2
2
22
22
Ingenieurs
met passie
voor techniek
222
222
222222
222 222
2 2222
2222222
222222
2222
2 2 2222
2222
222222
2222222
2222222
2222222
22
2
2
2
2
222222
2222 2222
2
2 2222??
partners
CEMENT 2 2025 ?1
Inhoud
Vakblad over betonconstructies 2?CEMENT?2 2025
46 Hoe schadelijk is ASR in
betonconstructies?
Nieuw Stufib-rapport biedt hand-
vatten bij constructieve beoordeling
van constructies met ASR.
56 Dynamische eigenschappen
breedplaatvloeren
Onderzoek naar het dynamisch
gedrag van niet-voorgespannen en
voorgespannen breedplaatvloeren.
66 Minimale schuifspannings-
weerstand
Dwarskracht in de volgende
generatie Eurocode beton-
constructies (3).
Artikelen
6 Verspringende volumes
mogelijk door slimme
constructie
Een toelichting op het constructief
ontwerp van Clubhouse Boompjes
in Rotterdam.
14 Hergebruik liggers in A76
Onderzoek naar de capaciteit van
HNP-liggers uit de A9 voor circulair
viaduct over de A76 in Nuth.
32 Mortelverbindingen voor
prefab betonnen
wandconstructies (2)
Modellering van verdiepingshoge
SSK-mortelverbinding.
14 56
Voorpagina:?Clubhouse Boompjes in Rotterdam. Foto: Van Rossum Raadgevende Ingenieurs
COLOFON
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel
van het kennisplatform Cement, een uitgave
van Aeneas Media bv in opdracht van het
Cement&BetonCentrum.
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8,
Ruimte 4125, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie prof.dr.ir. Max Hendriks (hoofd-
redacteur), ir. Maartje Dijk, ir. Paul Lagendijk,
ir. Jacques Linssen, ir. René Sterken, ir. Cindy
Vissering, ing. Henk Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),
ing. Dick Bezemer, ir. Geoffrey van Bolderen,
prof.dr.ir. Jos Brouwers, ir. Henco Burggraaf,
ir. Tom Diks, ir. Maikel Jagroep, ir. Lise Jansen,
ir. Hans Kooijman, ing. Michael van Nielen PMSE,
ir. Paul Oomen, ir. Dirk Peters, ir. Ruud van der
Rakt, ir. Paul Rijpstra, ir. Dick Schaafsma,
ing. Roel Schop, dr.ir. Raphaël Steenbergen,
prof.dr.ir. Kim van Tittelboom, ir. Rob Vergoossen,
dr.ir. Rutger Vrijdaghs, prof.ir. Simon Wijte
Uitgever/vakredacteur ir. Jacques Linssen
j.linssen@aeneas.nl, T 06 10333180
Planning, coördinatie & eindredacteur
Hanneke Schaap, h.schaap@aeneas.nl,
T 073 205 10 19
Ontwerp daily creative agency,
Miranda van Agthoven
Vormgeving daily creative agency,
Maarten Bosch
Community manager & media-advies
Martine Geeratz, m.geeratz@aeneas.nl,
073 2051010
Klantenservice klantenservice@aeneas.nl
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke
toestemming.
Lidmaatschappen 2025 Kijk voor meer
informatie over onze lidmaatschappen op
www.cementonline.nl/lidworden of neem
contact op via klantenserice@aeneas.nl of
073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van
het blad, zijn redactie en uitgever van Cement
niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke
aard ook, van handelingen en/of beslissingen
gebaseerd op de informatie in deze uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang
hebbenden kunnen contact opnemen met de
uitgever.
ISSN 0008-8811
CEMENT 2 2025 ?3
Vorig jaar had Cement drie
themanummers. We begonnen
2024 met Forensic Enginee-
ring. En we eindigden met de
Afsluitdijk en het Bajeskwartier.
Dat waren er veel meer dan
in 2023. We zijn de procen-
tuele toename nog aan het
uitrekenen: inderdaad, in 2023
hadden we geen themanum-
mers! Voor 2025 gaan we weer
uit van drie themanummers.
Onlangs presenteerde ik deze
cijfers namens de redactie van
Cement aan de redactieraad
van Cement. De redactieraad
is een afspiegeling van de
lezers in Nederland en België.
Vertegenwoordigd zijn inge-
nieursbureaus, aannemers,
cement- en betonindustrie, on-
derwijs, onderzoek, regelgeving
en overheid. Er was consensus:
wij vinden 3 van de 8 nummers
als themanummer een mooi
richtgetal. Wat vind jij?
Fun fact voor verjaardagsfeest -
jes of de vrijmibo: heel vroeger
had vrijwel elk nummer van
Cement een thema. De uitzon-
Rode draad
derlijke nummers zonder thema
werden toen parmantig aange-
duid als capita selecta. Welkom
bij dit tweede nummer van
2025 met een capita selecta
van kennis over betonconstruc-
ties! Ik probeerde tevergeefs
om te kijken of ik toch nog een
rode draad tussen de artikelen
kon ontdekken.
Dat is redactielid Henk Wap-
perom wél gelukt: verbinden.
Lees mee over mortelverbin-
dingen voor prefab-betonnen
wandconstructies, over hoe
de verbinding tussen beton
en betonstaal leidt tot een
verankeringslengte, over hoe
verspringende en uitkragende
volumes met elkaar en met de
centrale kern verbonden moe-
ten worden om de constructie
stabiel te houden, over hoe de
verbinding tussen liggers in een
oud viaduct worden doorge-
zaagd om daarna hergebruikt
in een nieuw viaduct weer
verbonden te worden, over
hoe in de nieuwe Eurocode
een scheurruwheidsparame-
ter nog voor verbinding zorgt
bij dwarskracht, en over hoe
twee nieuwe columnisten twee
vakgebieden gaan verbinden.
De rode draad? Cement is een
vakblad dat zorgt voor een ver-
binding tussen wetenschap en
de praktijk; we verbinden kennis
en mensen.
Max Hendriks
Voor reacties: cement@aeneas.nl
66
En verder
24 De jonge constructeur
Menno Weijer deelt zijn ervaringen
in het constructeursvak en vertelt
over project Roosenboom.
26 Brug tussen traditie en
vernieuwing
Een moderne betonnen brug over
de rivier de Aare in Zwitserland
toont aan hoe je duurzaam kunt
voortbouwen op het bestaande.
53 Dweilen met de kraan open
Column van Maurice Hermens.
63 Retrofit First, focus op wat
er wel kan!
Column Lonneke van Haalen.
76 Verankeringslengte in poeren
op de vaste grondslag
Rekenen in de praktijk (26).
4?CEMENT?2 2025 Aan dit nummer van Cement werkten mee:
auteurs
dipl.-ing Afshin Abbasi
Geelen Beton B.V.
p. 56 ? 62
ir. Maikel van Dooren
Nebest
p. 14 ? 23
ir. Maurice Hermens
Royal HaskoningDHV
p. 53 ? 55
ir. Kirsten Hannema
Freelance
architectuurjournalist
p. 26 ? 31
ir. Lonneke van Haalen
ABT bv
p. 63 ? 65
dr.ir. Dick van Keulen
Ingenieursstudio DCK
p. 32 ? 44
dr.ir. Marco Roosen
Rijkswaterstaat
p. 66 ? 74
ir. Menno Weijer
Sweco Nederland
p. 24 ? 25
ir. Gerrie Dieteren
TNO
p. 66 ? 74
ir. Alexandros Glias
Van Rossum Raadgevende Ingenieurs
p. 6 ? 13
ing. Jorrit van Ingen MSEng RC
WSP
p. 76 ? 80
ir. Thomas Harrewijn
Royal HaskoningDHV
p. 46 ? 52
ing. Tim Hallegraeff
Peutz B.V.
p. 56 ? 62
ing. Remco van Osch
Nebest
p. 14 ? 23
ing. Frank Sengers
Antea Group
p. 14 ? 23
dr.ir. Yuguang Yang
Technische Universiteit Delft
p. 66 ? 74
Antea Group begon ruim zeventig jaar geleden als een twee-
mansbedrijf in Friesland. Inmiddels zijn wij uitgegroeid tot het
thuis van 1800 trotse ingenieurs en adviseurs. Je vindt bij ons de
allerbeste vakspecialisten van Nederland. Mensen die projecten
verder brengen. Denkers en doeners. En we zijn altijd op zoek
naar de beste mensen. Maak jij ons mooier met jou?
Ervaren Constructeur
Jouw expertise, onze kunstwerken:
van ontwerp tot uitvoering!
Projectleider Kunstwerken
Leid projecten, inspireer teams,
en creëer kunstwerken in infrastructuur!
Werken bij Antea Group?
