3
4 2018 56 Rekenen in de praktijk
Scheurwijdte-
bere kening bij
verhinderde vervorming
Hoewel beton in principe altijd scheurt, worden ten behoeve van duurzaamheid en waterdichtheid
eisen gesteld aan de maximale scheurwijdte. Vooral bij verhinderde vervorming kunnen door -
gaande scheuren ontstaan en kan de waterdichtheid kritisch worden. Dit doet zich bijvoorbeeld
voor als een wand op een vloer wordt gestort. De scheurwijdte kan op verschillende manieren
worden berekend. Aan de hand van een case worden deze manieren nader toegelicht.
Rubriek Rekenen in de praktijk
Dit is de derde aflevering in de Cement-rubriek 'Rekenen in de praktijk'.
Hierin staat telkens één rekenopgave uit de praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een werkgroep, bestaande uit: Mustapha
Attahiri (Ingenieursbureau Gemeente Rotterdam), Gökhan Dilsiz (Arup),
Maartje Dijk (Witteveen+Bos), Jorrit van Ingen (Bartels Ingenieurs voor
Bouw & Infra), Jacques Linssen (redactie Cement), Bart Vosslamber
(Heijmans) en Bas Wijnbeld (ABT ).
De artikelen zijn opgesteld door één van de leden van deze werkgroep. Ze
zijn vervolgens gereviewd door de andere leden en door minimaal één senior
adviseur binnen het bedrijf van de opsteller. Ondanks deze zorgvuldigheid, is
de gepresenteerde rekenmethode de visie van een aantal individuen. Er kan
nooit volledig worden gegarandeerd dat wat er is geschreven waar is.
en autogene krimp. Deze krimp wordt verhinderd door de
vloer, waardoor verticale scheuren ontstaan. Het verschil in
opgelegde vervorming tussen de vloer en de wand is in dit
geval ? = 0,3?. Er zitten verder geen krachten in de wand.
Uitgangspunten
dikte vloer/wand 500 mm
hoogte wand 4 m
lengte wand 20 m
afstand tot tegenover- a = 25 m
gelegen wand
wapening Ø20-100, in twee richtingen, aan beide
zijden verticale wapening in eerste (buitenste)
laag, horizontale wapening in tweede laag
dekking 50 mm
staalkwaliteit B500B
betonsterkteklasse C30/37
stijfheid vloer oneindig stijf
Case
Er wordt een case beschouwd van een wand die op een vloer
wordt gestort (fig. 1). Deze wand wil krimpen ten gevolge van
de temperatuurdaling tijdens de verharding, uitdrogingskrimp
57
Uitwerking case
De vraag is wat de maximale scheurwijdte is in de wand. Deze
vraag kan op verschillende manieren worden beantwoord.
NEN-EN 1992-3 bijlage M maakt onderscheid tussen een 'end-
restraint'-situatie en een 'edge-restraint'-situatie (fig. 2). Voor
een constructie met 'end-restraint' moet formule M.1 of M.2
worden toegepast, voor een constructie met 'edge-restraint'
moet formule M.3 worden toegepast.
In de praktijk zal een zuivere vorm van 'end-restraint' maar
zelden voorkomen. In veel gevallen zal de situatie veel dichter
tegen 'edge-' dan 'end-restraint' aan zitten. Ook de wand op de
vloer in dit voorbeeld komt het dichtst in de buurt van een
'edge-restraint'-constructie. Afhankelijk van eventuele dwars-
wanden zal er ook enige vorm van 'end-restraint' zijn.
Strikt genomen moet de vraag dus worden beantwoord met
behulp van formule M.3 uit NEN-EN 1992-3. In dit voorbeeld
zal echter een scheurwijdteberekening worden gemaakt met
behulp van zowel formule M.1 als M.3, zodat de verschillen
duidelijk worden. Daarnaast wordt de scheurwijdte uitgere-
kend volgens de methode van Van Breugel [1, 2].
End-restraint ? gebruik van M.1 en M.2 uit NEN-EN 1992-3
De verschilrek treedt op in horizontale richting.
Voor de gemiddelde verschilrek (?
sm ? ? cm) wordt uitgegaan van
formule M.1 conform NEN-EN 1992-3:
() ,
1
1+
? 0, 5 (M.1) e
sm cm e c ct eff
s
kkf
E
??
??
?
