5
augustus2021
Noorderlijn Antwerpen Veiligheid uitkragende vloeren
MFA Best
II? CEMENT 5 20 21
GROUP
Cement is een kennisplatform van
én voor constructeurs.
Het platform
legt kennis vast over construeren met be-
ton en verspreidt deze onder vakgenoten.
Om deze kennisdeling te ondersteunen
en het belang ervan te onderstrepen, kan
een bedrijf partner worden. Een partner
geniet een aantal aantrekkelijke voorde-
len, zoals zichtbaarheid, flinke korting op
lidmaatschappen, gratis plaatsing van
vacatures en de mogelijkheid mee te
praten over de inhoud van het platform.
Heb je ook interesse om partner te wor-
den, neem dan contact op met Marjolein
Heijmans, m.heijmans@aeneas.nl.
Onze
partners
CEMENTONLINE
Meer informatie over deze bedrijven en over het partner
schap st
aat op
www.cementonline.nl/partners.
Cement wordt mede mogelijk gemaakt door:
partners
CEMENT 5 2021 ?1
2? CEMENT 5 20 21
37 P arametrisch ontwerpen ?
de w
eg naar succes
D igitale vaardigheden behoren steeds
mee
r tot de basiscompetenties van
ee
n constructeur.
46 Scheur vorming onder invloed
v
an afkoeling en krimp
V erschil in uitkomsten scheurwijdte-
b
erekening bij verhinderde opgelegde
ve
rvorming voor een doorgaand-
ge
wapende betonverharding.
64 Duurz aamheid als missie
Construct eur van het Jaar (3): Arjan
Habr
aken interviewt prof. Theo Salet.
Artikelen
6 B ijzondere uitvoeringstech-nieken in de Noorderlijn
Nieuwe tramverbinding verbindt
noorden van de stad met centrum
van Antwerpen.
16 W andliggers op de wip
Schijfwe rking in vloeren bepalend
voor stabilit
eit in constructief
ontwe
rp van MFA Dijkstraten Best.
30 10 jaar na inst orten galerij-
vloer Ant
illenflat
Ee n analyse van de resultaten uit
onde
rzoek naar uitkragende
(gale
rij)vloeren van woongebouwen.
6 30
Foto voorpagina:?MFA Dijkstraten Best in aanbouw, foto: Giesbers ontwikkelen en bouwen
COLOFON
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel
van het kennisplatform Cement, een uitgave
van Aeneas Media bv in opdracht van het
Cement&BetonCentrum.
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8,
Ruimte 4121, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie dr.ir. Dick Hordijk (hoofdredacteur),
ir. Paul Lagendijk, ir. Marloes van Loenhout,
ir. Jacques Linssen, ir. René Sterken, ir. Cindy
Vissering, ing. Henk Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),
ir. Paul Berendsen, ing. Dick Bezemer, prof.dr.ir.
Jos Brouwers, ir. Henco Burggraaf, ir. Maikel
Jagroep, ir. Ad van Leest, dr.ir. Mantijn van
Leeuwen, ing. Michael van Nielen PMSE,
ir. Paul Oomen, ir. Dirk Peters, ir. Ton Pielken
r
ood,
ir. Kees Quartel, ir. Hans Ramler, ir. Luc Rens,
ir. Paul Rijpstra, ir. Dick Schaafsma, ing. Roel
Schop, dr.ir. Raphaël Steenbergen, prof.dr.ir. Kim
van Tittelboom, dr.ir. Rutger Vrijdaghs, ing. Henk
ter Welle, ing. Jan van der Windt
Uitgever / vakredacteur ir. Jacques Linssen
j.linssen@aeneas.nl, T 073 205 10 22
Planning en coördinatie Hanneke Schaap
h.schaap@aeneas.nl, T 073 205 10 19
Eindredactie Hanneke Schaap
Ontwerp Twin Media bv, Miranda van Agthoven
Vormgeving Twin Media bv, Maarten Bosch
Media-advies Leo Nijs, l.nijs@aeneas.nl,
T 073 205 10 23
Klantenservice abonnementen@aeneas.nl,
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke
toestemming.
Lidmaatschappen 2021 Kijk voor meer
informatie over onze lidmaatschappen op
www.cementonline.nl/lidworden of neem contact
op via abonnementen@aeneas.nl of 073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud
van het blad, zijn redactie en uitgever van
Cement niet aansprakelijk voor de gevolgen,
van welke aard ook, van handelingen en/of
beslissingen gebaseerd op de informatie in deze
uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang
-
hebbenden kunnen cont
act opnemen met de
uitgever.
ISSN 0008-8811
Inhoud
Vakblad over betonconstructies
CEMENT 5 2021 ?3
Afgelopen mei hield ik in Servië
een keynote lecture over forensic
structural engineering. Vergelijk-
baar met wat ik deed in het gelijk-
namige college aan de TU Delft,
deelde ik vele van mijn ervaringen
op dat vlak. Dat leverde en pas-
sant een overzicht op van wat er
de afgelopen twee decennia zoal
aan ernstige instortingen en con-
structieve uitdagingen is geweest
in Nederland. Hoewel ik lang niet
alles had getoond, bleek men
enorm verbaasd over wat er in
Nederland in de genoemde pe-
riode allemaal fout is gegaan:
"Hoe kan dat toch?". Toen ik twee
weken terug nog contact had met
de organisator van het symposi-
um, gaf hij aan dat mijn speech
velen aan het denken had gezet
en dat de nadien opgetreden
verschrikkelijke ongevallen in
Antwerpen en Miami, de impor-
tantie ervan nog eens extra be-
nadrukten.
????De reactie van de symposi-
umdeelnemers zette mij aan het
denken. Is het dan in Nederland
zoveel erger dan in andere landen?
Ik heb daar niet direct een ant-
Hoe erg
is het?
woord op en als het in andere
landen ook slecht of zelfs slechter
zou zijn, helpt ons dat niet. Een
veel belangrijkere vraag is of we
wel voldoende leren van de in-
stortingen. Onder de titel 'Leren
van instortingen' liep er vele jaren
een project bij CUR en bracht
mijn oud-collega aan de TU/e,
Frans van Herwijnen, een interes-
sant boek uit. Het zijn overigens
niet alleen de grote instortingen
waar we van moeten leren. Scha -
des door opgelegde vervormingen
komen met de regelmaat van de
klok bij ons op kantoor langs.
????Goed is om te zien dat
Nebest in dit nummer ervaringen
deelt, die zijn opgedaan in 10 jaar
onderzoek naar aanleiding van
het bezwijken van een galerij-
vloer in de Antillenflat. En ook
nu is er weer aandacht voor
scheurvorming door opgelegde
vervormingen.
????Dit voorwoord schrijf ik
enkele dagen na de vreselijke
overstromingen in Limburg, Bel-
gië en Duitsland. Anders dan bij
de voorgaande besproken in-
storting, gaat het daarbij niet om
constructiefouten, maar om aan-
houdende extreme weersomstan-
digheden. Die kwestie zal velen
de komende jaren bezighouden.
????En dan is het nog zo dat door
corona velen van jullie ook dit jaar
weer niet de gewenste vakantie
hebben kunnen vieren. Hoe erg
is dat? Ja, weer een van mijn vele
uitspraken: "Alles is relatief".
Dick Hordijk
Voor reacties: d.hordijk@cementonline.nl
54
En verder
28 MKI , MPG, EPD, MRPI, LCA,
E
TS en IK?
Column van D orien Staal.
44 De jonge const ructeur
R obin Oonk deelt zijn ervaring als
tr
ainee bij J.P. van Eesteren en licht
zijn r
ol bij zijn eerste project toe,
de woont
oren HAUT in Amsterdam.
54 Deens k ant
D e prefab-betonnen gevel van de
F
aculty of Engineering is dé blik-
vange
r van de SDU, de Zuid-Deense
unive
rsiteitscampus in Odense.
60 Gele zen in Structural
Concr
ete Vol. 22/2
Ee n variatie aan papers over onder
mee
r verbindingen, dwarskracht
e
n pons.
4? CEMENT 5 20 21
auteurs
ing. Wouter van
den Berg
Nebest B.V. p. 30 ? 36
ir. Arjan Habraken SIDstudiop. 64 ? 68 Marinus Poelert
Nebest B.V. p. 30 ? 36
Brandon van Ostaden ZVIT
p. 30 ? 36
ir. Friso Janssen RC
Croes Bouwtechnisch Ingenieursbureau p. 16 ? 27 ir. Dorien Staal
Voorbij Prefab p. 28 ? 29
ing. Richard Venekamp BAM Infraconsult p. 6 ? 15
dr.ir. Gustaaf Bouquet
p. 46 ? 53
ir. Kirsten Hannema
Freelance
architectuurjournalist
p. 54 ? 59
prof.dr.ir. Theo Salet
TU Eindhoven
p. 64 ? 68
ir. Robin Oonk
J.P. van Eesteren
p. 44 ? 45 ir. Rick Titulaer
Arup
p. 37 ? 43
ir. Wim van de Voorde
Vadum Consulting bv
p. 6 ? 15
Aan dit nummer van Cement werkten mee:
HRC Europe NL BV
8211 AD Lelystad
+31 320 727030
info@hrc-europe.com
HRC T-headed reinforcement
?? robust and flexible design
?? shortest anchorage of
ultimate capacity
?? faster construction
?? BIM tools
www.hrc-europe.com
Supplying high performance products
and service since 1985
\037\036\035\034
\024\026
\020\033\030\017\016
\037\036\035\034\033\036\032\033\031\032\030
Bijzondere
uitvoeringstechnieken in de Noorderlijn
Nieuwe tramverbinding verbindt noorden van de stad met
centrum van Antwerpen
1 Links de opgehangen tunnel, boven de prefab dakbalken, rechts gegroefde plaatjes in de wand van de beschoeide sleuven
1
6? CEMENT 5 20 21
Als niets vermoedende bezoeker in
Antwerpen heb je het niet direct
door, maar onder de straten van
de stad bevinden zich de nodige
bijzondere bouwwerken: oude
stadswallen, toegangspoorten en
bruggen uit de 16e eeuw.
