Het realiseren van een tweede draagweg kan als oplossing dienen voor het creëren van voldoende robuustheid in een constructie en zo voortschrijdende instorting voorkomen. Samenhang binnen de Nederlandse normen wat betreft het rekenen met een tweede draagweg ontbreekt echter. Er is behoefte aan duidelijke constructieve oplossingen en eenduidige regelgeving met betrekking tot het ontwerpen tegen voortschrijdende instorting. In een afstudeerstudie is de regelgeving in binnen- en buitenland geanalyseerd en zijn enkele voorstellen gedaan voor wijzigingen in de regelgeving.
52
Tweede draagweg
volgens de norm
Voorstel voor wijzigingen in de regelgeving met betrekking tot het
rekenen met een tweede draagweg
Nederlandse regelgeving
Nieuwbouwplannen worden door bouwtoezicht getoetst aan
het Bouwbesluit. In het huidige Bouwbesluit 2012 worden de
Eurocodes voorgeschreven, terwijl deze niet op elkaar aanslui-
ten als het gaat om het rekenen met buitengewone belastingen,
zoals eerder al geconcludeerd in het Cement-artikel 'Eisen aan
robuustheid' [13]. Dit geldt tevens voor de rekenregels in de
verschillende Eurocodes. In het navolgende worden de belang-
rijkste verschillen en aandachtspunten opgesomd.
Eurocode versus Bouwbesluit
In de huidige Eurocodes wordt gesteld dat een constructie
zodanig moet zijn ontworpen en uitgevoerd, dat in een buiten-
gewone situatie de constructie niet zal worden beschadigd in
een mate die niet in verhouding staat tot de aanvankelijke
oorzaak. Hiertoe moeten volgens NEN-EN 1991-1-7 [9] bij een
gebouwontwerp de risico's van bekende buitengewone belastin-
gen en onbekende oorzaken worden beperkt. Deze beperking
behoort te worden bereikt door het hanteren van ontwerpstrate-
gieën, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de gevolgklassen.
Het realiseren van een tweede draagweg kan als
oplossing dienen voor het creëren van voldoende
robuustheid in een constructie en zo voortschrijdende
instorting voorkomen. Samenhang binnen de Neder -
landse normen wat betreft het rekenen met een
tweede draagweg ontbreekt echter. Er is behoefte aan
duidelijke constructieve oplossingen en eenduidige
regelgeving met betrekking tot het ontwerpen tegen
voortschrijdende instorting. In een afstudeerstudie is
de regelgeving in binnen- en buitenland geanalyseerd
en zijn enkele voorstellen gedaan voor wijzigingen in
de regelgeving.
Tweede draagweg volgens de norm 8 2018
53
Het Bouwbesluit sluit niet aan op deze regelgeving, in de
volgende opzichten:
? Het Bouwbesluit benoemt alleen het bezwijken door bekende
buitengewone belastingen zoals beschreven in Eurocode 1.
Beoordeling van de effecten van onbekende oorzaken zou
dus buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
? Het Bouwbesluit maakt geen onderscheid in verschillende
gevolgklassen bij het bepalen van de strategieën voor buiten-
gewone ontwerpsituaties.
? Het Bouwbesluit hanteert voor de beschrijving van de
toelaatbare schade de oudere TGB 1990-serie, waarin werd
gesteld dat de schade beperkt moest blijven tot het belaste
constructiedeel zelf en de delen die daar direct op aansloten.
In de Eurocodes wordt deze beperking niet genoemd.