STUDENT? LEER VAN DE PRAKTIJK.
Cement is hét kennisplatform over betonconstructies.
Het speelt al 75 jaar een onmisbare rol voor
constructeurs. Omdat kennis juist voor aankomende
constructeurs essentieel is, is het belangrijk dat ook jij
de weg naar Cement weet te vinden.
Via Cementonline.nl, het vakblad en via onze
nieuwsbrief krijg je toegang tot een schat aan
informatie over onder meer actuele projecten en
ontwikkelingen op het gebied van constructietechniek,
materiaal en regelgeving. Je kunt nu een compleet
lidmaatschap afsluiten voor slechts ? 57,77 (incl. btw)
per jaar. Een online lidmaatschap is voor jou, zolang je
student bent, zelfs helemaal gratis!
Meld je nu aan bij het kennisplatform Cement
WWW.CEMENTONLINE.NL/VOOR-HET-ONDERWIJS.
CEMENTONLINE.NL
WORD LID
VANAF ? 0,-
1 Bouw Clubhouse Boompjes, met uikragende volumes naar boven toe en verspringende balkons
1
6?CEMENT?2 2025
Clubhouse Boompjes heeft een
bouwvolume van in totaal circa
45.000 m², met 342 appartemen-
ten en 834 m² commerciële ruimte.
Het perceel bevindt zich tussen een kade
(Hertekade), een dijk (Boompjes) en twee
bestaande gebouwen, de Terrastoren en het
gebouw De Maas (van Rijkswaterstraat) (fig. 3).
Op deze locatie stond een kantoorgebouw
uit 1969, dat is gesloopt. De nieuwbouw be-
staat uit twee woontorens van 70 en 100 m
hoog, met respectievelijk 31 en 22 verdiepin-
gen. Op de onderste lagen zijn deze verbon-
den met een commerciële plint. Onder het
hele gebouw bevindt zich een parkeerkelder.
Functies en architecturale
randvoorwaarden
Om een open uitzicht op de omgeving te
creëren, is gekozen voor een open structuur
aan de gevels. Alle appartementen hebben
een eigen balkon met verspringende posities
per verdieping en zijde. Vanwege het kleine
perceeloppervlak was het noodzakelijk de
plattegrond over de hoogte te vergroten. De
architect wilde spelen met de volumes en in
plaats van één toren met rechte gevels, be-
sloot zij twee torens te ontwerpen met ver-
springende en uitkragende volumes (fig. 4).
Op diverse verspringende volumes bevinden
zich daktuinen, waarvan de grootste voor
gemeenschappelijk gebruik is.
De plint heeft een commerciële func-
tie met vloerhoogtes die hoger zijn dan de
appartementen in de torens (fig. 5). Een deel
van de plint is lager dan het andere deel. Dit
komt doordat er tussen de Boompjes en de
Hertekade een hoogteverschil zit (fig. 6).
Vanwege dit verschil is de plint ontworpen
als split level.
De kelder bestaat uit een parkeer-
garage met verschillende niveaus. Vanwege
het beperkte bouwoppervlak van het perceel
is gekozen voor een automatisch liftpar-
IR. ALEXANDROS
GLIAS
Projectleider /
Constructeur
Van Rossum
Raadgevende
Ingenieurs
auteur
Verspringende
volumes mogelijk door
slimme constructie
Clubhouse Boompjes, dat bestaat uit twee torens, ligt direct aan de Maas, met het
centrum van Rotterdam op steenworp afstand. Kenmerkend zijn de verspringende en
uitkragende volumes. Die vroegen om slimme constructieve oplossingen.
Constructief ontwerp Clubhouse Boompjes
CEMENT 2 2025 ?7
UPUP UPUP
2 Impressie Clubhouse Boompjes. Bron: Team V Architectuur / Zwartlicht
3 Ligging van de Boompjes
2
3
8?CEMENT?2 2025
keersysteem. Op deze manier ontstond
meer parkeerruimte en kon de aanleg van
een hellingbaan worden vermeden.
Omgeving en ondergrond
De nieuwbouw ligt tussen de Scheepmakers-
haven (Hertekade) en de Maas (Boompjes).
Aan de kant van de Hertekade zit een be
-
staande kademuur in de grond (fig. 6), samen
met verschillende kabels en leidingen. Aan
de kant van de Boompjes ligt een dijk, tegen
mogelijke overstromingen van de Maas.
Het bestaande gebouw op deze locatie
was een kantoorgebouw van 9 verdiepingen
met een kelder en palen als fundering. De
hele bestaande constructie is gesloopt, be-
halve de heipalen. Het trekken van de palen
zou leiden tot een ongewenste ontspanning
van de grond, met reductie van het draag-
vermogen van de nieuwe palen tot gevolg.
Bouwput
De eerste stap van de bouw was het maken
van de fundering en de kelder. Om te bou-
wen was een bouwput nodig. De aanwezig-
heid van verschillende obstakels rond en
binnen het perceel heeft daarbij geleid tot
verschillende technische uitdagingen en
beperkingen.
Aan de kant van de Boompjes is een
permanente damwand geplaatst. Deze
wordt tijdens de bouwfase ondersteund
4 Bouwkundig ontwerpproces. Bron: Team V architectuur
5 Doorsnede in twee richtingen, met verspringende volumes in beide richtingen
Voor de
fundering is
uitgegaan van
twee modellen
PROJECTGEGEVENS
poroject
Clubhouse Boompjes
opdrachtgever
Amvest
architect
Team V Architectuur
(visualisatie: Zwartlicht)
constructeur
Van Rossum
Raadgevende Ingenieurs
hoofdaannemer
Cordeel
geotechnisch adviseur
CRUX Engineering
prefab beton
C-Concrete
oplevering
begin 2025
4
5
CEMENT 2 2025 ?9
7
6
6 Doorsnede over onderste lagen
7 Palenplan met twee dilataties tussen de drie delen
door twee rijen groutankers. Deze damwand
maakt deel uit van de hoofddraagconstruc-
tie en fungeert als kelderwand (fig. 6). Voor
de zijde aan de Hertekade is een damwand
geplaatst, met een rij groutankers, die geen
deel zal uitmaken van de hoofddraagcon-
structie. Het trekken hiervan was niet moge-
lijk vanwege de aanwezigheid van de kabels
en leidingen.
Bij het plaatsen van de groutankers is
rekening gehouden met de bestaande palen
onder de kademuur. Op de grens met de
naastgelegen bestaande bebouwing zijn ook
permanente damwanden geplaatst. Fundering
Tijdens de ontwerpfase is een vervormings
analyse van de fundering uitgevoerd. Toren 1
(100 m) heeft meer gewicht dan toren 2 (70 m)
en om die reden zal de fundering onder toren
1 meer vervormen. Om de torens vrij te laten
vervormen zonder elkaar te beïnvloeden, is
besloten twee dilataties te voorzien bij de
fundering en de kelderwanden. Hiermee ont-
staat voldoende vervormingscapaciteit om
optredende ongelijkmatige zettingen tussen
de lage en de hoge toren op de kunnen ne
-
men. Op deze manier wordt de fundering
verdeeld in drie delen: de fundering onder
10?CEMENT?2 2025
toren 1, de fundering onder toren 2 en de fun-
dering van het middengebied (fig. 7).
De twee torens worden ondersteund
door dikke betonplaten van 2,3 m (toren 1)
en 2,0 m (toren 2). Het middelste deel wordt
ondersteund door een balkconstructie. Alle
drie de constructies zijn gefundeerd op in
totaal 420 schroefpalen (TVSi, Terra Ver-
dringend Schroef-injectiepaal). Dit was een
keuze van de aannemer met name in ver-
band met risico's. Het middelste deel wordt
horizontaal gesteund door de funderings-
platen van de twee torens. Op deze manier
worden de horizontale krachten van het
middelste deel overgedragen op de palen
onder de torens.
Een aandachtspunt voor het aanbren-
gen van de palen was de aanwezigheid van
bestaande palen. Deze zijn deels schoor ge-
plaatst en zijn voorzien van een verzwaarde
kolomvoet. Na sloop van de bestaande ge-
bouwen zijn deze posities ingemeten en
meegenomen in het nieuwe palenplan om
conflicten te voorkomen.
Modellering?Voor de modellering van de
fundering is uitgegaan van twee modellen,
waarin de drie delen gezamenlijk zijn opge-
nomen. Het eerste model betreft een 'veer-
model' dat is gebruikt bij de controle van de
horizontale vervormingen ten gevolge van
wind. Het tweede model betreft een 'onder-
grondmodel', waarmee de invloed van de
zettingen op de krachtswerking in het ge-
bouw op de lange termijn is gecontroleerd.
