54? CEMENT 1 2021
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de 14e aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit de
praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit:
Mustapha Attahiri (Ingenieurs-
bureau Gemeente Rotterdam),
Maartje Dijk (Witteveen+Bos),
Lonneke van Haalen (ABT),
Matthijs de Hertog (Nobleo),
Jorrit van Ingen (WSP), Jacques
Linssen (redactie Cement) en
Bart Vosslamber (Heijmans).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze
werkgroep. Het wordt vervol-
gens gereviewd door de andere
leden en door minimaal één
senior adviseur binnen het
bedrijf van de opsteller.
Ondanks deze zorgvuldigheid
is de gepresenteerde rekenme-
thode de visie van een aantal
individuen.
De stabiliteitsbeschouwing is een van de
belangrijkste paragrafen in de berekening
van een hoogbouwproject. Om horizontale belastingen en belastingen uit scheefstand
op verantwoorde wijze af te dragen naar de fundering, moet een voldoende stijve
stabiliteitsconstructie worden ontworpen, bijvoorbeeld een kern. De belangrijkste
parameter hierin is de buigstijfheid EI. In een case wordt toegelicht hoe die buigstijfheid
kan worden bepaald en wordt bekeken hoe met scherp rekenen de tweede-orde-effecten kunnen worden beperkt.
STABILITEITS KERN MET
TWEEDE ORDE
EFFECTEN
Case
Deze case richt zich op het bepalen van de buigstijfheid van een kern en de invloed daarvan op het tweede-orde-effect. Er wordt een woongebouw
beschouwd met een hoogte van 60 m en een grondoppervlak van 30 m x 30 m met één centrale stabiliteitskern van 6,0 m x 10,0 m (b x h) en een
wanddikte van 0,3 m.
CEMENT 1 2021 ?55
rekenen in de praktijk (14)
Buigstijfheid
Door constructeurs wordt over de buigstijfheid van
kernen, vloeren, balken etc. vaak geroepen: "Ik reken
met een gescheurde E van 10.000 N/mm
2". Verwarrend,
want een elasticiteitsmodulus kan niet gescheurd zijn.
Wat wordt er dan bedoeld? Dat kruip en langetermijn-
effecten van beton worden meegenomen? Dat er
scheurvorming in het element ontstaat? Waarom dan
een elasticiteitsmodulus van 10.000 N/mm
2? Waarom
geen 5000 N/mm 2 of 15.000 N/mm 2? Een onderbouwing
ontbreekt (te) vaak.
Even opfrissen
De buigstijfheid wordt samengesteld uit de groothe-
den E en I , waarin E de elasticiteitsmodulus (hierna:
E-modulus) van het beton is en I het traagheidsmoment
van de doorsnede. Beide kennen, in tegenstelling tot
UITGANGS-
PUNTEN
hoogte gebouw h = 60 m
grondoppervlak
b x h = 30 m x 30 m maten kern (uitwendig)
b x h = 6,0 m x 6,0 m wanddikte kern d = 0,3 m
windgebied
windgebied II,
terreincategorie II: onbebouwd
gevolgklasse CC2 foto 1 De stabiliteitsbeschouwing is een van de belangrijkste paragrafen in de berekening van een hoogbouwproject
de Wet van Hooke, niet-lineair gedrag. We onderschei-
den fysisch en geometrisch (niet-)lineair gedrag.
Fysisch gedrag materiaal?Het materiaal is fysisch
niet-lineair als de relatie tussen de spanningen en de
rekken niet lineair is. Bij betonconstructies belast op
buiging is hiervan sprake, omdat de drukzone vanaf
een zekere spanning steeds sterker niet-lineair wordt,
terwijl de trekzijde heel snel zijn lineariteit verliest
omdat het beton scheurt en er daardoor helemaal
geen spanning meer is. De mate van scheurvorming is
hierbij afhankelijk van het aanwezige buigend moment
en de normaalkracht. In deze beschouwing kan de
wapening worden meegenomen.
