vakblad over betonconstructies
4 2012
vakblad over betonconstructies
4 2012
Dyckerhoff AG
Postbus 2247, 65012 Wiesbaden, Germany
Tel. +49 (0) 611/676 -1222, Fax +49 (0) 611/676 - 6 -1222
nl@dyckerhoff.com www.dyckerhoff.de
Dyckerhoff ?maakt er meer van.
Innovatieve bouwstoffen, internationaal aanwezig, 145 jaar traditie ?
dit alles is verbonden met de naam Dyckerhoff. Onder het dak van de
Buzzi Unicem Groep bieden wij oplossingen op het gebied van cement
en beton aan klanten over de hele wereld.
Het omvangrijke produkt- en dienstpakket is klantgericht, van betrouw-
bare kwaliteit en innovatief.
Om ook in de toekomst aan de hoge eisen die aan onze producten
gesteld worden te voldoen, onderzoeken en ontwikkelen de ingenieurs
en wetenschappers van het Wilhelm Dyckerhoff Institut onze producten
continu verder, ook op het gebied van milieu en duurzaamheid.
Innovatieve speciaalproducten
en individuele service voor de
betonwereld.
Sterke merken voor succes.
MIKRODUR ®
gesichtete Feinstzemente
NANODUR ®
für Ultra High Performance
Concrete UHPC
VA RIODUR ®
FLUIDUR ®
TERRAPLAN ®
SULFAD UR ®
????? ????????????????????????? Wilhelm
Dyckerhoff
Institut
für Baustofftechnologie
In het volgende nummer (5)
verschijnt een artikel over
sanering van brugdekken met Dyckerhoff VARIODUR
DyB Anz Image 225x297_NL.indd 1 15.06.12 09:33
Dwarskrachtsterkte bestaande kunstwerken
Dwarskrachtsterkte bestaande kunstwerken
Cem ent
Cem ent
Extra dik
101893
ENCI. HEt CEmENt voor EEN zEkErE toEkomst
ENCI doet al jaren méér dan het produceren en leveren van cement. We gaan steeds voor
de beste kwaliteit. Voor duurzame producten aangepast aan de noden van de tijd. Voor een
sterk en dynamisch partnership met onze klanten, en vandaag meer dan ooit voor eco-
responsibility. In ons
productieproces én in ons beleid. Zo hebben we, samen met onze
klanten, oog voor de volgende generaties. Dat is ENCI. Vroeger, nu en in de toekomst.
CMYK
Meer over onze aanpak vindt u op www.eco-responsibility.nl
WIj vErbINdEN oNs tot
EEN duurzaam partNErsHIp
101893 ADV ECO-RESP 225x297 BOUW IQ ENCI.indd 1 25/10/11 14:46
Munterij 8, 4762 AH Zevenbergen ? Postbus 17, 4760 AA Zevenbergen ? T 0168 - 33 12 400 ? E info@bbtec.nl ? www.bbtectools.com
"Structural Anchoring Systems" voor
Constructieve Veiligheid
Voor Constructeurs, Architecten, Staalbouwers, Aannemers, etc.
Duidelijke en eenvoudige calculatiemethodes
Het SAS? Handboek behandelt op eenvoudige wijze het
complete Anker Specif catie Proces.
Duidelijke installatie procedures
Voor het voorkomen van fouten bij het plaatsen van
Zwaarlast ankers.
Kostenloze Calculatie Ondersteuning
Van het B+BTec-SAS? Engineering team.
Anker Test Service
Onze SAS? Verankeringsspecialisten testen op locatie
geïnstalleerde ankers of stekeinden en leggen de
testresultaten vast in overzichtelijke testprotocollen
.
testresultaten vast in overzichtelijke testprotocollen
.
Constructieve
Veiligheid door: Constructieve
Veiligheid door:
NIEUW
VDP-Quartz
Glas Capsule Ankers
met ETA Goedkeuring
Compleet vernieuwde Quartz
samenstelling voor hogere
belastingwaarden.
Meer info: www.bbtectools.com
MEER INFO: 0168 - 33 12 40
Onze SAS? Verankeringsspecialisten testen op locatie
geïnstalleerde ankers of stekeinden en leggen de
testresultaten vast in overzichtelijke testprotocollen
CEMENT_10_11.indd 1 01-11-11 17:19
Piekstraat 77
3071 EL Rotterdam
T 010 201 23 60
E info@imdbv.nl
www.imdbv.nl Constructies
Nieuwbouw
Hergebruik
Renovatie
Benut iedere euro
Benut iedere kilo
Benut iedere kans
09
IMD - advertentie Cement v03.ind1 1 12-06-2012 11:42:02
inhoud
4 2 0 12
2 Inhoud
4
Aanpak dwarskrachtproblematiek T
Groot onderzoek naar beoordeling bestaande
kunstwerken.
8 Veiligheidsfilosofie bestaande bouw T
Toepassing en interpretatie NEN 8700.
18 Beoordelingskader bestaande
constructies
T
Constructies vaak sterker dan aanvankelijk gedacht.
26 Van RBBK naar RBK T
Praktische toepassing van Eurocodes voor
bestaande constructies.
30 Modellering verkeerslasten T
Wegverkeersbelasting voor bruggen.
36 Betonsterkte bestaande constructies T
Methode voor bepaling betonsterkte voor
beoordeling constructies.
40 Afschuifdraagvermogen
plaatviaducten
T
Onderzoek naar betonsterkte en krachtsafdracht bij
steunpunten.
46 Spreiding puntlasten plaatviaducten T
Experimenteel onderzoek en quick-scanmethode.
52 Beoordeling voorgespannen
constructies
T
De praktijk van verfijnd herberekenen van
voorgespannen constructies.
56 Langeduurbelasting T
Effect van langdurige constante belasting op
afschuifdraagvermogen.
62 Beoordeling gewapende constructies T
De praktijk van herberekenen van bestaande
gewapende betonconstructies.
4-94
Dwarskrachtsterkte
bestaande kunstwerken
Rijkswaterstaat is in 2007 een
onderzoeksprogramma gestart naar het
afschuifdraagvermogen van bestaande
betonnen bruggen en viaducten.
96
Interview Adri Vervuurt
Adri Vervuurt heeft zich bij TNO
ontwikkeld van specialist pur sang naar
generalist. Maar hij blijft ook actief met
het echte onderzoekswerk.
116
'Flexibel' bekisten met
vacuumatics
Om vrije vormen in beton mogelijk te
maken, kan gebruik worden gemaakt
van zogenoemde 'vacuümconstructies'
(ofwel vacuumatics).
95 Cementonline
127 Summary
12 8 Colofon
87, 104
Cement Vacant
juli 2012 / jaargang 64
Redactioneel
4 2 0 12
Inhoud
3
68 Drukmembraanwerking T
Effect van zijdelingse opsluiting van het dek bij
omgekeerde T-liggers.
76 Richtlijn NL-EEM-berekeningen T
Niet-lineaire analyses binnen Eurocode 2 en
fib Model Code 2010.
82 Proefbelasten bruggen T
Interessante verificatiemethode voor bestaande
betonnen bruggen.
88 Beoordeling met CRIAM T
Veiligheid constructies versus risicogestuurd inspecteren.
105 Ode aan de jonge constructeur
Column Marjan Pols.
106 Symbiose van in situ en prefab
Organische uitbreiding LaM ? Lille Museum omarmt
oudbouw.
110 Scheurloos beton, een droom?
Kans op scheuren in verhardend beton (1).
122 Levenslang duurzaam, maar niet vanzelf
Intreerede Rob Polder (2).
(Dwarskracht)onderzoek loont! Goed weten-
schappelijk en praktijkgericht onderzoek is essentieel voor onze
kenniseconomie en de basis voor innovaties. Bij het opzetten van
dergelijk onderzoek en het vinden van financiering wordt niet
zelden, en terecht, de vraag gesteld: 'En wat levert het op?' Voor
het groot schalige onderzoeksprogramma van Rijkswaterstaat
(RWS) naar het afschuifdraagvermogen van bestaande kunst -
werken, waarover in deze Cement uitvoerig wordt gerapporteerd,
is die vraag eenvoudig en snel te beantwoorden: 'Heel, heel veel!'
Het feit dat onze wegen, viaducten en bruggen de afgelopen
decennia door zowel hogere verkeerslasten als toegenomen
verkeers intensiteit steeds zwaarder worden belast, zal niemand
zijn ontgaan. Dit, in combinatie met enkele wijzigingen in de voor -
schriften,
resulteerde erin dat vele bestaande kunstwerken niet
meer voldoen aan de constructieve eisen, als wordt uitgegaan van
de regels in de vigerende voorschriften. Betekent dat dan ook dat
de constructie niet veilig is? Nee, het betekent vooralsnog alleen
dat met de gangbare, eenvoudige wijze van beoordelen niet kan
worden aangetoond dat de vereiste veiligheid aanwezig is.
Er waren vele redenen om te veronderstellen dat de werkelijke
capaciteit van bruggen en viaducten aanzienlijk groter is dan de
verkregen uitkomst uit gangbare berekeningen. Capaciteitsverho -
gende factoren, zoals een veel hogere betonsterkte door door -
gaande hydratatie en spreiding van belasting bij puntlasten, zijn
met het in 2007 door RWS geïnitieerde en door de TU Delft, TNO
en RWS uit gevoerde, grootschalige onderzoek inzichtelijk gemaakt
en mee gewogen. De conclusie is dat vele bruggen en viaducten
nog vele jaren verantwoord gebruikt kunnen worden, terwijl ze
anders versterkt of misschien gesloopt en vervangen hadden
moeten worden, met de bijbehorende gevolgen voor verkeers-
hinder en financiële budgetten. Een geweldige beloning dus!