De omhullende, meest ongunstige, optre-
dende krachten van zowel het veermodel'
als het ondergrondmodel zijn beschouwd in
de beoordeling van de sterkte van de con-
structie, inclusief fundering.
Constructieve systemen
De constructie kan worden opgesplitst in
de onderbouw en de bovenbouw. De onder-
bouw bestaat uit twee kelderlagen en de
begane grond. De bovenbouw bestaat uit
twee torens met elk verschillende uitkra-
gende volumes. Beide torens zijn opge-
bouwd uit betonnen vlakke massieve
8 Constructief model met in rood stalen vakwerkliggers en trekkolommen
Het verschil in
de uitkragende
volumes
veroorzaakt
extra belastingen
door excentriciteit
in de toren
8
CEMENT 2 2025 ?11
vloeren, kernen, wanden en kolommen. Ter
plaatse van de uitkragende volumes bevin-
den zich stalen vakwerkliggers en trekko-
lommen (fig. 8).
Onderbouw
Onder beide torens bevindt zich een kelder
die aan de kant van de Boompjes uit twee
lagen bestaat en aan de kant van de Herte-
kade uit een laag. Dit komt door het hoogte-
verschil tussen de twee kanten. De belang-
rijkste functie van de kelder is parkeren.
Onderin de twee torens en het middenge-
bied is een parkeersysteem geplaatst. Het
systeem in de torens (twee lagen) steunt op
de betonplaten, het deel in het middenge-
bied (drie lagen) op de onderste vloer tussen
de funderingsbalken.
De hele onderbouw is gemaakt van in
het werk gestort beton. De eerste elementen
die zijn gebouwd, zijn de kernwanden. Deze
zijn uitgevoerd met behulp van een klimbe-
kisting, terwijl de rest van de ondercon-
structie is gebouwd met behulp van een tra-
ditionele bekisting. De verbinding van de
kernwanden met de rest van de constructie
is gemaakt met Demu-ankers en stekken-
bakken. Er zijn verschillende sterkteklassen
gebruikt bij de onderconstructie. Afhanke-
lijk van het element varieert deze van
C30/37 tot C70/85.
De horizontale grondkrachten vanuit
de Boompjes-zijde moeten worden ingeleid
in de palen. De beganegrondvloer fungeert
hierbij als wandligger en kan de horizontale
grondkrachten met extra trekbanden over-
dragen op de kelderwanden en de palen.
Bovenbouw
De stabiliteit van beide torens, in beide rich-
tingen, is gerealiseerd door in het werk ge-
storte betonwanden en kernen, voor elke
toren een kern. De wanden in de middenas
van de hoge toren zijn vanaf de 20e verdie-
ping uitgevoerd in prefab, in verband met
bouwsnelheid. In de gevels parallel aan de
betonwanden bevinden zich betonnen pe-
nanten. De belastingen uit de vloeren wor-
den via versterkte stroken op de kolommen
overgedragen.
Niet alle wanden lopen helemaal tot
beneden door. De wanden die niet doorlopen,
worden op de lagere verdiepingen onder-
steund door betonnen kolommen. Dit is
nodig om meer flexibiliteit te creëren in de
kelder en de begane grond. De resterende
wanden in deze lagen kunnen de horizonta-
le krachten opvangen.
Ook in de bovenbouw zijn verschillen-
de betonsterkteklassen toegepast, variërend
van C30/37 tot C55/67.
Verspringende volumes?Het belangrijkste
kenmerk van de bovenbouw zijn de ver-
springende volumes over de hoogte van bei-
de torens (fig. 5). Deze volumes kragen uit in
9 Stabiliteitswanden en -kernen in beide torens
9
12?CEMENT?2 2025
loodrechte richting van de Boompjes en de
Hertekade. In de richting van de Hertekade
kragen de volumes verder uit dan in de an-
dere richting. Dit verschil veroorzaakt ex-
centriciteit in de toren en extra krachten in
de funderingen en constructie. De palen, de
funderingsplaat en de betonwanden zijn zo
ontworpen dat ze deze extra krachten kun-
nen opvangen en de torens voldoende stabi-
liteit kunnen geven.
Parralel aan de Boompjes en de Her-
tekade nemen de volumes in lengte af over
de hoogte.
Uitkragingen?De visie van de architect was
om open gevels te creëren. Om die reden
zijn er twee systemen gebruikt voor de uit-
kragingen. Eén aan de gevels en één op de
middenas.
In de gevel is bij elke uitkraging een
constructie van stalen spanten ontworpen
die zich uitstrekt over twee verdiepingen. Op
deze manier blijft de gevel transparant. De
uitkragende volumes hangen aan die stalen
spanten door middel van hangkolommen.
Tijdens de bouwfase van elk uitkragend
volume moesten eerst de volledige stalen
spanten worden gebouwd en daarna de be-
tonnen vloeren. De stalen spanten moesten
tijdelijk worden ondersteund tijdens de
bouw.
De uitkragingen op de middenas zijn
gerealiseerd met behulp van in het werk
gestort betonnen wanden.
Terugspringende gevels?De volumes die in
lengte afnemen over de hoogte worden ook
gerealiseerd met twee systemen. De middel-
ste gevelkolommen worden door een dikke-
re betonnen vloer opgevangen. De buitenste
gevelkolommen worden opgevangen door
stalen balken in de betonnen vloeren, die
over twee verdiepingen zijn geplaatst met
een stalen kolom ertussen.
Balkons
Elk appartement heeft zijn eigen balkon. Het
bijzondere aan het ontwerp van die balkons
is dat ze niet op elke verdieping op dezelfde
positie zijn geplaatst (foto 10). Dit ontwerp-
kenmerk leidde tot een aantal beperkingen
tijdens de bouw, vooral met betrekking tot
de ondersteuning van de balkons tijdens
plaatsing. Het was noodzakelijk om een type
balkon te kiezen dat zonder ondersteuning
van onderaf kon worden geplaatst. Daarom
is gekozen voor een dunne betonnen plaat
om het gewicht van het balkon te verminde-
ren. Deze plaat is geplaatst en bevestigd op
twee stalen liggers, die zijn gekoppeld met
stalen hoeklijnen op de betonvloeren.
Bijzondere toevoeging aan de
skyline van Rotterdam
Clubhouse Boompjes is een gebouw met
verschillende beperkingen met betrekking
tot de locatie en het architectonisch ont-
werp. Een gebouw met extra bouwkundige
en constructieve uitdagingen, maar vooral
een bijzondere toevoeging aan de skyline
van Rotterdam. Door een nauwe samen-
werking met de architect, ontwikkelaar en
aannemer was het mogelijk om dit gebouw
te realiseren. De bouw is gestart in april
2021 en is in het tweede kwartaal van 2025
gereed.?
In de gevel is bij
elk uitkragend
volume een
constructie van
stalen spanten
ontworpen
10 De balkons zijn niet op elke verdieping op dezelfde positie geplaatst, maar verspringen
10
CEMENT 2 2025 ?13
Hergebruik
liggers in A76
Onderzoek naar capaciteit HNP-liggers
voor circulair viaduct (1)
1 Testopstelling met op de achtergrond de opgeslagen liggers
1
14?CEMENT?2 2025
Het nieuwe viaduct over de A76 bij de Daelderweg in Nuth is ontworpen met bestaande
liggers uit het Keizer Karelviaduct in de A9. Om dit hergebruik mogelijk te maken, wordt
onderzoek gedaan naar de capaciteit van deze HNP-liggers, waarbij enkele liggers tot aan
bezwijken zijn beproefd. Hierbij is een protocol ontwikkeld voor het testen van de
dwarskrachtcapaciteit, dat hergebruik in de toekomst eenvoudiger moet maken.
De bestaande twee viaducten bij
de ongelijkvloerse kruising Dael-
derweg moeten worden vervangen.
De viaducten, een uit 1938 en een uit 2004, vol-
doen niet langer aan de hedendaagse eisen.
Uit een haalbaarheidsonderzoek, uitge-
voerd door het consortium Closing the Loop,
is gebleken dat hergebruik van onderdelen
van beide viaducten een economisch en eco
-
logisch verantwoorde keuze is [1]. Onderdeel
van dat haalbaarheidsonderzoek was een
uitgebreid onderzoek naar de materialen en
onderdelen van de bestaande viaducten. Dit
onderzoek heeft aangetoond dat de meeste
elementen nog een restlevensduur van min
-
stens 100 jaar hebben. Veel van deze materia-
len kunnen daarom worden hergebruikt
voor de ontwikkeling van één nieuw, groter,
circulair viaduct op dezelfde locatie.