Verder geldt dat de E-modulus afneemt, in de tijd
gemeten, bij gelijkblijvende belasting: het zogenaamde
kruipeffect. Je werkt dan met een schijnbare
56? CEMENT 1 2021
kern:
6,0 m × 10 m
d = 0,3 m
60,0 m
30,0 m
30,0 m
zijn de zogenoemde tweede-orde-effecten en die zijn
in sterke mate van toepassing op kernen.
Voor deze case spelen beide effecten een belangrijke
rol. Omdat het buigend moment niet constant is over
de kernhoogte, betekent dit voor het traagheidsmo-
ment dat deze op iedere hoogte een andere waarde
heeft. De geëigende aanpak is om te rekenen met het
traagheidsmoment van de ongescheurde doorsnede,
om vervolgens de invloed van scheuren, samen met
de kruipeffecten, te verwerken in een gecorrigeerde
E-modulus. Eerlijk is eerlijk: hiervoor is 10.000 N/mm
2
vaak een aardige schatting.
Deze aanpak passen we ook voor deze case toe.
Eerst wordt het tweede-orde-effect bepaald bij een
constante en vervolgens ook met een over de hoogte
verlopende E-modulus.
Case
In deze case wordt een woongebouw beschouwd
met een hoogte van 60 m en een grondoppervlak
van 30 m x 30 m. Deze is gelegen in windgebied II en
heeft terreincategorie II: onbebouwd. De gevolgklasse
is CC2. Het bouwwerk telt twintig bouwlagen en heeft
één centrale stabiliteitskern met de uitwendige maten
6,0 m x 10,0 m (b x h) met een wanddikte van 0,3 m. Ter
vereenvoudiging zijn er geen wandsparingen in de kern
meegenomen. De case richt zich in het bepalen van de
buigstijfheid alleen op de ULS. De SLS kent een verge-
lijkbare aanpak, echter met andere fysische waarden.
Berekening 1: Controle E = constant
Eerst wordt de kern berekend met een constante
waarde voor E van 10.000 N/mm 2. Wij zoeken hier
eerst naar het tweede-orde-effect, om deze later in
de case te kunnen vergelijken met het tweede-orde-
effect bij een verlopende E. Hiervoor worden eerst
diverse uitgangspunten voor de belasting vastgesteld.
Sommige daarvan worden vrij kort omschreven om
de uitwerking compact te houden. Het is volledig een
ULS-beschouwing.
Op de kern grijpen horizontale belastingen aan. Deze
horizontale belastingen betreffen wind en aanpendelend
gedrag door scheefstand.
Wind?De horizontale belastingen door wind kunnen
worden bepaald conform NEN-EN 1991-1-4. Hieruit
volgen de algemene windeigenschappen:
? Winddrukfactoren C
pe,D = 0,80, C pe,E = -0,55
? Correlatiefactor = 0,85
? Bouwwerkfactor c
scd = 1,0
E-modulus waarin het kruipeffect op eenvoudige
manier is verwerkt. Belangrijk is om te vermelden
dat deze analyse moet worden uitgevoerd op het
belasting effect. Het is dus belangrijk voor wat voor
type belasting (in deze case met name wind) de kruip-
en tijdsinvloed wordt bepaald en of deze belasting
lang- of kortdurig aanwezig is.
Geometrisch gedrag?Een element is geometrisch
niet-lineair, als ten gevolge van vervormingen het
evenwicht opnieuw moet worden bepaald. Anders
gesteld: de constructie buigt uit, waardoor de excen-
triciteit van de belasting ten opzichte van het zwaarte-
punt van de niet-vervormde doorsnede toeneemt. Dit
fig. 2 Gegevens kern
CEMENT 1 2021 ?57
rekenen in de praktijk (14)
0,0
1
0,0
2
0,0
3
0,0
4
0,0
5
0,0
6
0,0
7 0,0
h oo g te [ m]
qd ,w in d [kN /m 1] 80,0
60,0
40,0
20,0
0,0
6 2 ,1 7
4 ,7
- 2 0 00
0
2
00 0
4
00 0
6
00 0
8
00 0
1
0000
1
2000
-4000 10000
8000
6000
4000
2000
0
-2000
Z
p
Vanwege de gebouwgeometrie hoeft geen windwrijving
in rekening te worden gebracht.