Feitelijk betekent de beoordeling van bestaande constructies dus
dat we er op een andere manier naar kijken. Anders dan bij nieuw -
bouw willen we nu de werkelijke sterkte weten om er alles uit te
kunnen halen. In deze extra dikke Cement leest u hoe dat voor (het
afschuifdraagvermogen van) bruggen is aangepakt.
Daarnaast wil ik uw aandacht vragen voor de eerste van een
nieuwe serie columns, die de komende tijd afwisselend zal
worden
verzorgd door de dames Marjan Pols en Mariëlle Rutten.
Dick Hordijk
Voor reacties: d.hordijk@cementonline.nl
Foto voorpagina: Van
Brienenoordbrug over de
Nieuwe Maas bij Rotterdam
foto: Esther Seijmonsbergen /
www.manhattanofeurope.com
Extra artikelen online
Zelfhelend beton
Beton blijkt eigenschappen te bezitten waarmee
onvermijdelijke scheuren helemaal kunnen worden
hersteld. Zie ook p. 95.
thema
Aanpak dwarskrachtproblematiek
4 2 0 12
4
thema
Aanpak
dwarskracht-
problematiek
Groot onderzoek
naar beoordeling
bestaande kunstwerken
Aanpak dwarskrachtproblematiek4 2 0 12
5
1 Kleinpolderplein, Rotterdamfoto: Donny den Boer
Aanpak
dwarskracht-
problematiek
Het rijkswegennet wordt steeds intensiever benut en
zwaarder belast. Zowel het aantal voertuigen als de
toegestane belasting voor zwaar transport nemen toe.
Er zijn spitsstroken nodig, die deels de vluchtstrook
benutten. Door de toename van het aantal rijstroken
wordt het aandeel vrachtwagens in de rechter rijstrook
steeds groter. De vraag rijst of de bestaande viaducten
en bruggen voldoende draagkracht hebben. Dit speelt
vooral voor de oudere bruggen, die op basis van andere
voorschriften zijn ontworpen.
1
ing. Wim Anemaat,
ir.drs. Bert de Graaff
Rijkswaterstaat
Groot onderzoek
naar beoordeling
bestaande kunstwerken
thema
Aanpak dwarskrachtproblematiek
4 2 0 12
6
2 Kleinpolderplein, Rotterdam, kort na aanleg in 1972foto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Afd Multimedia
Rijkswaterstaat
Nederlands probleem; deze speelt ook in andere landen. Door dit
internationale overleg kon ook worden aangesloten op en bijge-
dragen aan de ontwikkeling naar specifieke voorschriften voor
bestaande betonnen constructies. Nederland loopt met zijn
aanpak voorop.
Fasering
Gekozen is voor een risicogestuurde, gefaseerde beoordeling van
de objecten door ingenieursbureaus. Hierbij zijn ook de TU Delft
en TNO betrokken om hun onderzoeksuitkomsten in te brengen
bij de uitgangspunten voor het zo scherp mogelijk beoordelen en
rekenen. Bepaald werd dat de bruggen die onderdeel waren van
lopende projecten in het kader van die projecten zouden worden
beoordeeld. Zo bleven er 2020 kunstwerken over als projectscope.
Allereerst zijn deze betonnen bruggen ingedeeld naar type
constructie. Binnen deze typen was het mogelijk criteria te formu-
leren om ze in te delen in subtypen met in principe geen dwars-
krachtprobleem en subtypen met mogelijk wel een dwarskracht-
probleem. Zo bleven 1184 constructies over met een mogelijk
dwarskrachtprobleem, onder te verdelen in de typen: platen
(ca. 40% van de constructies), onderdoorgangen (ca. 10%),
tunnels (slechts 1%, maar economisch zeer belangrijk), prefab
liggers (30%), T-liggers (ca. 10%) en kokers (ca. 10%).
Met de ingenieursbureaus zijn voor bepaalde typen constructies
quick-scanrekenmodellen ontwikkeld. Deze zijn gebaseerd op
conservatieve uitgangspunten. Hiermee kon een rangschikking
worden aangebracht in de risicograad van de constructies. Eerst
zijn de bruggen in de rijkswegen beoordeeld, daarna de bruggen
over de rijkswegen. Voor de meest kritische constructies zijn
verfijnde herberekeningen uitgevoerd. De gedachte hierachter was
dat, indien voor de meest kritische constructies kon worden
aangetoond dat die voldoen aan de voorschriften, dit ook zou
gelden voor de als minder kritisch gerangschikte constructies.
Heel belangrijk was ook het materiaalonderzoek aan de betonnen
constructies; daarvoor zijn 200 constructies beboord.
Een groot aandachtspunt bleek het beschikbaar krijgen van de
voor de beoordeling benodigde gegevens: Waar zit de wapening?
Hoe is het kabelverloop bij voorgespannen constructies? Welke
staalkwaliteit is toegepast? Enz. Er is heel veel moeite gestoken in
het opsporen van deze gegevens en in het vervolgens digitaal
beschikbaar stellen ervan.
Uitkomsten en conclusies
De gezamenlijke aanpak van RWS, TU Delft en TNO heeft zijn
vruchten afgeworpen. Er zijn verborgen reserves aangetoond.
Door specifiek te rekenen kan een hogere sterkte worden
Uit herberekeningen sinds 2005 blijkt dat de dwarskrachtsterkte
van de oudere, betonnen bruggen kritisch kan zijn. Dit hangt
samen met het feit dat in 1974 de betonvoorschriften met betrek-
king tot dwarskracht zijn aangescherpt. Iedereen herinnert zich
nog wel dat de Hollandse brug tijdens de reconstructie gesloten is
geweest voor het zware transport, omdat niet zeker was of de
dwarskrachtsterkte voldoende was.
Bezwijken op dwarskracht is volgens de deskundigen vaak een
bros mechanisme. Dat wil zeggen dat er weinig tot geen scheur
-
vorming aan vooraf gaat. De brug bezwijkt vrij plotseling. Dit in
tegenstelling tot het bezwijken op buigend moment, waarbij de
brug na de eerste scheurtjes nog een veel hogere belasting kan
hebben.
Dit waren voor Rijkswaterstaat (RWS) redenen om in 2007 nader
onderzoek te doen naar de dwarskrachtsterkte van alle betonnen
bruggen die voor 1975 zijn ontworpen en gebouwd. Het ging om
circa 2500 betonnen kunstwerken. Zo'n groot aantal kon echter
niet in enkele maanden worden beoordeeld. Het zou een jaren-
lang beslag leggen op de schaarse capaciteit van constructief
Nederland. Anderzijds speelde wel de kortetermijnvraag of de
veiligheid van deze kunstwerken wel was gewaarborgd.
Aanpak
Allereerst ging het om de borging van de veiligheid. RWS heeft
altijd robuust ontworpen. Bij inspecties is nog nooit gebleken dat
er gebreken zouden kunnen zijn met betrekking tot dwarskracht.
Dit gaf het vertrouwen dat de betonnen constructies sterker zijn
dan uit herberekeningen blijkt.
In een advies gaf professor Walraven (TU Delft) aan dat er veel
verborgen reserves en sterktemechanismen zitten in betonnen
constructies, die in de standaard ontwerppraktijk niet worden
meegenomen. Verder hebben voorschriften een zekere mate van
robuustheid, omdat ze voor alle typen betonnen constructies
toepasbaar moeten zijn. Voor gelijksoortige groepen constructies
kunnen de rekenregels specifieker worden. Per type constructie
kan de werkelijke sterkte beter worden gekwantificeerd. En voorts
is aannemelijk dat de betonsterkte van oudere constructies veel
hoger is dan waar in ontwerpberekeningen indertijd van is
uit gegaan, omdat men meestal sterkere beton toepaste dan
gevraagd en vanwege het nog jaren doorgaande hydratatieproces.
RWS is vervolgens samen met de InfraQuest-partners TU Delft
en TNO een onderzoeksprogramma gestart om bovenstaande
punten te onderzoeken. Dit bestond enerzijds uit het zogenaamde
Validatieonderzoek door TU Delft en TNO en anderzijds uit het
inschakelen van ingenieursbureaus voor het beoordelen van
kunstwerken, materiaalonderzoek en dergelijke.
Dit programma is voorgelegd aan een internationaal panel van
experts. De dwarskrachtproblematiek is immers geen uniek
Aanpak dwarskrachtproblematiek4 2 0 12
7
blijkt een vak apart te zijn en is een uitdaging voor de huidige
generatie constructeurs.
RWS is nu bezig om ieder individueel kunstwerk te beoordelen en
vrij te geven voor het aspect dwarskracht. Dit kost nog wel enige
tijd. De resultaten tot nu toe sterken het vertrouwen dat onze
bestaande betonnen constructies voldoende betrouwbaar zijn; de
meeste voor normgebruik (= theoretisch gebruik van de volledige
breedte), de rest voor huidig gebruik (= huidige wegindeling) . Er
zal een beperkt aantal constructies zijn waar maatregelen nodig
zijn. Bijvoorbeeld maatregelen die het verkeer beperken, of extra
ondersteuningen nabij de opleggingen.
