Op het voormalig bedrijfsterrein van de ENKA-fabriek in Ede, tegen de spoorlijn Utrecht-Arnhem, wordt een nieuwe woonwijk gebouwd. Twee woonblokken staan erg dicht op het spoor: de kortste afstand tussen de gebouwen en het hart van het hoofdspoor bedraagt circa 39 m (fig. 2). Om trillingsoverlast door het treinverkeer te voorkomen, worden de woonlagen van de bovenbouw met behulp van rubberblokken ontkoppeld van de fundering en de onderbouw (foto 1).
Rubberblokken voorkomen
trillingshinder
Appartementencomplex op ENKA-terrein in Ede dicht tegen
het spoor aangebouwd
1 Blokken waarmee de bovenbouw is ontkoppeld van de fundering
1
18? CEMENT 2 20 22
Op het ENKA-terrein wordt een
appartementencomplex gebouwd
met 201 sociale huurwoningen.
De oude fabriek op het terrein is voor het
project grotendeels gesloopt. Wel zijn enkele
kenmerkende gebouwen bewaard gebleven,
waaronder de oude hoofdingang en de di-
rect daaraan gelegen fabriekshallen, inclu-
sief de karakteristieke sheddaken (zaag-
tanddaken). De vorm van deze daken komt
terug in de architectuur van de nieuwbouw.Het appartementencomplex bestaat
uit twee blokken, H2 en H4. Deze zijn weer
zijn onderverdeeld in de delen H2A, H2B,
H2C, H4D, H4E en H4F. Deze delen zijn on-
derling gedilateerd en op zichzelf stabiel. De
gebouwen zijn zes of zeven lagen hoog en
deels onderkelderd..
Ontwerpproces met betrekking
tot trillingen
Bij het realiseren van een prettig woon- en
leefklimaat in gebouwen hoort het beperken
van trillingshinder voor bewoners en ge-
bruikers. ProRail volgt de laatste jaren de
bouwplannen van gemeenten waar dicht bij
het spoor wordt gebouwd. Als er geen aan-
dacht voor het beperken van trillingshinder
is, dient ProRail zienswijzen in bij bestem-
mingsplanprocedures. Om vervelende ver-
rassingen in late fasen van het ontwerppro-
ces te voorkomen, is het van belang bij
bouwprojecten nabij het spoor in een vroeg
stadium trillingsonderzoek uit te voeren. Vanwege de nabijheid van de spoorlijn
Ede-Arnhem, is met een quickscan inge- schat dat trillingshinder in de woningen op
het ENKA-terrein op voorhand niet is uit te
sluiten.
Trillingsonderzoek? In 2018 heeft Movares
voor een ander, eerder gebouwd apparte-
mentenblok op het terrein, blok H5, een
trillingsprognose afgegeven met een advies
voor het bevorderen van het wooncomfort.
Dit gebouw is nagenoeg vierkant en negen
lagen hoog en staat op ongeveer eenzelfde
afstand van de spoorlijn als de woonblokken
H2 en H4. De draagstructuur van H5 bestaat
uit haaks op elkaar staande, in het werk ge-
storte betonwanden en betonvloeren. Hier-
mee is een stijve en stabiele structuur gerea-
liseerd. De extra voorzieningen die nodig
waren voor dit gebouw bleven daarmee be-
perkt tot het verzwaren van de begane-
grondvloer. Voor het eerste ontwerp van de woon-
blokken H2 en H4 is dit onderzoek in eerste
instantie als uitgangspunt genomen. In een
later stadium is voor de gebouwen H2 en H4
aan Movares een aanvullend beperkt advies
gevraagd.
Toetsingskader? In Nederland wordt voor
het meten en beoordelen van trillingen het
meest gebruikgemaakt van de SBR-richtlijn
'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor tril-
lingen'. Deze richtlijn is gebaseerd op de
Duitse DIN 4150-norm. De SBR-richtlijn
heeft geen wettelijke status, maar vergun-
ningsverleners verwijzen er wel regelmatig
naar. De richtlijn bestaat uit 3 delen:
ING. HENK
HAZELAAR RC
Projectleider / Adviseur BAM Advies en Engineering
IR. MARK
SLOTBOOM
Projectconstructeur BAM Advies en Engineering
DRS. WYBO GARDIEN
Adviseur Dynamica Movaresauteurs
Op het voormalig bedrijfsterrein van de ENKA-fabriek in Ede, tegen de spoorlijn Utrecht-
Arnhem, wordt een nieuwe woonwijk gebouwd. Twee woonblokken staan erg dicht op het spoor: de kortste afstand tussen de gebouwen en het hart van het hoofdspoor bedraagt circa 39 m (fig. 2). Om trillingsoverlast door het treinverkeer te voorkomen, worden de woonlagen van de
bovenbouw met behulp van rubberblokken ontkoppeld van de fundering en de onderbouw (foto 1).