Ook de
Antwerpse ruien, de ondergrondse stads-
grachten die oorspronkelijk als open riole-
ring fungeerden, werden destijds overkluisd
met grote gemetselde gewelven, zodat de
stad er bovenop verder kon worden gebouwd.
In de jaren 70 werd in de stad een
ondergronds netwerk van metrotunnels en
stations g
erealiseerd. Het werd de premetro
genoemd, omdat men in eerste instantie
alleen trams wilde laten rijden en het pas
later zou worden doorontwikkeld voor metro -
verkeer. Bij de opening van de het eerste
ondergrondse station in 1975 was het plan
v
oor die metro reeds verlaten en tot op de
dag van vandaag rijden er trams door de
tunnel.
Project Noorderlijn
Recent werd het premetronetwerk uitge-
breid met de Noorderlijn, een project dat
zorgt voor een verbetering van traminfra -
structuur tussen het centrum, het noorden
van de stad en de wijk Het Eilandje, via een
extra aftakking (fig. 2). Onderdeel van het
project was ook het volledig reconstrueren
van de aangrenzende wegen, hetgeen veel
impact had op de drukke stad. Het meest
ingrijpende ? en tevens technisch meest
uitdagende ? onderdeel van het project was
echter de bouw van de nieuwe tramtunnel,
een nieuwe autotunnel, een drielaagse
ondergrondse parkeergarage en een extra
metrostation. Dat alles in een druk gebied van de stad: onder de Leien (een reeks stra-
ten in het centrum), vlak voor het bekende
Operagebouw, in de buurt van het Centraal
Station en het belangrijke winkelgebied
rondom de Meir.
De bouw startte in 2016 en de meeste
deelprojecten zijn inmiddels geopend en in
gebruik genomen.
Projectgebied Operaplein
Het project Noorderlijn kent diverse project-
gebieden waarvan het Operaplein technisch
het meest comple
x is. Hier ligt ook het reeds
bestaande premetrostation Opera, dat in de
nieuwe plannen moest worden geïntegreerd.
Behalve aanpassing van dit station en de
aanleg van de nieuwe tramtunnel, zijn hier een
autotunnel, een drielaagse ondergrondse
parking en een fietsenstalling aangelegd.
Het bestaande premetrostation werd
in de jaren 70 gebouwd als kruisstation (fig. 3).
Het was destijds de bedoeling hier een station
te realiseren voor zowel de noord-zuidrichting
als, een bouwlaag dieper, de oost-westrichting.
Dit plan is destijds echter niet volledig gerea -
liseerd ? alleen het station in oost-westrichting
is af
gebouwd. Maar er werden wel diverse
voorbereidingen op uitbreiding van het pre -
metrostelsel getroffen.
Het tramstation in oost-westrichting
bevond zich op niveau -2 en op niveau -1
bevond zich de lokettenhal en de looptunnel
onder de Leien. Ter voorbereiding werd op
niveau -3 wel al het noord-zuidstation in
ruwbouw gebouwd. Gelijktijdig werden op
datzelfde niveau -3 en alvast twee tunnelko-
kers voor een autotunnel in noord-zuidrich-
ting aangelegd, ter voorbereiding op de
ondertunneling van het Operaplein en de
Leien.
ING. RICHARD VENEKAMP
Integraal
ontwerpmanager
BAM Infraconsult
IR. WIM VAN DE VOORDE
Ontwerpleider
Operaplein ondergrond BAM Contractors / Vadum Consulting auteurs
PROJECTGEGEVENS
project
Noorderlijn Antwerpen opdrachtgever
Stad Antwerpen, De Lijn, AWV
opdrachtnemer TramContractrs
(BAM Contractors,
BAM Rail, Fabricom) engineering /
constructieadvies TPF Engineering
leverancier dakbalken Ergon
Recent is het Antwerpse 'premetronetwerk' uitgebreid met de Noorderlijn. In het project
moesten de in de ondergrond aanwezige stadswallen, bruggen, ruien en bestaande
metrostations worden geïntegreerd. Door deze bestaande bebouwing moest een aantal
bijzondere oplossingen worden toegepast, zoals beschoeide sleuven en een opgehangen tunnel.
CEMENT 5 2021 ?7
Voor het nieuwe project moest het bestaande
premetrostation worden gereconstrueerd
en daadwerkelijk als kruisstation gaan func-
tioneren. Daartoe werd vanaf het zuiden
richting het noorden een nieuwe tramtunnel
aangelegd tot aan de reeds bestaande ruw-
bouw van station -3. Dit station is afgewerkt
tot een volwaardig station.
Het aansluiten van de in de jaren 70
aangelegde tunnelkokers op niveau -3 zou
een te grote impact hebben op de inmiddels
verder ontwikkelde huidige stedelijke omge -
ving. Om vanaf nivo -3 tot op maaiveld te
komen zou een veel te grote lengte nodig zijn.
D
aarom werd besloten deze kokers om te
bouwen tot een van de lagen van de nieuwe
parkeergarage. Vervolgens werd een nieuwe
autotunnel aangelegd op niveau -1. De nieuwe
tunnelbuizen voor de nieuwe tramtunnel zijn
onder de oude gemetselde pijlers van de be -
staande 16e eeuwse Kipdorpbrug doorgevoerd
(
foto 4). Hier is een archeologische tuin ge -
creëerd: de brug is in het zicht gekomen en een deel
van de oude stadsomwalling is geïn
-
tegreerd in een van de tunnelwanden. Het is
een pr
achtig resultaat van integratie van
oude en nieuwe bouwtechnieken.
Bijzondere constructies
Naast de bijzondere integratie van archeolo-
gische bouwwerken in het project, zijn er
nog een aantal bijzonderheden te benoe-
men. De drie verdiepingen diepe parking
met geïntegreerde autotunnel is gebouwd
met de wanden-dakmethode. Daarbij is de be-
schoeide-sleuventechniek toegepast en wer-
den lange prefab-betonbalken gebruikt. Aan
die balken werd vervolgens een deel van de
tunnel opgehangen zodat deze in de parking
zweeft en er meer ruimte in de parking
ontstaat.
Wanden-dakmethode
De aanleg van de tunnel en de parkeergarage,
alsmede het aansluiten op de reeds bestaande
bouwwerken van het premetrostation, had
2 Overzichtskaart Noorderlijn
3 Impressie kruisstation Opera 1975
2 3
8? CEMENT 5 20 21
een enorme impact op de stedelijke omge-
ving. De Leien moesten worden afgesloten
om de bouw mogelijk te maken en de bouw-
put van bijna 200 m lang en 45 m breed zou
het gebied voor het Operagebouw langdurig
stremmen. Om de hinder zoveel mogelijk te
beperken werd er gebouwd met de wanden-
dakmethode, waarbij eerst de wanden (onder-
gronds) worden gerealiseerd, waarop, op
maaiveldniveau, een dak wordt gebouwd en
afgewerkt. Vervolgens is het maaiveld weer
beschikbaar. Gelijktijdig wordt onder het
dak de grond ontgraven. Dankzij deze me-
thode kon, terwijl aan de onderzijde van de
dakplaat werd ontgraven naar niveau -3,
aan de bovenkant van de dakplaat al worden
begonnen met de afwerking van het dak en
inrichting van het plein.
Beschoeide sleuven
Vaak worden de wanden voor dergelijk grote
bouwputten gebouwd met diepwanden,
combipalen of andere technieken om te
boren of te heien. In dit project moesten de
wanden op maximaal enkele meters van de
bestaande gebouwen worden gemaakt. In
hetzelfde gebied moesten kabels en leidin-
gen en huisaansluitingen in stand worden
gehouden. Bovendien moest het verkeer op
de Leien zo lang mogelijk doorgang vinden.
Hierdoor was er zeer beperkte werkruimte
beschikbaar.
Om deze reden is gebruikgemaakt van de
beschoeide-sleuventechniek. Deze arbeidsin-
tensieve techniek, die van oorsprong uit de
mijnbou
w komt, bestaat uit het stapsgewijs
handmatig ontgraven van een sleuf, met de
breedte van de benodigde wanddikte, in dit
geval circa 0,9 m. Deze sleuf wordt gestem -
peld met prefab-betonplaatjes (circa 150 cm
x 4
0 cm x 5 cm met lichte wapening en tralie -
liggertjes) aan weerszijden van de sleuf, die
met stalen stempels
worden gesteund (foto 5).
Op deze manier wordt steeds een stuk van
circa 40 cm diep ontgraven en gestempeld
tot de gewenste diepte is bereikt.
Voor het project Noorderlijn moesten
sleuven worden uitgegraven tot gemiddeld
15 tot 16 m onder het maaiveld, met uit-
schieters naar 23 m. De wanden van beschoeide sleuven
zijn berekend als traditioneel grondkerende
wand volgens EN 1992-1-1 (en EN-1997-1 voor
geotechniek), waarop de dakbalken werden
opgelegd. Deze dakbalken fungeerden bij de
ontgraving van de parkeergarage ook als
horizontaal stempel voor de wanden.
