Het project Bleizo, het gebied rond de A12 aan de zuidoostkant van Zoetermeer en aan de noordkant van Lansingerland, bestaat onder meer uit de ontwikkeling van een nieuw vervoersknooppunt tussen het eindstation van de RandstadRail (lightrail), het landelijke spoornet (heavyrail) en het lokale en regionale busvervoer. Belangrijk onderdeel is de zogenoemde combibrug. Hierop zijn, naast het RandstadRail-perron, een fietspad, fietsenstalplaatsen en een ruim voetgangersgebied aanwezig. Om te komen tot een hoogwaardige uitstraling die aansluit op de omgeving, bestaat de afwerking uit natuursteen, ruime groenstroken en een dubbele rij bomen.
Toekomstbestendig vervoersknooppunt 1
Station Lansingerland Zoetermeer
Dek en onderbouw
Het dek is zowel aan de noord-
als zuidzijde ontsloten met stijg-
punten, voorzien van vaste trap-
pen en liften.
Aan de zuidzijde komen
de stijgpunten uit op het heavyrail-perron
om een korte overstaptijd te bewerkstelli -
gen. In het verlengde van het perron van de
RandstadRail is een ruime overkapping op-
genomen die is opgebouwd uit ingeklemde,
samengestelde V-vormige stalen kolommen
en een dakconstructie bestaande uit vak -
werken. Aan de zuidzijde van het station
bevindt zich de ontvangsthal.
Gezien de verwachte groei van het openbaar
vervoer, is bij de start van het project uitge- breid stilgestaan bij het integreren van toe-
komstige uitbreidingsmogelijkheden in het
ontwerp. Om uitbreiding, verlegging, verlen
-
ging of verbreding van de sporen/wegen
mogelijk te maken, is er bewust gekozen
voor grote overspanningen en (waar moge-
lijk) bouwsystemen die eenvoudig zijn te
demonteren.
Opbouw
De combibrug bestaat uit velden van 7~21 m 1
? 50,4 m 1 ? 63,3 m 1 ? 49,0 m 1 en 10~22 m 1
(fig. 5a en 5b). Het dek heeft zes steunpun -
ten. Het meest noordelijke steunpunt is
gecombineerd met een grondkerende con -
structie. De kolommen van de zuidelijke
ING. HANS
J.C. BAMBACHT RC
Hoofdconstructeur Iv-Infra
auteurs
ING. DENNIS
W.C.J. KOOIJMAN RC
Hoofdconstructeur
Arcadis Nederland BV
Het project Bleizo ? het gebied rond de A12 aan de zuidoostkant van Zoetermeer en
aan de noordkant van Lansingerland ? bestaat onder meer uit de ontwikkeling van een nieuw vervoersknooppunt tussen het eindstation van de RandstadRail (lightrail), het landelijke spoornet (heavyrail) en het lokale en regionale
busvervoer (fig. 2). Belangrijk onderdeel is de zogenoemde combibrug. Hierop zijn, naast het RandstadRail-perron, een fietspad, fietsenstalplaatsen en een ruim
voetgangersgebied aanwezig. Om te komen tot een hoogwaardige uitstraling die aansluit op de omgeving, bestaat de afwerking uit natuursteen, ruime groenstroken en een dubbele rij bomen (fig. 3).
De middelste
drie velden
bestaan uit
voorgespannen
kokerliggers die
zijdelings onder
afschot zijn
geplaatst
1 Station Lansingerland Zoetermeer 2 Impressie van het station en het vervoersknooppunt CEMENT 5 2019 ?19
18? CEMENT 5 2019
1
2
Toekomstbestendig vervoersknooppunt 1
50,4 m 1 63,3 m 1 49,0 m 1
0 2 3 456
steunpunten zijn aan de onderzijde zodanig
diep doorgezet dat de fundatie kon worden
geïntegreerd met de nieuwe kelder van de
ontvangsthal. De hoogte van de overige poe-
ren is dusdanig gekozen dat voor de realisa -
tie geen onderwaterbeton nodig was. Aansluitend op de ontvangsthal is een
geprefabriceerd perronsysteem toegepast
(foto 4). Naast de hoge mate van repetitie in
het perron, was het minimaliseren van
werkzaamheden naast het spoor een
belangrijke drijfveer om voor een systeem
met prefab onderdelen te kiezen.