CEMENT 2 2022 ?19
Deel A: Schade aan gebouwen
Deel B: Hinder voor personen in
gebouwen
Deel C: Verstoring van apparatuur
Op basis van langdurige ervaring met trillin-
gen langs het spoor, is schade als gevolg van
passerende treinen onwaarschijnlijk op een
afstand van meer dan 30 m tot het spoor en
is ook verstoring van apparatuur niet aan de
orde. Omdat de afstand in dit project 39 m
bedraagt, is het project in dit onderzoek al-
leen beoordeeld aan de hand van de SBR-B-
richtlijn. Gedurende de looptijd van het project is de
Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen
van het ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat verschenen. Deze handreiking
helpt gemeenten, projectinitiatiefnemers en
andere stakeholders om bij nieuwbouw
naast het spoor tijdig en concreet rekening
te houden met trillingen van het spoor als
gevolg van treinverkeer. De handreiking
biedt houvast en handvatten om trillings-
hinder voor bewoners en gebruikers zo veel
mogelijk te voorkomen. Het is echter geen
beoordelingskader; hiervoor wordt verwe-
zen naar de SBR-richtlijnen.
2 Situatie blok H2 / H4 t.o.v. het spoor
3 Visualisaties blok H2 / H4
PROJECTGEGEVENS
project
OP ENKA Ede
opdrachtgever
AM/Woonstede architect
MIX Architecten constructeur
BAM Advies & Engineering
adviseur trillingen Movares
aannemer
BAM Wonen
Bouwen op Maat leverancier
rubberblokken Vilton/CDM
2
3
20? CEMENT 2 20 22
De handreiking maakt, afhankelijk van de
toepassing, onderscheid in verschillende de-
tailniveaus voor de toe te passen rekenmo-
dellen. Het rekenmodel dat is toegepast voor
de eerste prognose is van detailniveau II
conform de handreiking (empirische omre-
kenfactoren met frequentie-afhankelijkheid).
Voor de uitgebreide trillingsprognose is ge-
bruikgemaakt van een rekenmodel met het
hoogste detailniveau IV (driedimensionaal
eindige-elementenmodel).
Eerste trillingsprognose? De trillingsprognese
voor de nieuwbouw op het ENKA-terrein is in eerste instantie gebaseerd op een combi-
natie van trillingsmetingen en empirische
frequentie-afhankelijke overdrachtsrelaties
(detailniveau II conform de handreiking). De
metingen zijn uitgevoerd op verschillende
posities op het maaiveld (fig. 4, foto 5). Hier-
mee is zowel de spreiding in de langsrichting
van het spoor, als de afname van trillingen
loodrecht op het spoor bepaald. Deze metin-
gen hebben ruim een week geduurd en dat
heeft geresulteerd in een representatief beeld
van de trillingen over een looptijd van een
week. Dit is vooral belangrijk voor de variatie
in trillingen van goederentreinen.
4 Maaiveldmeetpunten in onderzoeksgebied
5 Straatkast voor maaiveldmeting met cameraregistratie
Het is van belang
om bij bouw-
projecten nabij
het spoor in een
vroeg stadium
trillingsonder-
zoek uit te voeren 4
5
CEMENT 2 2022 ?21
6 Dynamisch 3D eindige-elementenmodel gebouw H2A
7 Trillingsspectrum voor vloer op bovenste verdieping van gebouw H2B
8 Blok H2 (a) en H4 (b) met de verschillende minimaal benodigde afveerfrequenties
6
7
8a 8b
22? CEMENT 2 20 22
Ontwerpproces met betrekking tot trillingen
op basis van de eerste trillingsprognose?