Trekbanden
In de ontwerpstrategieën in NEN-EN 1991-1-7 wordt de
toepassing van horizontale en verticale trekbanden als maatre-
gel gegeven om het incasseringsvermogen van een constructie
te verhogen en om voortschrijdende instorting ten gevolge van
lokaal bezwijken te voorkomen. NEN-EN 1992-1-1 [10] en
NEN-EN 1991-1-7 geven beide ontwerpregels voor de posities
en afmetingen van trekbanden, maar onduidelijk is welke regels
per gevolgklasse moeten worden gehandhaafd. In Eurocode 1
wordt bijvoorbeeld voor gevolgklasse CC2 en CC3 de toepas-
sing van trekbanden vereist, terwijl de betreffende bijlage A van
NEN-EN 1991-1-7 informatief is. Hierdoor zijn de regels
geldend in Eurocode 2 (normatief ) leidend, terwijl een bereke -
ning volgens Eurocode 1 nauwkeuriger is. Voor constructies in
gevolgklasse CC2b en CC3, waar vaak grote permanente en
veranderlijke belastingen optreden, zou het in dat geval dus
verstandiger zijn de eisen vanuit Eurocode 1 te hanteren.
Overigens wordt er in beide normen geen rekening gehouden
met de kenmerken van het gebouw. Hierdoor kunnen de
dimensies van de benodigde trekbandwapening zwaar onder-
maar ook overgedimensioneerd zijn.
Tweede draagweg
In NEN-EN 1991-1-7 wordt, voor gebouwen vanaf gevolg-
klasse CC2b, tevens de methode van de tweede draagweg
aangedragen als alternatieve oplossing voor het toepassen van
horizontale en verticale trekbanden. Elementen waarbij geen
tweede draagweg mogelijk is, moeten worden ontworpen als
kritische elementen. Dit geldt tevens voor elementen waarbij bij
verwijdering een schade optreedt die groter is dan de toelaat-
bare grenswaarde volgens NEN-EN 1991-1-7. De grenswaarde
is gesteld op de twee aangrenzende vloervelden, waarbij de
schade per vloerveld niet groter mag zijn dan 15% van het
vloeroppervlak of in totaal 100 m
2.
Kritische elementen moeten een belasting van 34 kN/m
2
kunnen weerstaan, die kan optreden in horizontale en verticale richting. In het geval dat met kritische elementen wordt
ontworpen, wordt echter niet automatisch voldaan aan de eisen
uit de norm met betrekking tot de toepassing van effectieve
trekbanden en/of het creëren van een tweede draagweg, bij het
bezwijken van een willekeurig element. Aanvullend hierop
moeten de aansluitingen tussen de vloeren en stabiliserende
kernen en/of wanden dus alsnog worden voorzien van effec-
tieve trekbanden en/of een tweede draagweg, om de construc-
tieve samenhang te waarborgen.
Mede vanwege bovenstaand gegeven kan worden geconclu
-
deerd dat de toepassing van kritische elementen niet geheel
effectief is om de robuustheid van constructies te verbeteren.
Dit geldt tevens voor de waarde van de buitengewone belasting
van 34 kN/m
2 waarmee moet worden gerekend. Vooral kolom-
men zijn vaak al zonder verdere aanpassingen tegen deze belas-
ting bestand. Dit is zeker het geval bij hoogbouwconstructies
waarop grote verticale en horizontale belastingen werken.
Vergelijking met buitenlandse regelgeving
De regels in de Eurocodes zijn deels gebaseerd op bestaande
Britse regels, waar de basis voor het ontwerpen tegen voort-
schrijdende instorting is gelegd. In tegenstelling tot de Eurocodes
zijn er in andere buitenlandse normen specifiekere rekenregels
beschikbaar voor het ontwerpen van een tweede draagweg. Met
Tweede draagweg
volgens de norm
Michelle Kars MSc
Goudstikker - de Vries 1 De recent in het nieuws
verschenen Metropolegarage
in Almere bestaat uit een
prefab-betonconstructie met
balken en kolommen Afstudeerstudie
Michelle Kars is afgestudeerd aan de Hogeschool
van Amsterdam voor de Master in Structural
Engineering met de studie 'Tweede draagweg
binnen een geprefabriceerde betonconstructie
op basis van balken en kolommen'. In de bege -
leidingscommissie hadden zitting ir. M.P. Horikx,
ir. R.A.J.M. Mom (beiden HvA) en ir. A.G. van der
Sluis RO (Van Rossum).
