In sommige gevallen kan de sterkte van beton hoger uitvallen dan gevraagd of verwacht, bijvoorbeeld door strenge eisen aan de milieuklasse of door de vraag om snel te kunnen ontkisten. In 2019 verscheen hierover Stufib-rapport 28 'Sterkteklasse in relatie met milieuklasse'. In het onderhavige artikel is op basis van dat rapport een korte handleiding geschreven, waarmee het mogelijk is de risico's in te schatten en zo maatregelen te nemen.
Rekenen met oversterkte
Handleiding bij Stufib-rapport 28
'Sterkteklasse in relatie met milieuklasse'
1 Gietbouw, foto: Betonhuis
1
42? CEMENT 3 20 23
Een belangrijke eis die aan beton
wordt gesteld, is de sterkte uitge-
drukt in de sterkteklasse.
Wanneer
beton met bijvoorbeeld een sterkteklasse
C20/25, C25/30 of C30/37 wordt gevraagd,
dan zal het geleverde beton minimaal de ka-
rakteristieke druksterkte hebben die bij de
gevraagde sterkteklasse hoort, bij 20 °C en
100% luchtvochtigheid. Karakteristiek houdt
in dat minimaal 95% van de gedrukte kubus-
sen of cilinders sterktewaarden hebben
hoger dan de gevraagde sterkte. Er worden ook andere eisen gesteld
aan beton, bijvoorbeeld ten aanzien van ont-
kistingssterkte, milieuklasse, opstijfgedrag,
waterdichtheid en verharding onder koude
omstandigheden. Deze eisen, met name de
milieuklasse, kunnen effect hebben op de
28-daagse sterkte. Aan de milieuklasse is
immers een minimum cementgehalte en
een maximum watercementfactor gekop-
peld. Dit betekent in de praktijk bijvoorbeeld
dat beton met een sterkteklasse C20/25 of
C25/30 in combinatie met een zware milieu-
klasse, wordt uitgeleverd met een druk-
sterkte die ook voldoet aan bijvoorbeeld
C30/37, C35/45 of zelfs C45/55. Dit klinkt
positief en dit zal in veel gevallen ook geen
enkel probleem zijn. Maar in sommige ge-
vallen, zoals bij een strenge scheurwijdte-eis
in combinatie met verhinderde vervorming,
kan het ook nadelige gevolgen hebben.
In dit artikel wordt aangegeven hoe stap
voor stap rekening kan worden gehouden met deze extra sterkte, die verder in dit arti-
kel oversterkte wordt genoemd: een hogere
(karakteristieke) betondruksterkte dan door
de constructeur voor een betonconstructie
is gevraagd.
Hoe kun je rekening houden
met oversterkte?
Om de risico's van oversterkte te beheersen,
is een stappenplan opgezet dat is afgeleid uit
Stufib-rapport 28. Het stappenplan bestaat
uit vijf stappen, die in tabel 1 zijn samenge-
vat. De verschillende stappen worden een
voor een toegelicht.
Stap 1: Bepalen kans op
oversterkte
In de eerste stap moet worden bepaald of er
een kans op oversterkte is. Er zijn verschil-
lende situaties waarbij een hogere sterkte-
klasse kan ontstaan:
bij het voorschrijven van een zware milieu
-
klasse zoals XD3/XS3 en eventueel in com-
binatie met XF4 en XA-klassen;
bij het eisen van een sterkte ten behoeve
van het snel ontkisten na het storten van het
beton;
bij koude gietbouw en daarmee een eis
aan een sterkte na 14 uur voor een vroege
ontkisting;
door het gebruik van betonmortel in
winter
se omstandigheden in combinatie
met slanke constructies (dikte kleiner dan
300 mm). In dit soort gevallen wordt er een
zogenoemd wintermengsel toegepast.