Trillingsvrij? Een belangrijk voordeel van
beschoeide sleu
ven ten opzichte van bij-
voorbeeld damwanden of traditioneel diep-
wandsysteem is dat het 100% trillingsvrij is.
Daarnaast kan vanwege het vele handwerk
voorzichtig en dus dichtbij bestaande
Om de hinder
bij de aanleg van
de tunnel en de
parkeergarage
zoveel mogelijk
te beperken, is
gebruikgemaakt
van de wanden-
dakmethode
4
4 16e eeuwse Kipdorpbrug opgevangen door tunneldak, tunnelwand met groene akoestische beplating CEMENT 5 2021 ?9
5
DAKBALKEN
Enkele kerngetallen aangaande
de langste dakbalken:
? Lengte: maximaal 44,13 m met
een totaal gewicht van 111,5 ton
? Betosterkteklasse C50/60
? 40 strengen T12 (A
s = 93 mm²
voorspankracht per streng 131 kN)
? Naspanning (voorspanning
met nagerekt staal): 4 kabels
met telkens 15 strengen T15S
(A
s = 150 mm²) (spankracht per
kabel: 1808 kN; voorspanverlie-
zen: 22%), naargelang de posi-
tie werden de balken éénzijdig
of tweezijdig nagespannen (van-
wege beperkte ruimte was het
niet altijd mogelijk de balken
aan beide uiteinden gelijktijdig
na te spannen)
kabels en leidingen worden gewerkt zonder
deze te hoeven verleggen.
Overlappingen wapening? Een nadeel van
deze methode was dat, door de aanwezig-
heid van vele horizontale stempels (hart op
hart 1,0 m) ? de staaflengte van de horizon-
tale verdeelwapeningstaven (Ø12 mm) moest
worden beperkt tot circa 2,40 m (fig. 6). Tot
deze lengtes konden de staven nog verticaal
naar beneden worden gestoken en daarna
tussen de stempels horizontaal worden ge-
bracht. Daarnaast was de mootlengte van
één betonstort beperkt tot 6,10 m (een prak-
tische maat als veelvoud (4) van 150 cm plus
tussenruimte). Hierdoor waren veel overlap-
pingen nodig in de horizontale wapening. De
verticale wapening (Ø25 tot Ø32 mm) kon
onbeperkt naar beneden worden gestoken
met behulp van een katrol. Op de segmentovergang kon gemakke-
lijk voegband worden aangebracht én ge-
controleerd bij het uitgraven van het aan-
sluitende segment. Ter plaatse van de
segmentovergangen is zoals gebruikelijk een vertanding gerealiseerd, waarmee verschil
-
vervormingen tussen de segmenten onder-
ling worden geminimaliseerd (fig. 6).
Uitvoering? Na het wapenen zijn de wanden
segment per segment gestort. Het beton
(sterkteklasse C30/37 en milieuklasse EE1
(=XC2)) werd met een betonpomp gestort
om de valhoogte te beperken. Na uitharding
wordt het aansluitende segment uitgegraven
en gestort. Omwille van de bouwsnelheid
zijn de segmenten veelal niet aansluitend
gegraven maar om-en-om, waarna in de vol-
gende fase de tussenliggende elementen zijn
ontgraven en beschoeid. Verdere vereisten bij deze techniek
waren dat er geen grondwater aanwezig is
en er mag geen veengrond zijn vanwege de
stabiliteit en vanwege de rottingsgassen die
daarbij vrijkomen, die de werknemers op
grotere diepte zouden kunnen bedwelmen.
Omdat de grondwaterstand in het verleden
vaker en voor lange tijd werd verlaagd had
de benodigde grondwaterverlaging geen im-
pact op de bebouwing.
5 Volledig beschoeide sleuf waarin verticale wapening in grote lengtes naar de voet van de sleuf wordt gebracht 10? CEMENT 5 20 21
Bestaande slibwand normale sleufplaatjes
265
170
30
30
90
edletsrednoreVesnaapS eitisop wand
200
365
90
min 7
gegroefde sleufplaatjes
normale sleufplaatjes
Kopbalk (fase 2)
Eerste architectonisch plaatje (fase 1)min. 15cm in beton (fase 1)
Beschoeide sleuven (fase 1) 1860
min 15
Gewoon plaatje (fase1), bij uitvoering (fase 2) vervangen door architectonisch plaatje Betonnage (fase 1) peil (var)
Aanzet Beschoeide sleuf (fase 1) peil (var) Zaagsnede (var) Architectonisch plaatje van 80cm met dubbele
tralieligger onderaan bijplaatsen (fase 2)
100
sleufwand
57.5
00.51- liep
peil 0.00
BS10
Afwerking? Omdat de ruimte tussen de wan -
den na het aanbrengen van de dakconstruc-
tie wordt ontgraven, komt de ruwe betonzijde
v
an de beschoeide sleuven in het zicht in de
parking en tunnel. Bijzonder in dit project is
dat deze ruwe binnenzijde van de wand geen
afwerking nodig had. Conform het door de
architect gewenste beeld werden de prefab
plaatjes in de fabriek voorzien van een ge -
groefd profiel en gladde afwerking in plaats
v
an het standaard 'ruwe beton'. Uiteraard
werden alleen die plaatjes van deze profile -
ring voorzien die in het zicht kwamen (foto 8).
Dak
De dakplaat, die rust op de beschoeide sleu-
ven, heeft een vrije overspanning van ge-
middeld 40 m. Direct hieronder bevindt zich
de eerste laag van de parking. De bovenbe-
lasting bestaat uit een tramlijn, een ventweg
en een autoluw plein dat geschikt is voor pu-
blieksevenementen. Daarbij is het plein ten
behoeve van afschot voor de afwatering uit-
gevuld met zand, zodat een patroon van kol-
ken en leidingen kon worden aangelegd. Aan de dakplaat is over een lengte van circa
152 m de constructie voor de wegtunnel op-
gehangen. Hierdoor ontstond een 'zweven-
de' tunnel.
Om de vrijdragende dakplaat met deze
belastingen te kunnen realiseren, is deze
uitgevoerd met prefab-betonnen balken die
in het werk zijn nagespannen. De balken
zijn 2,1 m hoog en maximaal 42,60 m lang
en liggen hart op hart 1,83 m. Op de balken
is een druklaag met een afschat van 0,5% en
gemiddeld 30 cm dikte gestort (6400 m
2, in
meerdere storts gefaseerd). De balken hebben niet alleen een dra-
gende functie, ook een architectonische.
Daarom zijn ze in spievorm gemaakt, met
een smallere onderzijde (fig. 9). De benodigde
installaties voor verlichting, brandbestrijding
en dergelijken zijn aan de balken bevestigd
via ingestorte ankerrails. De ruimte aan de kopse zijde tussen
de balken heeft ook een functie in de rook-
gasafvoer bij calamiteiten. In de oostelijke
kopwand zijn rookluiken aangebracht (fig. 10).
Achter de wand is het rookgasafvoerkanaal
6
7 8
Vanwege de
beperkte
werkruimte
zijn de wanden
uitgevoerd met
de trillingsvrije
beschoeide-
sleuventechniek,
waarbij een
sleuf stapsgewijs
handmatig
wordt
uitgegraven en
gestempeld
6 Wapeningstekening segment beschoeide sleuf. Maximale lengte horizontale wapening 2,40 m, vertanding tussen de segmenten onderling
7 Doorsnede: gegroefde plaatjes alleen aan de zichtzijde in de parking. Onder de vloerplaten en aan de grondzijde normale sleufplaatjes
8 Zicht op de parking met rechts de geprofileerde plaatjes CEMENT 5 2021 ?11
gebouwd waar met ventilatoren een onder-
druk kon worden gecreëerd en rook uit de
tunnel of parking, via de ruimte tussen de
balken kan worden afgevoerd.
Transport dakbalken? Los van de later aan-
brachte naspanning, zijn de balken voorge-
spannen ten behoeve van het transport van
de fabriek naar de projectlocatie. Bovendien
werd de esthetische spievorm uitgebreid
met een extra verzwaring aan de bovenzijde
om kippen van de balken tijdens transport
te voorkomen. Iedere balk is met uitzonderlijk vervoer
in de nachtelijke uren de stad in gereden.
Omdat de opstelruimte voor de uitzonderlijke
transporten ter hoogte van de werfzone
beperkt was, werd het aantal transporten
per nacht beperkt tot drie. In totaal werden
op deze manier 89 balken naar het project getransporteerd en ingehesen met een 800
tons kraan.
Plaatsing en afmontage dakbalken? De
dakliggers rusten op de beschoeide sleuven.
Hiertoe werd bovenaan de sleuven een ver-
bindingsbalk (kopbalk) gestort met hierop
de sokkels voor de oplegblokken. Na de
montage van de balken op de opleggingen
moesten ze worden nagespannen. De dak-
balken werken ook gebruikt als drukschoor
tussen de grondkerende wanden in, zodra
de bouwput werd ontgraven. Voor de uitvoering was het nodig zo
snel mogelijk ná plaatsing ? dus voor het
aanbrengen van de voorspanning ? te begin-
nen met de uitgraving onder deze balken.