Bij het ontwerp van het nieuwe circu-
laire viaduct wordt rekening gehouden met
de toekomstige uitbreiding van de A76, een
ontwerplevensduur van 100 jaar en de ver-
eisten conform gevolgklasse CC3 (fig. 2). Voor
het ontwerp wordt ernaar gestreefd zoveel
mogelijk van de bestaande onderbouw van
beide viaducten te hergebruiken, waarbij
bijvoorbeeld onderzocht wordt of de midden-
steunpunten van het viaduct uit 1938 en uit
2004 kunnen worden samengevoegd tot één
nieuw steunpunt.
Voor de bovenbouw geldt dat het dek
van het viaduct uit 1938 het einde van zijn
levensduur nadert en zodoende zal komen
te vervallen. Het dek van het viaduct uit
2004 bestaat uit kokerliggers die nog wel
herbruikbaar zijn voor het nieuwe dek,
maar hiervan zijn er onvoldoende voorhan-
den om een volledig nieuw dek te realiseren.
Om toch een nieuw dek met hergebruikte
liggers te kunnen realiseren, wordt gebruik
gemaakt van geoogste liggers uit het Keizer
Karelviaduct (HNP-liggers van Spanbeton)
in de A9.
Er is gekeken naar een optimale ver-
deling van de twee typen liggers in het brug-
dek. De HNP-liggers worden toegepast onder
de rijbaan en de kokerliggers ter plaatse van
de fietspaden (fig. 3).
Onderzoek (her)bruikbaarheid
HNP-liggers
Om het hergebruik van de liggers in het
nieuwe Keizer Karelviaduct mogelijk te
maken, wordt er binnen het project A76
Daelderweg onderzoek gedaan naar de
rekenwaarde van de capaciteit van deze
liggers. Een bijzonder aspect van dit project
is de ontwikkeling van een testprotocol
waarmee de dwarskrachtcapaciteit van de
liggers in het veld kan worden getest.
De liggers uit het Keizer Karelviaduct
zijn HNP-liggers met een hoogte van 750 mm,
een breedte van 980 mm, een lengte van on-
geveer 23 m, en een druklaag met een dikte
tussen 180 en 220 mm. Voor het nieuwe
IR. MAIKEL VAN
DOOREN
Projectleider Onderzoek
Nebest
ING. FRANK
SENGERS
Projectleider Ontwerp
Antea Group
ING. REMCO VAN
OSCH
Betononderhouds
kundige
Nebest
auteurs
CEMENT 2 2025 ?15
As Daelderweg
Langsvoeg
Druklaag
Kans: hergebruik bestaande
leuning
Afscherming t.b.v.
overklimbaarheid leuning
Afscherming t.b.v.
overklimbaarheid leuning
Kans: hergebruik bestaande
leuning
Stalen barrier
demontabel
Stalen barrier
demontabel
370 2500 400 650 150 2750 150 800 150 2750 150 650 400 2500 370
20
980
20
980
20
980
Ligger A76Ligger A9 onbewerkt
Noodzaak druklaag kokerliggers
volgt uit berekening
14740
7370 7370
2.5%2.5%
2 Impressie viaduct A76 Daelderweg
3 Doorsnede viaduct A76 Daelderweg, met aan de buitenzijde bestaande kokerliggers uit het viaduct ter plaatse en
in het midden de HNP-liggers uit het Keizer Karelviaduct (A9)
2
viaduct worden de liggers ingekort tot onge-
veer 20 m. Opvallend aan deze HNP-liggers
is dat dit type ligger bijna geen beugelwape-
ning bevat. De sterkte van de liggers lijkt
daardoor voornamelijk afhankelijk van de
aanwezige voorspanning en de kwaliteit van
het beton.
In het kader van de haalbaarheidsstu-
die heeft Nebest binnen het SBIR-traject al
materiaalonderzoek uitgevoerd naar deze
liggers. Dit onderzoek heeft aangetoond dat
3
er vrijwel geen chloride-indringing is en
dat de carbonatatie minimaal is. Volgens
CROW-CUR Aanbeveling 121, die de onder-
grens van de verwachte restlevensduur van
bestaande gewapende betonconstructies
vastlegt, is de resterende levensduur van de
liggers voldoende om aan de eisen van het
nieuwe viaduct A76 Daelderweg te voldoen.
In november/december 2024 zijn zes
liggers beproefd tot het punt van bezwijken
om de dwarskrachtcapaciteit te onderzoe-
PROJECTGEGEVENS
project
A76 Daelderweg
opdrachtgever
Rijkswaterstaat PPO
hoofdaannemer
Strukton Wegen & Beton
ontwerper
Antea Group
onderzoekspartij
Nebest (en TU Delft)
16?CEMENT?2 2025
250
700
Verloop voorspanning
Zaagsnede
Einde brugdek
5.00°
Appelboren vanaf bovenzijde
750
(2500 - 5000)
Boorgat t.b.v.
hijsen liggers
1160
Boorgat t.b.v.
hijsen liggers
1150
Eindbalk
500250
22550
22100
180
1000 1000 1000500
Druklaag
Zaagsnede
langsrichting
Verloren
bekisting
ken. Hierop wordt in een volgend artikel
nader ingegaan. De resultaten van de onder-
zoeken naar de dwarskrachtcapaciteit zijn
cruciaal voor de verdere ontwikkeling van
het project. Als de liggers voldoende sterk
blijken, zullen ze worden hergebruikt in het
nieuwe viaduct over de A76. Mocht uit de
tests blijken dat de liggers onvoldoende
sterk zijn, is er de mogelijkheid om ze te ver-
smallen, zodat er meer liggers in het ont-
werp kunnen worden toegepast. In dat geval
zal na het verkrijgen van de testresultaten
nader onderzoek plaatsvinden.
Wat vooraf ging: oogsten van de
liggers
Binnen het haalbaarheidsonderzoek is een
oogstplan opgesteld om de liggers van de
A9 gecontroleerd en efficiënt uit het viaduct
te verwijderen. Het oogsten omvatte drie
hoofdfasen: het losmaken, uithijsen en
transporteren van de liggers naar een tijde-
lijke opslagplaats. Elke fase bracht specifie-
ke uitdagingen met zich mee.
Losmaken?Een uitdaging was het strate-
gisch loszagen van de ligger. Het voormalige
Keizer Karelviaduct bestond uit drie over-
spanningen met een doorlopende druklaag.
Nadat het asfalt was verwijderd, werd de
druklaag eenvoudig in stroken gezaagd,
passend bij de breedte van de liggers (fig. 4).
Bij het landhoofd lagen de liggers op rubbe-
ren oplegblokken, terwijl ze bij het tussen-
steunpunt monoliet verbonden waren aan
een onderslagbalk van een Preflex-ligger.
Het loszagen boven het steunpunt was
daarom onlogisch, en er werd gekozen om
dit 700 mm vanaf het steunpunt te doen
(fig. 5). Om deze zaagsnede mogelijk te
maken, was een tijdelijke ondersteunings-
constructie noodzakelijk (foto 6).
Bij de opleggingen waren de liggers
verbonden met een dwarsbalk. Ter hoogte
van het tussensteunpunt was dit geen pro-
bleem, aangezien de liggers daar 700 mm
vanaf het steunpunt werden gezaagd, buiten
de dwarsbalk. Bij het landhoofd moest de
dwarsbalk echter losgemaakt worden
De HNP-liggers
hebben een
verwachte
restlevensduur
van minstens
100 jaar, wat
hergebruik
mogelijk maakt
TERUGBLIK OP HET SBIR-TRAJECT
CLOSING THE LOOP
Het circulaire ontwerp voor het viaduct
A76 Daelderweg ontstond deels uit een
eerdere samenwerking Closing the Loop
binnen het SBIR-traject Circulaire Via-
ducten van Rijkswaterstaat. Dit consor-
tium van Antea Group, GBN, Nebest en
Strukton richtte zich op het hergebruik
van bestaande materialen in infrastruc-
tuurprojecten, met als doel de ecologi-
sche voetafdruk van de bouwsector te
verkleinen. Hoewel het A76-project niet
langer officieel onderdeel is van dit con-
sortium, bouwt het voort op de inzichten
en methoden die tijdens dit traject zijn
ontwikkeld.
Een van de belangrijkste inzichten uit
Closing the Loop was dat bestaande
infrastructuurmaterialen nog veel poten-
tie hebben, mits ze zorgvuldig worden
onderzocht en getest op bruikbaarheid.
Deze aanpak vormt de basis voor het
A76-project, waarbij de liggers van het
Keizer Karelviaduct een centrale rol
spelen.