DR.IR. TON VAN BEEK 1)
Technisch manager SKG-IKOB
IR. DURAID
SHAYOUT ¹ )
Ontwerpleider Mobilis
auteurs
In sommige gevallen kan de sterkte van beton hoger uitvallen dan gevraagd of verwacht,
bijvoorbeeld door strenge eisen aan de milieuklasse of door de vraag om snel te kunnen ontkisten. In 2019 verscheen hierover Stufib-rapport 28 'Sterkteklasse in relatie met
milieuklasse'. In het onderhavige artikel is op basis van dat rapport een korte handleiding
geschreven, waarmee het mogelijk is de risico's in te schatten en zo maatregelen te nemen.
1) Dit artikel is tot stand gekomen in samen -
w
erking met Stufib-
commissie 'In situ beton' (zie kader).
CEMENT 3 2023 ?43
Een wintermengsel is een aangepast beton-
mengsel in situaties met lage(re) buiten
-
temper
aturen dat door een hoger cement -
g
ehalte en/of sneller verhardend cement de
lagere sterkteontwikkeling compenseert. In
de praktijk wordt veelal 25% van het hoog-
ovencement CEM III/B 42.5 vervangen door
CEM I 52.5 R;
bij waterdicht beton ontworpen op basis
van 'weisse wanne' of het NEN-EN 1992-3-
principe.
Als een van de bovenstaande punten van toe-
passing is, dan is het nodig dat de betoncon-
structeur en de uitvoerder een terugkoppe-
ling krijgen van de betonmortelcentrale en de
betontechnoloog o
ver de verwachte sterkte
na 28 dagen. Het is raadzaam om de situatie
op oversterkte gezamenlijk te bespreken
(betoncentrale, betontechnoloog, betoncon-
structeur en uitvoerder).
Stap 2: Inschatten problemen
In de tweede stap moet worden ingeschat of
oversterkte kan leiden tot problemen. Bij de
volgende situaties kan oversterkte een risico
zijn:
als er ontworpen is op de minimale wape-
ning om bros bezwijken te voorkomen;
als vervormingen zijn verhinderd en de
hoeveelheid wapening voor het opvangen van
de opgelegde belasting gering is. In dit geval
wordt de scheurvorming door de hoge (trek-
of buig-) sterkte nadelig beïnvloed waardoor
er een grotere scheurwijdte ontstaat;
als strenge scheurwijdte-eisen van toepas-
sing zijn. In dat geval kan een hogere beton-
sterkte leiden tot grotere scheurwijdten dan
uit berekening blijkt, doordat er grotere
spanningen in het beton en staal zitten
op moment van scheuren. Dit kan een
probleem worden bij bijvoorbeeld water
-
k
erende constructies. Dit zijn niet alle situaties waarbij er een risico
bestaat, maar het geeft wel een beeld van
veel voorkomende situaties.
Stap 3: Oversterkte inschatten
Om in te schatten hoe groot het risico van
een hogere sterkte is, is het handig om te
weten hoe groot deze oversterkte zal zijn.
De mate van oversterkte is in te schatten op
basis van de oorzaak die bepaald is in stap 1.
Toepassen tabel F1 NEN-EN 206? Als er een
oversterkte wordt verwacht op basis van het
voorschrijven van een zware milieuklasse,
dan kunnen Tabel F1 uit NEN-EN 206 en
tabel E.1N van NEN-EN 1992-1-1 worden ge-
bruikt. Deze geven een indicatie van de
sterkteklasse bij verschillende milieuklassen
(tabel 2). Deze tabellen zijn eigenlijk bedoeld
om vanuit de druksterkte een milieuklasse
in te schatten, echter deze werkwijze is in
Nederland niet toegestaan. In dit artikel
worden de tabellen gebruikt om in te schat-
ten welke druksterkteklasse er waarschijn -
lijk wordt geleverd bij een bepaalde milieu-
klasse. Bij bijvoorbeeld milieuklasse XD3
wordt een sterkteklasse C35/45 verwacht
(zie ook Stufib-rapport 28).
Toepassen formules Eurocode 2
Wanneer er een vroegere sterkte is vereist,
bijvoorbeeld om het beton op tijd te kunnen
ontkisten, kan de sterkte na 28 dagen worden
ingeschat met de formules 3.1 en 3.2 uit
NEN-EN 1992-1-1 (art. 3.1.2(6)).
f
cm(t) = ? cc(t) f cm
met
cm cc cm( )= ( )ft tf
?????? ?? ?? = ?? ??