= ?
met:
?
e =
E s/Ecm = 200.000/33.000 = 6,06
k
c = 1,0 (zuivere trek)
k = 0,86 (voor h = 500 mm)
f
ct,eff = f ctm = 2,9 N/mm 2 (uitgaande van de eerste scheur
bij t ? 28 dagen)
A
ct = b ? h ct = 1000 ? 250 mm 2
As = 3142 mm 2/m 1 (Ø20-100)
? = A
s/Act = 3142/(1000 ? 250) = 0,01257
volgt:
(?
sm ? ? cm) = 0,5 ? 6,06 ? 1,0 ? 0,86 ? 2,9 ? (1 + 1/(6,06 ? \
0,01257)) /
200.000 = 0,53?
Noot
In NEN-EN 1992-3 artikel M.2(a) staat dat ? moet worden
berekend met behulp van A
ct waarvoor wordt uitgegaan van de
definitie in artikel 7.3.2. Dit artikel stelt dat A
ct de oppervlakte
van het beton is binnen de trekzone en dat de trekzone dat deel
van de doorsnede is dat volgens de berekening juist vóór het
ontstaan van de eerste scheur onder trek staat. Voor de bereke- ning conform formule 7.11 van NEN-EN 1992-1-1 moet echter
gebruik worden gemaakt van h
c,eff voor de berekening van ? p,eff.
Dit leidt tot een ander wapeningspercentage.
Voor de scheurafstand s
r,max geldt conform formule 7.11 de
nationale bijlage van NEN-EN 1992-1-1:
s
r,max = k 3 c + k 1 k2 k4 Ø / p ,eff (7.11)
? de grootste waarde van (50 ? 0,8 f
ck)Ø en 15Ø
met:
k
1 = 0,8 (hoge aanhechting)
k
2 = 1,0 (zuivere trek)
k
3 = 3,4
k
4 = 0,425
c
hor = 50 + 20 = 70 mm (dekking op horizontale wapening)
d
hor = h ? c hor ? Ø hor/2 = 500 ? 70 ? 20/2 = 420 mm
h
c,eff = min{2,5 ? (h ? d hor) = 2,5 ? (500 ? 420) = 200 mm; h/2
= 500/2 = 250 mm} = 200 mm
in verband met de afwezigheid van momenten hoeft (h ? x)/3
niet te worden gecontroleerd
2 (a) restraint of a member at its ends (b) restraint along one edge
1
p + 0 m
p + 1 m
p + 4 m
a
staalspanning
0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 \
500
50
40
30
20
10
0 W
k = 0,3
W
k = 0,2
W
k = 0,1
W k = 0,05
3
1 Wand uit case
2 Verschil tussen 'end-restraint' en 'edge-restraint' volgens NEN-EN 1992-3
3 Vereenvoudigde methode voor scheurwijdteberekening volgens grafiek
7.103N uit NEN-EN 1992-3
maximale wapening diameter
Rekenen in de praktijk 4 2018
58 4 2018
?p,eff = A s / (b ? h c,eff) = 3142/(1000 ? 250) = 0,01571
volgt:
s
r,max = 3,4 ? 70 + 0,8 ? 1,0 ? 0,425 ? 20 / 0,01571 = 671 mm
? max{(50 ? 0,8f
ck)Ø = (50 ? 0,8 ? 30) ? 20 = 520 mm;
15Ø = 15 ? 20 = 300 mm} = 520 mm
w
k = s r,max ? (? sm ? ? cm) = 520 ? (0,53 ? 10-3) = 0,28 mm
Als alternatief voor een directe berekening mag gebruik
worden gemaakt van de grafiek 7.103N uit NEN-EN 1992-3
(figuur 3). Hiertoe wordt eerst de staalspanning bepaald.
?
s = k c k f ct,eff / ? = 1,0 ? 0,86 ? 2,9 / 0,01257 = 198,4 N /mm 2 (M.2)
De diameter die moet worden ingevuld in de grafiek wordt als
volgt berekend:
Ø
s* = Ø s,hor ? 2,9 ? 10 ? (h ? d hor) / (f ct,eff ? h)
= 20 ? 2,9 ? 10 ? (500 ? 420) / (2,9 ? 500) = 32 mm (7.122)
Op basis van grafiek 7.103N zou hier een scheurwijdte uitko-
men van circa 0,27 mm (geschatte waarde). Deze scheurwijdte
is iets lager dan de berekende scheurwijdte met M.1. Echter, de
methode is ook een stuk onnauwkeuriger, doordat de scheur -
wijdte moet worden afgelezen in een grafiek.