Kortom, het dwarskrachtprobleem is straks niet meer maatgevend
en wordt een onderdeel van het totale assetmanagement van RWS.
Dit assetmanagement vraagt om het op orde hebben van de tech-
nische archieven, het gericht inspecteren, uitgaande van een
constructieve risicoanalyse, en het snel kunnen beoordelen van
grotere groepen kunstwerken. De oudere constructies vormen de
grootste groep uit ons areaal. Er moeten criteria worden ontwik-
keld om de vervangingsinvesteringen in de tijd te kunnen
programmeren.
Cement
In deze speciale uitgave van Cement over de dwarskrachtsterkte
van bruggen en viaducten wordt dit onderwerp vanuit verschil-
lende invalshoeken belicht. Hierin komen onder meer de diverse
deelonderzoeken aan bod uit het onderzoeksprogramma van
RWS, TU Delft en TNO.
?
aan
getoond. Met geavanceerd rekenen kan de werkelijkheid nog
dichter worden benaderd.
Dankzij het vele materiaalonderzoek kunnen er ondergrenzen
voor de betonsterkte worden aangegeven die gelden voor alle
andere, nog niet beboorde constructies van een bepaald type.
Deze ondergrenzen liggen ruimschoots boven de ontwerpsterktes
van destijds.
De rekenregels voor de verfijnde herberekeningen zijn specifieker
en scherper geworden. En het vereenvoudigde rekenmodel
('spreadsheet') voor de quick-scanbeoordeling is zodanig geijkt dat
het dichtbij de uitkomsten van een herberekening komt (maar wel
altijd conservatief blijft). Deze quick-scanrekentool zal ook in de
toekomst helpen bij andere, indicatieve beoordelingen van de
betonnen constructies. Zo zijn wij sneller in staat constructieve
oordelen te geven voor grote groepen van constructies.
Een belangrijk aandachtspunt is dat het verfijnd herbereke-
nen van bestaande betonnen constructies een ander vak is
dan het ontwerpen van een nieuwe constructie. Bij het
ontwerpen is het niet zo erg om te werken met globale bena-
deringen. De constructie wordt er amper duurder van en wel
veiliger. Maar bij een bestaande constructie gaat het om goed-
keuren of afkeuren. In het laatste geval wil dat zeggen: dure
maatregelen nemen, of zelfs slopen en nieuw bouwen, met
daarbij al het ongemak en de risico's voor het wegverkeer
tijdens de uitvoering. Bij beoordeling van een bestaande
constructie gaat het juist om de specifieke modellering, het
correct interpreteren van oude tekeningen, het type specifiek
kunnen berekenen, alle verfijningen uit de kast halen enz. Dit
2
thema
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw
4 2 0 12
8
thema
Veiligheidsfilosofie
bestaande bouw
1
Toepassing en interpretatie NEN 8700
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw4 2 0 12
9
In NEN 8700 Beoordeling constructieve veiligheid van een
bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren ? Grondslagen,
versie 2011 [1], zijn de algemene uitgangspunten en veilig-
heidseisen voor bestaande bouw vastgelegd. In het bijzonder
gaat NEN 8700 over enerzijds de ondergrens van het niveau
van veiligheid, waaronder men tot afkeuren moet besluiten, en
anderzijds de eisen van veiligheid en bruikbaarheid die gelden
in gevallen van verbouw, zowel reparatie, vervanging als
uitbreiding.
Door een goed gebruik van de norm wordt onder andere voor-
komen dat een deel van de bestaande voorraad bouwwerken
vanwege een aantal iets strengere eisen moet worden aangepast.
Toepassingsgebied verbouw/afkeur
Wettelijk kader voor afkeuren
Volgens artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet mag een eige-
naar een bouwwerk niet in een staat brengen of houden onder
het afkeurniveau van het Bouwbesluit 2012. Doet hij dat wel,
dan begaat hij een economisch delict. Het afkeurniveau, dat in
vergelijking met het nieuwbouwniveau een gereduceerd veilig-
heidsniveau is, wordt ook wel aangeduid als het aanschrijf-
niveau. Komt een bouwwerk daaronder, dan moet de eigenaar
worden aangeschreven door het bevoegd gezag, veelal de
gemeente, om constructieve maatregelen te treffen. Voor het
afkeurniveau verwijst het Bouwbesluit 2012 naar NEN 8700,
waarin dit niveau is gekwantificeerd door middel van verlaagde
partiële belastingfactoren en belastingen die horen bij een
gereduceerde referentieperiode. Beide zijn afhankelijk van de
gevolgklasse en de minimale restlevensduur. Kort samengevat moet een constructie publiekrechtelijk
worden afgekeurd als het veiligheidsniveau, dat hoort bij
afkeuren, wordt onderschreden, rekening houdend met:
?
een restlevensduur van 1 jaar;
? belastingen horend bij een referentieperiode van 15 jaar
(uitgezonderd gevolgklasse CC1A, waar 1 jaar is toegestaan);
? de sterkte corresponderend met die van de werkelijke
constructie.
Een aanschrijving moet alleen worden uitgevaardigd als de
veiligheid daadwerkelijk in het geding is. Het gaat daarbij niet
primair om de veiligheid op lange termijn, maar juist om acute
situaties die maatregelen op korte termijn vereisen. Het ligt dan
ook in de rede om de periode, die wordt gehanteerd ter beoor -
deling van de minimaal vereiste veiligheid, te laten aansluiten
bij een kortdurende situatie. In NEN-EN 1990 is voor kort-
durende situaties een ontwerplevensduur van 1 jaar vastgesteld.
Deze wordt dus ook gehanteerd voor de bestaande bouw en
wordt aangeduid als 'restlevensduur'.
Het bovenstaande is de minimumeis die publiekrechtelijk geldt
voor een bouwwerk. Het doel van het wettelijk vastleggen van
dit niveau is het uniformeren en reguleren van aanschrijvingen,
om de beleidsvrijheid van het bevoegd gezag te beperken.
Omdat het aanschrijfniveau primair is bedoeld voor aanschrij-
vingen door het bevoegd gezag, is het afkeurniveau bij de intro-
ductie van het Bouwbesluit in 1992 dan ook feitelijk bedoeld
voor incidenten.
Het afkeurniveau is bedoeld om, na het optreden van tijdens
het ontwerp moeilijk te voorziene processen of gebeurtenissen,
drastische maatregelen te voorkomen voor incidentele gevallen
waar het voldoen aan een hoger veiligheidsniveau leidt tot
disproportionele kosten. Voor die incidenten wordt een hoger
risico geaccepteerd, op voorwaarde dat wel aan het afkeur -
niveau wordt voldaan.
Incidenten versus areaal
Bij het beoordelen van een areaal aan bouwwerken hoort een
hoger afkeurcriterium dan bij het beoordelen van een incident.
Er is een essentieel verschil of een laag veiligheidsniveau wordt
toegepast voor een incidenteel geval of voor een areaal aan
bouwwerken. Indien het minimumveiligheidsniveau behorend
bij een incident ook zou worden toegepast op een areaal, wordt
het totale risico voor de maatschappij aanmerkelijk groter. Er
ontstaat dan een risico dat groter kan zijn dan in het algemeen
maatschappelijk verkeer aanvaardbaar wordt geacht; het abso-
lute aantal slachtoffers kan te groot worden door de grote
aantallen bouwwerken. Het betreft hier niet meer een individu-
Op 1 april 2012 is het nieuwe Bouwbesluit 2012 van kracht
geworden en behoren nieuwe aanvragen van omgevings
vergunningen voor nieuwbouw te zijn gebaseerd op de
Eurocodes. Voor beoordeling van bestaande bouw en voor
verbouwprojecten moet NEN 8700 worden toegepast. Deze
norm sluit aan op de Eurocodes en geeft specifieke voorschrif
ten voor bestaande constructies. In dit artikel wordt ingegaan
op het toestaan van bepaalde reducties in veiligheidsmarges
en op het feit hoe rekening moet worden gehouden met de
nog beperkte levensduur van het bouwwerk.
dr.ir. Raphaël Steenbergen
TNO
prof.ir. Ton Vrouwenvelder
TNO / TU Delft, fac. CiTG
dr.ir. Nico Scholten
Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw 1 Knooppunt Ypenburgfoto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat
thema
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw
4 2 0 12
10
een te groot risico loopt slachtoffer te worden van een bezwe-
ken constructie.
Volgens NEN-EN 1990, paragraaf 2.1, artikel 1, waar het
Bouwbesluit 2012 naar verwijst, en volgens de inleiding van
NEN 8700 moet de bouwwerkeigenaar ervoor zorgen, bijvoor -
beeld door goed onderhoud, dat, binnen de levensduur, het
veiligheidsniveau waarop bouwvergunning is verleend
(rechtens verkregen niveau) niet wordt onderschreden anders
dan door calamiteiten. Hierin kan ook een motivatie worden
gevonden om niet-systematisch te veel af te wijken van het
rechtens verkregen niveau.