Daarom werd er een tijdelijk steunpunt voor
de drukkracht gecreëerd tussen dakbalken
en grondkerende wanden (fig. 11), zodat de
De autotunnel
is gedeeltelijk
opgehangen aan
de onderzijde
van de dakplaat
en bestaat uit een
vloerplaat, die
is opgehangen
aan een centrale
betonnen wand
en trekstangen
9
10 11
9 Doorsnede prefab betonbalken
10 3D-model met sparingen voor de rookluiken tussen de balken 11 Doorsnede kopbalk, scheenmuur en tijdelijk steunpunt 12? CEMENT 5 20 21
tijdelijk
'laaggelegen' drukpunt
scheenmuur
definitief
'centraal'
drukpunt
kopbalkdakplaat
einddwarsdrager
tijdelijk
'laaggelegen' drukpunt
scheenmuur
definitief
'centraal'
drukpunt
kopbalkdakplaat
einddwarsdrager
stempelkracht al kon worden gemobiliseerd
en er ruimte bleef voor de latere plaatsing
van de naspanvijzels. Dat tijdelijk steunpunt is gerealiseerd
met platte vijzels die onderaan de eindblok-
ken van de dakbalken de kracht afdragen op
de scheenmuur (wand opgestort op de be-
schoeide sleuf met grondkerende functie).
Op deze wijze werd de bovenzijde van de
dakbalken vrijgehouden en kon de druk-
kracht 'ingeleid' worden vanuit de wanden
tussen de dakbalken naar de scheenmuur. De
tijdelijke vijzels konden worden weggenomen
na realisatie van het definitieve drukpunt. Aangezien de beschoeide sleuven het
vloeiend verloop van de tunnel en parking
volgen, was er geen haaks vlak voor kracht-
overdracht van de balken op de wand. Daar-
om kreeg de scheenmuur een zaagtandpro-
fiel zodat bij elke balk het voorvlak van de scheenmuur parallel kwam te liggen met
het balkuiteinde (fig. 12).
Opgehangen tunnel
Zoals gezegd is een deel van de tunnel opge-
hangen aan de onderzijde van de dakplaat.
Deze opgehangen tunnel bestaat uit een
vloerplaat ? fungerend als rijweg ? en een
centrale betonnen wand, beide in het werk
gestort. Hierdoor ontstaat een omgekeerde T
(fig. 14, foto 18).
De centrale wand heeft meerdere
functies. Naast een constructieve functie ?
het overbrengen van de verkeerslasten naar
de dakbalken ? is de wand over een groot ge -
deelte van de opgehangen tunnel onderdeel
v
an een vluchtgang. Daarom is de wand in
twee gescheiden delen uitgevoerd, zodat
ertussen een vluchtweg kon worden gereali-
seerd.
12 13
14
12 Bovenaanzicht met verspringende scheenmuur
13 Balken geplaatst, kopbalken gestort. Operagebouw op de achtergrond
14 3D-model omgekeerde T als hangende tunnel CEMENT 5 2021 ?13
Daarnaast heeft de wand een functie om
krachten te verdelen tussen de opvolgende
dakbalken, bijvoorbeeld wanneer bij een
evenement een sterk ongelijkmatige belas-
ting op het plein ontstaat. Om de ongelijkmatige en incidentele
belastingen uit de tunnel zelf op te kunnen
vangen, zijn aan de T-vorm stalen trekstan-
gen bevestigd, de 'trekkers' (fig. 15). Deze
trekkers, hart op hart 1,83 m (overeenkom-
stig de h.o.h.-afstand van de balken), dragen de krachten via horizontale ankerstangen
over aan de dakbalken. De ankerstangen
werden bevestigd aan in de prefab balken
ingestorte ankerhulzen (fig. 16). Omdat het
horizontaal alignement van de tunnel een
aantal bogen bevat, grepen de ankerstangen
bij elke balk op een ander punt aan. Door dit
voortijdig in het 3D-model te verwerken kon
elke afzonderlijke ankerhuls op elke indivi-
duele balk op de juiste positie worden inge-
stort bij de prefabricage.
15
17 16
15 Doorsnede omgekeerde T, stalen 'trekkers', nagespannen dakbalken opgelegd op wanden van beschoeide sleuven
16 Dwarsdoorsnede over twee balken met trekstang (trekker) op horizontale ankerstang en ingestorte hulzen in de prefab balken 17 3D-model met zicht vanuit parking richting dakbalken; de trekstangen zijn verbonden met de horizontaal verspringende ankerstangen aangrijpend op de dakbalken 14? CEMENT 5 20 21
Tot slot
De stad Antwerpen heeft de afgelopen jaren
een aantal mooie functionele toevoegingen
in het centrum gekregen. Een van de spre-
kende voorbeelden is een autoluw Opera-
plein met daaronder tramstations, een
parkeergarage, een fietsenstalling en auto-
tunnels, geïntegreerd in één 'gebouw'. Naast
functioneel is het ook bijzonder. Onder ande-
re vanwege de grote vrije overspanningen
van het dak en de opgehangen tunnel, maar zeker ook vanwege de integratie van archeo-
logische constructies uit de 16e eeuw. Dit
heeft gezorgd voor een aantal flinke techni-
sche uitdagingen in het ontwerp en de uit-
voering. Nu ook de laatste werkzaamheden
aan het bovengrondse busstation Roosevelt-
plaats zijn verricht, is er een project afge-
rond waar we trots op kunnen zijn.
19
18
18 Wapenen en bekisten middenwand opgehangen tunnel
19 Rijstrook opgehangen tunnel; links stalen trekankers naar de dakbalken en matglazen wand naar parking, rechts middenwand met
akoestisch dempende beplating
Tekeningen en modellen door Bart van Doorselaere en Evy Lonkce CEMENT 5 2021 ?15
Wandliggers
op de wip
Schijfwerking in vloeren is bepalend voor stabiliteit in
constructief ontwerp multifunctionele accommodatie in Best
1 MFA Dijkstraten Best, foto: Giesbers ontwikkelen en bouwen
1
16? CEMENT 5 20 21
Op de begane grond van de multi-
functionele accommodatie (MFA)
bevindt zich de schoolfunctie, een
multifunctioneel kindcentrum dat
bestaat uit klaslokalen, kinderdag-
verblijven en sportzalen.
Centraal
hierboven bevindt zich een appartementen-
blok met 22 appartementen. Het gebouw
wordt gekenmerkt door een esthetisch
speels en modern uiterlijk dat ontstaat door
horizontale belijning en in de gevel versprin-
gende balkons (foto 1 en 3). De stramienen van de bovenbouw zijn
niet boven de stramienen van de onderbouw
geplaatst. De bovenbouw is in twee richtin-
gen een half stramien van 7,5 m verschoven.
De gevel van de bovenbouw ligt dus 3,75 m
terug ten opzichte van de gevel van de begane
grond.
Opbouw
Op iedere verdieping vormen zeven appar-
tementen en een bergingenblok tezamen
een carré (fig. 4). Op de bovenste verdieping
bevindt zich in plaats van een berging een
extra appartement. Aan de buitenzijde van
het carré bevinden zicht de balkons, aan de
binnenzijde ligt een open atrium met een
galerij (bouwlaag 2 en 3, foto 5). Op bouw-
laag 1 bevindt zich binnen de galerij een plat
dak. Dit dak is voorzien van daklichten ten
behoeve van daglicht in de ondergelegen
aula van de school. De onderwijsfunctie op de begane
grond moest bij voorkeur kolomvrij worden
uitgevoerd (donkergroen in fig. 6). Vanwege de eisen aan daglicht en spuimogelijkheden
zijn deze klaslokalen aan de gevel voorzien.
Constructief ontwerp
De genoemde eisen moesten worden ver-
enigd in een economisch ontwerp van de
draagconstructie. Het toepassen van een
balkenstructuur had niet de voorkeur. In
plaats daarvan is gekozen voor het gebruik
van de woningscheidende wanden als een
dragende wandstructuur. Het stramienplan
is afgestemd op de positie van deze wanden.
Op de begane grond konden kolommen
worden geplaatst in de lichte scheidings-
wanden tussen klaslokalen (donkergroen,
fig. 6) en gangzones (lichtgroen, fig. 6). Deze
kolomposities vallen in het midden van de
bovengelegen wanden. De wandliggers kun -
nen dus uitsluitend in het zwaartepunt van
de wand worden ondersteund door een
'middenkolom'. Ze gedragen zich zodoende
als wipkippen, waardoor een tweede onder-
steuning noodzakelijk was om ze stabiel te
maken. Dit tweede steunpunt bevond zich
bij voorkeur op een zo groot mogelijke af-
stand van de middenkolom, om stijfheid te
bieden aan de hoger gelegen wanden. De
maximale afstand van deze 'binnenkolom'
bedraagt in dit ontwerp 3,0 m (fig. 7).
Zettingsgedrag
Als een steunpunt is geplaatst onder de re-
sultante van de belastingen wordt de volledi-
ge belasting opgenomen door dat steunpunt.
Er ontstaan dan ook alleen zettingen in dat
steunpunt. In de onbelaste ondersteu-
IR. FRISO JANSSEN RC
Raadgevend Ingenieur / Constructief Ontwerper Croes Bouwtechnisch Ingenieursbureau auteur
PROJECTGEGEVENS
project
MFA Dijkstraten Best opdrachtgever
Gemeente Best architect
Eugelink Architectuur oa constructieadvies
Croes Bouwtechnisch Ingenieursbureau aannemer
Giesbers ontwikkelen en bouwen
leverancier en engineering
breedplaatvloeren Atlas Albro
Een nieuw gebouw in de wijk Dijkstraten in Best combineert op uitzonderlijke wijze een
onderwijsfunctie met een woonfunctie. De versprongen stramienen in de bovenbouw en
de vraag naar grote kolomvrije ruimtes in de onderbouw vroegen om een uitgekiende benadering van het evenwicht.