30 m tot 60 m:
q
p(z) = 1,45 kN/m 2
Qk,wind,1 = 1,45 ? (0,80 + 0,55) ? 0,85 ? 1,0 = 1,66 kN/m 2
0 m tot 30 m:
q
p(z) = 1,20 kN/m 2
Qk,wind,2 = 1,20 ? (0,80 + 0,55) ? 0,85 ? 1,0 = 1,38 kN/m 2
Met b = 30 m leidt dit tot een horizontale lijnlast (fig. 3):
q
d,wind,1 = 1,66 ? 30 ? 1,5 = 74,7 kN/m 1
qd,wind,2 = 1,38 ? 30 ? 1,5 = 62,1 kN/m 1
Omdat de nadruk van de case ligt bij de stijfheids-
bepaling van de kern, wordt niet gekeken naar asym-
metrische belastingen.
Belasting direct aangrijpend op de kern en aanpende-
lende belasting?In het zwaartepunt van de kern werkt
een direct aangrijpende belasting. Deze verloopt gelijk -
matig over de hoogte en bedraagt N
Ed = 55.000 kN.
Per verdieping is dit: N
Ed,bouwlaag = 2750 kN. Het resterend
deel van de verticale belasting van het bouwwerk
bedraagt N
Ed = 257.000 kN en verloopt eveneens gelijk -
matig over de hoogte.
De totale belasting, de aanpendelende belasting,
bedraagt hierdoor N
VEd = 312.000 kN. Per verdieping is dit: N
VEd,bouwlaag = 15.600 kN. Omdat in de stabiliteits-
beschouwing de windbelasting als extreme belasting
wordt genomen, zijn alle vloeren met combinatiefactor
?
0 bepaald.
Scheefstand?Conform NEN-EN 1992-1-1, art. 5.2
moeten imperfecties in rekening worden gebracht
?
i = ? 0 ?h ?m [5.1]
?
0 = 1/300
?
h = 2/3 (met h = 60 m)
?
m = 0,72 (met m = 20)
?
i = 1/300 ? 2/3 ? 0,72 = 0,0016
De scheefstand samen met uitbuiging door de aan-
pendelende belasting zorgt voor een extra buigend
moment in de kern. Deze kan worden gevonden door
de voorgenoemde effecten als een horizontale belas-
ting op de kern te zetten:
q
Ed,scheefstand = N VEd ?i / h = 312.000 ? 0,0016 / 60 = 8,32 kN/m 1
Stijfheid fundering?De stijfheid van de fundering speelt
een belangrijke rol in het tweede-ordegedrag, voor
deze case werkt dit echter verstorend. Er is daarom
een hoge rotatiestijfheid aangehouden, namelijk
fig. 3 Windbelastingen
fig. 4 Kern
58? CEMENT 1 2021
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
a b c
Cr = 2,75 ? 10 14 Nmm/rad, zodat het een niet-significante
bijdrage levert.
Traagheidsmoment kern?Voor het traagheidmoment
van de kern wordt berekend: I
y = 1,262 ? 10 14 mm 4. Dit is
het traagheidsmoment zonder inbegrip van de wape-
ning en uitgaande van een ongescheurde betondoor-
snede met een constante E-modulus.
Rekenwaarden momenten?De hiervoor bepaalde
gegevens zijn in een raamwerkprogramma geplaatst.
Hierin is de kern gemoduleerd met de werkelijke kerndoorsnede en een E van 10.000 N/mm
2. Hierop
zijn de windbelastingen en de scheefstandbelasting
gezet. Daarnaast is met oneindig stijve (scharnierende,
aansluitende) staven de aanpendelende constructie
gemodelleerd met de neerwaartse belasting per bouw-
laag. Vervolgens zijn de eerste-ordemomenten te
presenteren (fig. 5).
T.g.v. wind M
Ed,wind = 128.790 kNm
T.g.v. scheefstand M
Ed, scheefstand = 14.976 kNm
Totaal M
Ed,1e orde = 128.790 + 14.976
= 143.766 kNm
fig. 5 Rekenwaarden momenten t.g.v. (a) wind, (b) scheefstand en (c) tweede-ordemoment
CEMENT 1 2021 ?59
rekenen in de praktijk (14)
Tweede-ordemoment?Met de rekensoftware kan
(iteratief) het tweede-ordemoment worden gevonden:
M
Ed,2e orde = 165.915 kNm.