Uit
de eerste trillingsprognose kwam naar voren
dat de gebouwen H2 en H4 gevoeliger zijn
dan het gebouw H5 en dat in de woonblok-
ken H2 en H4 kans bestond op overschrij-
ding van de SBR-B-streefwaarden. Dit is het
gevolg van het ontbreken van langsstabili-
teitswanden, die in blok H5 wel aanwezig
zijn. Om de overlast door trillingen te be-
perken, zijn verschillende scenario's beke-
ken, zoals een blijvende damwand tussen
de woonblokken en de spoorlijn en het toe-
passen van langsstabiliteitswanden (dwars-
wanden) in de bovenbouw. De blijvende
damwand is afgevallen vanwege de kosten
en gaf niet het gewenste effect; er moesten
nog steeds aanvullende voorzieningen wor-
den getroffen. Met het toepassen van langs-
stabiliteitswanden in de bovenbouw zou het
project niet meer uitvoerbaar zijn met tun-
nelgietbouw en daarmee te duur worden.
Bovendien moesten ook dan nog aanvullen-
de voorzieningen getroffen worden.
Uitgebreide trillingsprognose? Voor het goed
en juist beoordelen van de invloed van het
trillen op het wooncomfort in de blokken
H2 en H4 was dus een uitgebreide trillings-
prognose noodzakelijk. Bij deze uitgebreide
trillingsprognose zijn de gebouwen met dy-
namische 3D FEM-modellen gesimuleerd.
Movares gebruikt hiervoor een model dat
parametrisch is opgezet, waarbij op basis
van de constructieve tekeningen in relatief
korte tijd een efficiënt 3D FEM-model van de
gebouwen wordt opgezet. Door de parame-
trische opzet zijn constructieve maatregelen
eenvoudig aan het model toe te voegen. Een
voorbeeld van een dergelijk FEM-model is
weergegeven in figuur 6. Het model berekent de frequentie-
afhankelijke overdracht van trillingen op de
fundering naar alle vloeren in het frequen-
tiegebied van 1 ? 100 Hz. Met het resultaat
van de al tijdsafhankelijke trillingssignalen
en deze berekende overdracht, worden de
trillingssignalen op de vloeren voor alle trei-
nen voorspeld. Zo ontstaat voor het hele ge-
bouw een beeld van de trillingen gedurende
een week. Vervolgens zijn uit de trillingssig- nalen de waarden
V
max (waarde van de maxi-
male trillingssterkte) V
per (trillingssterkte
over de beoordelingsperiode) berekend en
getoetst aan de streefwaarden uit de SBR-B-
richtlijn. De uitgebreide trillingsprognose be-
vestigde het beeld van overschrijding van de
SBR-B-streefwaarden. De grootste trillingen
traden op in de bouwblokken H2A en H4F,
die het dichtst bij het spoor liggen. Verder
was bij de beoordeling de trillingssterkte
V
max in de verticale richting maatgevend. De
verticale trillingen overschreden de streef-
waarden in alle gebouwen. Voor de horizon-
tale trillingen was er alleen een enkele over-
schrijding op de begane grond van blok
H2B/H2E.
Aanvullende maatregelen in
verband met trillingen
Vanwege de voorspelde overschrijding van
de SBR-B-streefwaarden, is onderzocht met
welke maatregelen de trillingen tot een aan-
vaardbaar niveau terug te brengen zijn. Op
de vloeren bleek de grootste bijdrage te komen
van trillingen tussen 10 en 20 Hz (fig. 7).
Maatregelen moeten de trillingen vooral in
dit frequentiegebied reduceren. In de horizontale richting leveren fre-
quenties tussen 3 en 8 Hz een bijdrage aan
het trillingsniveau. Maatregelen om trillin-
gen in de verticale richting te reduceren,
mogen deze laagfrequente horizontale tril-
lingen niet te veel versterken. In eerste in-
stantie is een kwalitatieve inschatting ge-
maakt van de maatregelen die het meest
kansrijk zijn. Vervolgens is het effect van
deze maatregelen met het 3D dynamisch
FEM-model doorgerekend.
Voor bouwblok H2A ging het om de volgende
maatregelen:
verwijderen van het zand en de 'kelder'
dicht maken met een extra wand;
eén bouwlaag minder;
afveren van het gebouw met rubber;
Voor de overige blokken (H2B, H4E, H2C,
H4D en H4F):
afveren van het gebouw met rubber.
Voor alle gebouwen zijn rubberblokken met
verticale afveerfrequenties van 7 en 8 Hz
Voor een uitge-
breide trillings-
prognose zijn de
gebouwen met
dynamische 3D
FEM-modellen
gesimuleerd
CEMENT 2 2022 ?23
beschouwd (lager dan 7 Hz is economisch
gezien niet haalbaar). Deze afveerfrequentie
is afgestemd op het voorspelde trillingsspec-
trum van de vloeren. De stijfheid van de
rubberblokken is vervolgens gebaseerd op
de afveerfrequentie. Van belang is dat rub-
berblokken in de horizontale richting een
aanmerkelijk lagere stijfheid hebben dan in
de verticale richting. De leverancier van de
rubberblokken heeft geholpen met de bepa-
ling van de horizontale veerstijfheid.