?? ????????
1 2
cc 28
( ) exp 1 t s t
In sommige
gevallen, zoals
bij een strenge
scheurwijdte-eis,
kan oversterkte
nadelige gevolgen
hebben
STUFIB-COMMISSIE
'IN SITU BETON'
Dit artikel is tot stand gekomen in
samenwerking met Stufib-commissie 'In
situ beton' die ook Stufib-rapport 28
heeft opgesteld. Momenteel bestaat die
commissie uit:
? Ton van Beek (SKG-IKOB)
? Rob van Berkel (BAM Infraconsult)
? Ab van den Bos (Diana FEA)
? Govert Dorrenboom (ABT)
? Richard Giesen (K3Delta)
? Jacques Linssen (Aeneas/ Cement)
? Albert Rodenhuis (Dura Vermeer)
? Duraid Shayout (Mobilis)
? Rob Vergoossen (Royal HaskoningDHV)
Tabel 1?Stappenplan
stap 1 Bepalen of er een kans op oversterkte is
stap 2 Inschatten of oversterkte ook kan leiden tot problemen
stap 3 De oversterkte inschatten
stap 4 Bepalen van de scheurwijdte op basis van de oversterkte en het risico op bros bezwijken
stap 5 Beheersmaatregelen
44? CEMENT 3 20 23
25 30 35
40
45
500 714 2128
fcm[MPa]
tijd [dagen]
gemiddelde cilinderdruksterkteontwikkeling over de tijd
Mkcmme a
Mkcmme P
waarin:
f
cm(t) is de g emiddelde cilinderdruk
ster
kte op tijdstip t
?
cc(t) is een coëfficiënt die afhangt van
de ouder
dom t van het beton
f
cm is de g emiddelde cilinderdruksterkte
b
ehorende bij een druksterkteklasse
v
olgens de NEN-EN 1992
s
is een coëfficiënt die afhank
elijk is
v
an het type cement
=
0,20 voor CEM 42,5 R , CEM 52,5 N
en CEM 52,5 R cementen (
klasse R)
= 0
,25 voor CEM 32,5 R en CEM 42,5 N
cementen (
klasse N)
= 0
,38 voor CEM 32,5 N cementen
(
klasse S)
(
hierbij staat klasse R voor rapid, N
v
oor normal en S voor slow)
t
ouder
dom van het beton in dagen
Bij bijvoorbeeld een ontkistingsterkte na
3 dagen van 25 N/mm 2 (karakteristieke ku -
busdruksterkte, wat een gemiddelde cilin -
derdruksterkte van 28 N/mm
2 geeft volgens
tabel 3.1 in EN 1992-1-1), kom je op de gemid -
deld eindsterkten en sterkteklassen, zoals ge-
geven in tabel 3. De sterkteontwikkeling over
de eer
ste 28 dagen is gegeven in figuur 2.
2 Sterkteontwikkeling volgens Eurocode formule 3.1 en 3.2 voor een gemiddelde ontkistingssterkte van 28 N/mm² (cilinder) na 3 dagen.
De verticale as geeft de gemiddelde sterkte aan
2
Tabel 2?Indicatieve sterkte bij bepaalde milieuklasse, gebaseerd op tabel F1 uit NEN-EN 206 en E.1N uit NEN 1992-1-1
milieuklasse indicatieve sterkteklasse
X0 C12/15
XC1 C20/25
XC2 C25/30
XC3 en XC4 C30/37
XD1 en XD2 C30/37
XD3 C35/45
XS1 C30/37
XS2 en XS3 C35/45
XF1 C30/37
XF2* C25/30
XF3 C30/37
XF4* C30/37
XA1 en XA2 C30/37
XA3 C35/45
* Bij XF2 en XF4 is er een mogelijkheid voor luchtbelvormer met hoge wcf/wcb of een optie zonder luchtbelvormer met lage
wcf/wcb. De laatste optie levert een veel hogere sterkteklasse op (uiteraard) dan de eerste. Hoewel meestal ook een XD2 of
XD3 tegelijk met XF2/XF4 benodigd is, zodat de wcf/wcb-eis van die klasse bij de optie met lucht maatgevend wordt.