CEMENT 5 2021 ?17
2 MFA Best in aanbouw, foto: Giesbers ontwikkelen en bouwen
3 Verspringende balkons, foto: Giesbers ontwikkelen en bouwen
4 Bouwkundige plattegrond bovenbouw, met zeven appartementen per laag
2
3
4
18? CEMENT 5 20 21
De wandliggers
kunnen uitslui-
tend in het
zwaartepunt
van de wand
worden onder-
steund en zijn
zonder tweede
steunpunt niet
stabiel
5
6
5 Impressie binnenzijde open atrium, binnenzijde carré
6 Bouwkundige plattegrond school; donkergroen de kolomvrije klaslokalen, tevens is de bovenbouw geprojecteerd CEMENT 5 2021 ?19
binnenkolom
middenkolom
ning ontbreekt er immers belasting. Als een
veerwaarde wordt toegekend aan de onder-
steuning, dan zal als gevolg van zetting een
scheefstand ontstaan in de constructie. Het rotatiecentrum bevindt zich in dit
geval boven de onbelaste kolom (fig. 8). Deze
rotatie leidt naast een verticale component
ook tot een horizontale component. De
tweede bouwlaag zal ook zijdelings moeten
verplaatsen.
Spiegelsymmetrie? Op de meeste plaatsen
bevindt zich aan de overzijde van het pand
een vergelijkbare wand. Als gevolg van spie-
gelsymmetrie treedt bovengenoemde zijde-
lingse verplaatsing ook daar op. Door de eer-
ste en tweede verdiepingsvloeren (bouwlaag
1 en 2) onderling te koppelen, treedt toch
evenwicht op, waarbij de tweede verdiepings-
vloer als trekring gaat fungeren (fig. 9). Een
even zo grote drukkracht treedt op in bouw-
laag 1. Het koppel dat ontstaat als gevolg van de
hefboom tussen bouwlaag 1 en bouwlaag 2
veroorzaakt een herverdeling van de belas-
tingen op de kolommen. Op deze wijze wordt
scheefzakken van een wand voorkomen en
moeten beide kolommen onder een wand
dezelfde verticale zakking ondergaan.
Molenwiek? De vloeren in het ontwerp zijn
ontworpen als een molenwiek. Dit garan-
deert de symmetrische krachtswerking. Per
zijde van het bouwwerk draagt een vloerveld
van circa 7,50 x 22,50 m² op de betreffende
betonwanden (fig. 10).
Reverse engineering
Door het ontwerp van de fundering als uit-
gangspunt te nemen, inclusief veerwaarden,
kon de verdeling van belastingen over de
palen worden bepaald. Uitgangspunt daarbij
was dat iedere paal over een gelijkwaardige
veerwaarde beschikt en dat iedere paal
De verdeling
van de belas-
ting over de ko-
lommen is be-
rekend op basis
van reverse en -
gineering
7
7 Wandligger als wipkip, alle belasting wordt geconcentreerd in de kolom op as 3 (middenkolom) 20? CEMENT 5 20 21
10
8 9
8 Impressie binnenzijde open atrium, binnenzijde carré?9 Spiegelsymmetrie heft de scheefstand op. Wanden zijn in evenwicht
10 Constructieprincipe; de rode vloerpijlen (lengte 22,5 m) geven de draagrichting van de vier vloeren (molenwieken) aan, in
groen aangegeven de penanten voor de ondersteuning van galerijplaten, in blauw het buitenblad van de appartementen,
dragend op de eerste verdiepingsvloer CEMENT 5 2021 ?21
bij gelijke zetting een gelijke belasting draagt.
Indien 80% van de palen (onder één wand)
wordt geconcentreerd onder de middenko-
lom, zal die kolom ook 80% van de belasting
dragen. Kolombelastingen zijn derhalve in
verhouding met de verdeling van het aantal
palen onder de kolommen.Nadat een statisch onbepaalde con-
structie was ontworpen door toepassing van
een trekring in bouwlaag 2 en een drukring
in bouwlaag 1, kon op basis van de veerstijf-
heden van de funderingen de krachtswerking
in de totale constructie worden berekend.
Door gebruik te maken van deze ringen kan
immers geen sprake meer zijn van zakkings-
verschil. Tenzij de wanden in gelijke mate
roteren. Echter, door de eerder besproken
spiegelsymmetrie is dit tot een minimum
beperkt.
Dimensionering
Vloeren?
De overspanningen van de vloeren
bedragen maximaal 10 m. De vloeren in
bouwlaag 2 t/m 4 zijn uitgevoerd met een
dikte van 290 mm. Door de aannemer is, in
goed overleg met de constructeur, gekozen
voor een breedplaatvloer met achteraf aan-
gebrachte voorspanning zonder aanhechting
(VZA). Hierdoor zijn overspanningen tot 10 m
mogelijk met deze vloerdikte van 290 mm.
Bouwlaag 1? Bij de overspanning van 10 m
vereisen de relatief zware galerijplaten een
extra ondersteuning. Derhalve zijn dragen-
de penanten ontworpen aan de galerijzijde.
Deze penanten zijn niet gefundeerd; de be-
lasting moet worden opgenomen door de
vloer van bouwlaag 1. Aan de gevelzijde draagt het buiten-
blad op bouwlaag 1. Hierdoor is een relatief
hoge lijnlast op de eerste verdiepingsvloer
aanwezig. Beide belastinggroepen vereisen een
relatief sterke en stijve verdiepingsvloer.
Derhalve is bouwlaag 1 uitgevoerd in een
dikte van 390 mm.
Trekring? De trekring in bouwlaag 2 is bere-
kend op een ontwerptrekkracht van 4650 kN
(zie ook onder 'Rekenkundige onderbou-
wing evenwicht'). Om deze kracht op te nemen zijn extra naspankabels (VZA) voor-
zien. Per hoofdrichting zijn circa 54 kabels
aangebracht met een werkkracht van 100 kN
(totaal 5400 kN). Door de verdiepingsvloer
op voorspanning te brengen voordat de be-
lastingen daadwerkelijk optreden, werd
scheurvorming voorkomen en vervorming
van de vloer beperkt.
De normaaldrukkrachten in de vloe-
ren verdelen zich over de diepte van die
vloeren, zijnde tweemaal 7500 mm. Uitgaan-
de van een vloerdikte van respectievelijk 290
en 390 mm bedraagt de spanning in de vloer:
Uit naspanning tweede verdieping:
54
00 (kN) / [2x 7500 x 290] = 1,24 N/mm²
Uit druk eerste verdieping:
4
650 (kN) / [2x 7500 x 390] = 0,80 N/mm²
Modellering
Onder meer voor het bepalen van het even-
wicht zijn eenvoudige controleberekeningen
in 2D uitgevoerd (zie ook onder 'Rekenkun-
dige onderbouwing evenwicht'). De krachts-
afdracht is echter niet volledig te beschou-
wen op basis van 2D-rekentechnieken. De
benadering van de betonwanden op verende
ondersteuningen en de benadering van de
krachtsafdracht van penanten in de binnen-
ring (galerijzijden) is een relatief grove be-
nadering. Derhalve is het bouwwerk door
Atlas Albro volledig 3D-gemodelleerd in een
rekenprogramma (fig. 11).
Het gehele model is nagelopen op de
uitkomsten van de 2D-benaderingen. Zowel
de krachtswerking in de vloeren als de reac-
tiekrachten op de funderingen bleken goed
overeen te komen. In het 3D-model zijn de belastingeffec-
ten van de beganegrondvloer niet meegeno-
men. De lastverdeling van de beganegrond-
vloer was immers niet afhankelijk van de
bovenbouw. De beganegrondvloer was reeds
gebouwd voordat de bovenbouw werd ge-
bouwd en verbonden door middel van de
druk- en trekringen.
Bouwwijze
Doordat het statisch systeem pas volledig was
na het spannen van de tweede (trekring), is
gekozen voor een totale onderstempeling
van het bouwwerk. Zowel bouwlaag 1 als bouwlaag 2 zijn
Om de
trekkrachten in
de vloer op te
nemen, is
voorspanning
voorzien
22? CEMENT 5 20 21
volledig onderstempeld uitgevoerd totdat de
eerste en tweede verdiepingsvloer zijn uitge-
hard en afgespannen (foto 12).Het principe dat het gehele bouwwerk
in een gestempelde uitvoering is gebouwd, had direct gevolgen voor de ontwerpuit-
gangspunten. De vloerbelasting van de bega-
negrondvloer alsmede de funderingsbalken
en paalconfiguratie zijn afgestemd op deze
bouwfase.
11
12
11 3D-model van het gebouw als een totale constructie
12 Zware stempelramen zijn noodzakelijk voor het dragen van 2 bouwlagen CEMENT
5 2021 ?23
Voor het bepalen van het evenwicht in de draagcon-
structie van de multifunctionele accommodatie is een
eenvoudige controleberekening uitgevoerd.
Uitgangspunten
Er is gerekend met de volgende uitgangspunten:
wandlengte: 7,5 m, 4 verdiepingsvloeren
wanddikte: 250 mm
wandhoogte: 9,0 m
vloerdikte bouwlaag 1: 390 mm
vloerdikte bouwlaag 2: 290 mm
h.o.h.-afstand tussen kolommen: 3 m
betonsterkteklasse: C30/37
Belasting?De belasting is eerst op een vereenvoudigde
manier benaderd. De rekenwaarde van momentane
vloerbelasting bedroeg circa 12,5 kN/m² (vloer 290 mm)
respectievelijk 15,0 kN/m² (390 mm).
