Verbinding tussen buispalen en
landhoofden bij
integraalviaducten
Twee mogelijke verbindingen met elk hun eigen aandachtspunten
1 Blokdeuvelverbinding aan wand buispaal
1
30? CEMENT 4 20 23
De integraalviaducten in het pro-
ject Ring Groningen Zuid bestaan
uit prefab liggerdekken die mono-
liet zijn verbonden met een beton-
nen landhoofd.
Deze landhoofden zijn
gefundeerd op stalen buispalen of een combi -
wand. Tijdens de ontwerpfase zijn diverse
oplossingen voor de verbindingen tussen
palen en landhoofden de revue gepasseerd.
Uiteindelijk hebben de uitvoeringsteams een
definitieve keuze voor het verbindingstype
gemaakt, op basis van een voorkeur voor de
uitvoeringswerkzaamheden. Dit heeft voor
vier kunstwerken geleid tot de toepassing
van blokdeuvelverbindingen en voor één
kunstwerk voor een verbinding met beton-
prop. In dit artikel zijn de technische aspec-
ten van beide verbindingstypen beschreven
en zijn de uitvoeringstechnische voor- en
nadelen uiteengezet.
Type 1: Verbinding met blokdeuvels
Een van de mogelijkheden om de combi-
wand of de buispalen te verbinden met een
betonnen landhoofd, is door middel van een
blokdeuvelverbinding (foto 1). Dit is een ver-
binding waarbij rondom de buispalen op
verschillende posities over de hoogte stalen
strippen zijn gelast. De buispalen zijn ver-
volgens over een bepaalde hoogte opgeno-
men in het beton van de landhoofden. De
basisgedachte hiervan is dat de krachten
(normaalkracht en moment) kunnen wor-
den overdragen door middel van afschui-
ving met de buispaal. Dit type verbinding is uitgevoerd bij het via-
duct over de Concourslaan Noordzijde, de
brug over het Noord-Willemskanaal, het via-
duct over de Brailleweg en het viaduct over
het Europaplein, allemaal integraalviaduc-
ten. De maximaal toegepaste buisdiameter
bij deze viaducten bedraagt Ø1016 mm
(staalsoort S355J2H+N) en de maximale
overspanning van het dek bedraagt 42,5 m.
Als alternatief op de blokdeuvels is tij-
dens het ontwerpproces tevens naar de mo-
gelijkheid van het toepassen van stiftdeuvels
gekeken. Dit verbindingstype bleek echter
niet haalbaar. Stiftdeuvels zijn immers maar
tot een diameter van Ø16 mm horizontaal
aan te brengen en deze diameter heeft te
weinig capaciteit voor de optredende krach-
ten van de beschouwde viaducten. Bij een
grotere diameter kan conform ISO 14555
uitvloeiing van het lasbad plaatsvinden bij
het horizontaal lassen van de stiftdeuvels.
Daarnaast zullen de optredende momenten,
door de grotere flexibiliteit van de stiftdeuvels
ten opzichte van de blokdeuvels, in verhou-
ding meer door het wrik- dan het afschuif-
mechanisme naar de landhoofden afdragen.
Dit kan nadelig zijn voor het betonwerk,
waardoor meer wapening benodigd is.
Ontwerp blokdeuvelverbinding
In Bijlage F van Eurocode 4 Staal-betoncon-
structies (NEN-EN 1994-2+C1/NB) zijn reken-
regels gegeven voor de maximale capaciteit
van blokdeuvels (fig. 2). Daarnaast geeft
CUR-Aanbeveling 77 (Rekenregels voor
ING. KLAAS
WIERSMA PMSE
Constructeur
Witteveen+Bos
IR. ESLI BOSMAN Constructeur
Witteveen+Bos auteurs
Een verbinding tussen een buispaal en een landhoofd kan op verschillende
manieren worden gerealiseerd. Bij het project Ring Groningen Zuid worden
meerdere integraalviaducten gebouwd, waarbij twee mogelijke
verbindingsmethoden zijn onderzocht en toegepast.