Constructieve uitwerking
In blok H2A zit een commerciële plint (in
de 'kelderlaag') met daarboven een berging-
slaag en vijf woonlagen. De bergingslaag en
de vijf woonlagen worden uitgevoerd met
een tunnelbekisting, de commerciële laag
met een kolommenstructuur (de ruimten
vallen buiten de gebruiksfuncties waarvoor
de SBR-B van toepassing is).Aan de bovenzijde van de kolommen
is een balk aangebracht voor het plaatsen
van de rubberblokken. De ontkoppeling in
H2A zit dus niet in de fundering, maar tus-
sen de kelder en de beganegrondvloer. De vloer van de bergingslaag is een
breedplaatvloer van 290 mm dik. Samen
met de bovenbouw is dit een gesloten struc-
tuur die in zijn geheel op veren staat. De
knoop van de bergingswand met de ber-
gingsvloer is één geheel en daarom is er geen dubbele balk nodig voor het ontkoppe-
len.
In de commerciële laag leveren de
grondkerende wanden de stabiliteit. Onder
de eerste verdieping is een extra horizontaal
stabiliteitsframe aangebracht om de boven-
bouw stabiel op de commerciële laag te kun-
nen plaatsen (fig. 9).
Behalve blok H2A, worden ook de blokken
H2C, H4D en gedeeltelijk H2B en H4D on-
derkelderd. De ontkoppeling bij de kelders
zit hier aan de bovenzijde van de kelderwan-
den en bij de overige gedeelten van de blok-
ken en blok H4F boven op de funderingsbal-
ken. Doordat de kelderwanden bovenin door
de ontkoppeling niet meer horizontaal zijn
gesteund, zijn er dwarswanden in de kelder
gerealiseerd voor het opvangen van de hori-
zontale gronddruk.
Door het toepassen van een wanden-
structuur en een vlakke beganegrondvloer in
deze blokk
en, die samen één geheel vormen,
is er geen dubbele funderingsbalk nodig. Met
andere woorden, de gehele bovenbouw is
een gesloten structuur die op veren staat.
De verdiepingsvloeren zijn 290 mm
dik en de wanden 250 mm. De momentvaste
knopen van de wanden-vloerenstructuur le-
veren de stabiliteit in de langsrichting. De
dwarswanden leveren de stabiliteit in de
dwarsrichting.
Rubberblokken
zijn aangebracht
boven de kelder-
laag of boven de
funderingsbalken
9 Stabiliteitsframe onder de beganegrondvloer, met in groen schematisch de locatie van de rubberblokken
9
24? CEMENT 2 20 22
Het gevelmetselwerk zit vast aan de boven-
bouw en mag niet op de fundering worden
geplaatst. Trillingen zouden dan via het met-
selwerk kunnen worden doorgegeven aan
de woonlagen. Het gevelmetselwerk wordt
daarom op beganegrondniveau opgevangen
met een geveldrager.Alle blokken zijn onderling gedilateerd
en gefundeerd op mortelschroefpalen van
rond 500 mm.
Modellering
Met de ontwerpnota's en de resultaten uit
het trillingsonderzoek van Movares is de
constructie verder uitgewerkt. Bij de ge-
wicht- en stabiliteitsberekening werd al snel
de impact duidelijk van de interactie tussen
de rubberblokken en de palen. Er is een sys-
teem ontstaan met twee 'veren' (de rubber-
blokken en de palen) die beide zo veel moge-
lijk gelijkmatig zijn belast en uitgenut,
uiteraard met inachtneming van de mini-
male onderlinge afstand van de palen. De
onderlinge afstand van de rubberblokken
was een variabele en deze blokken kunnen
zelfs 'mannetje-mannetje' (zonder tussen-
ruimte) worden gepositioneerd. Hiervoor is voor alle unieke wanden
(in de zin van geometrie, bovenbouwbelas-
ting, met of zonder kelder) een raamwerk-
model gemaakt waarin zowel de palen als de
rubberblokken zijn gemodelleerd als veren (fig. 11, 12). De rubberblokken zijn gemodel-
leerd met een vaste onderlinge afstand. De
in werkelijkheid variërende onderlinge af-
stand van de blokken wordt in rekening ge-
bracht door de stijfheid van de veren aan
te passen. Door iteratief de posities van de
palen en de stijfheid van de blokken aan te
passen, is een optimaal resultaat gegene-
reerd.