Edge-restraint ? antwoord met M.3
De gemiddelde verschilrek ( ? sm ? ? cm) wordt nu bepaald met
M.3 van NEN-EN 1992-3:
(?
sm ? ? cm) = R ax ?free (M.3)
waarin:
R
ax is de verhinderingsgraad
?
free is de rek die zou optreden als het element geheel onver -
hinderd zou zijn
Het rekverschil tussen wand en vloer bedraagt 0,3?. Voor dit
rekverschil wordt van volledige verhindering uitgegaan, waar -
door R
ax = 1,0. Een mogelijke vervorming die de vloer en de
wand beide ondergaan, wordt beschouwd als geheel onverhin-
derd ( R
ax = 0), waardoor deze buiten beschouwing kan blijven.
De invloed van relaxatie wordt in dit voorbeeld niet
beschouwd.
De scheurafstand s
r,max is gelijk aan de scheurafstand berekend
bij formule M.1. De scheurwijdte wordt dan:
w
k = s r,max ? (? sm ? ? cm) = 520 ? (0,30 ? 10-3) = 0,16 mm
Antwoord met Van Breugel
In de publicatie 'Betonconstructies onder temperatuur- en
krimpvervormingen (BP2)' van prof.dr.ir. K. van Breugel [1, 2]
(hierna Van Breugel), wordt een afwijkende methode gegeven
om de scheurwijdte te bepalen. Van Breugel maakt onderscheid
tussen dikwandige constructies en niet-dikwandige construc-
ties. Om te bepalen of de constructie dikwandig is, is echter de
scheurwijdte wmo en de staalspanning ?
s,cr benodigd. In feite
moet dus een iteratieve berekening worden uitgevoerd.
In dit rekenvoorbeeld zal daarom in eerste instantie worden
uitgegaan van een constructie die niet dikwandig is, oftewel
h
eff = 0,5 ? h = 0,5 ? 500 mm = 250 mm. Dit uitgangspunt zal
achteraf worden gecontroleerd.
De gemiddelde scheurwijdte wordt berekend met formule
4.19b van [1]:
()
0 ,85
,,
, 0, 4
2
(4.19b) mo s cr s cr e cr
cm cube sw
fE ?? ?? ??
??
??
waarin:
f
cm, cube = gemiddelde kubusdruksterkte
Ø = staafdiameter
E
s = elasticiteitsmodulus staal
?
e = E s/Ec = ratio van E-moduli
?cr = trekspanning in het beton op het moment van scheu -
ren
?cr = 0,6 ? f ctm = 0,6 ? 2,9 = 1,74 N/mm 2
(langeduurtreksterkte)
? = 3142 / (250 ? 1000)
= 0,0126 (constructie niet dikwandig)
?
e = 6,06
?
s,cr = ? cr ? (1/? + ? e) = 1,74 ? (1/0,0126 + 6,06)
= 148,6 N/mm
2
fcm,cube = f ck,cube + 8 = 37 + 8 = 45 N/mm 2
w
mo = 2 ? ((0,4 ? Ø hor / (f cm,cube ? E s) ? ? s,cr ? (? s,cr ? ? e ? ? cr))0,85
= 2 ? ((0,4 ? 20 / (45 ? 200.000) ? 148,6 ? (148,6 ?\
6,06 ?
1,74))0,85 = 0,0665 mm
Controle h
eff:
l
st = 1,2 ? w mo ? E s / ? s,cr = 1,2 ? 0,0665 ? 200.000 / 148,6
= 107 mm
h
eff = c + 2 ? Ø hor +1,2 ? l st = 70 + 2 ? 20 + 1,2 ? 107
= 239 mm < 250 mm
Rekenen in de praktijk
59
De berekende effectieve hoogte is kleiner dan de halve
constructiehoogte, wat betekent dat de constructie dikwandig
is. Het wapeningspercentage in de berekening moet worden
aangepast.
? = 3142 / (239 ? 1000) = 0,0132
Hiermee kan opnieuw de gemiddelde scheurwijdte w
mo worden
berekend. Door een aantal keer te itereren, wat eenvoudig te
doen is met behulp van een spreadsheet, wordt uiteindelijk een
gemiddelde scheurwijdte gevonden van w
mo = 0,0598 mm bij
een effectieve hoogte h
eff van 233 mm.