CEMENT 4 2023 ?31
?v
?h
D= Ø ?]?
H ?
ongewapende onderwaterbetonvloeren)
randvoorwaarden voor het toepassen van
stalen strippen bij palen. Voor de uitwerking
van de blokdeuvels zijn de rekenregels en
randvoorwaarden uit zowel CUR-Aanbeve-
ling 77 als Eurocode 4 gehanteerd. Hieruit
volgt:
De palen moeten langs de gehele omtrek
worden voorzien van ribbels.
De palen moeten over de gehele hoogte die
in het beton wordt meegestort, worden
voorzien van ribbels.
De ribbels moeten aan de volgende geome-
trie voldoen:
? ribbeldiepte = t
2
5 mm ? t ? 35mm
? ribbelafstand = a
t 8 5 mm ? a t ? 120mm
Voor de maximale spanning geldt:
?c,max = C A fck/ ?c ? 1,7 f ck/ ?c
? C
A is een factor gelijk aan ?(A f2 / A f1) met
een maximum van 2,5 voor normaalbeton
respectievelijk 2,0 voor lichtbeton
Afschuif- en wrikmechanisme
Doordat de buispalen over een zekere hoog-
te opgenomen zijn in het betonwerk, zal
naast het mechanisme van afschuiving ook
wrikken van de buispaal optreden. De ver-
houding tussen het wrik- en het afschuifme-
chanisme kan worden ingeschat op basis
van de optredende rekken. Doordat de buis-
paal over een beperkte lengte in het beton is
opgenomen, heeft deze een relatief grote
buigstijfheid en kan de verhouding worden
ingeschat door middel van een star lichaam.
Dit geeft een lineaire rekverdeling (fig. 3). Als de buispalen over een grote lengte
worden opgenomen in het beton, is een
lineaire rekverdeling niet meer realistisch.
Door de onzekerheid in de verhoudingen
tussen beide mechanismen, is gekozen om
beide bezwijkmechanismen, het wrik- en
het afschuifmechanisme, op de volledige
kracht te ontwerpen.
2 Betonafschuifweerstand van een blokdeuvel conform NEN-EN 1994-2+C1 NB 3 Verhouding tussen verticale en horizontale rekken
2
3
32? CEMENT 4 20 23
Het is ook mogelijk om wel de verhoudingen
op basis van rekverdelingen aan te houden,
maar hierbij moet dan wel voldoende reke-
ning worden gehouden met afwijkingen ten
opzichte van deze inschatting.
Spanningsverdeling in het beton
Door het wrikmechanisme ontstaan beton-
spanningen langs de buispaal. De spannings-
verdelingen kunnen op verschillende wijzen
worden verondersteld. Bij rekken lager dan
de betonstuik zijn twee voor de hand liggende
verdelingen: een sinusoïde op het projectie-
vlak van de buispaal (fig. 4a) en een sinusoïde
langs de buispaal (kwadratische sinusoïde)
(fig. 4b). Verticaal moet in dit geval, dus als
geen betonstuik plaatsvindt, een lineair ver-
loop worden aangehouden.
Voor een spanningsverdeling van een sinuso-
id
e op een vlakke plaat resulteert dit in:
() ?? = ¨¸©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu
h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
Waarin ?h de maximale betondrukspanning
betreft, Ø
buis de diameter van de buis en H de hoogte van de buispaal in het beton. Dit
resulteert in de volgende (wrik)kracht en
(wrik)moment:
= wrik
h
buis 2 F
Ø H
= bu h
is 0, 159 Ø H
= buis
wrik h 1\f
F Ø H
= wrik h
buis 2 F
Ø H
= bu h
is 0, 159 Ø H
= buis
wrik h 1\f
F Ø H
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø \bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
Voor de spanningsverdeling van een kwadra -
tische sinusoïde geeft dit:
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
= wrik h
buis 2 F
Ø H
= bu h
is 0, 159 Ø H
= buis
wrik h 1\f
F Ø H
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
In tabel 1 zijn de relaties tussen de verschil-
lende spanningsverdelingen weergegeven.