Verbouw
Bij maatregelen in de zin van verbouw van een constructie
komt het verbouwniveau in beeld. Met de inwerkingtreding
van het Bouwbesluit 2012 geldt niet langer dat publiekrechtelijk
moet worden gestreefd naar het nieuwbouwniveau, waarvan
mag worden afgeweken door toestemming van bevoegd gezag.
In plaats daarvan geldt een 'vast' verbouwniveau, dat lager ligt
dan het nieuwbouwniveau. Om de beleidsvrijheid van het
bevoegd gezag te beperken, is in het Bouwbesluit 2012 gekozen
voor een eenduidig verbouwniveau. Vanuit de principes van de
veiligheidsfilosofie voor bouwwerken verdient het echter
aanbeveling om de onderstaande systematiek aan te houden,
hetgeen ook is aangegeven in NEN 8700 (Bijlage F.3):
? Verbouw vindt normaal gesproken plaats volgens vigerende
nieuwbouweisen.
? Afwijking tot het niveau 'verbouw' is toegestaan in het geval
van disproportionele kosten om aan het nieuwbouwniveau te
voldoen. Een motivering waarom niet aan de nieuwbouweis
wordt voldaan is verplicht.
Praktisch gebruik
Eigenaars en beheerders van grote aantallen (infrastructurele)
bouwwerken zijn in staat een areaalbeschouwing te doen. Volgens
de hierboven uiteengezette (voorlopige) werkwijze dient verzekerd
te zijn dat het merendeel van de constructies voldoet aan het
verbouwniveau en dat slechts in incidentele gevallen bij dispro-
portionele kosten wordt teruggevallen op het afkeurniveau.
In het geval van een eigenaar van een enkel bouwwerk of een
toezichthoudende gemeente ligt het ingewikkelder om slechts
eel geval, maar het veel voorkomen van vergelijkbare gevallen
met een grotere faalkans dan geldend voor nieuwbouw. Door
het afkeurniveau, dat bedoeld is voor incidenten, toe te passen
op een areaal aan bouwwerken kan macro-economisch
beschouwd het risico voor de burger te groot geworden.
Op een areaal toegesneden veiligheidsvoorschriften dienen
bescherming te garanderen aan de burger waar hij niet zelf
voor zijn belangen kan opkomen. Voor het beoordelen van een
areaal aan bestaande bouwwerken ligt het voor de hand een
veiligheidsniveau aan te houden tussen het nieuwbouwniveau
en het afkeurniveau voor incidenten. Een nadere studie moet
uitwijzen welk niveau dit zou moeten zijn. Dit niveau zal maxi-
maal het verbouwniveau zijn. Op dit moment is het verbouw-
niveau het enige vastgelegde en voldoende veilige niveau tussen
nieuwbouw en afkeuren. Daarom is de aanbeveling voor
her
beoordeling van een areaal bestaande bouwwerken om
voorlopig uit te gaan van het verbouwniveau
1). In geval van
disproportionele kosten zou in incidentele gevallen binnen het
areaal een verlaging tot het afkeurniveau toegestaan kunnen
worden (zie NEN 8700, Bijlage F). Met disproportioneel wordt
bedoeld dat de investering om een hoger veiligheidsniveau te
bereiken niet opweegt tegen de meerwaarde aan veiligheid die
die investering met zich meebrengt. Opgemerkt wordt dat het
als voldoende zien van het afkeurniveau leidt tot een duidelijk
grotere kans op falen en dus een verhoogd risico. Dit moet in
de proportionaliteitsbeschouwing niet uit het oog verloren
worden.
Opgemerkt wordt dat het toepassen van het afkeurniveau voor
een areaalbeschouwing in letterlijke zin niet in strijd is met
NEN 8700. Om bovengenoemde redenen wordt dit echter niet
geadviseerd door de auteurs van dit artikel. Wat ooit bedoeld
was als uitzondering (voor incidenten) wordt dan regel. Moge-
lijk moet op dit punt de officiële regelgeving ook nog een keer
worden heroverwogen en mogelijk een 'areaal-afkeurniveau'
worden gedefinieerd. Het hiervoor geformuleerde advies is
voor privaatrechtelijke toepassing meteen toe te passen.
Publiekrechtelijk kan het bevoegd gezag dit toepassen met een
beroep op artikel 13 van de Woningwet. Het bevoegd gezag
zou dan haar aanschrijving kunnen motiveren met de onder -
bouwing dat, in geval van veel voorkomende toepassing van
het afkeurniveau voor incidenten, de faalkans van bouwwerken
te hoog is omdat maatschappelijk gezien daarmee de burger
1) Rijkswaterstaat kiest, op basis van een interne onderbouwing, op dit moment voor
kunstwerken gebouwd vóór 1 april 2012 een areaalafkeurniveau van ? = 3,3 voor
zowel CC2 als CC3. In het geval van CC3 dient dit nog nader gevalideerd te
worden, daar deze waarde tussen het incident-afkeurniveau van ? = 3.1 en het
verbouwniveau van ? = 3.6 ligt (zie tabel 5). Bij afkeur en disproportionele kosten
om aan het nieuwbouwniveau te voldoen kiest Rijkswaterstaat er verder voor
constructies te versterken tot het verbouwniveau. Tabel 1
Relatie betrouwbaarheidsindex ? en kans op bezwijken P
? = 1,0? = 2,0? = 3,0
? = 4,0
P = 0,16 P = 0,023P = 0,0013
P = 0,000032
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw4 2 0 12
11
Veiligheidseisen nieuwbouw
Om de eisen bij verbouw en afkeuren in een context te kunnen
plaatsen, worden in deze sectie de nieuwbouweisen volgens het
Bouwbesluit 2012 samengevat. Voor een bouwconstructie kan
de fundamentele betrouwbaarheidseis als volgt worden gefor-
muleerd:
De constructie mag:
? de gedefinieerde grenstoestanden,
? gedurende de vastgestelde referentieperiode,
? met de vastgelegde mate van betrouwbaarheid
niet overschrijden.
Het veiligheidsniveau van een constructie(deel) wordt vast-
gelegd in de kans op het bezwijken gedurende de referentie-
periode. In plaats van te werken met de kans op bezwijken,
wordt in de Eurocode meestal gebruikgemaakt van de betrouw-
baarheidsindex ?. Deze betrouwbaarheidsindex staat in een
directe relatie tot de kans op bezwijken (P) van de constructie
of een onderdeel daarvan (tabel 1).
Het gewenste veiligheidsniveau wordt gerealiseerd via een
juiste keuze van de volgende (gekalibreerde) grootheden:
- de gevolgklasse waarin het bouwwerk valt;
- de voorgeschreven karakteristieke belastingen;
- de voorgeschreven belastingfactoren ?
f en combinatie-
factoren ? ;
- de genormeerde rekenregels en materiaaleigenschappen;
- de voorgeschreven materiaalfactoren ?
m.
De belasting- en materiaalfactoren zijn in beginsel zodanig
gekozen dat daar mee het veiligheidsniveau, uitgedrukt in ?,
wordt behaald dat hoort bij de betreffende gevolgklasse.
Voor nieuwbouw levert de Eurocode, NEN-EN 1990, tabel B2,
de waarden voor ?
n op die vermeld zijn in tabel 2, voorlaatste
kolom. Uit de nationale bijlage bij NEN-EN 1990, bijlage C,
blijkt dat voor situaties waarbij de windbelasting dominant is
een lagere waarde beter aansluit bij de realiteit. Deze waarden
zijn opgenomen in de laatste kolom.
De waarden in tabel 2 zijn opgesteld uitgaande van een
ontwerplevensduur van 50 jaar of 100 jaar, in geval van CC3.
Als uitsluitend economische motieven in het spel zijn, is het rati-
oneel deze waarden ook te hanteren bij een kortere periode [2].
Het gevolg is echter dat bij een kortere ontwerplevensduur de
faalfrequentie (kans per jaar) groter wordt. Dit is verdedigbaar,
omdat een investering in veiligheid economisch meer rende-
ment oplevert als men er langer van kan profiteren.
Afgezien van deze economische overwegingen, specificeren
autoriteiten een minimaal betrouwbaarheidsniveau als mense-
voor incidenten het afkeurniveau als voldoende te zien. Verme-
den moet worden dat te veel bouwwerken op het afkeurniveau
liggen. Wanneer wordt dan aan wie toegestaan het 'incidentele
geval' te zijn? Individuele gevallen moeten bij voorkeur gelijk
worden behandeld. Als praktische oplossing wordt het
volgende voorgesteld:
Advies is om het afkeurniveau alleen toe te staan voor slechts
een beperkte periode. De beperkte periode betreft orde jaren
en moet nader worden vastgesteld, afhankelijk van de mate van
onderschrijding van het verbouwniveau.
In geval van functieverandering is het advies voor de gehele
constructie minimaal uit te gaan van het verbouwniveau. De
regel is dan dus dat bij functieverandering een bouwwerk-
eigenaar minimaal het verbouwniveau hanteert; in een inciden-
teel geval, waarin sprake is van duidelijk aangetoonde dispro-
portionele kosten om aan een hoger veiligheidsniveau te
voldoen, zou hiervan kunnen worden afgeweken.
Praktisch gezien leidt dit geheel tot de volgende aanbevolen
systematiek bij beoordeling van bestaande bouw:
Het nieuwbouwniveau is altijd het streefniveau.
1.
Als het nieuwbouwniveau wordt onderschreden en als er
2.
sprake is van disproportionele kosten om aan het nieuw-
bouwniveau te voldoen, volstaat het verbouwniveau.
