vergeleken met de capaciteit
van dezelfde omtrek. Algemeen geldt dat de schuifs-
panning in de controle-omtrek wordt berekend met
formule (6.38 uit NEN-EN 1992-1-1):
waarin:
?
Ed is de totale belasting die door de controle-omtrek
moet worden opgenomen. In het rekenvoorbeeld
betreft dit de normaalkracht N
Ed = 1100 kN
d is de nuttige hoogte van de plaat. In het rekenvoor-
beeld wordt deze berekend door de dikte van de
plaat te verminderen met de dekking en een maal
de staafdiameter van de toegepaste wapening
(gemiddelde d in twee richtingen) (= 400 ? 50 ? 25
= 325 mm)
u
i is de controle-omtrek, bepaald conform NEN-EN
1992-1-1 artikel 6.4.2. In het rekenvoorbeeld wordt
de controle-omtrek berekend door de omtrek van
de funderingspaal te vermeerderen met 4? maal de
nuttige hoogte van de plaat (= 4 ? 400 + 4? ? 325 =
5684 mm)
? factor waarmee de invloed van kopmomenten in
rekening wordt gebracht
De factor ?, waarmee de aanwezigheid van een paal-
kopmoment in rekening wordt gebracht, kan op twee
manieren worden bepaald:
- vereenvoudigde benadering conform NEN-EN 1992-
1-1 figuur 6.21N;
- handmatige berekening ?-factor.
Beide methoden worden in dit rekenvoorbeeld uitge-
werkt.
Methode 1: vereenvoudigde benadering
conform figuur 6.21N
NEN-EN 1992-1-1 art. 6.4.3 geeft in figuur 6.21N (fig. 3)
een aantal waarden die voor ? kunnen worden aange-
houden. De vereenvoudigde methode mag alleen
worden toegepast indien de zijdelingse stabiliteit van
de constructie niet afhankelijk is van de plaat-kolom-
verbinding en de overspanningen van de vloer gelijk
zijn. In dit rekenvoorbeeld is dat het geval. Omdat het
een middenkolom betreft, is de aan te houden
?-factor 1,15.
fig. 3 Aanbevolen waarden voor ?
conform NEN-EN 1992-1-1 fig. 6.21N
CEMENT 8 2019 ?43
rekenen in de praktijk (10)
Ponscapaciteit
Met de twee verschillende waarden voor de factor ?
kan de verificatie van de ponscapaciteit worden uitge-
voerd. Voor de schuifspanning geldt:
= 1,15 ? (1100 / (5684 ? 318)) = 0,68 N/mm 2
= 1,08 ? (1100 / (5684 ? 318)) = 0,64 N/mm 2
De capaciteit van de eerste controle-omtrek u 1 (fig. 4)
wordt bepaald met artikel 6.4.4 uit NEN-EN 1992-1-1.
De ponsweerstand bedraagt:
?
Rd,c = 0,12 k (100 ? f ck)1/3 ? ? min
waarin:
k = 1 + ?(200 / d
eff) = 1,78
d
eff = (d y + d z)/2 = 325 mm
? = ?(?
ly ?lz) = 0,01
f
ck = 30 MPa
?
min = 0,035 k 3/2 fck 1/2
= 0,46 MPa
Dit leidt tot:
?
Rd,c = 0,12 ? 1,78 (100 ? 0,01 ? 30) 1/3 = 0,66 MPa
De schuifspanning volgens methode 1 is dus groter
dan de ponscapaciteit (0,68 > 0,66 MPa) en volgens
methode 2 lager (0,64 < 0,66 MPa). Er kan dus worden
geconcludeerd dat het handmatig bepalen van de
factor ? in het rekenvoorbeeld winst oplevert.
Aanbeveling
In dit voorbeeld is de berekende waarde voor ?
volgens NEN-EN 1992-1-1 formule (6.43) dus lager dan
de waarde volgens NEN-EN 1992-1-1 figuur 6.21N.
Dit toont aan dat de benadering volgens figuur 6.21N
kan leiden tot te conservatieve waarden voor ?, waar-
door de ponscapaciteit wordt onderschat. Aanbevolen
wordt om voor een middenkolom formule 6.43 toe te
passen.
Overigens volgt uit de vergelijking tussen de verschil-
lende bepalingsmethoden dat het handmatig bereke-
nen van de factor ? leidt tot een gunstigere toetsing
voor de ponsperimeter bij buigingen die voldoen aan
de volgende vergelijking:
waarin:
c is de ribbe van de vierkante doorsnede (in reken-
voorbeeld 0,45 m)
d is de nuttige hoogte van de plaat (in rekenvoor-
beeld 0,318 m)
Een vergelijkbare beschouwing kan ook worden
gedaan voor een hoekkolom of een randkolom.
Daarop komen we in een van de volgende afleveringen
terug.
fig. 4 Eerste controle-omtrek u 1
voor rechthoekige middenkolom
Rubriek Rekenen in de praktijk
Dit is de tiende aflevering in de Cement-rubriek ‘Rekenen in de praktijk’. In deze rubriek staat telkens één rekenopgave uit de praktijk centraal. De rubriek wordt samengesteld door een werkgroep, bestaande uit: Mustapha Attahiri (Ingenieursbureau Gemeente Rotterdam), Gökhan Dilsiz (Gemeente Amsterdam), Maartje Dijk (Witteveen+Bos), Lonneke van Haalen (ABT), Jorrit van Ingen (Lievense), Jacques Linssen (redactie Cement) en Bart Vosslamber (Heijmans).
De artikelen in deze rubriek worden telkens opgesteld door één van de leden van deze werkgroep. Ze worden vervolgens gereviewd door de andere leden en door minimaal één senior adviseur binnen het bedrijf van de opsteller. Ondanks deze zorgvuldigheid, is de gepresenteerde rekenmethode de visie van een aantal individuen. Er kan nooit volledig worden gegarandeerd dat wat er is geschreven waar is.
Case
In deze case wordt een massieve plaat beschouwd die wordt ondersteund door funderingspalen. Hierbij wordt de ponscapaciteit van een middenpaal bepaald. De palen zijn monoliet verbonden met de plaat. De plaat is enkel voorzien van buigwapening; er zijn geen beugels of ponsdeuvels voorzien. Het berekenen van deze buigwapening en de dwarskrachtcapaciteit vormt geen onderdeel van de case.
Reacties