Tussenvelden
De middelste drie velden bestaan uit voorge-
spannen kokerliggers die zijn voorzien van
een constructieve druklaag (fig. 5c en 5d).
Om de dikte van het pakket ? in relatie tot
afwatering ? te beperken, is ervoor gekozen de liggers zijdelings onder afschot te plaat-
sen. In de ontwerpfase werd duidelijk dat
de plaatsing van deze drie velden logistiek
uitdagend zou worden en is ervoor gekozen
om rekentechnisch geen plaatsingsvolgorde
op te leggen. Hiermee is geprobeerd de uit-
voeringstechnische vrijheid te maximalise-
ren. Aangezien hierdoor elk van de velden
als eerste moest kunnen worden geplaatst,
was er een sterk asymmetrische belasting
aanwezig in de bouwfase. Deze bleek veelal
maatgevend bij de dimensionering van de
betonconstructie.
Kokerliggers
De kokerliggers in de middelste drie velden
hebben een hoogte van 1,95 / 2,15 m 1, en
hebben zodoende een slankheid die 1/30 van
de overspanning nadert. Om het transport-
gewicht van de liggers te reduceren, is er-
3
5 Combibrug: (a) bovenaanzicht, (b) zijaanzicht,
(c) dwarsdoorsnede en (d) langsdoorsnede
5a
5b
5c
5d
3 Impressie van het station en het vervoersknooppunt 4 Prefab perronsysteem: op het rechter perron de onderbouw, links het perron na plaatsing van de prefab vloerdelen
4
CEMENT 5 2019 ?21
20? CEMENT 5 2019
Toekomstbestendig vervoersknooppunt 1
voor gekozen de kokerliggers aan de uitein-
den te verjongen. Meer hierover staat in het
hierna volgende artikel 'Prefab liggers'. Door de aanwezige groenstroken en
bomen is de rustende belasting relatief hoog
ten opzichte van de veranderlijke belasting.
In het dek zijn bovendien een aantal ele-
menten opgenomen waardoor er zones zijn
waar geen kokerliggers kunnen worden
geplaatst. Lokaal zijn de aangrenzende
kokerliggers zodoende extra zwaar belast.
Met name de trappartijen en de verzonken
boombakken zorgen ervoor dat de snede-
krachten in de hieraan grenzende liggers
hoger zijn dan bij de standaardliggers. Ook
aan de rand van het dek zijn de snedekrach -
ten relatief hoog. Dit komt door de betonnen
randelementen (ornamenten met een tak -
kenstructuur, foto 6 en fig. 7) die tot 7 m
hoog zijn. Het eigen gewicht van de randele-
menten varieert tussen 12 en 18 kN/m
1.
7
6 Betonnen randelementen met een takkenstructuur 7 Doorsnede betonnen randelementen
Noordelijk eindveld
Aan de noordzijde van het station is een
relatief kort dek aanwezig dat aan de
noordzijde aan een grondkerend landhoofd
grenst, en aan de zuidzijde aan het tussen -
steunpunt in as 5. De locatie van het tussen -
steunpunt werd bepaald door de inrichting
van het maaiveld en had als gevolg dat er
sprake was van ongelijke veldlengten (veld
4-5 is 49,0 m lang, terwijl veld 5-6 slechts
10~22 m lang is). Vanwege de ongelijke
veldlengten was de toepassing van een inte-
graaldek uitgevoerd met volstortliggers,
constructief gezien de meest efficiënte keu -
ze voor het eindveld. Om de buig- en wringmomenten in
het steunpunt te beperken, is ervoor geko-
zen dit steunpunt momentvast te verbinden
aan het noordelijke dek (foto 8). Deze keuze
resulteerde in een aanzienlijk lagere wape-
ningsintensiteit en een efficiëntere benut-
ting van de palen. In de berekening van het integraaldek,
het tussensteunpunt en de grondkering is
de fasering dusdanig gemodelleerd dat deze
in de stortfase van het dek géén momenten
en schuifkrachten op elkaar overbrengen,
maar dit in de hierna volgende fasen wél
kunnen. Om de horizontale belasting op de
grondkering te reduceren, is aan de achter-
zijde een ontlastplaat toegepast (fig. 9). Deze
ontlastplaat levert tevens deels de horizon -
tale inklemming van de 17 m lange vleugel -
wanden. De vleugelwanden vormen de
grondkering waarmee het spoorlichaam
van de lightrail bijeen wordt gehouden.