Op deze manier werd de belasting op
zowel de blokken als de palen zo duidelijk
mogelijk inzichtelijk gemaakt voor alle ver-
schillende belastingssituaties (fig. 13). Dit
had als bijkomend voordeel dat de raam-
werken direct konden worden gebruikt in
de fase Uitvoeringsgereed Ontwerp om de
wapening van de fundering, de kelder en de
wanden te bepalen. De horizontale belasting gaat via de-
zelfde blokken en wordt door de boven-
bouwwanden gelijkmatig verdeeld, waar-
door de belasting per rubberblok laag
genoeg is. De horizontale veerstijfheid van
de onderbouw en rubberblokken hadden
hier een niet-merkbare invloed op. Door de
hoeveelheid blokken / lengte stabiliteitswan-
den en de zo veel mogelijk gelijkmatige ver-
deling zijn de krachten/vervormingen ook
gelijkmatig. Voor bouwdeel H2A is ervoor gekozen
een 3D EEM-model toe te passen in verband
met de overgang van wonen (wanden-
10 Constructie blok H2 en H4; grijs: in-situbeton, geel: prefab-betonwanden, oranje: prefab kolommen, blauw: prefab balkons
10
CEMENT 2 2022 ?25
11
12
13
11 Stijfheid van 7 Hz-rubberblokken met 4 en 5 lagen rubber, die als input voor de raamwerkmodellen geldt12 Voorbeeld van een gebruikt raamwerkmodel
13 Resultaat van de belastingen op de rubberblokken 26? CEMENT 2 20 22
structuur) naar de commerciële ruimte (ko-
lomstructuur) met het bijbehorend excen-
trisch stabiliteitsprincipe (fig. 14). Voor de
bepaling
van de belasting op de rubberblok -
ken en de palen is hetzelfde systeem (met
de vaste onderlinge afstand van de veren,
fig. 15) g
ebruikt als in de raamwerkmodellen.
In de voorgevel van bouwdelen H2B
en H4E zijn enkele kolommen naast de dub-
bele balkons aanwezig die op de begane
grond uitkomen. Door middel van een stalen
HEM280 ter plaatse van de kelders of een
prefab-betonbalk ter plaatse van de funde-
ring onder de begane grond, wordt de belas-
ting naar de bouwmuren overgebracht en is
een minimale belasting op de oplegblokken
gerealiseerd (fig. 16, foto 17, foto 18).
Overige aandachtspunten
Overige aandachtspunten vanuit de ont-
werpfase als gevolg van de toepassing van de
trillingsisolatie waren de minimale opleg-
breedten van de rubberblokken (zowel bo-
ven als onder de vloer), het hoogteverschil
tussen de 7 Hz (VHS-150)- en de 8 Hz
(SEB-UHR80)-rubberblokken, de brandwe-
rende afwerking ter plaatse van de rubber-
blokken en de opvang van het metselwerk
en de trappen uit de kelder op beganegrond-
niveau.
In de eerste ontwerpen was de begane-
grondvloer overal een massieve plaat van
290 mm dik (met waar mogelijk de toepas-
sing van breedplaten). Omdat de vloeren
14
15
14 EEM-model H2A
15 Resulterende belasting op de ontkoppeling CEMENT 2 2022 ?27
16
17
18
16 Locatie stalen HEM (groen), THQ-liggers (oranje), prefab balk (blauw), kolommen (rode cirkel) en de afdracht op de akoestische ontkoppeling (paarse rechthoek) 17 Uitvoering prefab randbalk, THQ-ligger en HEM-ligger 18 Oplegging HEM-profiel op de 7 Hz-blokken 28? CEMENT 2 20 22
19
20
19 Detaillering van de oplegging kanaalplaat (incl. prefab-betonplaatje) / breedplaat op de 8 Hz-rubberblokken
20 De oplegging van de 8 Hz-blokken op de vlakke funderingsbalk met daarop het prefab-betonplaatje CEMENT 2 2022 ?29
geen blijvende ondersteuning kunnen heb-
ben (en dus niet op een werkvloer kunnen
worden gestort), is er vrij snel in het proces
voor gekozen om op de locaties waar geen
kelder aanwezig is, kanaalplaten toe te pas-
sen met een dikke druklaag. Om te blijven
voldoen aan het trillingsonderzoek is de dik-
te van de druklaag zodanig gekozen, dat de
begane grond zowel bij de massieve bekis-
tingsplaatvloer als de kanaalplaat met dru-
klaag dezelfde massa heeft.Om de kanaalplaten te kunnen leggen
(en direct aan de vlakheidseis van de opleg-
ging op de rubberblokken te voldoen), wordt
eerst in de richting van de bouwmuur een
prefab-betonplaatje op de rubberblokken
gelegd, waar de kanaalplaat kan worden op-
gelegd (fig. 19, foto 20). Om er in de bouwfase
voor te zorgen dat de kanaalplaten niet weg-
draaien van de oplegging, of de rubberblok-
ken kantelen, worden de blokken versprin-
gend toegepast, met een onderlinge afstand
van de breedte van de dragende wand erbo-
ven. De blokken hebben dan 'meer breedte'
en staan dan deels direct onder de kanaal-
platen in plaats van enkel centrisch onder
de wand (foto 21). De bovenzijde van de funderingsbalken/kel-
derwanden wordt afgewerkt met een giet-
mortel om de vlakheid onder de rubber-
blokken te garanderen.