Om de maximaal optredende scheurwijdte te berekenen, wordt
gebruikgemaakt van een spreidingsfactor en een langeduur-/
wisselbelastingsfactor conform paragraaf 4.5 van [1]:
?
s = 1,30 (spreidingsfactor)
?
? = 1,30 (langeduurfactor)
w
max = ? s ? ? ? ? w mo = 1,3 ? 1,3 ? 0,0598 = 0,10 mm
Noot
In het rekenvoorbeeld zijn notaties overgenomen uit de Engels-
talige versie van het boek van Van Breugel [2], die zo veel
mogelijk aansluiten op die uit de Eurocode. De Nederlandse
uitgave [1] wijkt af van de Eurocode-notaties.
Verschillen
Een belangrijk verschil tussen de methode M.3 en de methode
M.1 is dat de scheurwijdte bij methode M.3 zal toenemen of
afnemen met respectievelijk toenemende of afnemende opge -
legde vervorming, terwijl de scheurwijdte bij de methode M.1
constant blijft. Ook in de methode van Van Breugel blijft de
scheurwijdte constant zolang de opgelegde vervorming binnen
een bepaalde bandbreedte blijft.
In tabel 1 zijn de antwoorden van dit rekenvoorbeeld samenge-
vat. Daarnaast is weergegeven wat de scheurwijdte doet bij
toenemende of afnemende opgelegde vervorming.
De maximale scheurwijdte die wordt berekend, is dus sterk
afhankelijk van de gekozen methode. Met behulp van de
methode van Van Breugel wordt een scheurwijdte gevonden
die een factor 0,37 lager ligt dan de gevonden scheurwijdte met
behulp van formule M.1 uit NEN-EN 1992-3. Voor de uitkomst
van formule M.3 is de bepaling van de juiste hoeveelheid opge-
legde vervorming en de mate van verhindering erg belangrijk.
Daarover in een volgend artikel meer.
Tot slot
Dit rekenvoorbeeld laat de verschillen zien die optreden bij het
berekenen van scheurwijdten ten gevolge van opgelegde
vervorming. De verschillen van meer dan 50% roepen de vraag
op welke methoden wel en niet geschikt zijn voor het bereke-
nen van scheurwijdten. Het antwoord op deze vraag kunnen
we hier niet geven, een analyse van de verschillende methoden
gaat te ver voor deze rekenrubriek. Een commissie 'Scheurwijd-
teberekeningen van betonconstructies' van CROW houdt zich
momenteel met dezelfde vraag bezig en kan hier in de
toekomst wellicht meer duidelijkheid over geven. Daarnaast
wordt gewerkt aan een nieuwe versie van NEN-EN 1992,
waarin de berekening van de scheurvorming waarschijnlijk op
een aantal punten zal wijzigen. De commissie van CROW
probeert hierbij aan te sluiten. De verwachting is dat de
commissie in het najaar van 2018 een rapport zal publiceren
met aanbevelingen.
?
? LITERATUUR
1 Breugel, K. van, Betonconstructies onder temperatuur- en
krimpvervormingen, Theorie en praktijk, Stichting BetonPrisma,
's-Hertogenbosch 1996.
2 Breugel, K. van, Concrete Structures under Imposed Thermal and
Shrinkage Deformations, Theory and Practice, English Edition, Delft,
June 2013.
Inventarisatie scheurwijdteberekeningen
Om een beeld te krijgen van hoe er in de praktijk met het onder -
werp scheurvorming wordt omgegaan, heeft een de commissie
'Scheurwijdteberekeningen van betonconstructies' van SBRCUR-
net/CROW een oproep gedaan een casus uit te werken. De resul-
taten bleken opvallend sterk uiteen te lopen. Meer hierover staat
in het Cement-artikel 'Berekenen scheurvorming in de praktijk',
verschenen in Cement 2017/7.
Tabel 1 Maximale scheurwijdte bij verschillende methoden en opgelegde vervormingen
opgelegde vervorming M.1M.2 (grafiek) M.3Van Breugel
? = 0,20 ? 0,280,27 0,100,10
? = 0,30 ? 0,280,27 0,160,10
? = 0,40 ? 0,280,27 0,210,10
Rekenen in de praktijk 4 2018
Reacties