Per wand wordt circa 10 m vloerbelasting opgevangen.
Rekening houdend met een steunpuntfactor van 1,15
is 11,50 m belastingbreedte aangehouden per beton-
wand.
De totale belasting uit vloeren:
F
d = 1,15 ? [12,50 (kN/m²) ? 3 + 15,0 (kN/m²) ? 1] ? 10 (m) ? 7,50 (m)
= 4530 kN
Eigen gewicht wanden:
F
d = 9,0 (m) ? 7,50 (m) ? 0,25 (m) ? 25 (kN/m²) ? 1,20 = 506 kN
Wandlast: 5036 kN
Ondersteuning: 6 palen (4 onder de middenkolom en
2
onder de binnenkolom)
Paalbelasting: 839 kN/paal
Middenkolom (4 x 839) draagt 3357 kN
Binnenkolom (2 x 839) draagt 1679 kN.
Lijnlast wanden: 5036 / 7,50 = 671 kN/m
Vanwege aanvullende belastingen, die verder niet in dit
artikel zijn uitgewerkt, bedraagt de rekenwaarde van
de kolomdruk 3840 kN in plaats van 3357 kN, die uit
deze vereenvoudigde benadering volgt.
Eerste-ordemoment
De krachten in de wand kunnen nu eenduidig worden
verdeeld over de palen. Door de excentriciteit tussen
de paalbelastingen en de resultante van de wandbe-
lasting ontstaat een uitwendig eerste-ordemoment in
de wand.
Dit eerste-orde-effect bedraagt voor twee palen:
kolomlast: 1679 kN
momentarm: 3,0 m (afstand kolommen)
moment per wand: 5037 kNm
In de molenwiek draagt per zijde 22,5 m belasting op
wanden. Hierdoor is het effect voor de vloer ongeveer
een factor 2,0 groter (t.o.v. 11,5 m).
Het eerste-ordemoment wordt gecompenseerd door
een trekkracht in de tweede verdiepingsvloer en een
drukkracht in de eerste verdiepingsvloer. De moment-
arm tussen beide bouwlagen bedraagt 3,0 m (verdie-
pingshoogte), zodat de horizontale evenwichtskracht
1679 kN bedraagt per wand.
Voor de totale molenwiek (factor 2,0) bedraagt de
trekkracht in de vloer 3358 kN.
Stabiliteit van het evenwicht
Formules voor standzekerheid worden relatief weinig
toegepast. Voor dit project is voor de meest ongun-
stige situatie een vergelijking opgesteld conform
NEN-EN 1990, formules 6.10a en 6.10b EQU ( toetsing
van statisch evenwicht). Er wordt onderscheid gemaakt
tussen gunstig werkende blijvende belasting (0,90 G)
en ongunstig werkende blijvende belasting (1,10 G).
Voor de veranderlijke lasten zijn uitsluitend de ongun-
stige beschouwd (1,5
Q).
Door deze controleberekening is aangetoond dat de
totale trekwapening in de vloerschijf van de tweede
bouwlaag moet zijn ontworpen op een trekkracht van
4650
kN.
Rekenkundige onderbouwing
evenwicht
24? CEMENT 5 20 21
Rekenkundige onderbouwing
wandliggers
De wandliggers van de multifunctionele accommoda-
tie zijn in het constructiemodel een lijnvormig dragend
element. Door de hoogte van de wand fungeert deze
wand niet als buigligger, maar als stijve (gedrongen)
wandschijf. Tussen twee wanden in overspannen de
vloeren; aan de onderzijde de eerste verdiepingsvloer
met dikte 390
mm, aan de bovenzijde de tweede
verdiepingsvloer met een dikte van 290 mm. Een
gewapende verbinding tussen wand en vloer gaat
zich gedragen als een volledige inklemming. Hierdoor
ontstaan ook krachtswerkingen loodrecht op het
wandvlak. Voor de bepaling van de wapening was het
derhalve relevant om de grootte van de inklemming
als gevolg van ongelijke velden en ongelijke belastin-
gen te bepalen, en deze inklemming te voorzien van
extra wapening. De reactiekracht uit de eerste verdie-
pingsvloer moest worden opgehangen in de wand tot
aan de drukboog, directe lastafdracht. De lastafdracht
in de wanden is toegelicht in figuur 14.
De wandliggers zijn ontworpen op een groot aantal
gelijkmatig optredende belastingen en mechanica
-
modellen:
raamwerkberekeningen in dwarsrichting (buigtrek -
w
apening inklemming vloeren);
ophangwapening (reactiekrachten eerste verdiepings-
vloer);
dwarskrachtwapening (gedrongen liggers);
partiële lastinleiding kolommen;
momentlasten wandliggers (trekbanden);
minimumwapening;
afschuifvlak van stortnaden.
Onderstaand wordt beknopt toegelicht hoe de wape-
ning is bepaald. Deze is per laag en op basis van
superpositie berekend.
Verticale wapening
Buigtrekwapening inklemming vloer-wand (fig 13: 1)?
Vanwege de inklemming van wand en vloer (in dwars-
richting) moesten effecten van belast/onbelast en
ongelijke velden in het rekenschema van vloeren
worden beschouwd in de krachtswerking. Het steun- puntmoment van de vloer zal zich naar stijfheden
verdelen over:
aansluitend vloerveld;
ondersteuning (ingeklemde kolom Ø500) onder de
vloer;
aansluitende betonwand op de vloer.
Maximaal inklemmoment in wandvoet: 13 kNm/m
(rekenkundige bepaling Atlas, 3D-rekenpakket).
Hefboomsarm wand (0,8 H): z = 200 mm
M
d/z = 65 kN/m
A
s;ben = 150 mm²/m (per zijde)
Deze benodigde hoeveelheid wapening is
gecombineerd met andere draagprincipes tot het
totaal aan stekwapening/verticale wapening.
Ophangwapening vloer eerste verdieping (fig 13: 2)?
De reactiekracht uit de vloer:
R
d = 11,5 (m) ? 15 (kN/m²) = 172,5 kN/m
R
d/2 = 86,25 kN/m
A
s;ben = 200 mm² (per zijde)
Deze benodigde hoeveelheid wapening is gecombi-
neerd met andere draagprincipes tot het totaal aan
stekwapening/verticale wapening.
Ophangwapening plat dak school (fig 13: 3)? De reactie
uit het platte dak van de school (bouwlaag
1) resulteert
in een belasting op de uitkraging. Deze last wordt door
middel van een trekband opgehangen in de wand.
De reactiekracht (niet uitgewerkt):
R
d = 600 kN
Rd/2 = 300 kN
A
s;ben = 690 mm² (per zijde) (losse staven 3Ø20 = 942 mm²,
derhalve ook haarspelden Ø20, praktisch over 1 m,
zwart in fig. 14)
Dwarskracht uit puntlast (plat dak bouwlaag 1)
Voor de berekening van de gereduceerde dwarskracht
moest de
?-factor worden bepaald. Door een directe
belastingafdracht hoefde niet de totale dwarskracht te
worden beschouwd.
CEMENT 5 2021 ?25
Fd = V d = 600 kN
? = 0,55
V
d;red = ? Vd = 0,55 ? 600 kN = 330 kN
Dwarskracht ten gevolge van lijnlast (hoger gelegen
vloeren en wandgewichten)
Q
d = 512,5 (lijnlast) + 172,5 (last vloer bouwlaag 1)
= 685 kN/m
Uitkraging: 3,75 m
V
d = 685 kN/m ? 3,75 m = 2570 kN
? = 0,28
V
d;red = ? Vd = 0,28 ? 2570 = 720 kN
Totale dwarskracht
V
d;totaal = 330 + 720 = 1050 kN
A
s;ben = V d/2 = 525 kN/zijde = 1206 mm² (per zijde)
A
s;ben = 322 mm²/m (per zijde, uitkraging 3,75 m)
Deze benodigde hoeveelheid wapening is gecombi-
neerd met andere draagprincipes tot het totaal aan
stekwapening/verticale wapening.
Totale verticale wapening?De verticale wapening
bedraagt het totaal van de berekende wapening per
zijde (superpositie):
Buigtrekwapening: 150 mm²/m
Ophangwapening: 200 mm²/m
Dwarskrachtwapening: 322 mm²/m
Totaal: 672 mm²/m (Ø12-150 = 754 mm²/m, groene
wapening in fig. 14) Partiële toets (fig 13: 4)?Een fictieve kolom in de wand
moet zijn getoetst op normaaldrukkracht. Hiervoor is
Technosoft Kolomwapening toegepast. De wapening
in de kolom moet minimaal Ø12-150 bedragen om de
normaaldrukkracht te kunnen opnemen. De reeds bere-
kende wapening volstond als kolomwapening, er was
geen extra wapening noodzakelijk in de 'fictieve kolom'.
Horizontale wapening
Berekening horizontale trekband (fig 13: 5)?
Zoals bij dwarskracht reeds is bepaald:
M
d = F d ? 3,75 = 600 ? 3,75 = 2250 kNm
M
d = 0,5 q d l2 = 0,5 ? 685 ? 3,75² = 4800 kNm
M
d = 7050 kNm
Hoogte console (gereduceerd): z = 2700 mm
M
d/z = 2600 kN
A
s;ben = 6000 mm² (12Ø20 (rode wapening in fig. 14) +
12Ø16 (paarse wapening in fig. 14)).