4
5
4 Loszagen druklaag
5 Oplegging tussensteunpunt op Preflex-balk; zaagsnede op 700 mm uit hart steunpunt
CEMENT 2 2025 ?17
250
700
Verloop voorspanning
Zaagsnede
Einde brugdek
5.00°
Appelboren vanaf bovenzijde
750
(2500 - 5000)
Boorgat t.b.v.
hijsen liggers
1160
Boorgat t.b.v.
hijsen liggers
1150
Eindbalk
500250
22550
22100
7
6
De volledig
voorgespannen
HNP-liggers
bevatten geen
beugelwapening,
waardoor ze
niet passen
binnen de
huidige detail-
leringseisen van
de Eurocode
6 Tijdelijke ondersteuningsconstructie
7 Appelboren ter plaatse van dwarsbalk landhoofd
van de liggers. Dit gebeurde met behulp van
'appelboren', waarbij overlappende diamant-
boringen werden uitgevoerd (fig. 7 en foto 8).
Uithijsen?Nieuwe liggers worden doorgaans
geleverd met hijsvoorzieningen. Die ontbre-
ken bij bestaande liggers. In samenwerking
met Sarens werd besloten de liggers te hij-
sen met een kettingstrop (foto 9). Hiervoor
zijn kernboringen gemaakt vanaf de boven-
zijde van de ligger door de druklaag en
onderflens, zodat de strop kon worden aan-
gebracht (fig. 5 en 7).
Innamecontrole?Tijdens het uithijsen voer-
de Nebest een innamecontrole uit, met een
visuele inspectie om gebreken vast te stellen
die hergebruik zouden belemmeren. De lig-
gers werden genummerd en hun oorspron-
kelijke oriëntatie (noord/zuid) vastgelegd.
Na goedkeuring werden de liggers naar de
tijdelijke opslaglocatie vervoerd.
18?CEMENT?2 2025
Enkele liggers vertoonden schade, zoals
scheuren in de onderflens (foto 10). Deze
schade is waarschijnlijk ontstaan door onge-
lijkmatige zetting van de tijdelijke onder-
steuningsconstructie (foto 11), in combinatie
met uitvulling aan de rand van de onderflens
(foto 12).
Testen van de liggers
De huidige regelgeving is in het algemeen
geschreven met uitgangspunten voor het
gebruik van nieuwe in plaats van circulaire
materialen, grondstoffen en producten.
Door het ontbreken van beugelwapening
voldoen deze liggers niet aan de huidige
Eurocode-eisen voor dwarswapening, en is
de berekende dwarskrachtweerstand volgens
de normen ontoereikend. Om de werkelijke
dwarskrachtweerstand te bepalen, is een
testprotocol ontwikkeld voor het uitvoeren
van bezwijkproeven. Dit protocol is opgesteld
als onderdeel van de EngD-studie van
TOEKOMSTIGE CIRCULAIRE
INITIATIEVEN
De kennis die tijdens de bezwijk-
testen is opgedaan, is niet alleen
waardevol voor dit specifieke pro-
ject, maar ook voor toekomstige
circulaire initiatieven. De belasting
tot bezwijken biedt belangrijke
inzichten in de dwarskrachtweer-
stand van bestaande liggers en
hun toepasbaarheid in nieuwe
constructies. Bovendien levert het
onderzoek kennis op die kan wor-
den gebruikt bij het ontwikkelen
van een protocol voor proefbelas-
tingen, waarbij liggers niet tot
bezwijken worden belast. Dit stelt
opdrachtgevers in staat om
betonliggers optimaal te herge-
bruiken, zonder dat enkele liggers
moeten worden afgeschreven om
hun sterkte aan te tonen.
De ervaringen uit dit project kun-
nen dienen als blauwdruk voor
hergebruikinitiatieven binnen de
infrastructuursector, zowel natio-
naal als internationaal. Rijkswater-
staat en andere betrokken partijen
streven ernaar met dergelijke pro-
jecten bij te dragen aan de ver-
duurzaming van de Nederlandse
infrastructuur.
8
9
8 Appelboren ter plaatse van dwarsbalk landhoofd
9 Ligger plaatsen op transport
CEMENT 2 2025 ?19
Het project richt
zich op de
ontwikkeling
van een test-
protocol voor
het beproeven
van de dwars-
krachtcapaciteit
11
12
10
10 Gescheurde onderflens
11 Uitvulling onder onderflens oorzaak van scheurvorming
12 Zetting na het aanbrengen van zaagsnede
20?CEMENT?2 2025
José Parades Pineda aan de TU Delft, in
samenwerking met Nebest. De publicatie
van deze studie wordt in mei 2025 verwacht.
Selectie en specificatie van proefstukken?
Bij het verzamelen van de liggers bleken
zeven liggers schade te hebben aan de
onderflens. Bij zes liggers was de schade
beperkt tot maximaal 5 m aan één zijde,
waardoor deze geschikt waren voor bezwijk-
proeven op dwarskracht aan de andere
zijde. Eén ligger had echter zodanig ernstige
schade dat deze ongeschikt was voor dwars-
krachtcapaciteitstesten; deze is ingezet voor
zaag- en slooptesten, waaronder het inkor-
ten en verwijderen van de druklaag.
De liggers zijn getest op een ingekorte
lengte van circa 20 m en met de oorspron-
kelijke gewapend betonnen druklaag intact.
Testen inclusief originele druklaag?De lig-
gers zijn getest met de originele druklaag
intact. Het verwijderen van de druklaag op
de HNP-ligger zou een afwijkend intern
krachtsverloop veroorzaken en maakt de
testresultaten niet representatief voor de
toekomstige situatie. Daarnaast zou het
verwijderen van de druklaag zorgen voor
praktische problemen, zoals blootliggende
haarspelden (verbindingswapening) en een
kleiner oppervlak voor de testbelasting.
Wijze van beproeven?Voor het in het werk
beproeven van de capaciteit van een ligger
zijn er twee proefmethoden: de gebruiks-
proef en de bezwijkproef. Bij een gebruiks-
proef wordt de ligger belast tot het niveau
waarop nog geen onherstelbare schade op
-
treedt. Bij de bezwijkproef wordt de ligger tot
bezwijken belast en is deze daarna niet meer
bruikbaar. Aangezien er toch al beschadigde
liggers beschikbaar waren, die niet kunnen
worden hergebruikt voor dit project, zijn
daarmee bezwijkproeven uitgevoerd.
Het doel van de bezwijkproeven was
om vast te stellen wat de maximale draag-
kracht van de liggers is en welk faalmecha-
nisme daarbij optreedt.
Deze informatie wordt vervolgens
gebruikt voor het ontwerp van het circulaire
viaduct A76 Daelderweg. Daarnaast leveren
de resultaten waardevolle inzichten op over
dit type liggers en hun faalmechanismen,
wat ook van belang is voor toekomstige
projecten.
Op basis van de resultaten van deze
tests worden criteria opgesteld, zodat herge-
bruik van dit type liggers in de toekomst
mogelijk is zonder dat telkens bezwijkproe-
ven nodig zijn. Zo kunnen in de toekomstige
projecten gebruiksproeven worden uitge-
voerd in plaats van bezwijkproeven.
Testframe?Om de dwarskrachtcapaciteit
van de bestaande liggers te beproeven, is
een zelf balancerend, demontabel testframe
ontworpen met modulaire staalelementen.
Dit testframe is geschikt voor een maximale
vijzelkracht van 3000 kN en een overspan-
ning tot 17 m (fig. 13). De betonliggers die zijn
getest, zijn 20 m lang en met een overstek
van circa 3 m geplaatst. Het frame bestond
uit een staalconstructie met vier langslig-
gers op een ondersteuningsconstructie van
AZOBE-schotten en supports. Dwarsliggers
zijn op de langsliggers geplaatst bij de beton-
balksupports, met een hart-op-hartafstand
van 17 m. De betonligger is, met een staal-
plaat en rol als oplegging, op deze dwarslig-
gers gelegd.
13
13 Zijaanzicht testframe CEMENT 2 2025 ?21
Voor het aanbrengen van de testkrachten
is een vijzelframe ontworpen, bestaande uit
een dwarsligger onder de langsliggers en één
boven de betonligger. De koppeling tussen
de dwarsliggers gebeurde via een grommer
(eindloze staalkabelstrop), en de onderste
dwarsligger was voorzien van vier vijzels die
het vijzelframe tegen de langsliggers span-
nen. De belasting werd via de bovenste
dwarsligger met een loadcell en spreidings-
plaat overgebracht op de betonligger (fig. 14).
Testprotocol?Voorafgaand aan het opstellen
van het testprotocol, is een studie uitgevoerd
met analytische en niet-lineaire FEM-bere-
keningen (NLFEA) om de verwachte draag-
capaciteit van de liggers te voorspellen.
Omdat mag worden aangenomen dat de
dwarskrachtweerstand afneemt met toe-
name van de dwarskrachtslankheid a (de
afstand tussen hart van de puntlast en hart
van de oplegging), is vooraf onderzoek ge-
daan naar de maatgevende locatie van de
puntlast (maximale V
Ed
/V
Rd
). Daarbij was de
randvoorwaarde dat (nog net) geen bezwij-
ken op moment optreedt.