Het lineaire en uniforme spanningsverloop
zijn enkel ter vergelijk toegevoegd.
Door in bovenstaande formules uit te gaan
van een lineair spanningsverloop wordt geen
stuik van het beton aangehouden. De reken-
waarde van het optredende wrikmoment
moet namelijk kleiner zijn dan de minimale
waarde van M
wrik op basis van bovenstaande
vergelijkingen waarbij
?h ? f cd.
De maximale verhouding tussen beide
aannamen van de spanningsverdelingen
heeft een waarde van ?²/8 ? 1,23. Daarom
moet steeds worden nagegaan welke verge-
lijking voor welk doel wordt gebruikt.
4 Een sinusoïde op het projectievlak van de buispaal (a) en een langs de buispaal (b)
Voor de verbin -
dingen tussen
palen en land -
hoofden kan voor
een blokdeuvel -
verbinding of een
verbinding met
betonprop worden
gekozen
Tabel 1?Relatie tussen spanningsverdelingen
lineair
verlopende
spanning sinusoïde
kwadratische
sinusoïdeuniforme
spanning
F
= ? · Ø huis · H · ? h ? = 0,125 0,1590,1960,250
M
wrik = ? · Ø huis · H 2 · ?h ? = 0,083 0,1060,1310,167
4b 4a
CEMENT 4 2023 ?33
HØ
buis + 2t
Ø
buis
Mwrik Mdeuvel
V
In verband met de verlopende betondoor-
snede rondom de palen, moeten beide span-
ningsverdelingen worden beschouwd om te
bepalen welke maatgevend is voor de toet-
sing op dwarskracht en moment (zowel
horizontaal als verticaal) in de betonschil
zowel voor als achter de paal. De spannings-
verdeling conform de sinusoïde resulteert
in de laagste momentcapaciteit voor M
wrik ,
en is dus maatgevend voor het maximaal in
te leiden moment vanuit de paal. De kwadra -
tische sinusoïde zal echter bij een gegeven
moment maatgevend zijn voor de bepaling
van de wrikkracht.
Betonconstructie
Beide bezwijkmechanismen, afschuiving en
wrikken, zijn relevant voor de toetsing van
het betonwerk. Doordat de krachten voor
een groot gedeelte moeten worden overge-
dragen door de blokdeuvels, is het van groot
belang dat het beton rondom deze verbin-
ding voldoende sterkte haalt. Met een goede
verdichting van het beton rondom de blok-
deuvels en een maximale korrelgrootte van
het toeslagmateriaal van 16 mm, moeten
grindnesten en het nazakken van het beton
worden voorkomen. Als gevolg van het wrikmechanisme
en de dwarskracht vanuit de buispaal wordt
een drukkracht uitgeoefend op het beton-
werk (fig. 5). Plaatsingstoleranties van de
buispaal dienen hierbij in acht te worden genomen. Hieruit volgt een maatgevende
minimale doorsnede van het beton.
De interne krachten zijn bepaald door
middel van een 2D-plaatberekening. Hierop
zijn de optredende betonspanningen als be-
lastingen ingevoerd en is de variërende dik-
te van het beton in rekening gebracht. De
overspanning is bepaald aan de hand van de
diameter van de buispaal en de afstand tot
de zwaartelijn van de horizontale ophang-
wapening per zijde. De dwarskrachten, zo-
wel in het horizontale als het verticale vlak,
die ontstaan door het wrikken, zijn gecon-
troleerd in de toetsing. Naast de buispalen is horizontale op-
hangwapening aangebracht. Deze ophang-
wapening moet de dwarskracht en de wrik-
kracht kunnen opvangen. Deze wapening is
vanwege de uitvoerbaarheid uitgevoerd in
de vorm van dubbele haarspelden (fig. 6).