Wanneer vroege
betonsterkte is
vereist, kan de
sterkte na 28
dagen worden
ingeschat met
formules uit de
Eurocode
CEMENT 3 2023 ?45
Dit voorbeeld gaat uit van een standaard tem-
peratuur van 20 °C. Vooral als het koud is in
combinatie met
veel warmteverliezen uit het
beton naar zijn omgeving, zal deze sterkte -
ontwikkeling langzamer gaan. Om dit te com -
penseren, wordt bij op langzamere hoogoven -
cement gebaseerde mengsels in de winter nog
w
el eens een deel CEM I 52,5 R toegevoegd,
om toch de sterkte ten behoeve van het ont -
kisten of afwerken te halen. Dit heeft vaak tot
g
evolg dat een hogere sterkte wordt geleverd
dan de verwachte sterkte bij CEM IIIB. Als dit
voorkomt, is het verstandig te vragen aan de
betoncentrale welke sterkteklasse er uitein -
delijk geleverd gaat worden. Hierbij moet wel
w
orden bedacht dat het gevolg van deze extra
sterkte bij koude gietbouw meestal geen na -
delige gevolgen heeft ten aanzien van de
scheurwijdte of
het risico op brosse breuk.
Stap 4: Bepalen scheurwijdte en
risico op bros bezwijken
Met de beschikbare gegevens kan in de vier-
de stap worden uitgerekend hoe groot de
scheurwijdte
bij verhinderde vervorming
kan worden en of er risico is op het bros
bezwijken van de constructie. De toets op
br
os bezwijken kan door de toets op het
minimum wapeningspercentage volgens
7
.3.2 van EN 1992-1-1 uit te rekenen met de
sterkteklasse die wordt verwacht. De scheur -
wijdte kan worden gecontroleerd volgens
7
.3.3 of 7.3.4.
Stap 5: Beheersmaatregelen
Als uit de berekeningen blijkt dat er proble-
men zijn door de oversterkte, dan kunnen
de volgende maatregelen worden genomen:
de constructie zo ontwerpen dat deze niet
gevoelig is voor de oversterkte;
de wapeningsconfiguratie aanpassen aan
de te verwachtten sterkte;
aan de betoncentrale ook een maximum
aan de druksterkte opgeven. Houd er hierbij
goed rekening mee dat je het beiden over
dezelfde druksterkte hebt (cilinder versus k
ubus, karakteristiek versus gemiddeld etc.);
mogelijk kan er een slankere constructie
worden toegepast. Bij het toepassen van
kleinere betondoorsnede en gelijkblijvende
wapening wordt het wapeningspercentage
hoger. De hogere sterkteklasse geeft minder
snel de noodzaak tot het toepassen van
dwarskrachtwapening.
Tijdig in gesprek
Met deze vijf stappen kan een inschatting
worden gemaakt van het risico op oversterk -
te van beton en een keuze worden gemaakt
v
oor maatregelen om het risico te beheer -
sen. Voorbeelden van constructies waarbij
de o
versterkte tot extra wapening kan leiden
zijn: de verdeelwapening in een utiliteits -
bouwvloer door de eisen aan de ontkistings-
sterkte, de verdeelwapening in het dek van
een tunnel bij het g
ebruik van een winter -
mengsel en de verdeelwapening in de wand
v
an een tunnel door de milieuklasse.
Bij dit stappenplan hoort ook een
waarschuwing: gebruik de oversterkte
alleen daar waar deze een risico is in de
be
r
ekening. Het gaat hierbij om de scheur -
v
ormingseisen en de benodigde minimum
wapening, waarmee brosse breuk wordt
voorkomen. Zorgvuldigheid moet in acht
worden genomen als de oversterkte als
uitg
angspunt in verdere berekeningen
wordt gebruikt. Je kunt er niet vanuit
gaan dat je de extra sterkte altijd krijgt.