Door toepassing van de vleugelwanden was
het mogelijk de busbaan en het fietspad
op maaiveldniveau dicht op het station te
ontsluiten.
Zuidelijk eindveld
Hoewel de dekken grotendeels uit (voor-
gespannen) beton bestaan, is het meest
zuidelijke veld uitgevoerd als een staal-
betonconstructie (fig. 10 en foto 11). De reden hiervoor is dat dit veld bij
een toekomstige verlenging van de Randsta -
dRail een aanzienlijk grotere overspanning
krijgt. Door de toepassing van een staal-be-
tonconstructie is de toekomstige demontage
8
9
8 Het noordelijk dek is uitgevoerd als integraalconstructie 9 3D-weergave noordelijk dek CEMENT 5 2019 ?23
22? CEMENT 5 2019
6
Toekomstbestendig vervoersknooppunt 1
van het dek veel eenvoudiger en de kans op
hergebruik van deze onderdelen groter.Door het steunpunt, dat aan het
staal-betondek grenst (as 2), al te ontwerpen
op de toekomstige uitbreiding zijn er relatief
weinig aanpassingen nodig bij verlenging van
het kunstwerk. Bijkomend voordeel van het
staal-betondek is het lage gewicht van de con -
structie, wat als gevolg heeft dat er aanzienlijk
minder palen konden worden toegepast. De lichte fundatie van het staal-beton -
dek én de zware poer van het hoofdsteun -
punt zijn geïntegreerd in de kelder van het
station. Door de poeren verdiept aan te
leggen, vormt de bovenzijde van de poeren
een onderdeel van de keldervloer. Steunpunten
De imposante tussensteunpunten hebben
als primaire functie het afdragen van de
belastingen uit het dek naar de palen. Niets
speciaals, op het eerste gezicht. De forse
T-vormige onderslagbalk, de hangende
consoles in combinatie met de zeer hoge
belastingen en de relatief slanke kolommen
maken dit steunpunt echter toch bijzonder
(foto 12).
Onderslagbalk
De prefab voorgespannen kokerliggers met
druklaag (elk ca. 3500 kN), worden via
oplegblokken en gewapende opstorten afge-
dragen op een 46 m lange onderslagbalk.
11
10 3D-model zuidelijk dek
11 Staal-betonconstructie zuidelijk deel combibrug
Deze onderslagbalk heeft de vorm van een
omgekeerde T-balk met een totale hoogte
van 3,8 m en een onderflens van 1,4 m hoog
(fig. 13). Deze onderflens fungeert als han -
gende console met een uitkraging van 1,0 m.
Het lijf van de onderslagbalk is 2,0 m breed.
De onderslagbalk wordt door zes kolommen
ondersteund. Hierdoor bedraagt de maxi -
male overspanning in de balk 8,4 m. Via een
funderingspoer van 6,5 m breed en 1,8 m
dik worden de belastingen afgedragen op de
funderingspalen. De keuze voor toepassing van een om -
gekeerde T-balk was tweeledig. Enerzijds
De
kokerliggers
zijn opgelegd
op een
onderslagbalk
in de vorm
van een
omgekeerde
T-balk
was het de wens van de architect omdat hij
geen massieve onderslagbalk in het zicht
wilde hebben. Anderzijds had het te maken
met de benodigde overspanning van het
dek. De capaciteit van de prefab liggers was
met circa 61 m net te kort voor de langste
veldlengte van 63 m. Door toepassen van
een T-balk was de lengte wel voldoende.
Krachtsafdracht onderslagbalk
De krachtsafdracht vanuit de gewapende
opstorten gaat via de hangende consoles
naar het centrale gedeelte van de onderslag -
balk (2,0 × 3,8 m²) en dan naar de kolom -
10
12 Dek in uitvoering
13 Doorsnede onderslagbalk CEMENT 5 2019 ?25
24? CEMENT 5 2019
12
13
Toekomstbestendig vervoersknooppunt 1
15
men. Voor de afdracht van de hangende
consoles naar het centrale gedeelte van de
balk zijn er conform de Eurocode twee
methoden beschikbaar om de wapening
voor dit 'discontinue gebied' te bepalen:
1 Vakwerkanalogie
2 Gedrongen liggertheorie
Gekozen is voor de economisch meest voor-
delige methode, in dit geval de gedrongen lig -
gertheorie. Een substantieel verschil zit in de
benadering van de toelaatbare spanning in
de bruikbaarheidsgrenstoestand om aan de
scheurwijdte-eis te voldoen. Deze is wat be-
treft de hoeveelheid wapening maatgevend
boven de uiterste grenstoestand. Bij de vak -
werkanalogie moet voor de coëfficiënt die de
rekverdeling in rekening brengt k
2 = 1,0 wor-
den aangehouden. Bij een gedrongen ligger
is dit k
2 = 0,5 is. Dit resulteert bij hoge wape-
ningsfracties in aanzienlijke besparingen.