De rubberblokken zullen door de uit-
gezochte gelijkmatige belasting allemaal, op
1 à 2 mm onderling verschil, in de eindsitua-
tie 20 mm indrukken ten opzichte van de
onbelaste situatie. De indrukking verloopt
echter niet lineair in relatie tot de belasting.
Voor de uitvoering is per bouwlaag de in-
drukking van de rubberblokken bepaald,
zodat dit buiten kon worden gemonitord.
Economische oplossing
Uiteindelijk was de ontkoppeling met rub-
berblokken de enige economische oplossing
om trillingen veroorzaakt door treinverkeer
te neutraliseren. De kosten zijn daarbij het
hoogst voor de rubberblokken met de laag-
ste afveerfrequenties (7 Hz). De kosten voor
de rubberblokken inclusief de overige aan-
passingen in de constructie zijn uiteindelijk
uitgekomen op 5% van de totale bouwsom.
Er zullen steeds vaker woongebouwen dicht
tegen het spoor worden gerealiseerd. Daar-
bij moet rekening worden gehouden met
trillingen uit treinverkeer. Hier zijn steeds
meer gemeenten en ProRail zich al bewust
van. Door zo vroeg mogelijk in het ontwerp-
proces de trillingsonderzoeken uit te voe-
ren, kunnen de kosten zo laag mogelijk wor-
den gehouden. Het later inpassen van
oplossingen in een ontwerp kan namelijk
erg ingrijpend en kostbaar zijn. Bovendien
zijn niet alle oplossingen geschikt voor alle
typen gebouwen en constructies. Bij de toe-
passing van verticale trillingsisolatie is het
belangrijk dat in een vroeg stadium de inter-
actie tussen fundering, blokken en de boven-
bouw inzichtelijk wordt gemaakt in het con-
structieve ontwerp. Als vanaf het begin van een bouwplan
rekening met trillingen wordt gehouden, is
comfortabel wonen vlak naast het spoor op
een economisch verantwoorde manier mo-
gelijk.
21
21 De 7 Hz-blokken worden verspringend toegepast op de fundering van H4F 30? CEMENT 2 20 22
Projectgegevens
Project: OP ENKA Ede
Opdrachtgever: AM/Woonstede
Architect: MIX Architecten
Constructeur: BAM Advies & Engineering
Adviseur trillingen: Movares
Aannemer: BAM Wonen Bouwen op Maat
Leverancier rubberblokken: Vilton/CDM
Op het ENKA-terrein wordt een appartementencomplex gebouwd met 201 sociale huurwoningen. De oude fabriek op het terrein is voor het project grotendeels gesloopt. Wel zijn enkele kenmerkende gebouwen bewaard gebleven, waaronder de oude hoofdingang en de direct daaraan gelegen fabriekshallen, inclusief de karakteristieke sheddaken (zaagtanddaken). De vorm van deze daken komt terug in de architectuur van de nieuwbouw.
Het appartementencomplex bestaat uit twee blokken, H2 en H4. Deze zijn weer zijn onderverdeeld in de delen H2A, H2B, H2C, H4D, H4E en H4F. Deze delen zijn onderling gedilateerd en op zichzelf stabiel. De gebouwen zijn zes of zeven lagen hoog en deels onderkelderd.
Reacties
Jeroen Broekstra - Zonneveld ingenieurs b.v. 29 maart 2022 13:46
Wat zijn de horizontale eigenfrequenties? mvg Arie Koot