Disproportionele kosten om aan het verbouwniveau te
3.
voldoen, zouden in incidentele gevallen kunnen leiden tot
het achterwege late van maatregelen en het afkeurniveau als
voldoende te zien. Eigenaren van een areaal van bouwwer -
ken moeten zowel toetsen aan het verbouwniveau als het
afkeurniveau. Slechts voor een klein percentage bouwwer -
ken mag het afkeurniveau als voldoende worden gezien; de
grote meerderheid van de bouwwerken moet aan het
verbouwniveau voldoen.
Als het afkeurniveau wordt onderschreden, zijn maatrege-
4.
len direct noodzakelijk, ongeacht het rechtens verkregen
niveau.
Bij eventuele verbouw is wederom nieuwbouwniveau het
5.
streefniveau, maar zijn om economische redenen reducties
tot het wettelijke minimumverbouwniveau in bepaalde
gevallen te rechtvaardigen.
Tabel 2 Betrouwbaarheidsindex nieuwbouw voor de ontwerplevensduur (NEN-EN 1990/NB)
gevolg-
klasse gevolgen van bezwijken
(grootste kans maatgevend) windbelasting
niet maatgevend windbelasting
maatgevend
kans op
levensgevaar kans op
economische schade
CC1 uitgesloten/klein klein?
n = 3,3? n = 2,3
CC2 aanzienlijk aanzienlijk?
n = 3,8? n = 2,8
CC3 zeer groot zeer groot?
n = 4,3? n = 3,3
thema
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw
4 2 0 12
12
lijke veiligheid in het geding is. Een minimale eis wordt dan
gesteld met betrekking tot persoonlijk risico. Een geaccep-
teerde kans om slachtoffer te worden van falen van een
constructie kan worden gevonden uit een vergelijking met risi-
co's als gevolg van andere activiteiten. De kans op overlijden als
gevolg van een ongeluk in het dagelijks leven (verkeer, van de
trap vallen enz.) is ongeveer 10
-4 per jaar. Het is zeker niet
geaccepteerd in de samenleving om te overlijden als gevolg van
falen van een constructie. Er moet dus een waarde lager dan
10
-4 per jaar worden gekozen; zie ook ISO 2394 [3]. De faalkans
van de constructie mag vervolgens weer hoger zijn, omdat men
meestal nog wel een bepaalde kans heeft om (net) op tijd te
vluchten. Ook hier speelt de gevolgklasse weer een rol. In het
TNO-achtergrondrapport bij NEN 8700 [4] is dit verder uitge-
werkt. Men moet er rekening mee houden dat dit globale getal-
waarden zijn met een voornamelijk nominaal karakter.
In verband met menselijke veiligheid geldt dus een constante
streefwaarde van de bezwijkkans per jaar, ongeacht de
ontwerplevensduur van de constructie. De ? voor de gehele
ontwerplevensduur wordt daarmee juist hoger bij kortere
ontwerplevensduren.
Dit geeft voor CC2 en CC3 een grens aan de verlaging van de
periode waarbij men de betrouwbaarheidsindex ?, en dus de
partiële factoren, constant kan houden. Voor perioden korter
dan circa 15 jaar wordt de menselijke veiligheid maatgevend en
moet formeel de geëiste betrouwbaarheidsindex, en daarmee
de partiële factor, omhoog. Omdat het in de praktijk echter niet
handig is gelijktijdig met een hogere partiële factor en een
lagere karakteristieke belasting te rekenen, is er in de nationale
bijlage voor gekozen een minimum in te voeren voor de te
hanteren referentieperiode. Voor CC3 volgt bij wind een
minimum van 15 jaar. Gemakshalve is die waarde aangehou-
den voor CC2 en CC3, ongeacht de belasting. Bij CC1 speelt
menselijke veiligheid feitelijk nauwelijks een rol en daarom is
daar geen beperking.
Veiligheidseisen voor bestaande bouwconstructies
De veiligheidsbeoordeling van een bestaande constructie wijkt
op een aantal punten af van die van nieuwbouw:
1. het verhogen van het veiligheidsniveau brengt meestal relatief
meer kosten met zich mee voor bestaande bouwwerken dan
voor bouwwerken in het ontwerpstadium;
2. de periode dat de constructie nog mee moet is vaak anders
dan de standaard ontwerplevensduur van 50 jaar;
3. de mogelijkheid bestaat om via metingen mogelijk meer over
een constructie te weten te komen.
In de hierna volgende paragrafen zijn de eerste twee punten
toegelicht.
Kostenaspect en menselijke veiligheid
Zoals al eerder betoogd, heeft men in principe twee over -
wegingen om een betrouwbaarheidseis aan een constructie op
te leggen:
? Ten eerste een economische overweging. Dit leidt tot een
optimalisering van de som van de bouwkosten en het
product van schade (S) en kans op falen (P
f).
? Ten tweede een veiligheidsoverweging, omdat onevenredig
grote risico's voor mensen niet worden geaccepteerd. Deze
overweging tracht het risico voor verlies aan mensenlevens te
beperken tot een niveau dat (significant) lager is dan andere
risico's die mensen in het dagelijks leven ondervinden.
Van beide overwegingen moet men steeds de strengste veilig-
heidsnorm aanhouden. Beide worden hieronder uitgewerkt.
NB: Er is overigens geen bezwaar tegen om ook bij de economi-
sche overweging al een bepaald bedrag in verband met verlies
aan mensenlevens mee te nemen; door dit te doen verhoogt men
immers alleen maar het veiligheidsniveau.
menselijke veiligheid 3,8
kosten
Pf.
S
Cbouw
kosten
3,8-x
nieuw bestaand
menselijke veiligheid
Cbouw
Pf.
S
2
2 Optimalisatie van
l evensduurkosten
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw4 2 0 12
13
Economische optimalisatie
Het principe van de economische optimalisatie is weergegeven
in figuur 2. In de linker grafiek is de situatie geschetst voor
nieuwbouw. Minimalisering van bouwkosten C
bouw en schade-
verwachting P
fS voor de levensduur leidt tot (bijvoorbeeld) ? n
= 3,8 voor CC2. De waarde van 3,8, zoals opgenomen in de
Eurocode, is overigens niet het gevolg van een expliciete opti-
malisering, maar is tot stand gekomen door kalibratie aan een
set van voorschriften waar men in de loop van de tijd naar
tevredenheid mee ontwierp. In de rechter grafiek is de situatie
geschetst voor bestaande bouw. Verbetering of reparatie van
een bestaande constructie om een hoger veiligheidsniveau te bereiken, is dikwijls veel moeilijker en duurder dan voor een
nieuwbouwconstructie die nog uitsluitend op papier bestaat.
Daarom zal het optimum voor bestaande bouw bij een lagere ?
liggen.
Voor bestaande bouwwerken kan niet aan vroegere voorschrif-
ten worden gekalibreerd zoals bij nieuwbouw is gedaan om een
optimum ? te vinden. Daarom is via een andere weg gezocht
naar uitgangspunten. In het TNO-achtergrondrapport bij
NEN 8700 [4] is een aantal overwegingen opgenomen die
leiden tot het volgende aanschrijf- of afkeurniveau, gebaseerd
op alleen een economische optimalisatie:
3 Veel bestaande kunstwerken die vóór 1975
zijn gebouwd, zijn beoordeeld op
constructieve veiligheid
foto: Wuy Ling / www.concrete-listening.nl
3
thema
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw
4 2 0 12
14
sen CC1A en CC1B. Voor subklasse CC1A, waar menselijke
veiligheid helemaal niet speelt, zijn de volledige economische
reducties doorgevoerd. Bij subklasse CC1B is zoveel mogelijk
aansluiting gezocht bij CC2 en CC3.
Resulterende betrouwbaarheidsindices bestaande bouw
In tabel 3 is een samenvatting gegeven van de vereiste
?-waarden voor nieuwbouw, bestaande bouw (afkeuren) en
verbouw (reparatie). Gevolgklasse 1 is, zoals al aangeven, opge-
splitst in een klasse 1A (menselijke veiligheid speelt géén rol)
en een klasse 1B (menselijke veiligheid speelt wel een rol). Om
redenen van uniformiteit wordt ook voor CC1B een minimale
referentieperiode van 15 jaar voorgeschreven; de eis met
betrekking tot menselijke veiligheid is hierop aangepast.
Tijdsaspect
In het geval van de bestaande constructie geldt in de regel een
kortere planperiode dan voor nieuwbouw. In het deel 'Veilig-
heidseisen nieuwbouw' hierboven is al aangetoond dat men
daaraan op economische gronden geen argument kan ontlenen
voor de reductie van ?. Wat wel een reductie oplevert, is een
verlaging van de maatgevende extreme belasting (gedefinieerd
als de waarde die gemiddeld ééns in de (rest)levensduur wordt
overschreden); de te verwachten maximale waarde van varia-
bele belastingen wordt kleiner naarmate men voor een kortere
periode ontwerpt of voor een kortere periode de veiligheid van
een bestaande constructie moet beoordelen. Zoals ook al
duidelijk is geworden, is er een grens aan deze redenering als
menselijke veiligheid dominant wordt. Men moet dan feitelijk
een hogere betrouwbaarheidsindex en dus hogere veiligheids-
factoren nastreven voor kortere perioden. Om de combinatie
van hogere partiële factoren en lagere belastingen te vermijden,
is de minimale referentieperiode ingevoerd.