Bij staafwerkmodellen moeten de knopen
op spanningen worden gecontroleerd en bij
gedrongen liggers op dwarskrachtcapaci -
15 Onderslagbalk op kolommen
14
14 Berekening console onderslagbalk
teit. Omdat de belasting binnen een afstand
van 2d, zelfs minder dan 0,5d , van de rand
van het centrale gedeelte is gepositioneerd,
kon de bijdrage van de belasting aan de
dwarskracht met 75% worden gereduceerd
(zie NEN-EN 1992-1-1 art. 6.2.2 (lid 6) en
art. 6.2.3 (lid 8)). Hierdoor is er geen bere-
kende wapening nodig. Doordat de hangen -
de console als plaatgeometrie mag worden
beschouwd, is er conform de geldende voor-
schriften geen minimale dwarskrachtwape-
ning toegepast in verband met mogelijke
herverdeling. De drukdiagonaal uit de han -
gende console grijpt aan de onderzijde van
het centrale gedeelte aan. Volgens Eurocode
2 moet een belasting die dichtbij aan de on -
derzijde van een doorsnede aangrijpt, met
verticale wapening naar de bovenzijde van
de doorsnede worden gebracht. Hiervoor is
ophangwapening nodig (fig. 14). Vanuit hier
wordt de belasting in het centrale deel van
de onderslagbalk via buiging, dwarskracht
en wringing richting de kolommen afgedra -
gen. Daarbij komt dat de onderslagbalk ?
gezien zijn slankheid ? als gedrongen ligger moet worden beschouwd. Hierdoor redu
-
ceert de effectieve hoogte en het aantal
effectieve beugels voor dwarskracht en
wringing. Uiteindelijk resulteerde dit voor
de buitenste beugel van het centrale deel in
drie lagen wapening Ø25-110, waarbij de
eerdergenoemde componenten ophang-,
dwarskracht- en wringwapening zijn
verenigd.
Kolommen
De nagenoeg rechthoekige kolommen zijn
in vergelijking met de robuuste onderslag -
balk en grote overspanning zeer slank te
noemen (foto 15). In as 3 en 4 zijn de kolom -
men 2,0 × 1,0 m² in doorsnede. De relatieve
slankheid komt tot uiting in de toegepaste
twee lagen wapening Ø32 in combinatie met
de hoge betonsterkteklasse C55/67. Deze
hoge sterkte vloeit voort uit de spannings-
beperking die de Eurocode oplegt in de
bruikbaarheidsgrenstoestand (k
1 ? fck), en is
bedoeld om het risico op langsscheuren te
verkleinen.
De spanningen onder quasi-blijvende belas- ting zijn groter dan k
2 ? fck. Daardoor is het
volgens de norm nodig rekening te houden
met niet-lineaire kruip. De niet-lineaire
kruipcoëfficiënt leidde tot 13,6% extra ver-
vorming. Voor de permanent excentrisch belas-
te kolommen op as 2 is de breedte van de
doorsnede vergroot van 1,0 m naar 1,2 m.
Deze breedte, in combinatie met twee lagen
wapening Ø40, was net toereikend om aan
de scheurwijdte-eis te voldoen. Vanwege de
grote staafdiameter is ervoor gekozen huid -
wapening toe te passen om afspatten van
beton te voorkomen.
Funderingspoer
Voor de funderingspoer is, net als bij de on -
derslagbalk, gekozen om met de gedrongen
liggertheorie de wapening te bepalen. Bij
een dikte van 1,8 m resulteerde dit in een
dubbele laag Ø25-120 aan de onderzijde. In
tegenstelling tot de onderslagbalk zijn in de
funderingspoer wel dwarskrachtbeugels
benodigd.