Om de krachten vanuit het afschuifmecha-
nisme op te kunnen nemen in het beton,
wordt verticale ophangwapening aange-
bracht. Door de momenten die aanwezig
zijn in de verbinding, ontstaan drukspan-
ningen aan de onderzijde van de blokdeuvels
aan de grondzijde en aan de bovenzijde van
de blokdeuvels aan de voorzijde van het
landhoofd. Om afspatten van het beton aan de
onderzijde van de grondzijde te voorkomen,
moet de kracht vanuit deze deuvels binnen
5a 5b
Bij de blokdeuvel-
verbindingen
treedt naast het
mechanisme
van afschuiving
ook wrikken van
de buispaal op
5 Momentenverloop over buispaal in beton ten gevolge van wrikken (a) en afschuiving blokdeuvels (b) 34? CEMENT 4 20 23
6
6 Wapening rondom buispaal
de aanwezige ophangwapening worden afge-
dragen. Als deze ruimte er niet is, kan de
onderste blokdeuvel aan deze zijde beter
worden weggelaten. Aan de grondzijde wordt
verticale wapening opgenomen in de vorm
van haarspelden en T-headed bars. De splijt-
krachten die ontstaan door de T-headed
bars, worden opgevangen door beugelwape-
ning in de korf naast de buispaal. Afhankelijk van de dikte van de beton-
schil voor en achter de paal, inclusief het in
rekening brengen van de plaatsingstoleran-
ties van de paal, kan het wrikmechanisme
tot hoge schuifspanningen leiden. Als de
dwarskrachtcapaciteit maatgevend is voor
de toetsingen, moet een beperking worden
gesteld aan de betonrek om te voorkomen
dat de maximale dwarskrachtcapaciteit
(V
Rd,max ) wordt overschreden.
De verhouding tussen de verticale en
horizontale rekken en hiermee de verhou-
ding tussen het afschuifmechanisme en het
wrikmechanisme, geeft tevens een beper-
king van de maximaal toelaatbare rek in de
verticale ophangwapening die, ook als het
afschuifmechanisme op de volledige moment-
capaciteit wordt berekend, niet mag worden
overschreden. Voor mogelijke afwijkingen in de werke-
lijke rekken wordt aanbevolen om rekening
te houden met een variatie op de theoretische
rek. Met behulp van de berekende rek wordt
de toelaatbare spanning bepaald en hiermee
de benodigde hoeveelheid verticale ophang-
wapening. De inwendige hefboomsarm wordt
berekend op basis van de posities van de aanwezige wapening en het aangrijpings-
punt van de drukspanning.
Staalspanningen
Naast het beton moeten ook de staalspan-
ningen in de buispaal worden getoetst. Er
kan onderscheid worden gemaakt in staal-
spanningen op globaal en lokaal niveau. De
globale spanningen worden berekend aan
de hand van de globale interne krachten in
de buispaal (normaalkracht, dwarskracht
en moment). Als gevolg van het wrikmecha-
nisme ontstaan ringdrukspanningen in de
buispaal. De ringdrukspanningen moeten
worden meegenomen in de analyse van de
spanningen in de buispaal.
Op lokaal niveau treden staalspannin-
gen op ter plaatse van de inleiding van de
krachten op de blokdeuvels in de wand van
de buispaal. Het lokale moment genereert
spanningen loodrecht op het vlak van de
buispaalwand. De verdeling is afhankelijk
van de toe te passen lasverbinding. De ver-
deling in figuur 7 geldt voor FP-lassen. Voor
de spanningen geldt:
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
() ?? = ¨¸
©¹ bui
h
s
2 , sin z x Ø
zx H
= bu h
is2 F
Ø H
= h
buis 0, 159 H Ø
= s 2 \frik
h bui 1
3Ø
\bH
= 2h buis 0, 106 H Ø
( ) () = h , sin z z H
= sh
bui 16
F Ø H
= bu h is 0, 196 Ø H
= s 2 \frik
h bui 24Ø
\bH
= 2h buis 0, 131 H Ø
?? =+ ???? buis
Ed,r v 22
tt
m t
() = + Ed
s,m,r 2 1 buis
6 m
bt
=1 Ed 2
s,m,z 2 1buis6
m t
Doordat de blokdeuvels onder andere een
staalspanning geven loodrecht op de buis-
paalwand, moet lamellaire scheurvorming
CEMENT 4 2023 ?35
b+ t buis b
tbuis t
tbuis t
door middel van de klasse van de Z-kwaliteit
worden getoetst.