Bij de invloed van het tijdsaspect speelt uiteraard ook de
ver oudering een rol (corrosie, vermoeiing, carbonatatie, slijtage
enz.). De geëiste veiligheid moet worden gehaald inclusief deze
effecten. Naarmate de te overbruggen periode korter is, hoeft
de 'overmaat' aan het begin van de periode daarvoor dus
minder groot te zijn.
?
a ? ? n - 1,5
Dit niveau ligt iets lager dan het veiligheidsniveau voor de
dominante windbelasting bij nieuwbouw. Kennelijk is daar
impliciet een vergelijkbare economische reductie acceptabel
geacht. Voor ook andere belastingtypen is dit niveau daarom
geschikt om aan te houden als minimumveiligheidsniveau voor
een korte periode, betrokken op een klein aantal bouwwerken.
Verder wordt dit niveau geacht in de meeste gevallen te voor -
komen dat bouwconstructies, die in het verleden correct zijn
ontworpen volgens de toenmalige voorschriften en waar verder
geen bijzonderheden mee aan de hand zijn, direct moeten
worden aangepast.
Voor verbouw is vanuit een geschat economisch oogpunt de
volgende reductie vastgesteld:
?
v ? ? n - 0,5
Verwacht wordt dat dit niveau in veel gevallen ook compensa-
tie biedt voor situaties waar de nieuwbouweisen iets strenger
zijn geworden. Zo wordt voorkomen dat de verbouwonder -
delen van een constructie een systematisch hogere veiligheid
zouden hebben dan de niet-aangepaste bouwonderdelen
Menselijke veiligheid
De eisen met betrekking tot het gevaar voor mensenlevens
kunnen voor bestaande bouw niet worden verlaagd. Als zou
worden uitgegaan van een referentieperiode van 1 jaar, zouden
we zeer lage karakteristieke waarden vinden voor de variabele
belastingen, maar zeer hoge partiële factoren. Om dat te voor -
komen, is weer gekozen voor de referentieperiode van 15 jaar
voor CC2 en CC3. De betrouwbaarheidsindex voor de hele
periode daalt dan minder dan op basis van de regel ?
a = ? n - 1,5
zou mogen worden verwacht, maar het geheel komt wel logi-
scher over. Bij CC1 is het nu wel zinvol onderscheid te maken
tussen situaties waar menselijke veiligheid in het geheel niet of
enigszins een rol spelen. Dit heeft geleid tot de gevolgsubklas-
Tabel 3 Vereiste ?-waarden voor de minimumreferentieperiode
gevolgklasse minimumrefe
-
rentieperiode nieuwbouw
? n
verbouw?
v
afkeuren?
a
wn wdwnwd wn wd
CC1A 1 jaar3,32,32,81,8 1,8 0,8
CC1B 15 jaar3,32,32,81,8 1,8 1,1*
CC2 15 jaar 3,82,83,32,5* 2,5* 2,5*
CC3 15 jaar 4,33,33,83,3* 3,3* 3,3*
- wn staat voor 'windbelasting niet dominant'
- wd staat voor 'windbelasting dominant'
- in geval van een * is de ondergrens voor persoonlijke veiligheid maatgevend
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw4 2 0 12
15
Partiële factoren
De grootte van de belastingfactoren voor bestaande construc-
ties (zowel afkeuren als verbouw) verschilt van die voor nieuw-
bouw omdat de betrouwbaarheidsindex anders is. Volgens de
Eurocode NEN-EN 1990, Annex B, blijven de partiële materi-
aalfactoren onveranderd bij een aanpassing van de streefwaarde
van de veiligheid. Dit geldt ook voor de combinatiefactoren ?.
Deze werkwijze is ook in NEN 8700 gevolgd. In feite is in de
partiële factoren voor de belasting het totale effect van de
ver laging van de veiligheidsnorm, inclusief de sterktekant, voor
bestaande bouw en verbouw verdisconteerd.
De belastingfactoren voor gebouwen zijn vermeld in tabel 4,
die voor bruggen in tabel 5. Voor overige constructies geldt wederom tabel 4. De factoren bij bruggen zijn anders omdat
daar primair naar de belangrijke combinatie van eigen gewicht
en verkeer is gekeken. Daarvoor zijn probabilistische achter
-
grondberekeningen gemaakt, gebruikmakend van verdelings-
functies van het verkeer, bepaald op basis van Weigh in
Motion-metingen [5].
Er is nog een reductie te overwegen voor bruggen die vóór
1 april 2012 zijn gebouwd. Formeel zijn die ontworpen onder
de vlag van het Bouwbesluit 2003 of eerder. Deze wettelijke
documenten hebben nooit een hogere betrouwbaarheidsindex
gekend dan 3,6. Men kan dus overwegen in die gevallen de
streefwaarden voor ? bij verbouw te verlagen van 3,8 naar 3,6
voor CC3 en van 3,3 naar 3,1 voor CC2. De resulterende
partiële factoren zijn opgenomen in tabellen 4 en 5, getallen
tussen haken.
Conclusie
Voor de beoordeling van bestaande bouwwerken en voor
verbouwprojecten moet NEN 8700 worden toegepast in combi-
natie met de Eurocodes. Deze nieuwe norm beschrijft de
ondergrens van het niveau van veiligheid waaronder men tot
afkeuren moet besluiten en geeft eisen van veiligheid en bruik-
baarheid die gelden in gevallen van verbouw.
Voor zowel het afkeurniveau als het verbouwniveau zijn in
NEN 8700 de partiële factoren gegeven. Volgens artikel 1b,
tweede lid, van de Woningwet mag een eigenaar een bouwwerk
niet in een staat brengen of houden onder het afkeurniveau van
het Bouwbesluit 2012. Een constructie moet publiekrechtelijk
worden afgekeurd indien het veiligheidsniveau behorende bij
afkeuren wordt onderschreden. Hierbij moet rekening worden
gehouden met een restlevensduur van 1 jaar, met belastingen
horend bij een referentieperiode van 15 jaar (uitgezonderd
gevolgklasse CC1A, waar 1 jaar is toegestaan) en met de sterkte
corresponderend met die van de werkelijke constructie. Het
afkeurniveau is feitelijk bedoeld voor incidenten.
Voor het beoordelen van een areaal aan bestaande bouwwerken
zou als veiligheidsniveau een waarde aangehouden moeten
worden tussen het nieuwbouwniveau en het afkeurniveau, met
als maximum het verbouwniveau. Aanbeveling voor herbeoor -
Tabel 4 Partiële factoren voor gebouwen en overige constructies
klasse ?G 1)G com 2 )
T 3) W 4)Q 5)
nieuw CC13,31,20 1,101,201,351,35
nieuw CC23,81,35 1,201,351,501,50
nieuw CC34,31,50 1,301,501,651,65
verbouw CC12,81,15 1,051,101,201,10
verbouw CC23,3 (3,1) 1,30 (1,20) 1,151,251,401,30
verbouw CC33,8 (3,6) 1,40 (1,20) 1,25 (1,20) 1,351,60 (1,50) 1,50
afkeuren CC11,81,10 1,001,001,101,05
afkeuren CC22,51,20 1,101,101,301,15
afkeuren CC33,3 (3,1) 1,30 (1,20) 1,201,251,501,30
(getallen tussen haken voor bouwwerken ontworpen volgens de NEN 6700-serie of eerder)
1) factor voor permanente belasting in NEN-EN 1990 (6.10a)2) factor voor permanente belasting in NEN-EN 1990 (6.10b), inclusief ?3) factor voor belasting door verkeer4) factor voor windbelasting, bepaald met verlaagde waarde voor ? conform de NB bij NEN-EN 19905) factor voor overige variabele belastingen
Tabel 5 Partiële factoren voor bruggen
1) klasse ?GG com T W Q
nieuw CC13,31,20 1,101,201,351,35
nieuw CC23,81,30 1,201,351,501,50
nieuw CC34,31,40 1,251,501,651,65
verbouw CC12,81,10 1,101,101,201,10
verbouw CC23,3 (3,1) 1,251,15 (1,10) 1,25 (1,20) 1,401,30
verbouw CC33,8 (3,6) 1,301,20 (1,15) 1,35 (1,30) 1,601,50
afkeuren CC11,81,00 1,001,001,101,05
afkeuren CC22,51,10 1,101,101,301,15
afkeuren CC33,3 (3,1) 1,251,15 (1,10) 1,251,501,30
(getallen tussen haken voor bruggen ontworpen volgens de NEN 6700-serie of eerder)
1) Zie voetnoten bij tabel 4
thema
Veiligheidsfilosofie bestaande bouw
4 2 0 12
16
4
deling van een areaal bestaande bouwwerken is voorlopig om
uit te gaan van het verbouwniveau; in geval van disproportio-
nele kosten zou in incidentele gevallen binnen het areaal een
verlaging tot het afkeurniveau kunnen worden toegestaan.
Eigenaren van een areaal van bouwwerken moeten daarom bij
beoordeling van bestaande bouw zowel toetsen aan het
verbouwniveau als aan het afkeurniveau. Slechts voor een klein
percentage bouwwerken mag het afkeurniveau als voldoende
worden gezien, de grote meerderheid van de bouwwerken
moet aan het verbouwniveau voldoen.