Berekening horizontale wandwapening?De horizontale
wapening is bepaald aan de hand van het minimum
wapeningspercentage en de eis uit de Eurocode: mini-
maal de helft van de trekband moet als flankwapening
aanwezig zijn.
Minimaal percentage: (C30/37) (NEN-EN 1992-1-1
art. 9.2.1.1):
?min = 0,19% = 475 mm²/m
13
13 Lastafdracht wandligger 26? CEMENT 5 20 21
Minimaal helft van aanwezige wapening in trekband.
A
s;min = 0,50 ? 6000 mm² = 3000 mm²
Wandhoogte: 3,0 m, twee zijden: 500 mm²/m
Dit is de maatgevende wapening. Dit komt overeen
met Ø10-150 = 524 mm²/m (paarse wapening in fig. 14).
Controle afschuifvlak (fig 13: 6)?De resultante
normaaldrukkracht (drukdiagonaal) leidt tot een trek-
kracht in de trekband van 2600 kN. Om evenwicht te
maken, is een equivalente drukkracht noodzakelijk in
de eerste verdiepingsvloer.
Het stortvlak vloer-wand moet de schuif
spanning die
hier
door wordt veroorzaakt op kunnen nemen.
De maximale schuifspanning wordt bepaald door:
hechtsterkte beton;
wrijving door bovendruk;
afschuiven van wapening.
In art. 6.2.5. uit Eurocode 2 is dit vertaald in:
v
Rdi = c f ctd + ? ?n + ? fyd ( ? sin ? + cos ?) ? 0,5 v fcd
Wij onderscheiden eerst hechtsterkte en wrijving.
Het resterende deel moet worden opgenomen door
stekwapening kolom en additionele stekwapening.
Afschuifvlak:
B = 250 mm
L = 1000 mm
c = 0,20
f
ctd = 1,35 N/mm²
? = 0,60 F
d = 3840 kN
Stekwapening: gekozen: 4Ø25 (1963 mm²)
Betonaandeel:
c f
ctd B L = 67 kN
Bovendruk:
? N
d = 0,60 ? 3840 = 2304 kN
Bijdrage kolomstekken: (4Ø25)
? A
s ? 435 = 0,60 ? 1963 (mm²) ? 435 (N/mm²) = 512 kN
Capaciteit doorsnede kolom ? wand:
Totale weerstand bedraagt:
v
Rdi = 67 + 2304 + 512 = 2883 kN (> 2600 kN, dus
voldoende)
Deze capaciteit wordt begrensd door betonsterkte:
H
max = 0,5 f cd ? A beton = 0,50 ? 20 ? 250 ? 1000 = 2500 kN
(< 2600 kN, dus betondoorsnede te klein)
Er is ruim meer oppervlak beschikbaar dan 250 x 1000
voor het opnemen van de horizontaalkracht, op basis
van deze toetsing kon worden geconcludeerd dat het
afschuifvlak voldoet in combinatie met aanwezige
stekwapening.
Totale wapening
Dit alles leidt tot een wapeningsconfiguratie zoals
getoond in figuur 14.?
4414
14 Wandwapening wandliggers CEMENT 5 2021 ?27
28? CEMENT 5 20 21
column
Het is enkele maanden na mijn vorige column 'Mevrouw,
waar kan ik mijn jas ophangen?'.
Die column heeft veel
teweeg gebracht en veel mooie gesprekken opgeleverd, waardoor
we nog beter ons best gingen doen om elkaar te begrijpen. Niet
oordelen, maar wel vragen stellen. Nog steeds komt deze column
bijna dagelijks voor in gesprekken. Ook de humor bleef gelukkig;
toen ik iemand zijn jas wilde aannemen zei hij met een glimlach
en knipoog 'ik zie de kapstok staan, ik hang hem zelf op'. Laten
we die humor er vooral in houden, om op een luchtige manier in
gesprek te raken over inclusief werken en leven.
Vandaag neem ik jullie mee naar een ander belangrijk thema in
mijn werk van de afgelopen maanden; de zoektocht omtrent het
aantoonbaar maken van de footprint van ons CO?-arme beton.
Allereerst viel het me op dat ik maar weinig feitelijke vragen kreeg
naar aanleiding van onze 'claim' van de CO?-reductie. Reductie
ten opzichte van wat bijvoorbeeld? Dat had mij best wel een logi-
sche vraag geleken. Het leerde me dat we allemaal zoeken naar
verbeteringen, maar ook nog niet allemaal de kennis hebben om
de juiste vragen te stellen. Mijn zoektocht leerde me ook dat er
talrijke aspecten van duurzaamheid zijn, waardoor je bijna door
de bomen het bos niet meer ziet. Dat gaat bijvoorbeeld over
energieverbruik, afvalreductie, hergebruik grondstoffen, reduceren
cement en staal enz.
Om een Life Cycle Analyse (LCA) te berekenen van een beton-
mengsel moet je de milieu-impact van al je materialen kennen.
Waar komt het vandaan en hoe komt het naar onze fabriek? Per
schip? Per as? Of soms per schip en soms per as? En hoe verhoudt
zich dit dan op jaarbasis? Hoeveel wapening gebruiken we per m²
wand, gemiddeld op jaarbasis? Hoe verhouden zich de verschil-
lende mengsels in de fabriek? Stort je met een weekendmengsel
op vrijdag? Hoe vaak stort je met een 'sneller' betonmengsel?
Hoeveel regenwater vangen we eigenlijk exact op via onze daken
en zetten we in bij de productie? Kunnen we het energieverbruik
per hal aflezen?
Het is een leerzame oefening om al die data te verzamelen. En
als je data hebt, dan heb je dashboards. En als je dashboards
hebt, dan ga je natuurlijk direct proberen deze in positieve zin te
beïnvloeden. En vooral daar ga je dus weer goede vervolgstappen
maken. Door alle inspanningen die we doen, en soms frustraties
die we ervaren om al deze data tot achter de komma op tafel te
krijgen, weten we nu exact waar nog echte kansen zitten om im-
pact te maken. Dus ja, de kachel moet hoger in verband met de
MKI, MPG,
EPD, MRPI, LCA, ETS en IK?
Dorien Staal?is
statutair directeur van
betonfabriek Voorbij
Prefab. Daarnaast
vervult ze een bestuurs-
functie bij het Netwerk
Conceptueel Bouwen en
is ze voorzitter van de
Betonvereniging.
Samen met Sander den
Blanken, managing
director van BAM
Infraconsult en statutair
directeur van BAM Infra
Assetmanagement,
neemt Dorien gedurende
twee jaar de column in
Cement voor haar
rekening.
Wil je reageren op deze
column, stuur
dan een email naar
cement@aeneas.nl.
CEMENT 5 2021 ?29
alkalische activatie, maar dit energieverbruik staat in geen ver-
houding tot de CO?-reductie doordat we minder cement gebrui-
ken. En daar gaat het om. Meten is in dit geval ook met zekerheid
weten.
Dagelijks lees ik de krant en vakliteratuur. Ik lees over het mani-
fest ten aanzien van CO?-opslag in hout, ik lees over emissierech-
ten in de cementindustrie via het ETS, ik lees over CO?-opslag in
de Noordzee, ik luister naar podcasts en volg allerlei seminars en
kennissessies. Los van dat het goed is om te weten wat er speelt
op dit vlak, geeft het mij ook altijd weer een prikkel om bij mezelf
te rade te gaan: Wat kan ík doen en wat helpt echt? Welke stap
kan ik extra zetten? Wat mij helpt is de wetenschap dat wat ik (en
ook jij) doe(t), altijd impact heeft. Hoe klein de stap ook is.
Alhoewel het niet echt stimulerend werkt om door de spreekwoor-
delijk tientallen hoepels te springen alvorens je een innovatie
gecertificeerd en meetbaar hebt gemaakt, is het wel allemaal de
moeite waard. Maar laten we elkaar ook op dit vlak verder helpen
door leerervaringen te delen. Laten we elkaar ook de goede vra-
gen stellen en de bal spelen en niet de man (of vrouw). En laat
je niet verleiden om in discussies te belanden over zaken waar
je geen invloed op hebt. Richt je energie op je eigen cirkel van
invloed. En die van mij is loud and clear: onze impact zo klein
mogelijk maken en zodat we in Nederland huizen bouwen met
een zo laag mogelijke footprint.?
"We zoeken
allemaal naar
verbeteringen,
maar we hebben
nog niet allemaal de kennis om de juiste vragen te stellen"
"Wat je doet, het
heeft altijd impact.
Hoe klein de stap
ook is"
10 jaar na instorten galerijvloer Antillenflat
Analyse van resultaten onderzoek woongebouwen
1 In mei 2011 stortte een uitkragende galerijvloer van de Antillenflat in Leeuwarden in
1
30? CEMENT 5 20 21
Naar aanleiding van het incident
in Leeuwarden en de uitkomsten
van het technisch onderzoek, heeft
het ministerie van Binnenlandse
Zaken, in overleg met diverse par-
tijen, in 2012 een CUR-publicatie
opgesteld.
Het betreft de CUR-publicatie
248 ? Onderzoek naar en beoordeling van
de constructieve veiligheid van uitkragende
betonnen vloeren van galerijflats. In deze
publicatie is een onderzoeksprotocol be-
schreven dat is opgesteld door een team van
deskundigen van Platform Constructieve
Veiligheid, Rijkswaterstaat, ABT, SGS INTRON,
Adviesbureau Hageman, EconStruct en
Nebest. Dit protocol is mede gebaseerd op
ervaringen uit onderzoeken aan de Antillen-
flat en 11 andere geselecteerde woongebou-
wen in Leeuwarden.