Uiteindelijk moeten de staalspannin-
gen op de juiste locaties en richtingen met
elkaar worden gecombineerd. De driedimen -
sionale spanningen kunnen vervolgens door
middel van het Von Mises-criterium worden
getoetst aan de vloeispanningen van het
materiaal. Daarnaast moet rekening worden ge-
houden met vermoeiingswisselingen en de
aanwezige lassen (spiraallassen, langsnaad
etc.). Omdat de kunstwerken vallen in gevolg -
klasse CC3, is voor de uitvoeringsklasse van
de lassen EXC3 aangehouden. Standaard geldt
daarbij een kwaliteitsniveau B90 volgens
NEN-EN 1090-2 en NEN-EN-ISO 5817. Voor
de lassen van de blokdeuvels geldt conform NEN-EN 1994-2/NB dat deze op 1,2P Rd moeten
zijn berekend. De spanningen die zijn bepaald met
behulp van de handberekeningen, zijn ge-
controleerd door middel van een eindige-
elementenmodel (EEM). Het bovenste deel
van de buispaal inclusief blokdeuvels is ge-
modelleerd. Dit EEM-model is opgebouwd
uit 2D-plaatelementen en 2D-schaalelemen-
ten in een 3D-omgeving.
Type 2: Verbinding met betonprop
In plaats van aangelaste blokdeuvels is het
ook mogelijk om de verbinding tussen palen
en landhoofd te realiseren door middel van
een betonprop in de palen. Een dergelijke
verbinding is toegepast bij het viaduct in de
N7 over de Paterswoldseweg (foto 8). Dit
Aan de paal
aangelaste
wapening in
de betonprop
moet worden
verankerd in
het landhoofd
8
7 Spanningsverdeling in aansluiting blokdeuvel met wand buispaal
8 Viaduct in de N7 over de Paterswoldseweg
7
36? CEMENT 4 20 23
kunstwerk is een integraalviaduct met een
overspanning van 41 m. De constructie is ontworpen met
stalen buispalen Ø1220 mm x 20 mm
(
staalsoort S355J2H+N), maar in verband
met de verkrijgbaarheid uitgevoerd met
spiraalgelaste buizen (staalsoort API 5Lx70).
Lastinleiding in de palen
Vanuit het landhoofd moeten dwarskrachten,
druknormaalkrachten en momenten worden
overgedragen aan de palen. De rekenwaar-
den van de belastingen aan de bovenzijde
bedragen per paal ongeveer: V
Ed = 570 kN,
N
Ed = -3450 kN en M Ed = 5400 kNm.
Het moment wordt via de toe te passen
betonprop door middel van het wrikmecha-
nisme in de palen geleid. De dwarskracht
wordt direct vanuit de landhoofden aan de
bovenzijde van de buispalen ingeleid. Aange-
zien onder de betonprop geen draagkrachtige
grond in de paal aanwezig is, kan de normaal -drukkracht niet via de betonprop worden
ingeleid. Vanwege krimp van het beton in de
paal mag conform de ROK niet worden uit-
gegaan van wrijving tussen beton en staal.
Daarom zijn langs de omtrek van de buis-
paal staven aangelast voor de opname van
de normaalkracht (foto 9).