1
Tweede draagweg volgens de norm 8 2018
54
2 Stroomdiagram uit de
GSA-richtlijnen [5]
3 Locaties van te
verwijderen uitwendige
kolommen volgens de
GSA-richtlijnen [5]
4 Locaties van te
verwijderen inwendige
kolommen volgens de
GSA-richtlijnen [5] past. Er wordt onderscheid gemaakt in nieuwbouw en bestaande
bouw, waarbij voor nieuwbouw wordt gestuurd op het reduceren
van de kans op voortschrijdende instorting, terwijl de richtlijnen
voor bestaande bouw gericht zijn op het beoordelen van de kans
op voortschrijdende instorting. Er wordt overigens geen onder -
scheid gemaakt in verschillende soorten belastingen, maar wel in
de veiligheidsklassen van een gebouw:
? FSL I en II weinig gevolgen bij bezwijken;
? FSL III en IV middelgrote gevolgen bij bezwijken;
? FSL V grote gevolgen bij bezwijken.
Veiligheidsklasse I, II, III en IV zijn vergelijkbaar met respec-
tievelijk gevolgklasse 1, 2a, 2b en 3 zoals deze in de Eurocodes
worden vermeld. Naast deze veiligheidsklassen kent de Noord-
Amerikaanse norm nog een extra veiligheidsklasse, FSL V,
geldend voor gebouwen met de grootste risico's op bijvoorbeeld
een terroristische aanslag, zoals het Witte Huis.
Ontwerpstrategieën
In de Noord-Amerikaanse richtlijnen wordt onderscheid
gemaakt in directe en indirecte ontwerpstrategieën om het
risico op voortschrijdende instorting te verkleinen. Deze
komen overeen met de constructieve maatregelen zoals in NTA
4614-3 [11] benoemd, voor het beperken van het lokaal bezwij-
ken door een onbekende oorzaak. De directe ontwerpstrate-
gieën zijn gericht op het voorkomen van voortschrijdende
instorting gedurende het ontwerpproces, waarbij het ontwer -
pen van een tweede draagweg en kritische elementen als oplos-
sing worden gegeven. De indirecte ontwerpstrategieën
schrijven ontwerp- en detailleringsregels voor om een mini-
mumniveau van sterkte, continuïteit en ductiliteit voor belang-
rijke constructie-elementen te bereiken. Het gebruik van
horizontale en verticale trekbanden valt hier ook onder.
Naast de genoemde directe en indirecte ontwerpstrategieën om
de weerstand tegen voortschrijdende instorting te vergroten,
kan dit ook met het beheersen van het risico op buitengewone
belastingen. Deze risicobeheersing kan plaatsvinden door het
verwijderen van het risico op een buitengewone belasting of
het treffen van voorzieningen om de constructie te beschermen
tegen het risico. Dit komt overeen met de ontwerpstrategieën
voor bekende buitengewone belastingen die in de Eurocode
staan beschreven.
Analysemethode
Volgens de GSA-richtlijnen kunnen drie typen van analyses
worden toegepast om de constructie te analyseren op de moge -
lijkheden van een tweede draagweg:
1. statisch lineair-elastische methode;
2. statisch niet-lineaire methode;
3. dynamisch niet-lineaire methode.
name de Noord-Amerikaanse regelgeving zou als goed uitgangs-
punt kunnen dienen voor de regelgeving in Nederland.
GSA- en UFC-richtlijnen
In de Verenigde Staten wordt veel gerekend met normen die
specifiek gericht zijn op het optreden van voortschrijdende
instorting ten gevolge van het plotselinge bezwijken van
dragende constructie-elementen. Hierbij ligt de nadruk op het
instorten van federale gebouwen, vanwege het risico op terro-
ristische aanslagen. Om gebouwen hiertegen te beschermen
zijn speciale normen opgesteld, waaronder de ASCE-richtlijnen
[1]. De eis die hierin aan constructies wordt gesteld, is gelijk
aan die in de Eurocodes.