Stappenplan
Uit het onderzoek bij de Antillenflat kwam
naar voren dat de uitkragende galerijvloer
is bezweken door een combinatie van te laag
liggende bovenwapening, hogere belasting op
de galerijvloer en corrosie aan de wapening
door ingedrongen chloriden (dooizouten e.d.).
Om deze reden omvatten de voorgestelde
onderzoeken uit het onderzoeksprotocol de
volgende stappen:
Stap 1: Verkennend onderzoek vloercon-
structie en belastingen
Stap 2: Aanvullend onderzoek naar de
wapening
Stap 3: Constructieve beoordeling
Stap 4: Destructief onderzoek naar moge-
lijke corrosie aan wapening
Stap 5: Aanvullende constructieve beoor-
deling
Het volledige stappenplan staat
in de publicatie van dit artikel op
Cementonline.nl.
Herziene uitgave en onderzoeks-
verplichting
Na de eerste ervaringen en uitkomsten van
onderzoeken, verscheen er in 2014 een nieu-
we uitgave van CUR-publicatie 248. In deze
tweede herziene uitgave wordt nadrukkelij-
ker onderscheid gemaakt tussen uitkragen-
de vloeren aan de galerij- en balkonzijde.
Ook zijn nuanceringen aangebracht in het
onderzoek naar chloridengehalten (die een
minder omvangrijk destructief onderzoek
mogelijk maken) en de mogelijke maatrege-
len naar aanleiding van een onderzoek en
beoordeling zijn benoemd.
Iets later besloot het ministerie van
BZK een onderzoeksverplichting in te stel -
len. Sinds 1 januari 2016 is het wettelijk ver-
plicht dat eigenaren, van gebouwen gebouwd
v
oor 1975, uitkragende betonnen galerij- of
balkonvloeren laten controleren op con -
structieve veiligheid. De onderzoeksverplich-
ting is opgenomen in het nieuwe hoofdstuk
5a, artik
el 5.11 'onderzoeksverplichting zorg -
plicht'. Voor 1 juli 2017 moest het onderzoek
v
oor alle galerijflats zijn uitgevoerd.
Afstudeeronderzoek
Na het verschijnen van de CUR-publicatie zijn
verschillende gebouweigenaren in Nederland
voortvarend aan de slag gegaan om de uit-
kragende (galerij)vloeren van honderden
woongebouwen in Nederland te laten onder-
zoeken. Ingenieurs- en adviesbureau Nebest
onderzocht maar liefst 552 woongebouwen
(fig. 3). Brandon van Ostaden, student
MARINUS POELERT
Senior adviseurNebest B.V.
ING. WOUTER VAN DEN BERG
Specialist duurzaamheid en innovatieNebest B.V.
BRANDON VAN OSTADEN
ZVIT
1)
1) Tijdens het schrijven van dit artikel was
Brandon van Ostaden student Technische
Informatica aan de Avans Hogeschool auteurs
In mei 2011 bezweek een uitkragende galerijvloer van de Antillenflat in Leeuwarden (foto 1).
Nadien zijn bij honderden woongebouwen in Nederland uit de periode van voor 1975 de uitkragende galerijen en/of balkonvloeren onderzocht en indien noodzakelijk versterkt.
Wat hebben de vele onderzoeken en de diverse uitkomsten ons de afgelopen 10 jaar geleerd?
CEMENT 5 2021 ?31
229; 41%
158; 29%
165; 30%
balkon galerij beide
Technische Informatica aan de Avans
H
ogeschool, analyseerde als onderdeel van
zijn
a
fstuderen de bevindingen uit deze
vele
onderzoek
en. Hieronder worden voor
v
erschillende onderdelen de resultaten
van dat onderzoek besproken.
Noodzaak onderzoek balkon-
vloeren
Over galerijvloeren is de CUR-publicatie
ondubbelzinnig; die moeten altijd worden
onderzocht. De publicatie gaf echter ruimte
voor interpretatie over de noodzaak van onderzoek aan uitkragende balkonvloeren.
Reden hiervoor was het lagere risicoprofiel
van deze vloeren, gezien het vaak minder
intensieve gebruik ten opzichte van galerij-
vloeren en hiermee de kans op strooizouten.
In mei 2016 wordt opheldering gegeven door
de opstellers van de CUR-publicatie waarin
de onderzoeksplicht voor balkonvloeren
nader is gespecificeerd. Op basis hiervan
zijn vier categorieën te onderscheiden:
1
Onderzoekv
erplichting bij galerijflats met
uitkragende galerijvloeren.
2
Onderzoekverplichting (artikel 2.4) bij gale-
rijflats* met uitkragende balkonvloeren die:
direct aan de kustlijn liggen (tot 10 km uit
de kust);
groter zijn dan de galerijvloeren (afwijkende
afmetingen en met name groter);
onderzocht moeten worden wanneer de
galerijvloeren niet voldoen.
3
Zorgplicht en aan te be
velen ook te onder-
zoeken (geen verplichting):
uitkragende vloeren portiekflats/laag-
bouw** direct aan de kustlijn (tot 10 km uit
de kust);
uitkragende vloeren portiekflats/laag-
bouw** met uitkraging groter dan 1,0 m en
langer dan 3 m;
2 De bezweken plaat van de Antillenflat
3 Verdeling onderzochte woongebouwen met uitkragende balkon- en/of galerijvloeren
ONDERZOEKSOPZET
Brandon van Ostaden studeerde in
2020 af aan de Avans Hogeschool in de
studierichting Technische Informatica.
Als afstudeeropdracht analyseerde hij
de CUR 248-onderzoeken aan 552
woongebouwen die Nebest de afgelo-
pen jaren onderzocht. Hierbij stond de
volgende hoofdvraag centraal:
'In hoeverre kan software geschreven
worden om op een efficiënte manier alle
CUR-publicatie 248-onderzoeken binnen
Nebest te ontsluiten uit documenten
geproduceerd door middel van de
Microsoft Office-suite en te analyseren
voor publicatiedoeleinden?'
Voor zijn onderzoek maakte hij gebruik
van een combinatie aan systemen:
Spacy, Python en Power Bi om data snel
en adequaat te kunnen analyseren. De
resultaten zijn handmatig gecontroleerd.
- Spacy: Artificial intelligence technieken
om verbanden tussen woorden en
samenstelling van teksten te kunnen
analyseren.
- Python: programmeertaal waarmee
data uit individuele rapporten is gehaald
en de elementen uit Spacy worden aan-
gesproken.
- Power Bi: visualisatie van verzamelde
data en resultaten.
2
3
32? CEMENT 5 20 21
uitkragende vloeren die permanent zwaar
zijn belast, b.v. gemetselde of betonnen
borstwering.
4
Alg
emene zorgplicht; geen onderzoekver-
plichting, wel te allen tijde een wettelijke
zorgplicht.
Hierbij is aangegeven dat onder een galerijflat
wordt verstaan een (flat)gebouw waarin zich
twee of meer galerijen boven elkaar bevinden.
Onder laagbouw wordt verstaan woongebouw/
woning van twee woonlagen met slechts één
galerij- of balkonvloer.
Resultaten afstudeeronderzoek? De resulta-
ten uit het afstudeeronderzoek laten een
ander beeld zien met betrekking tot de
noodzaak van onderzoek aan balkonvloeren.
Van de in totaal 229 onderzochte woonge-
bouwen met enkel balkonvloeren bleken er
circa 48 niet te voldoen voor de korte termijn
(afkeurniveau conform NEN 8700 voor be-
staande bouw) en 61 voor de langere termijn
(verbouwniveau). Daarnaast werden bij 38
van de onderzochte woongebouwen met balkonvloeren waar ook chlorideonderzoek
werd uitgevoerd chloridegehaltes > 0,4% m/m
ten opzichte van de cementmassa aange-
troffen.
Wapeningsconfiguratie
Volgens CUR-publicatie 248 moeten vooraf-
gaand aan de metingen, een onderzoek op
locatie, een archiefonderzoek en dossierstu-
die worden uitgevoerd, met name naar de
opgegeven wapening en staalkwaliteit van
de wapening in de uitkragende vloeren.
Resultaten afstudeeronderzoek? Uit het af-
studeeronderzoek kwam naar voren dat het
per gemeente verschilt welke informatie er
wel of niet beschikbaar is. Wel zijn bij woning -
corporaties vaak nog stukken aanwezig, be-
halve bij woningbouwverenigingen die zijn
samengegaan waar tijdens fusie archief-
stukken verdwenen zijn. Uit de door Nebest uitgevoerde onder-
zoeken op locatie kwam naar voren dat de
bovenwapening veelal laag in de vaak dunne
constructievloer ligt, zoals ook al was
De resultaten uit
het afstudeer -
onderzoek laten
een ander beeld
zien met
betrekking tot de
noodzaak van
onderzoek aan
balkonvloeren
4 6
5
4 Onderstempelde balkonvloeren
5, 6 (Put)corrosie op de wapening CEMENT 5 2021 ?33
geconstateerd bij de Antilllenflat. Dit gold
met name bij dunne uitkragende vloeren,
gerealiseerd begin jaren zestig, met losse
staven en enkel bovenwapening, dus zonder
onderwapening. Regelmatig werden deze
vloeren afgekeurd. Er werd niet voldaan aan
het gewenste verbouwniveau en ook niet
aan het wettelijk vereiste afkeurniveau. Een van de oorzaken is dat ten tijde
van de bouw van de vloeren alleen werd
gerekend met een vlaklast van 3,0
Reacties