Het lassen van betonstaal is uitgevoerd
in overeenstemming met NPR 2053. Door
het voorschrijven van NPR 2053, BRL 503 en
BRL 0512 wordt voorkomen dat de materi-
aalsterkte van het betonstaal door het toe-
voegen van te veel laswarmte, afneemt. Voor
de lassen is ook hier de uitvoeringsklasse
vastgesteld op EXC3.
Naast de inleiding van de normaalkrachten,
zijn de aangelaste stekken ook deels gebruikt
voor de inleiding van het moment. Hierbij is
een optimum gezocht tussen de toe te passen
wapening in de betonprop (GEWI-staven) en
de aangelaste stekken. De mogelijke posi-
9
9 Aan de buispaal gelaste staven CEMENT 4 2023 ?37
C
5.400 kNm
570 kN
500
1.234
1.234
2.968
950
700
2.978 kN
2.978 kN
= 60°
3.705 kNm 570 kN
3.705 kNm 5.400 kNm
Mbuispaal
Mbetonprop
4.900 kNm
c
c
1
2
3
A
B D
E
1.180
R
ties van de verticale wapening uit de palen
in relatie tot de onderwapening in de land-
hoofden zijn daarbij leidend geweest (fig. 11).
Het totale moment van M
d = 5400 kNm
wordt dus deels opgenomen door de aange-
laste stekken en deels door middel van het
wrikken van de betonprop in de palen. De
verhouding is weergegeven in figuur 10. Voor het deel dat door het wrikmecha-
nisme in de buispalen wordt geleid, is uitge-
gaan van een drukdiagonaalhoek van
? = 60°
(fig. 10). Deze hoek valt binnen de marges zo-
als gegeven in NEN-EN 1992-1-1: 1 ? tan
? ? 2,5.
Door het aannemen van een kleinere druk-
diagonaalhoek worden, door de kleinere in-
wendige hefboomsarm, de ringtrekspannin-
gen in de stalen buizen hoger. Een grotere
drukdiagonaalhoek leidt tot een langere
betonprop in de palen. De hoek van
? = 60°
bleek voor deze situatie een goed optimum
te zijn tussen enerzijds staalspanningen in de buispaal en de benodigde betonproplengte.
Vanaf de onderzijde van de betonprop
moet de wapening worden verankerd. Vol -
gens ROK1.3 moet daarvoor twee maal de
benodigde verankeringslengte worden aan -
gehouden. Voor de betonsterkteklasse mag
volgens ROK1.3 bij storten in den droge
maximaal met C28/35 worden gerekend. Dit
heeft uiteindelijk geleid tot een lengte van de
betonprop van 8,5 m, gemeten ten opzichte
van de onderzijde van het landhoofd.
Voor het beoordelen van de lastinleiding
door wrikken (t.g.v. het moment), is in de
buis een inwendige rechthoekige doorsnede
aangenomen (fig. 10). Bij de aangehouden
drukdiagonaalhoek, kan een verhouding
tussen breedte en hoogte worden gevonden
waarbij de ringtrekspanningen in de stalen
buis minimaal zijn en voor de betonspanning
geldt dat
?c,max ? f cd.
10 Inleiding moment in buispaal
10
38? CEMENT 4 20 23
2.000
225 275275
275
275
250
100
100
aangelaste wapening
GEWI-staven
225
Omdat met een inwendige rechthoekige door -
snede is gerekend, zijn de betonspanningen
uit dit model gemiddelde waarden. In dit
geval over b = 700 mm (fig. 10). Door het inte-
greren van de spanningsverdeling over de
aangenomen breedte, kan de verhouding
tussen de gemiddelde en de maximale druk-
spanning worden bepaald (kwadratische
sinusoïde):
?c,? = ? c,max · cos( ?)
dq =
?c,? · dr = ?c,max · cos( ?) · R · d ? · cos( ?)
= ?c,max · cos 2(?) · R · d ?
q = ?c,gem · b = 2 · ?c,max · R · [½ ? + ¼ · sin(2 ?)]