Hieruit kan de tweede-ordefactor worden afgeleid:
165.915 / 143.766 = 1,154.
Overigens kan deze factor bij een constante EI ook vrij
eenvoudig handmatig worden bepaald.
Een tweedde-ordefactor van 1,15 is in de regel accep-
tabel voor een kern, maar we proberen deze nog wat
kleiner te krijgen door een wat nauwkeurigere analyse.
Berekening 2: controle E = oplopend
Vervolgens wordt gekeken naar een over de hoogte
verlopende stijfheid. Daartoe wordt EI bepaald op
basis van M-N-?-diagrammen. Hiervoor wordt de kern
opgedeeld in acht delen: verdieping 1, 2, 3-4, 5-6, 7-8,
9-12, 13-16 en 17-20. Per deel wordt voor het grootste
moment de buigstijfheid bepaald. Het is uiteraard
mogelijk minder delen te hanteren, maar voor de
nauwkeurigheid zijn vooral kleine delen in de onderste
bouwlagen belangrijk omdat deze een relatief grote
bijdrage leveren aan de uitbuiging. E-modulus?Allereerst moet de E-modulus worden
vastgesteld. Bij C20/25 is dit in de korte duur
29.962 N/mm
2. Voor tweede-ordeberekeningen kan
het langeduureffect worden meegenomen op basis
van NEN-EN 1992-1-1, artikel 5.8.4. Hierin wordt het
eerste-orde buigend moment in de quasi-blijvende
belastingcombinatie vergeleken met het eerste-orde
buigend moment in de ULS. De eerder berekende
momenten zijn nog van toepassing.
Omdat wind een kortdurende belasting is, met ?
2 = 0,
vervalt dit aandeel in deze controle. Met een krui p-
coëfficiënt ?(t,t0) = 2,50, volgt nu de effectieve kruip-
factor.
?
ef = M 0Eqp / M 0Ed ? ?(t,t 0) = 14.976 / 143.766 ? 2,50
= 0,26 [5.19]
E
cd = E cm / [? cE ? (1 + ? ef)] = 29.962 / [1,2 ? ( 1 + 0,26)]
= 19.816 N/mm 2 [5.20]
M-N-? -diagrammen?Op de betreffende niveaus
kan op basis van de normaalkracht en het buigend
moment de buigstijfheid worden bepaald (tabel 1).
Tabel 1?Belastingen en buigstijfheden M-N-?
verdiepingN Ed MEd,wind MEd,scheefstand MEd,1e orde MEd,2e orde EIE
kN KNmKNmKNmKNmNmm²Nmm²
20 ?2750???336???37???373???429
2,4422E+1819346
19
?5500??1345??150??1495??1719
18 ?8250??3025??337??3362??3866
17 11000??5378??599??5977??6874
16 13750??8404??936??9340?10741
2,3934E+1818959
15
16500?12101?1348?13449?15466
14 19250?16471?1835?18306?21052
13 22000?21515?2396?23911?27498
12 24750?27228?3033?30261?34800
2,2107E+1817512
11
27500?33615?3744?37359?42963
10 30250?40617?4530?45147?51919
9 33000?48179?5391?53570?61606
8 35750?56299?6327?62626?72020
2,1195E+1816790
7 38500?64978?7338?72316?83163
6 41250?74216?8424?82640?95036
2,0248E+1816040
5 44000?84013?9585?93598107638
4 46750?9436910820105189120967
1,9243E+1815244
3 4950010528412131117415135027
2 52250116757135161302731498141,8047E+1814296
1 55000128790149761437661653311,3259E+1810504
60? CEMENT 1 2021
Hierin is een tweede-ordetoeslag aangenomen van 1,15
(op basis de eerdere berekening en deze moet aan het
einde worden geverifieerd). Met M-N-?-software kan
de doorsnede worden gemodelleerd. Voor de wape-
ning is Ø12-150 v/a aangehouden. Voor de in de tabel
gearceerde waarden van N en M is vervolgens de buig-
stijfheid en de gecorrigeerde E-modulus afgeleid. In
figuur 6 en 7 zijn M-N-?-resultaten voor deel 1 getoond.