Het tijdig voeren van gesprekken door de
constructeur met een betontechnoloog of
beton
technologisch ad
viseur is van groot
belang, zodat het juiste beton wordt toege-
past voor de beoogde constructie. De techno-
loog kan de bandbreedte van de verwachte
en dus toe te passen sterkteklasse voor het
beton heel nauwkeurig bepalen. Hierdoor
worden risico's tot een minimum beperkt
en wordt er niet 'gratis' sterkte weg
g
egooid.
Zo kun je de oversterkte ook gebruiken om
een
constructie te mak
en met minder CO
2-
emissie.
Tabel 3?Gemiddelde sterkte conform NEN-EN 1992-1-1 art. 3.1.2(6)
cementklasse gemiddelde sterkte op
3 dagen (cilinder)gemiddelde sterkte op
28 dagen (cilinder)
sterkteklasse
R 28 N/mm242 N/mm2C30/37 (bijna C35/45)
N 28 N/mm247 N/mm2C35/45 (bijna C40/50) Het tijdig voeren
van gesprekken
door de con-
structeur met
een betontech -
noloog is van
groot belang
REFERENTIES
- Stufib-rapport 28 - Sterkteklasse in
relatie met milieuklasse (rapport is
beschikbaar op www.stufib.nl).
- NEN-EN 206 - Beton - Specificatie,
eigenschappen, vervaardiging en
conformiteit.
- NEN-EN 1992-1-1 - Ontwerp en
berekening van betonconstructies.
46? CEMENT 3 20 23
Stufib-commissie 'In situ beton'
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Stufib-commissie 'In situ beton' die ook Stufib-rapport 28 heeft opgesteld. Momenteel bestaat die commissie uit:
- Ton van Beek (SKG-IKOB)
- Rob van Berkel (BAM Infraconsult)
- Ab van den Bos (Diana FEA)
- Govert Dorrenboom (ABT)
- Richard Giesen (K3Delta)
- Jacques Linssen (Aeneas/ Cement)
- Albert Rodenhuis (Dura Vermeer)
- Duraid Shayout (Mobilis)
- Rob Vergoossen (Royal HaskoningDHV)
Een belangrijke eis die aan beton wordt gesteld, is de sterkte uitgedrukt in de sterkteklasse. Wanneer beton met bijvoorbeeld een sterkteklasse C20/25, C25/30 of C30/37 wordt gevraagd, dan zal het geleverde beton minimaal de karakteristieke druksterkte hebben die bij de gevraagde sterkteklasse hoort, bij 20 °C en 100% luchtvochtigheid. Karakteristiek houdt in dat minimaal 95% van de gedrukte kubussen of cilinders sterktewaarden hebben hoger dan de gevraagde sterkte.
Er worden ook andere eisen gesteld aan beton, bijvoorbeeld ten aanzien van ontkistingssterkte, milieuklasse, opstijfgedrag, waterdichtheid en verharding onder koude omstandigheden. Deze eisen, met name de milieuklasse, kunnen effect hebben op de 28-daagse sterkte. Aan de milieuklasse is immers een minimum cementgehalte en een maximum watercementfactor gekoppeld. Dit betekent in de praktijk bijvoorbeeld dat beton met een sterkteklasse C20/25 of C25/30 in combinatie met een zware milieuklasse, wordt uitgeleverd met een druksterkte die ook voldoet aan bijvoorbeeld C30/37, C35/45 of zelfs C45/55. Dit klinkt positief en dit zal in veel gevallen ook geen enkel probleem zijn. Maar in sommige gevallen, zoals bij een strenge scheurwijdte-eis in combinatie met verhinderde vervorming, kan het ook nadelige gevolgen hebben.
In dit artikel wordt aangegeven hoe stap voor stap rekening kan worden gehouden met deze extra sterkte, die verder in dit artikel oversterkte wordt genoemd: een hogere (karakteristieke) betondruksterkte dan door de constructeur voor een betonconstructie is gevraagd.
Reacties