Volgens de analytische berekeningen
en de NLFEA-analyse, bezwijken de liggers
op afschuiftrekbreuk bij belasting vanaf een
a/d-verhouding tussen 1 en 3,5, terwijl af-
schuifbuigbreuk optreedt bij een a/d-ver -
houding vanaf 3,5. Buigbreuk ontstaat vanaf
een a/d-verhouding van 6. De capaciteit voor
zowel afschuiftrekbreuk als buigbreuk is
goed gedocumenteerd in de literatuur [2].
De capaciteit voor afschuifbuigbreuk blijft
echter een kritische onbekende factor.
Een vergelijking van de met de NLFEA
bepaalde draagcapaciteit met de berekende
dwarskrachten uit het ontwerp laat zien dat
de kritieke testpositie (maximale V
Ed
/V
Rd
) een
a/d-verhouding van 5 heeft, gelegen op circa
4,15 m vanaf de oplegging. Om representatie
-
ve resultaten te waarborgen, moet op deze
positie afschuifbuigbreuk optreden, wat ook
uit de analyse blijkt. De eerste drie testen zijn
daarom op deze positie uitgevoerd, omdat
deze bepalend zullen zijn voor het vaststellen
van de dwarskrachtcapaciteit van de ligger.
Indien de eerste test geen afschuifbuigbreuk
zou vertonen, zou de testpositie moeten wor
-
den herzien en eventueel naar een lagere
a/d-verhouding worden verschoven.
Indien drie opeenvolgende testen suc-
cesvol afschuifbuigbreuk aantoonden en
hiermee de vereiste rekenwaarde van de
capaciteit kon worden aangetoond, zouden
de resterende testen (tot alle zes liggers zijn
getest) stapsgewijs kunnen worden ver-
plaatst naar een a/d-verhouding van 3,5
14 Dwarsdoorsnede testframe
MEETAPPARATUUR
Bij de uitvoering van de testen werd
gebruik gemaakt van diverse soor-
ten meetapparatuur:
? Loadcell
Hiermee werd de aangebrachte test-
kracht gemeten en geregistreerd.
? Lineair Variabele Differentiaal
Transformatoren (LVDT's)
Deze apparaten registreerden de
verplaatsingen van de ligger. De
LVDT's werden (verticaal) geplaatst
aan beide uiteinden van de
onderflens, ter hoogte van de sup-
ports, en onder de positie waar de
kracht werd aangebracht. Aanvul-
lend werd er één LVDT horizontaal
geplaatst aan het uiteinde van de
ligger.
? Digital Image Correlation (DIC)
Voor de analyse van het bezwijkge-
drag van de proefstukken werd Digi-
tal Image Correlation (DIC) gebruikt.
Deze geavanceerde optische meet-
methode meet nauwkeurig de ver-
plaatsingen op het oppervlak van
het proefstuk.
? Akoestische Emissie-metingen (AE)
Om vroegtijdig scheurvorming en
interne schade te monitoren, werden
Akoestische Emissie-
metingen (AE) gebruikt. Deze tech-
niek detecteert ultrasone geluidsgol-
ven die ontstaan door veranderingen
in het materiaal, zoals scheurvor-
ming en delaminatie. Door interne
defecten vroegtijdig te identificeren,
kunnen stopcriteria voor proefbelas-
tingen worden ontwikkeld.
14
22?CEMENT?2 2025
(ongeveer 2,9 m vanaf de oplegging). Hiermee
kan het verloop van de dwarskrachtweer-
stand worden onderzocht en analytische en
numerieke modellen worden gevalideerd.
De verwachte bezwijkbelasting voor de
a/d-verhoudingen van 3,5 tot 5 bevindt zich
volgens de niet-lineaire FEM-analyse rond
een kracht van ongeveer 900 kN tot 1000 kN.
De testen volgden een stapsgewijze
belastingtoename van circa 3-5 kN/s, waar-
bij de belasting telkens enkele minuten con-
stant werd gehouden voor meetcontrole. Bij
belangrijke belastingniveaus (SLS, ULS en
maximale capaciteit) werden langduriger
metingen uitgevoerd. Na elk belangrijk be-
lastingniveau werd de belasting tijdelijk
teruggebracht en vervolgens opnieuw ver-
hoogd totdat bezwijken optrad.
Te behalen testresultaten?Door het uitvoe-
ren van de bezwijkproeven waren er diverse
resultaten die moesten worden behaald:
Bepaling werkvoorspankracht
De 'scheurkracht' werd vastgesteld door de
vijzelkracht te meten bij het optreden van de
eerste buigscheur (scheurmoment). Vervol
-
gens kon de voorspankracht rekentechnisch
worden bepaald. Op basis van deze informa
-
tie konden de ontwerpuitgangspunten voor
de voorspankracht worden geverifieerd.
Bepaling maximale draagcapaciteit op
dwarskracht
De maximale draagcapaciteit werd vastge-
steld door per ligger de vijzelkracht te meten
waarbij de liggers bezwijken tijdens de proe-
ven. Op deze resultaten kon de rekenwaarde
van de dwarskrachtcapaciteit voor het ont-
werp worden gebaseerd.
Vaststellen faalmechanisme
Tijdens de proeven werd het proefstuk tot
falen belast, waarbij de focus lag op het op-
treden van afschuifbuigbreuk.
Uitvoering bezwijkproeven?De liggers zijn
opgeslagen op een terrein in Brunssum,
dicht bij het nieuw te bouwen viaduct over
de A76 (zie foto 15). In november/december
2024 zijn op dit terrein ook de proeven
uitgevoerd.
Interpretatie
Om de resultaten van de testen om te
zetten naar de rekenwaarde voor de dwars-
krachtweerstand in het ontwerp, wordt ge-
bruik gemaakt van Bijlage D van Eurocode
0, 'Design assisted by testing'. In een vol-
gend artikel worden de resultaten van de
proeven gepresenteerd. Hierin zal ook
nader worden ingegaan op de genoemde
methode uit Eurocode 0.
15
LITERATUUR
1?Berg, W. van den, Sengers, F., Rossum,
A. van, Circulair tenzij, Cement 2022/8.
2?Roosen, M.A., Shear resistance of
prestressed girders in regions without
flexural cracks. Proefschrift, Technische
Universiteit Delft, 2021.
VIDEO
Een video van de bezwijk
proeven staat bij dit artikel
op www.cementonline.nl.
15 Testopstelling voor uitvoeren van de bezwijkproef CEMENT 2 2025 ?23
de jonge constructeur 24?CEMENT?2 2025Deze rubriek is tot
stand gekomen in
samenwerking met
YouCon, de
vereniging van en
voor jonge
constructeurs.
Roosenboom, Roosendaal
Architecten- en ingenieursadvies-
bureau Sweco heeft recentelijk
het definitief ontwerp voor het
project Roosenboom afgerond,
gelegen op de locatie van het
voormalige V&D-winkelpand in
het centrum van Roosendaal.
Dit project bestaat uit een nieuw
woongebouw, aangevuld met
een beperkt commercieel pro-
gramma. Het nieuw te realiseren
gebouw omvat de constructie
van vijf afzonderlijke bouwblok-
ken, die elk in hoogte variëren.
Om de milieu-impact van de
constructie zoveel mogelijk te
reduceren, is in het ontwerp een
combinatie van hout en beton
toegepast.
Tussen de bouwblokken zijn
dilataties ontworpen die al dan
niet zijn doorgezet naar de fun-
dering. Dit resulteert in overgan-
gen tussen de bouwblokken, die
zorgvuldig gecoördineerd moe-
ten worden. Voor elk blok is een
eigen stabiliteitssysteem ont-
worpen, waarbij voornamelijk
beton is ingezet om de stabiliteit
te waarborgen.
In dit project was ik tot nu
toe verantwoordelijk voor het
betonnen vierlaagse blok op de
kop van het ontwikkelings-
gebied. De geometrie van dat
blok is afgestemd op de kleine
afmetingen van het ontwikkel-
plot, hetgeen resulteert in een
slanke constructie. De wand-
structuur van het blok verzorgt
de stabiliteit in twee richtingen.
Door de vorm van het blok en
het feit dat de stabiliteitswand
in lengterichting van het gebouw
niet in het hart is gepositioneerd,
ontstaat er excentriciteit. De
stabiliteitswanden in de andere
richting zijn verantwoordelijk
"Als jonge constructeur
heb ik de neiging om snel
naar een te gedetailleerd
ontwerp te streven"
In deze rubriek maken we kennis met Menno Weijer.