Voor individuele bouwwerkeigenaren is het advies het afkeur -
niveau alleen toe te staan mits binnen afzienbare tijd (orde
jaren, afhankelijk van de mate van onderschrijding van het
verbouwniveau) maatregelen getroffen worden om aan het
verbouwniveau te voldoen. Bij functieverandering is het advies
minimaal het verbouwniveau te hanteren; in een incidenteel
geval waarin sprake is van duidelijk aangetoonde disproportio-
nele kosten om aan een hoger veiligheidsniveau te voldoen zou
hiervan kunnen worden afgeweken. Bij zowel verbouw als functieverandering is het nieuwbouw-
niveau het streefniveau en dient de wettelijk toegestane
afwijking tot het verbouwniveau alleen te worden gehanteerd
in het geval van disproportionele kosten om aan het nieuw-
bouwniveau te voldoen.
?
?
LiTeRATuuR
1 NEN 8700 Beoordeling van de constructieve veiligheid van een
bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren ? Grondslagen.
2 Vrouwenvelder, A.C.W.M., Target reliability as a function of the design
working life. International Forum on Engineering Decision Making,
6th IFED Forum, Lake Louise, Canada, January 26-29, 2012.
3 ISO 2394, General principles on reliability for structures. International
Organization for Standardization, Genève, Switzerland, 1998.
4 Vrouwenvelder, A.C.W.M., Scholten, N.P.M. & Steenbergen, R.D.J.M.,
Veiligheidsbeoordeling bestaande bouw. Achtergrondrapport bij
NEN 8700, TNO-060-DTM-2011-03086, 2011.
5 Steenbergen, R.D.J.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M. & Morales Napoles, O.,
Algemene veiligheidsbeschouwing en modellering van wegverkeer -
belasting voor brugconstructies. TNO-rapport TNO-060-
DTM-2011-03695-1814, 2011.
2 Het afkeuren van de constructie van
bestaande gebouwen kan met beter
toegespitste richtlijnen wellicht worden
voorkomen
www.cugla.nl (076) 541 06 00
CUGLA oplossingen die er toe doen
Wie hoge eisen stelt aan ultra hoge sterkte beton gebruikt hulpstoffen van Cugla!
Cugla hulpstoffen voor beton
® Alles loopt op bolletjes
Met vloeren van BubbleDeck ® loopt voor
iedereen alles op bolletjes. Aannemers zijn
gecharmeerd van de vlakke constructie, het
30% lagere gewicht, de korte bouwtijd en
de enorme flexibiliteit. Architecten waarderen
de enorme vorm- en ontwerpvrijheid, de
duurzaamheid en de milieuvriendelijkheid.
En voor constructeurs is het vooral prettig
dat een BubbleDeck
® bollenplaatvloer
eenmaal samengesteld geheel zelfdragend
is. Balken zijn dus niet nodig. Daardoor is
de constructiehoogte van de verdiepings-
vloeren minimaal, kunnen de leidingen
van de gebouwinstallaties vrij en in alle
richtingen lopen en kan de bouwkundige
detaillering eenvoudig blijven.
www.bubbledeck.nl
Alles loopt op bolletjes
Gorinchem
11, 12 en 13
september 2012
Evenementen
HAL
HARDENBERG
GORINCHEM VENR AY Ons evenement. UW MOMENT.
Dé vakbeurs voor de betonbranche
Evenementenhal Gorinchem
Franklinweg 2, 4207 HZ Gorinchem
T 0183 - 68 06 80
F 0183 - 68 06 00
I www.evenementenhal.nl
E gorinchem@evenementenhal.nl
thema
Toetsingskader bestaande constructies
4 2 0 12
18
thema
Beoordelings-
kader bestaande
constructies
In 2007 is Rijkswaterstaat gestart met een onderzoeksproject
naar de dwarskrachtsterkte van alle betonnen bruggen die
vóór 1975 zijn ontworpen en gebouwd. In dit artikel wordt een
overzicht gegeven van het beoordelingskader voor bestaande
betonnen constructies, toegesneden op dit onderzoek. Binnen
dit kader is aangegeven op welke plaats de verschillende
onderdelen van het uitgevoerde onderzoeksproject passen.
1
Constructies vaak sterker dan aanvankelijk gedacht
Normen zoals de TGB's en de Eurocodes zijn primair bedoeld
voor het toetsen van ontwerpen voor nieuwbouw. In verschil-
lende rekenregels van dergelijke normen zijn conservatismen
aanwezig, omdat deze rekenregels vaak een compromis zijn van
eenvoud en accuraatheid. Een goed voorbeeld daarvan zijn de
regels voor de dwarskrachtsterkte van betonconstructies in de
afgelopen generaties normen. Het voldoen aan conservatieve
rekenregels betekent dat het niveau van constructieve veilig-
heid hoger is dan wat minimaal wordt vereist op grond van
NEN 6700 of NEN-EN 1990, waarin de betrouwbaarheids-
Toetsingskader bestaande constructies4 2 0 12
19
2
ir. Jan Gijsbers,
ir. Gerrie Dieteren
TNO
dr.ir. Cor van der Veen
TU Delft, fac. CiTG
1 Bestaande betonnen kunstwerk
2 Het beoordelen van bestaande kunstwerken
op dwarskrachtsterkte had, naast een reken-
kundige, ook een praktische kant zoals bij
proefbelasten
foto's: Wuy Ling / www.concrete-listening.nl
indices zijn vastgelegd. Het niet voldoen aan dergelijke conser -
vatieve rekenregels hoeft echter niet te betekenen dat niet
wordt voldaan aan het minimaal vereiste niveau van construc-
tieve veiligheid.
Juist voor bestaande constructies loont het om deze zo scherp
mogelijk te beoordelen, omdat maatregelen om de constructieve
veiligheid te verhogen hoge kosten met zich mee kunnen
brengen. Het is dus belangrijk inzicht te hebben in de conserva-
tismen in de rekenregels, zodat kan worden voorkomen dat een
bestaande constructie te conservatief wordt beoordeeld. Het
beoordelen van de constructieve veiligheid van bestaande
constructies vergt dan ook een andere benadering dan het
toetsen van een ontwerp voor een nieuw te bouwen constructie.
Achtereenvolgens wordt in dit artikel op hoofdlijnen ingegaan
op de volgende onderwerpen:
? de redenen voor het beoordelen van een bestaande
constructie;
? de veranderingen in de rekenregels voor dwarskracht in de
tijd gezien;
? de eisen die aan bestaande constructies worden gesteld;
? de wijze van beoordelen van de dwarskrachtsterkte.
Redenen voor het beoordelen van een bestaande
constructie
Tijdens de levensduur van een bestaande constructie kunnen
zich verschillende redenen voordoen om een constructieve
beoordeling uit te voeren.
Verbouw en renovatie
Indien er sprake is van verbouw of renovatie met constructieve
consequenties, is een constructieve beoordeling nodig. Te
denken valt aan het optoppen van een gebouw of het verbreden
van een brug. De consequenties van de grotere belasting op de oorspronkelijke constructie moeten eveneens worden nage-
gaan. Dat kan bijvoorbeeld leiden tot de noodzaak om de
oorspronkelijke constructie te versterken.
Verandering van functie
Ook een verandering van de functie is een veel voorkomende
aanleiding voor een constructieve beoordeling. Voorbeelden
zijn het maken van een archiefruimte in een kantoorgebouw en
het verhogen van de verkeersbelasting op een brug. Ook in dit
soort gevallen kan het nodig zijn de constructie te versterken in
verband met de grotere belasting op de constructie in vergelij-
king met de situatie daarvoor.
Schade en reparaties
Schades met constructieve consequenties komen regelmatig voor.
Denk bijvoorbeeld aan ASR-schade of aanrijdingsschade bij een
brug en brandschade in een gebouw. Op grond van een inventari-
satie van de schade en een constructieve beoordeling wordt vast-
gesteld of, en zo ja welke, constructieve maatregelen nodig zijn.
Niet zelden zijn ook per direct tijdelijke maatregelen nodig,
bijvoorbeeld omdat er sprake is van instortingsgevaar.
Einde geplande levensduur
Aan het einde van de geplande levensduur van een constructie
staat men strikt genomen voor de keuze om deze te slopen en al
dan niet te vervangen, of om deze voor een kortere of langere
periode te blijven gebruiken, al dan niet met een andere bestem-
ming. In het laatste geval kan een constructieve beoordeling
wenselijk zijn, omdat moet worden geverifieerd dat ook bij het
verlengde gebruik wordt voldaan aan de constructieve eisen.
Bij elk van de hiervoor beschreven situaties komt de vraag naar
voren van welke eisen men uit moet gaan bij de beoordeling
van de bestaande constructie. Zijn dat de eisen voor nieuw-
bouw of is het gerechtvaardigd om daarvan af te wijken. En zo
thema
Toetsingskader bestaande constructies
4 2 0 12
20
1900 0
50
100 150 200 250 300
0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000
kokerbrug
liggerbrug
plaatbrug
cumulatief
bouwjaar
aantal bruggen
3
3 Aantallen door RWS gebouwde bruggen in de vorige eeuw
4 Bouw van de Hollandse brug in 1969
een parabolische schuifspanningsverdeling. Dwarskrachtwape-
ning kon achterwege blijven indien de hoofdtrekspanning een
van de betonkwaliteit afhankelijke waarde niet overschreed.