Vervolgens is de verdeling van momenten en
dwarskrachten in de stalen buispaal bepaald
en zijn de staalspanningen op de niveaus 1
tot en met 3 en op de posities A tot en met E
gecontroleerd. Voor de toetsing op sterkte zijn de
vergelijkingsspanningen bepaald en voor
de toetsing op vermoeiing de spanningen
loodrecht op en evenwijdig aan de spiraal-
lassen. Bij de toetsing op vermoeiing is het
belangrijk te realiseren, dat het voorschrijven
van EXC3 en kwaliteitsniveau B90 volgens
NEN-EN 1090-2 betekent dat de detailcatego-
rie boven 63 en niet hoger dan 90 is. Welke
detailcategorie tussen genoemde grenzen
van toepassing is, hangt af van de overdikte
van de lassen conform NEN-EN 1993-1-9. In
dit geval is de toetsing op vermoeiing uitge-
voerd voor detailcategorie 71.
Lastinleiding in het landhoofd
De benodigde wapening in de palen moet
worden verankerd in het landhoofd. Een
aandachtspunt is het raakvlak tussen de
paalkopwapening en de onderwapening in
het landhoofd. Conflicten tussen de paalkop-
wapening en de onderwapening in het land-
hoofd moeten worden voorkomen (fig. 11).
Omdat de aan de buiswand gelaste wape-
ning de normaaldrukkrachten opneemt en
via de betonprop geen druk kan worden af -
gedragen, is de kopwapening berekend op
buiging zonder gunstig werkende druk.
Door het beperken van het aantal staven
om conflicten met de onderwapening te
voorkomen, zijn de wapeningskorven in de
palen geprefabriceerd met GEWI-staven
(foto 12). Aan de bovenzijde is een stalen
krans aangebracht, die fungeert als anker-
plaat in het landhoofd.
In het landhoofd worden de krachten per
anker driedimensionaal afgedragen. Voor
de bepaling van de krachten in de trekband
in langsrichting (H
langs ) en de trekband in
dwarsrichting (H
dwars ) zijn vakwerkmodellen
gebruikt (fig. 13). Per GEWI-staaf is de optre-
dende trekkracht bepaald. Op basis van de breedte tussen de
werklijnen in langsrichting (B) en de afstand
tussen de GEWI-staaf en de werklijn (x
hor)
kunnen de verticale reacties ter plaatse van
punt 1 (R
1) en ter plaatse van punt 2 (R 2)
worden berekend. Vervolgens geldt:
11 Configuratie paalkopwapening versus onderwapening
11
CEMENT 4 2023 ?39
grondzijde landhoofd
(= trekzijde)
werklijn trekwapening
in langsrichting
Rhor
Rvert 1
xhor
xvert
2
3 A
A
z
B B
z
2
Hlangs
Hdwars
R2
2
C
1
R1
werklijn trekwapening
in dwarsrichting
12
13
12 Wapeningskorven samengesteld uit GEWI-staven
13 Vakwerkmodel horizontale splijtkrachten 40? CEMENT 4 20 23
Hlangs = ( R 1 / tan ?1) · cos ?2 Hdwars = ( R 1 / tan ?1) · sin ?2
De benodigde wapening voor H langs is opgeteld
bij de benodigde wapening voor 'globale'
buiging van het landhoofd in langsrichting.
Met de component H
dwars is de horizontale
ophangwapening naast de palen berekend.
De verticale component betreft de trekband
aan de achterzijde van het landhoofd voor
de opname van het steunpuntsmoment.
De drukknopen zijn getoetst op basis van
NEN-EN 1992-1-1 hoofdstuk 6.5.4. Door de
ophangwapening te berekenen met een ge-
reduceerde staalspanning van
?s = 250 N/mm²,
kon worden aangetoond dat de spanningen
in de drukdiagonalen, uitgaande van een
buigdoorndiameter van 5Ø, voor alle druk-
diagonaalhoeken
? beperkt bleven tot
?Rd,max = k 3 · ?' · f cd met k 3 = 0,75.