Naast de ASCE-richtlijnen, die voornamelijk algemene oplos-
singen geven, zijn de belangrijkste richtlijnen met betrekking
tot het ontwerpen tegen voortschrijdende instorting, de
General Services Administration (GSA) Guidelines [4, 5] en de
Unified Facilities Criteria (UFC) [12]. Voor alle betrokken
partijen bij nieuwbouw en verbouw is het volgen van de GSA-
richtlijnen verplicht. De UFC-richtlijnen zijn voornamelijk
bedoeld voor militaire gebouwen, maar komen in grote lijnen
overeen met de GSA-richtlijnen.
Door het volgen van een stroomdiagram (fig. 2) kan worden
bepaald in hoeverre de GSA-richtlijnen moeten worden toege-
toepasbaarheid
van de GSA-
richtlijnen tegen
voortschrijdende instorting
nieuwbouw of aanbouw
veiligheidsklasse FSL bestaand gebouw
ondergaat het gebouw
een grote modernisatie?
ja
heeft het
gebouw 4
verdiepingen of meer?
toepasbaar FSL I & II
niet toepasbaar
ja nee
nee
niet toepasbaar
toepasbaar
niet toepasbaar
FSL III & IV
FSL V 2
Tweede draagweg volgens de norm 8 2018
55
Voorstel nieuwe regelgeving
Geconcludeerd moet worden dat in de huidige regelgeving
eenduidige regels met betrekking tot het ontwerpen van een
tweede draagweg ontbreken. Er zijn namelijk geen handvatten,
ofwel prestatie-eisen, waaraan de diverse maatregelen voor een
tweede draagweg binnen een gebouwontwerp kunnen worden
getoetst. In het afstudeeronderzoek zijn daarom enkele aanbe-
velingen gedaan.
Allereerst moeten hiertoe de ontwerpstrategieën per gevolg-
klasse nader worden beschouwd. Aanbevolen wordt om, voor
alle constructies waarvoor een tweede draagweg wordt ontwor -
pen, voorafgaand een risicoanalyse van de hoofddraagcon-
structie te maken, en dus niet specifiek voor gebouwen in
gevolgklasse 3. Hiermee kan worden vastgesteld welke
constructie-elementen risico lopen op bezwijken en welke
tweededraagwegmechanismen hierbij mogelijk zijn. Voor het
bepalen van de te verwijderen elementen kunnen hierbij de in
Amerika geldende GSA-richtlijnen worden gehanteerd.
Een tweede voorstel is om het Bouwbesluit te herzien en hierin
de eisen, zoals deze worden gesteld in de Eurocodes, te verwer -
ken. Hierbij is het met name van belang dat het beoordelen van
de effecten van onbekende oorzaken wordt benoemd en dat er
onderscheid wordt gemaakt in verschillende gevolgklassen.
Verder zal er een eenduidige beschrijving van de omvang van de
schade moeten worden opgesteld, eventueel onderverdeeld in de
verschillende gevolgklassen, zoals voorgesteld door Wijte [13].
Naast het verwerken van diverse regels uit de Eurocodes in het
Bouwbesluit, zal er in de Nederlandse normering een uitspraak
moeten worden gedaan over de mogelijkheden het dynamische
gedrag, ten gevolge van het wegvallen van een afzonderlijk
constructie-element, binnen constructies mee te nemen.
Hierbij kan bijvoorbeeld onderscheid worden gemaakt in de
Bij elk van deze drie analysevormen is het verplicht het dyna-
mische gedrag ten gevolge van het plotseling wegvallen van een
element in rekening te brengen. In de Nederlandse normen is
dit uitsluitend verplicht voor constructies in klasse CC3.
Wanneer met behulp van een statisch lineair-elastische
methode een tweededraagweganalyse wordt gedaan voor een
lagere gevolgklasse, kan het dynamische gedrag dus buiten
beschouwing worden gelaten.
In de GSA-richtlijnen wordt het dynamische gedrag bij de stati-
sche lineaire en niet-lineaire methode meegenomen door een
vergrotingsfactor in de belastingscombinaties mee te nemen.