Hij deelt zijn ervaringen in het constructeursvak en
vertelt over zijn rol in een van zijn eerste projecten,
Roosenboom in Roosendaal.
voor het afdragen van de krach-
ten die voortvloeien uit deze
excentriciteit.
Om uitzicht op het cen-
trum te bieden, wordt aan het
uiteinde van het blok een beton-
nen portaal gerealiseerd, in
plaats van een wandenstructuur.
Het aankomende vloerveld op
dit portaal heeft een aanzienlij-
ke overspanning tot de dichtst-
bijzijnde stabiliteitswand. Een
belangrijke uitdaging binnen dit
project was te waarborgen dat
de windkrachten niet zouden
leiden tot teveel horizontale
verplaatsing van dit portaal en
daarmee het bouwblok, vooral
gezien de slanke constructie.
Door het portaal mee te laten
werken in de stabiliteit via mo-
mentvaste verbindingen, kon de
horizontale verplaatsing worden
beperkt.
DO vierlaags bouwblok
Dit project markeert mijn eerste
ervaring met het ontwerpen
van een geheel bouwblok,
PROJECTGEGEVENS
project
Roosenboom,
Roosendaal
opdrachtgever
Achmea Real Estate
architect
Common Affairs
adviseur constructies,
brandveiligheid en
akoestiek
Sweco Nederland
ontwikkelend aannemer
Van Omme & De Groot
Projectontwikkelaars en
Bouwers
installatie adviseur
KVMC
IR. MENNO
WEIJER
leeftijd
26 jaar
opleiding
Civiele Techniek,
TU Delft
afstudeerproject
Herbeoordeling
bestaande
CC2-gebouwen
werkgever
Sweco Nederland
functie
constructeur
werkzaam sinds
2024
baan gekregen door
sollicitatie
belangrijk in
ontwikkeling
samenwerking met
collega's
eerste project
Herbeoordeling
perronkappen
bestaande stations
rol bij eerste project
constructeur
Mijn project
de jonge constructeur CEMENT 2 2025 ?25
Mijn mening
3D-model van project Roosenboom, bestaande vijf bouwblokken
waarbij ik verantwoordelijk was
voor het volledige constructieve
ontwerp in de fase van definitief
ontwerp. Het werk omvatte het
opstellen van uitgangspunten
waarmee de gewichts-, stabili-
teits- en dimensioneringsbere-
keningen voor het betonnen
vierlaagse blok zijn uitgewerkt.
Mijn rol
Dit project heeft me inzicht ge-
geven in wat een definitief ont-
werp van een bouwblok inhoudt,
inclusief het vereiste uitwerking-
sniveau. Als jonge constructeur
merk ik dat ik de neiging heb
om snel naar een gedetailleerd
ontwerp te streven, terwijl dat in
deze fase van het proces nog
niet wordt gevraagd. In een ont-
werpproces is het belangrijk om
van grof naar fijn te werken; dit
geldt ook voor de berekeningen.
In de volgende projectfase
zal ik ook betrokken zijn bij de
uitwerking van de overige blok-
ken, waaronder de houtcon-
structie. Zo leer ik verschillende
materialen kennen en hoe zij het
best tot hun recht komen.
Voldoet het constructeurs-
vak aan je verwachtingen?
Gedurende mijn studie heb ik bij
verschillende ingenieursbureaus
gewerkt. Daardoor had ik na
mijn afstuderen al een redelijk
goede indruk van de praktijk.
Tijdens je studie krijg je eigenlijk
nog onvoldoende duidelijk beeld
van wat het constructeursvak
nou echt inhoudt. Een (verplich-
te) stageperiode tijdens de oplei-
ding zou goed kunnen bijdragen
aan die beeldvorming.
Hoe kunnen we het vak nog
interessanter maken voor
starters?
Voor starters is het na hun studie
belangrijk een gevoel te krijgen
bij het constructeursvak. Het
zien van gerealiseerde construc-
ties tijdens projectbezoeken en
inspecties kan daarbij erg helpen.
Daarnaast is het van be-
lang jonge constructeurs vol-
doende ruimte te geven om hun
interesses en talenten te ontwik-
kelen. Tegenwoordig zijn er tal
van verschillende specialismen
binnen het vak, bijvoorbeeld een
specifiek materiaal, parametrise-
ring of AI, bestaande bouw of
nieuwbouw. Vaak hebben stu-
denten al een bepaalde interes-
se of voorkeur ontwikkeld voor-
dat ze de arbeidsmarkt betreden.
Een werkgever doet er goed
aan een jonge constructeur de
mogelijkheid te bieden om zich
hierin verder te ontplooien.
Tot slot is variantie in
projecten belangrijk; om de
werkzaamheden afwisselend
en dynamisch te houden, ervan
te leren en het werk interessant
te houden.
Hoe ontwikkel jij je in je
vak?
Uit mijn ervaringen tijdens eer-
dere banen heb ik geleerd dat ik
naast nieuwbouw ook bestaan-
de bouw- en verbouwprojecten
heel interessant vind. De uitda-
ging om via inspecties en
archiefonderzoek alle benodig-
de informatie boven water te
halen en deze te vertalen naar
een oplossing voor een con-
structief probleem of ontwerp, is
een erg leuk en leerzaam proces.
Bij Sweco krijg ik de kans om
aan diverse projecten te werken,
nieuwbouw én bestaande bouw,
en met veel verschillende colle-
ga's. Zo kom ik in aanraking met
alle soorten materialen, project-
fasen, typen constructies en
werkstijlen.
Daarnaast neem ik deel
aan het interne opleidingstraject
voor starters binnen Sweco. Dit
traject richt zich niet alleen op
de ontwikkeling in je vak, maar
ook op persoonlijke groei. De
cursus maakt je bewuster van
wie je bent en biedt inzichten
voor verdere ontwikkeling.
Verder blijf ik op de hoogte van
de ontwikkelingen in de markt
door regelmatig vakbladen te
raadplegen en relevante artike-
len te lezen.
1 De bogen zijn ontworpen als een minimalistische, monoliete structuur waarbij alle componenten een naadloze
constructie vormen. Foto: ir. Stefano Graziani
BRUG TUSSEN
TRADITIE EN
VERNIEUWING
Nieuwe Aarebrug, Aarau, Zwitserland
26?CEMENT?2 2025beton in beeld
door ir. Kirsten Hannema
MODERNE BOGENBRUG
De Nieuwe Aarebrug is een duur-
zaam ontworpen bogenconstructie
van in het werk gestort beton. De
brug ? 119 m lang, 17,5 m breed ?
omvat twee rijbanen en voet- en
fietspaden aan beide kanten. De vijf
overspanningen, verschillend van
lengte, met 44 m als hoofdoverspan-
ning, rusten deels op de twee pijlers
van de oude brug. De bogen zijn
ontworpen als een minimalistische,
monoliete structuur waarbij alle
componenten ? fundering, pijlers,
keermuren, bogen, wegdek, balus-
trades ? een naadloze constructie
vormen. De gebogen vormen keren
terug in de elliptische uitsparingen
die in de betonmassa van de brug-
pijlers zijn gemaakt.
CEMENT 2 2025 ?27beton in beeld
2 Er is alleen beton toegepast waar dat echt nodig is. Foto: ir. Stefano Graziani
PROJECTGEGEVENS
project
Nieuwe Aarebrug,
Aarau, Zwitserland
ontwerp
2010 ? 2019
uitvoering
2019 ? 2023
opdrachtgever
Kanton Aargau,
Switzerland
architect
Christ & Gantenbein
ontwerpteam/
adviseurs
WMM Ingenieure AG,
Henauer Gugler AG,
August + Margrit
Künzel Landschafts
architekten
bouwkosten
ca. 33 miljoen CHF
Met een moderne, technisch geoptimaliseerde betonnen brug
over de rivier de Aare in de Zwitserse stad Aarau toont
Christ&Gantenbein hoe je duurzaam kunt voortbouwen op het
bestaande. Een eis van de gemeente was dat de brug moest
passen op de plek van de gedateerde brug uit 1949. Ook moesten
de bestaande betonnen pijlers worden hergebruikt. Beton bood
volgens de architecten 'een moderne, kosteneffectieve oplossing
die voldeed aan de hoge eisen voor stabiliteit, een lange
levensduur en minimale onderhoudskosten'.