Op basis
van een
geavanceerde
berekening
zijn voor-
spellingen
gedaan voor
het gefaseerd
leggen van
de liggers
CEMENT 5 2019 ?27
26? CEMENT 5 2019
Toekomstbestendig vervoersknooppunt 1
Uitvoeringsaspecten
Het project kende een aantal flinke uitdagin-
gen in de uitvoering.
Plaatsing liggers
In de fasering werden eerst de langste liggers
over de A12 geplaatst. Dit resulteerde in een
aanzienlijk excentrische belasting op de por-
taalconstructie (onderslagbalk). De vraag was
hoeveel het steunpunt tijdens het leggen van
de liggers vervormde en of dat te zijner tijd
(na ca. 3 maanden) zou worden gecompen -
seerd door het leggen van de overige velden.
Op basis van een geavanceerde berekening
met onder- en bovengrenzen voor beddin -
gen, puntveren en betonstijfheden zijn voor-
spellingen gedaan voor het gefaseerd leggen
van de liggers. Op basis van deze berekening
zou de maximale horizontale verplaatsing
tussen circa 20 en 40 mm liggen (fig. 16). Uit-
eindelijk is er een maximale horizontale ver-
plaatsing van 15 mm gemeten.
Onderslagbalken
Vanwege de vorm van de onderslagbalk is
deze in twee fasen gestort. Eerst de
onderflens en daarna het lijf. Het bleek nodig
om koeling tijdens de uitvoering van deze
balken toe te passen. De belangrijkste rede-
nen hiervoor waren:
de grote lengte onderslagbalk (46 m) en
dus vervorming door temperatuureffecten.
En daarmee een opgelegde vervorming voor
de kolommen;
de hoge betonsterkteklasse en dus een
hoge hydratatiewarmte;
het tijdstip van storten (zomer).
Zonder koelen zouden de betontempera -
turen tijdens verharden oplopen tot circa
90 °C. De hieruit volgende verkortingen bij
afkoelen zouden een ontoelaatbare oplegde
vervorming in de randkolommen veroorza -
ken. Door het koelen van het beton bleven de
temperaturen beperkt tot circa 40 °C (fig. 17).
Als gevolg van de koeling was er geen extra
wapening nodig om de scheurwijdte te
beperken. Er zijn ook andere stortfaseringen be-
schouwd, maar die leverden uitvoerings-
technisch problemen op.
Clashes wapening
De hoge wapeningsconcentraties in de ko-
lommen en de onderslagbalken, in combina -
tie met de koelingsbuizen, zorgden voor de
nodige clashes en uitvoeringsissues. Door in
een vroegtijdig stadium de vlechter bij het
project te betrekken en op zeer gedetailleerd
niveau uitzoekwerk te verrichten, zijn de
vlechtwerkzaamheden tijdens de bouw voor-
spoedig verlopen (foto 18).
Samenwerking
Dankzij de goede samenwerking van de be-
trokken partijen was het mogelijk binnen
een periode van twee jaar een compleet sta -
tion te realiseren. Met name door de proac-
tieve houding van eenieder is het gelukt om
in een korte periode de complexe vraagstuk -
ken op te lossen en een prachtige constructie
uit het weiland op te trekken. Een voorbeeld
van deze samenwerking is de spoedige uit-
werking van een alternatieve fundatie van
steunpunt as 4 in verband met de aanvanke-
lijk onbekende aanwezigheid van hoogspan -
ningskabels (fig. 19). Met de opening van deze nieuwe in -
fra-hub in mei 2019 is het infranet van de
randstad weer wat verder verweven.
18
19 Een voorbeeld van de samenwerking is de spoedige uitwerking van een alternatieve fundatie van steunpunt
as 4 in verband met de aanwezigheid van hoogspanningskabels
16 Berekende horizontale verplaatsingen steunpunten tijdens plaatsing kokerliggers
17 Temperatuurverloop onderslagbalk 18 Vlechtwerk
VIDEO
Van de uitvoering zijn enkele
timelapse video's beschikbaar.
Onder andere over het inbren-
gen van de palen, de productie
en uitvoering van de voorge-
spannen liggers, de realisatie
van de steunpunten, de plaat-
sing van het prefab perron en
het storten van de druklagen.
Deze video's zijn terug te zien
op www.youtube.com/
watch?v=q96pLSN3bK8.
16 17
19
CEMENT 5 2019 ?29
28? CEMENT 5 2019
Reacties