Deze dient om de dynamische krachten ten gevolge van het
bezwijken van een constructie-element om te zetten naar een
statische belasting. De waarde van deze factor is afhankelijk
van de gekozen ontwerpmethode (vervormingsgestuurd of
krachtsgestuurd) en het materiaal van het beschouwde
constructie-element. De vergrotingsfactor heeft een maximale
waarde van 2,0.
Waar de Nederlandse regelgeving stelt dat elke dragende kolom
of een willekeurig deel van een dragende wand fictief moet
worden verwijderd om een tweededraagweganalyse uit te
voeren, wordt dit in de Amerikaanse normen gedetailleerder
omschreven. Hierin wordt onderscheid gemaakt in de veilig-
heidsklassen en inwendige- en uitwendige elementen. In figuur
3 en 4 zijn de locaties van de te verwijderen kolommen voor
gebouwen in veiligheidsklasse FSL III en IV weergegeven. Dit
hoeft uitsluitend op de eerste verdieping boven het maaiveld en
op eventueel afwijkende verdiepingen. Aanvulling hierop is dat
alle uit- en inwendige elementen in parkeergarages, laadruim-
ten en ruimten waar een ongecontroleerde toegang van publiek
is, fictief moeten worden verwijderd. Voor gebouwen in veilig-
heidsklasse FSL V geldt dat alle elementen op elke verdieping
fictief moeten worden verwijderd.
vergelijkbare kolommen
lang zijde
vergelijkbare kolommen korte zijde
locaties van de te verwijderen kolommen
3
vergelijkbare kolommen korte zijde
vergelijkbare kolommen lang zijde
locaties van de te verwijderen kolommen
ruimte met ongecon- troleerde toegang voor publiek
4
Tweede draagweg volgens de norm 8 2018
56
Mogelijkheden tweede draagweg
Tweededraagwegmechanismen zijn bij elk type constructie
mogelijk. In het afstudeeronderzoek zijn enkele mogelijke
tweededraagwegmechanismen voor een prefab-betonconstruc-
tie op basis van balken en kolommen onderzocht. Dit type
constructies vereist extra aandacht bij het ontwerpen van een
tweede draagweg, aangezien het veelal statisch bepaalde
constructies betreft. Hierbij is vaak onvoldoende samenhang
aanwezig en is geen herverdeling van krachten mogelijk
wanneer een constructie-element bezwijkt.
Aan de hand van het onderzoek worden in het navolgende een
aantal constructieve methoden benoemd waarmee een tweede
draagweg binnen dit type constructies kan worden gereali-
seerd, ongeacht de positie van het bezweken element.
Membraanwerking
Bij in het werk gestorte constructies kan membraanwerking relatief
eenvoudig worden gerealiseerd door middel van het toepassen van
vloerwapening in twee richtingen. Aangezien bij prefab-betoncon
-
structies veelal in één richting dragende prefab vloeren worden
toegepast, moet op een andere wijze de ontstane uitkraging bij het
wegvallen van een element worden opgevangen. Dit kan door het
toepassen van een gewapende druklaag. Een goede verankering
van de druklaag met de vloer is hierbij wel noodzakelijk.
Liggers over meerdere steunpunten
Door het ontwerpen van statisch onbepaalde constructies kan
op een relatief eenvoudige wijze een tweede draagweg worden
gerealiseerd. Door bijvoorbeeld liggers over meerdere steun-
punten toe te passen, kunnen de liggers zelf het beschadigde
gebied overspannen wanneer een kolom wegvalt. Er zijn dan
geen extra constructieonderdelen benodigd. Een manier om dit
te realiseren, is door de veel gebruikte nokoplegging ter plaatse
van de kolomaansluiting te verplaatsen naar het momentennul-
punt van de ligger (fig. 5).
Ongeschoorde raamwerken
Het toepassen van ongeschoorde raamwerken is tevens een
manier om een statisch onbepaalde constructie te creëren. Het
gaat dan met name om raamwerken met momentvaste knopen
en niet zozeer ingeklemde kolommen in de fundering, aange-
zien dit alleen mogelijk is voor gebouwen met een beperkte
hoogte en relatief kleine beukmaten.