VB 1974 en VB 1974/1984
Vanaf 1974 werd niet langer in de gebruikstoestand getoetst,
maar in de uiterste grenstoestand. De veiligheid werd expliciet
gemaakt in de vorm van een globale veiligheidsfactor van 1,7
op de belasting. Voor de bepaling van de optredende schuif-
spanning werd uitgegaan van de nuttige doorsnede met een
gelijkmatig verdeelde, nominale schuifspanning. De grens-
waarde van de dwarskrachtsterkte werd afhankelijk gemaakt
van de betontreksterkte, die een functie was van de kubusdruk-
sterkte. Per saldo ging met deze nieuwe aanpak de dwars-
krachtsterkte in de berekening fors omlaag.
VBC 1990 en VBC 1995
Een verdere verandering trad op doordat de globale veilig-
heidsfactor gesplitst werd in de partiële belastingfactoren en
materiaalfactoren. In combinatie daarmee werd de ?
1-waarde
verlaagd van 0,5? f
b naar 0,4?f b. Door deze veranderingen ging
de dwarskrachtsterkte in de berekening nog iets verder
omlaag. De VBC gaf echter ook een 'luxe'-formule, waarmee
in bepaalde situaties hogere ?
1-waarden konden worden
berekend. Daarmee kon bij eindsteunpunten van liggers en
platen het positieve effect van lasten dicht bij de oplegging
in rekening worden gebracht. Voor tussensteunpunten
mocht dat echter niet.
NEN-EN 1992-serie
In de nu van kracht zijnde Eurocodes wordt ook in de uiterste
grenstoestand getoetst met partiële factoren op de belastingen
en op de sterkte. De formules wijken wat af van de VBC, maar
ook nu kan gebruik worden gemaakt van een ondergrens en
een 'luxe'-formule. Het positieve effect van lasten dicht bij de
oplegging kan nu niet alleen bij eindsteunpunten in rekening
worden gebracht, maar ook bij tussensteunpunten.
ja, welke regels gelden dan precies? In dit artikel wordt daarop
ingegaan. Eerst wordt echter stilgestaan bij de veranderingen in
de rekenregels voor de dwarskrachtsterkte van betonconstruc-
ties in de verschillende generaties normen.
Veranderingen in de rekenregels voor dwarskracht
Figuur 3 toont de aantallen door RWS gebouwde bruggen in de
vorige eeuw. In totaal gaat het om een kleine 4000 bruggen. In
de loop van deze periode zijn verschillende generaties voor
-
schriften en normen op het gebied van belastingen en beton
van toepassing geweest.
Op de kop af 100 jaar geleden werd de eerste generatie beton-
voorschriften gepubliceerd, namelijk de GBV 1912 (Gewapend
Beton Voorschriften 1912). Er volgden nog vier generaties
GBV's, met als laatste de GBV 1962. Daarna was het de beurt
aan twee edities van de Voorschriften Beton, de VB 1974 en de
VB 1974/1984. Het tijdperk van Nederlandse voorschriften
werd afgesloten met twee edities van de Voorschriften Beton
Constructief, de VBC 1990 en de VBC 1995. Vanaf 1 april 2012
gelden de Eurocodes. Voor beton zijn dat de verschillende
delen van de NEN-EN 1992-serie.
Met name in 1974, met de introductie van de VB 1974, werden
de rekenregels voor dwarskracht fors aangescherpt en, zoals uit
figuur 3 blijkt, is meer dan de helft van de constructies
gebouwd op basis van eerdere voorschriften. Bij de beoordeling
van die oudere constructies moet rekening worden gehouden
met de consequenties daarvan.
Hierna worden de belangrijkste kenmerken besproken van de
verschillende generaties voorschriften (tabel 1).
GBV 1962
Volgens de GBV 1962 werd in de gebruikstoestand getoetst op
toelaatbare spanningen. De veiligheid was verdisconteerd in de
toelaatbare spanningen. De optredende hoofdtrekspanning
werd berekend uitgaande van een ongescheurde doorsnede met
Tabel 1 Kenmerken dwarskrachttoetsing verschillende voorschriften (voor doorsneden zonder normaalkracht)
voorschrift
GBV 1962VB 1974
VB 1974/1984 VBC 1990
VBC 1995 NEN-EN
1992-1-1
aspect
beoordeling in: BGTUGTUGT UGT
veiligheid implicietop belasting op belasting en sterkte
toetswaarde hoofdtrekspanning
? = 1,5 ? V / (b?h) nominale schuifspanning
?
d = V d / (b?h)
grenswaarde zonder
dwarskrachtwapening K160:
? ? 0,6 MPa
K225: ? ? 0,7 MPa
K300: ? ? 0,8 MPa ?
d ? 0,5?f b
ondergrens:
0,4?f
b
luxe formule:
0,4?k
h?k???0 1/3?fb
ondergrens:
v
min
luxe formule:
C
Rd,c?k? (100? ? l?fck)1/3
gunstig effect puntlasten
bij oplegging geen
geenbij eindsteun-
punten bij eind- en tussen-
steunpunten
Toetsingskader bestaande constructies4 2 0 12
21
4
onderzoeksresultaten. In een later stadium zullen die reken-
regels worden overgebracht naar NEN 8702.
Op grond van artikel 1b, tweede lid, van de woningwet mag de
eigenaar zijn bouwwerk niet in een staat brengen of houden onder
het afkeurniveau van het Bouwbesluit 2012. Gebeurt dit wel, dan
is er sprake van een economisch delict. Het afkeurniveau, dat in
vergelijking met het nieuwbouwniveau een laag veiligheidsniveau
is, wordt ook wel aangeduid als het aanschrijfniveau. Komt een
bouwwerk daaronder, dan kan de eigenaar worden aangeschreven
door het bevoegd gezag, veelal de gemeente, om constructieve
maatregelen te treffen. Voor het afkeurniveau verwijst het Bouw-
besluit 2012 naar NEN 8700, waarin dit niveau is gekwantificeerd
Het voorgaande overziend, zijn er in de loop der jaren dus
verschillende veranderingen aangebracht, waarvan de veran-
dering van de dwarskrachtsterkte in de VB 1974 het meest
ingrijpend is geweest. De hoofdreden daarvoor was dat steeds
meer hoogwaardige betonstaalsoorten (FeB 400, FeB 500)
werden toegepast, terwijl eerder veel zachtstaal (FeB 220,
FeB 240) werd gebruikt. De consequentie hiervan was dat
minder langswapening werd toegepast. Dat betekende een
minder stijve trekband en daardoor een lagere dwarskracht-
sterkte dan daarvoor. Omgekeerd houdt dit overigens in dat
bij oude constructies met zachtstaal als langswapening in de
meeste gevallen niet het bezwijken op dwarskracht maatgevend
zal zijn, maar het bezwijken op buiging.
Eisen aan bestaande constructies
De eigenaar van een bestaande bouwconstructie heeft als
wettelijke verplichting:
?
deze te beheren als een 'goed huisvader';
? deze adequaat te onderhouden;
? er geen oneigenlijk gebruik van te maken.
Voor wat betreft de constructieve veiligheid mag van de eige-
naar worden verwacht dat hij deze op een voldoende niveau
houdt. Ten aanzien van een eventuele functieverandering van
de constructie geldt dat een andere functie niet mag leiden tot
een te laag niveau van constructieve veiligheid. De vraag is dan
echter welk niveau van veiligheid moet worden aangehouden.
Voor nieuwbouw zijn vanaf 1 april 2012 het Bouwbesluit 2012
en de daardoor aangewezen Eurocodes met nationale bijlagen
van kracht. Voor nieuwe kunstwerken van RWS geldt tevens de
nieuwe ROK (Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken) van RWS.
Voor bestaande constructies geldt op grond van het Bouw-
besluit 2012 publiekrechtelijk de combinatie van de nieuwe
NEN 8700-serie met de Eurocodes (tabel 2). Van de
NEN 8700-serie zijn NEN 8700 [1] en NEN 8701 [2] beschik-
baar, waarvan de eerste is aangewezen door het Bouwbesluit
2012. NEN 8700 bevat in combinatie met NEN-EN 1990 de
grondslagen voor de beoordeling, en de combinatie van
NEN 8701 met de NEN-EN 1991-serie betreft de in rekening te
brengen belastingen. In het verlengde daarvan is NEN 8702 [3],
die een combinatie gaat vormen met de NEN-EN 1992-serie
voor betonconstructies, in voorbereiding. De kern van die
nieuwe norm is dat conservatismen in de NEN-EN 1992-serie,
die zouden leiden tot een te conservatief beoordelingsresultaat,
worden ondervangen.
RWS hanteert voor bestaande kunstwerken tevens de nieuwe
RBK (Richtlijnen Beoordeling Kunstwerken) van RWS. De
RBK bevat verschillende rekenregels voor betonconstructies
die zijn gebaseerd op de in dit themanummer beschreven
Tabel 2 NEN 8700-serie met Eurocodes voor bestaande bouw
nieuwbouw bestaande bouwonderwerp
NEN-EN 1990 NEN 8700Grondslagen
NEN-EN 1991 NEN 8701Belastingen
NEN-EN 1992 NEN 8702Betonconstructies
NEN-E
Reacties