Uitvoering
Beide verbindingstypen kunnen zo worden
ontworpen dat de constructieve veiligheid is
geborgd. Maar naast de constructieve aspec-
ten, is het minstens zo interessant wat de
ervaringen zijn vanuit de uitvoering.
Een belangrijk voordeel van de blok -
deuvelverbinding is dat op de bouwplaats
snel k
an worden gewerkt. De gelaste blok -
deuvels worden vooraf op de buispalen
aang
ebracht. De lassen kunnen onder gecon -
ditioneerde omstandigheden worden aange-
bracht. Zodra de palen op de juiste hoogte
zijn g
eheid, wordt er aan de bovenzijde een
staalplaat op gelast (veiligheid) en kan de
wapening en bekisting worden aangebracht.
Nadeel van dit type verbinding is de
benodigde nauwkeurigheid. Er is maar wei-
nig tolerantie en als de paal te diep is aange-
bracht, of niet goed in lijn ligt met de overige
palen, dan geeft dit een conflict met de wa-
pening, of is de positie van de blokdeuvels in
relatie tot het landhoofd niet juist. Tevens
vergt het storten veel aandacht. Het beton
moet rondom de blokdeuvels goed worden
verdicht. Als de draagkracht ten gevolge van
een grillige ondergrond niet wordt gehaald
en de palen dieper moeten worden geplaatst,
dan is er met een blokdeuvelverbinding
direct een probleem. Met alleen holle buispalen, zoals bij de ver-
binding met betonprop, is er meer flexibili-
teit en mogelijkheid tot corrigeren. Mocht de
hoogte van de buispaal iets afwijken, dan
kunnen ze op hoogte worden afgebrand.
Bovendien worden de aangelaste stekken en
de GEWI-korf later aangebracht, waardoor
nog correcties mogelijk zijn. Nadeel is dat
dit verbindingstype op de bouwplaats veel
arbeidsintensiever is: palen aanbrengen,
(deels) leeg scheppen, schoonmaken en
stekken lassen. Gedurende al deze werk-
zaamheden is de buispaal open aan de bo-
venzijde. Dit is een aandachtspunt voor het
veilig werken op de bouw. Als voornoemde
werkzaamheden gereed zijn, kan de GEWI-
korf worden aangebracht en kan de paal
worden afgestort.
Voor beide verbindingen is de nauw-
keurigheid van werken van groot belang. Bij
de betonpropverbinding heeft dit met name
te maken met de inpassing van de benodig-
de wapening vanuit de buispaal en het land-
hoofd. Met de blokdeuvelverbinding is ech-
ter een zeer grote nauwkeurigheid vereist
door de positie van de blokdeuvels. Daarnaast zijn de kosten voor het las-
werk van de blokdeuvelverbinding hoog
door de vele lassen, voorbewerkingen en de
benodigde uitvoeringsklasse. Ondanks deze
werkzaamheden bleken bij het project Ring
Groningen Zuid de totale kosten voor de rea-
lisatie van de palen en landhoofden bij toe-
passing van een blokdeuvelverbinding lager
te zijn dan bij een betonpropverbinding. Dit
heeft met name te maken met de hoeveel-
heid werkzaamheden op de bouwplaats
zoals hiervoor beschreven.
Aandacht voor detaillering en
nauwkeurige uitvoering
Het is belangrijk om te realiseren dat beide
verbindingstypen hun eigen aandachtspunten
en bezwijkmechanismen hebben. Dankzij
voldoende aandacht voor de constructieve
detaillering en de nauwkeurige uitvoering,
voldoen de integraalviaducten bij beide ver-
bindingstypen aan alle gestelde eisen om hun
functie de komende 100 jaar te vervullen.
CEMENT 4 2023 ?41
Reacties