Om een goed beeld te krijgen van de optredende verplaatsin-
gen en het krachtenverloop is het wel van belang om niet-line-
air te rekenen, waarbij de stijfheid van elk constructie-element
en elke belastingssituatie in acht moeten worden genomen.
Naast het uitsluitend toepassen van ongeschoorde raamwerken
is het ook mogelijk dit te combineren met bijvoorbeeld het
laten verspringen van de vloeroverspanningsrichting en het
toepassen van liggers over meerdere steunpunten.
drie analysemethoden uit de GSA-richtlijnen, waarbij per
methode wordt benoemd hoe het dynamische gedrag in reke-
ning kan worden gebracht. Het meenemen van een vergro-
tingsfactor in de belastingscombinaties kan hierin een
oplossing zijn.
Bij het meenemen van het dynamische gedrag kan tevens direct
onderscheid worden gemaakt in vervormingsgestuurd of
krachtsgestuurd ontwerpen, aangezien bij de prestatie-eisen
van een gebouw de ontwerpmethode een grote rol speelt. Voor
bijvoorbeeld het activeren van trekbandwapening is een kriti-
sche zakking benodigd. De huidige normen gaan ervan uit dat
deze zakking kan optreden, zonder daarbij eisen te stellen aan
de vervormings- en rotatiecapaciteit van de verschillende
verbindingen. Wanneer een constructie echter krachtsgestuurd
is ontworpen en de verbindingen niet of nauwelijks kunnen
roteren, zal deze zakking niet op kunnen treden. In dat geval
zal dan ook geen trekbandwerking optreden.
Om de effectiviteit van de trekbanden te vergroten, zal tevens
in de regelgeving onderscheid moeten worden gemaakt in
verschillende gevolgklassen of optredende belastingen die op
de constructie aangrijpen. Eenduidige regels in de diverse
Eurocodes is hierbij essentieel.
Verder wordt aanbevolen om in ieder geval voor gebouwen in
gevolgklasse CC2b en CC3 een combinatie van de toepassing
van trekbanden en een tweede draagweg toe te passen, aange-
zien het uitsluitend toepassen van trekbanden over het alge-
meen alleen de robuustheid van constructies vergroot. De
veiligheid die met het creëren van een tweede draagweg in een
constructie wordt ingebouwd, is vele malen groter dan bij het
uitsluitend toepassen van horizontale en verticale trekbanden.
Het is daarom ook onjuist de toepassing van trekbanden als
alternatief te zien voor het ontwerpen van een tweede draag-
weg.
Tot slot wordt aanbevolen meer onderzoek te verrichten naar
de optredende waarde van de belasting bij de mogelijke buiten-
gewone situaties. Het toepassen van kritische elementen wordt
nu namelijk als alternatief voor een tweede draagweg
beschouwd, terwijl gebleken is dat het effect van deze elemen-
ten beperkt is. Pas na het analyseren van de mogelijke buiten-
gewone belastingen en het bepalen van de waarde van deze
belasting kan met zekerheid worden gesteld dat het ontwerpen
met kritische elementen de veiligheid van een constructie
vergroot. Overigens is het wel van belang dat gedurende de
bouw van kritische elementen, en dan met name bij gebouwen
in gevolgklasse CC3, extra controles op de bouw worden uitge-
voerd om zeker te zijn dat deze veiligheid ook echt wordt
aangebracht.
Tweede draagweg volgens de norm 8 2018
57
5 Oorspronkelijk (a) en
aangepast (b) detail van
de balkoplegging [3]
? LITERATUUR
1 ASCE (2013). ASCE/SEI 7-10: Minimum design loads for buildings
and other structures. Reston, Virginia, Verenigde Staten van Amerika:
American Society of Civil Engineers.
2 Bouwbesluit 2012. (2017, 01 januari). Geraadpleegd van http://
www.bouwbesluitonline.nl/Inhoud/docs/wet/bb2012.