In de resultaten is duidelijk te zien dat de buigstijfheid naar boven toe fors toeneemt. Ook is te zien dat als
het buigend moment de waarde 0 nadert (doorsnede
ongescheurd), de korteduurelasticiteitmodulus wordt
gevonden.
Met deze E-waarden kan het raamwerk worden
aangepast. De belastingen zijn ongewijzigd, echter
is de kern opgedeeld in de acht delen met de toene-
mende E-waarden.
fig. 6 M-N-?-diagram deel 1 (verdieping 1)
fig. 7 Spanningen, krachten en rekken deel 1 (verdieping 1)
CEMENT 1 2021 ?61
rekenen in de praktijk (14)
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
Tweede-ordemoment?De rekensoftware kan weer
iteratief het tweede-ordemoment bepalen (fig. 8):
M
Ed,2e orde = 160.529 kNm
Hieruit kan de tweede-ordefactor worden afgeleid:
160.529 / 143.766 = 1,116.
Dit is een afname van ruim 3%. De aanname die
eerder was gedaan voor tweede orde (1,15) was dus
conservatief en daarmee akkoord.
SLS versus ULS
Op vergelijkbare wijze, maar met andere fysische
waarden, kan ook de horizontale verplaatsing worden
bepaald in de SLS. Hiervoor hoeft alleen te worden
gekeken naar de karakteristieke windbelasting en
tweede orde, niet naar de scheefstand.
Conclusie
De nauwkeurige beschouwing van de buigstijfheid van
de kern levert bij deze case een paar procent winst op.
Dit is weliswaar maar een paar procent, maar deze
kleine winst kan net dat verschil maken als bijvoor-
beeld de tweede-ordefactor aan de hoge kant is, als
de trekkracht op de funderingspalen de capaciteit
overschrijdt, of als de verplaatsing aan de top te groot
is.
Er kan op basis van een enkel rekenvoorbeeld niets
worden gezegd over wat de 'winst' in zijn algemeen-
heid is. Deze blijft vooral sterk afhankelijk van de
aanwezige normaaldruk in de kern. Deze case laat zien
hoe dit systematisch aan te pakken. Bovendien geeft
de analyse een heel goed beeld van het geometrisch
en fysisch niet-lineair gedrag van de kern. Met een
beperkte inspanning krijg je dit inzichtelijk en kun je
onderbouwen waarom je niet zomaar met 10.000 N/mm
2
rekent, maar precies weet wat je doet.
fig. 8 Rekenwaarde tweede-ordemoment
Reacties
Martien Tjallema - Sedgwick Nederland bv 19 februari 2021 13:29
Hartelijk dank voor de aanvullende reactie. Goede overweging.
Jorrit van Ingen - WSP Nederland 10 februari 2021 17:20
De n/(n-1) is uiteraard ook een prima methode om een tweede orde factor te bepalen, omdat dit een heel nauwkeurige benadering is. Voor berekening 1 met een constante buigstijfheid zou dit dan ook tot nagenoeg dezelfde vergrotingsfactor hebben geleid. Bij berekening 2 met een variabele EI is n/(n-1) uiteraard niet hanteerbaar. Om een goed vergelijk te kunnen maken, en om het artikel compact te houden, is daarom gekozen alleen rekensoftware te gebruiken die iteratief rekent aan tweede orde. Overigens geldt natuurlijk nog dat bij de n/(n-1)-aanpak de constructeur zelf een goede inschatting moet maken voor de kniklengte van de kern. Deze zal, afhankelijk van het zwaartepunt van de belasting t.o.v. de hoogte, ergens tussen 1L en 2L liggen. De oude NEN6720 kent hiervoor voorschriften (1,12L tot 2L), de Eurocode helaas niet meer.
Martien Tjallema - Sedgwick Nederland bv 26 januari 2021 09:14
Mooi artikel. Zou het niet aardig zijn om bij dit onderwerp de vergrotingsfactor n/(n-1) te tonen? Groeten