2
28?CEMENT?2 2025beton in beeld
5
3 Langsdoorsnede. Bron: Christ & Gantenbein
4 Dwarsdoorsneden. Bron: WMM Ingenieure AG
5 Bovenaanzicht. Bron: Christ & Gantenbein
EVOLUTIE VAN BETON
Toen de oude brug in 1949 werd opgeleverd,
gold beton als een modern materiaal, dat de
mogelijkheid bood om groot, hoog en veel te
bouwen. Tegenwoordig ligt de focus ? met
het oog op duurzaamheid ? op efficiëntie,
lichtere constructies en materiaaloptimalisa-
tie. Het gebruik van beton in deze brug
draagt bij aan deze ontwikkeling, door
alleen beton te gebruiken daar waar het
echt nodig is. Overdimensionering is verme-
den en elementen zonder constructieve
functie zijn weggelaten. Het dek, de zijwan-
den, de borstweringen en de bogen zijn
essentiële onderdelen van de integraal
ontworpen draagstructuur. De bekisting voor
de onderkant van de brug kon pas worden
verwijderd nadat alle elementen waren
voltooid, zeggen de architecten.
3
4
CEMENT 2 2025 ?29beton in beeld
6
6 De afdruk van het ruw gezaagd larikshout geeft een uitgesproken textuur aan het beton. Foto: ir. Stefano Graziani
PRECIEZE BEKISTING
De bekisting van ruw gezaagd larikshout werd met
grote precisie ontworpen om de elliptische vormen
van de brug te maken. De afdruk van het hout geeft
een uitgesproken textuur aan het beton, waarbij de
richting van de planken varieert, zodat je de verschil-
lende elementen in de brug subtiel herkent. De
betonmix is ontwikkeld voor dit project, waarbij gele
pigmenten zijn toegevoegd voor een warme toon,
die aansluit bij de lokale kalkstenen gebouwen.
Uiteraard moest ook rekening gehouden worden met
voldoende druksterkte, vereiste milieuklassen, weer-
stand tegen alkali-silicareactie (ASR) en een zo laag
mogelijke krimp. Verschillende proefstukken zijn
vooraf getest om de gewenste kleur en de beno-
digde constructieve eigenschappen voor de brug te
kunnen garanderen.
30?CEMENT?2 2025
8
7
7 Wapening. Bron: WMM Ingenieure AG
8 In het ontwerp is veel aandacht besteed aan het behoud van de vloeiende lijnen. Foto: ir. Stefano Graziani
VLOEIENDE LIJNEN
De uitvoering is gebaseerd op 2D-tekeningen, maar de
geometrie werd tijdens het ontwerpproces ontwikkeld en
gemonitord met behulp van 3D-modellen. Daarbij is veel
aandacht besteed aan het behoud van de vloeiende lijnen,
de oppervlaktetextuur en naadloze detaillering.
In juni 2019 is eerst een hulpbrug gebouwd, waarna begin
2020 de oude brug werd afgebroken. Vervolgens is de
bekisting gemaakt en werden de elementen van de nieuwe
brug in fases gestort. De hulpbrug is daarna afgebroken, en
de afbouwwerkzaamheden zijn in 2023 afgerond. Tegelijk
kregen de wandel- en fietspaden langs de rivier een
upgrade. Zo is met de bouw van de nieuwe brug een
aantrekkelijke openbare ruimte gecreëerd voor het publiek
dat langs de rivier wandelt, jogt en fietst.
De nieuwe Aarebrug in Aarau staat
uit gebreid beschreven en geïllustreerd op
www.tektoniek.nl.
Tektoniek is het kennisnetwerk voor
architectuur in beton. Via lezingen,
projectbezoeken, workshops, expert
meetings en online communicatie wordt
informatie, inspiratie en ondersteuning
geboden aan (toekomstige) architecten,
constructief ontwerpers, bouwkundig
adviseurs en producenten. Daarbij gaat
het altijd om de relatie tussen vormgeving,
constructie en maakbaarheid.
CEMENT 2 2025 ?31
beton in beeld
Mortelverbindingen
voor prefab betonnen
wandconstructies (2)
Modellering verdiepingshoge SSK-mortelverbinding
1 Prefab betonwanden met een profilering voor de SSK-mortelverbinding
1
32?CEMENT?2 2025
Een SSK-mortelverbinding (Stag-
gered Shear Key) tussen prefab
betonwanden heeft inkepingen
aan iedere zijde (shear keys),
die
per zijde 100 mm verticaal zijn verschoven
(fig. 2a), ten opzichte van de bekende verbin-
ding waarbij de inkepingen recht tegenover
elkaar zitten (fig. 2b). De SSK-mortelverbin-
ding heeft een iets steilere drukdiagonaal.
Wanneer een drukdiagonaal in staat is de
werking van een SSK-mortelverbinding te
simuleren, zou daarmee een eenvoudige
modelleringsmethode kunnen worden ont-
wikkeld. Om te toetsen of dit mogelijk is, is
in figuur 3 de morteldrukstaaf (a) als een
diagonale pendelstaaf (b) gemodelleerd. Dit
model werkt alleen als ter plaatse van het
schuine drukvlakje een uniforme drukspan-
ning heerst of als de drukstaaf daadwerke-
lijk als pendelstaaf werkt.
Spanningsverdeling drukvlakje
De spanningsverdeling in het drukvlakje zal
naar verwachting echter niet uniform zijn.
Dat blijkt uit de navolgende beschouwing
van krachten die op het drukstaafmodel
werken. Het is duidelijk dat de zijdelingse
kracht F
?
n
wordt bepaald door de afschuif-
kracht V
F
en de hellingshoek ?. Uit de gra-
fiek van figuur 11 in het eerste artikel [1] is
af te lezen dat bij een afschuifkracht van
V
F
= 300 kN tegelijkertijd een horizontale
kracht F
?
n
= 52 kN optreedt. Met een kracht-
enveelhoekbenadering kan worden vastge-
steld wat de resulterende schuine kracht is
en onder welke hoek
? die werkt. Voor de ge-
noemde krachten is in figuur 3c de krachten-
veelhoek op schaal ingetekend. Uit de teke-
ning blijkt dat de resulterende schuine kracht
onder een andere hoek werkt dan de geom-
etrie van de morteldrukstaaf suggereert. Het
veroorzaakt dus een niet-uniforme span-
ningsverdeling in het schuine drukvlakje.
Deze spanningsverdeling is als volgt te be-
grijpen. De horizontale reactiekracht F
?
n
treedt op met een horizontale verplaatsing
??
n
in het drukstaafmodel van figuur 4a.
Voor de eenvoud is de drukdiagonaal verti-
caal getekend in figuur 4b. Op de mortel-
drukstaaf werkt enerzijds de drukkracht N
c
en anderzijds een opgelegde horizontale
verplaatsing
??
n
. Figuur 4c laat zien dat de
drukkracht een uniforme spanningsverde-
ling veroorzaakt, terwijl als gevolg van de
opgelegde zijdelingse verplaatsing een bui-
gend moment ontstaat. Er ontstaat daar-
door een niet-uniforme spanningsverdeling
en de resulterende drukkracht bevindt zich
niet in het midden, maar meer naar de rand
van de mortelstaaf. Het laat zien dat de hoek
? van de drukdiagonaal niet volgt uit de geo-
metrie van de mortelstaaf, maar dat de
DR.IR. DICK VAN
KEULEN
Adviseur Constructies
Ingenieursstudio DCK
auteur
Wanneer geprofileerde verticale voegen tussen prefab betonwanden op afschuiving worden
belast, blijkt een mortelverbinding met verschoven inkepingen het beste te presteren, zo
blijkt uit onderzoek dat is toegelicht in het eerste deel van dit tweeluik [1]. Het gedrag van
deze zogenoemde SSK-mortelverbinding is met een drukstaafbenadering verder
geanalyseerd. Daarbij is een drukstaafmodel voorgesteld waarmee de afschuifstijfheid k
v
in een rekenmodel kan worden gesimuleerd. Tegelijkertijd is een formule opgesteld voor
het bepalen van de afschuifcapaciteit V
Rd
. Het geheel is toegepast en geanalyseerd in een
plaatmodel van een wandschijfconstructie en toegelicht met een case.
CEMENT 2 2025 ?33
3x253x25
100
100
100
100
14,6°
ba
a b c
due to:
n
n
due to:
Fn
VF
Fn
VF
NC
NC
NC
a b c
n
resultante
SSK-mortelverbinding deze hoek zelf instelt
op basis van de krachtsverdeling in de ver-
vormde toestand.
Vereenvoudigd analytisch
drukstaafmodel
Met een vereenvoudigd analytisch drukstaaf-
model, dat is afgebeeld in figuur 5a, kunnen
de gemeten vervormingen worden verklaard.
In de eerste plaats is zichtbaar dat de druk-
staaf, als gevolg van de axiale drukkracht N
c
,
in axiale richting elastisch verkort met
?
Nc
.
Met de wet van Hooke is deze verkorting als
volgt te kwantificeren:
c staaf
Nc
c staaf
?
?=
?
Nl
EA
[] ()
Rd lateral lateral
1
kN/shear key 524 ? 138 ? , waarbij 2, 0 mm
3
= ? ?
Reacties