3 Fib. (2008). Fib bulletin No. 43: Structural connections for precast
concrete buildings. Lausanne, Zwitserland: Fédération internatio -
nale du béton (fib).
4 GSA (2003). Progressive collapse analysis and design guidelines for
new federal office buildings and major modernization projects.
Washington, D.C., Verenigde Staten van Amerika: General Service
Administration.
5 GSA (2013). Alternate path analysis and design guidelines for
progressive collapse resistance. Washington, D.C., Verenigde Staten
van Amerika: General Service Administration.
6 NEN (2005). NEN 6700: Technische grondslagen voor bouwcon-
structies ? TGB 1990 ? Algemene basiseisen. Nederland: Nederlands
Normalisatie-instituut.
7 NEN (2007). NEN 6702: Technische grondslagen voor bouwcon-
structies ? TGB 1990 ? Belastingen en vervormingen. Nederland:
Nederlands Normalisatie-instituut.
8 NEN (2011). NEN-EN 1990: Eurocode 0: Grondslagen van het
constructief ontwerp. Nederland: Nederlands Normalisatie-instituut.
9 NEN (2011). NEN-EN 1991-1-7: Eurocode 1: Belastingen op construc-
ties ? Deel 1-7: Algemene belastingen ? Buitengewone belastingen:
stootbelastingen en ontploffingen. Nederland: Nederlands Normali-
satie-instituut.
10 NEN (2011). NEN-EN 1992-1-1: Eurocode 2: Ontwerp en berekening
van betonconstructies ? Deel 1-1: Algemene regels en regels voor
gebouwen. Nederland: Nederlands Normalisatie-instituut.
11 NEN (2012). NTA 4614-3: Convenant hoogbouw ? Deel 3: Construc-
tieve veiligheid. Nederland: Nederlands Normalisatie-instituut.
12 U.S. Department of Defence (DoD) (2016). Design of buildings to
resist progressive collapse. Washington, D.C., Verenigde Staten van
Amerika: Unified Facilities Criteria (UFC).
13 Wijte, S. (2015). Eisen aan robuustheid: Regelgeving ten aanzien van
robuustheid niet eenduidig; verandering op komst. Cement 2015/4.
Overdimensionering
Overdimensionering is niet specifiek een methode om een
tweede draagweg te creëren, maar het draagt wel bij aan het
creëren van voldoende robuustheid in een constructie. Er
wordt dan ook aanbevolen constructies niet volledig 'uit te
knijpen'. Dit houdt in dat bijvoorbeeld in dakbalken best
dezelfde wapening mag worden toegepast als in vloerbalken,
ondanks de vaak lagere belasting. Het toepassen van dikkere
wanden of kolommen kan ook als oplossing dienen, waarbij
deze als kritisch element beschouwd kunnen worden.
Een goed plattegrondontwerp
Bij het ontwerpen van trekbandwapening is het van belang dat
de optredende horizontale kracht in de trekband evenwicht kan
maken. Wijte [13] concludeert in zijn artikel dat dit bij veel
raamwerkconstructies in Nederland niet mogelijk is, door het
beperkte aantal dwarswanden dat wordt toegepast. Dit is ook
een van de redenen waarom de toepassing van trekbandwape-
ning niet altijd effectief is. Een goed plattegrondontwerp is dan
ook essentieel bij het ontwerpen tegen voortschrijdende instor -
ting. In Groot-Brittannië wordt daarom het toepassen van
voldoende dwarswanden aanbevolen om voldoende samen -
hang in een constructie aan te brengen en daarmee de robuust-
heid te vergroten. Dit is zeker een punt dat ook in de
Nederlandse normen meegenomen mag worden.
Tot slot
Optimalisatie van de huidige regelgeving is nodig om
voldoende robuustheid te creëren en voortschrijdende instor -
ting van constructies te voorkomen. Duidelijke constructieve
oplossingen en samenhang binnen de Nederlandse normen zijn
hierbij essentieel. Met voorgaande voorstellen is hier alvast een
goede basis voor gelegd.
?
5a 5b
Tweede draagweg volgens de norm 8 2018
Reacties