Door gebouwen te voorzien van base isolation, ofwel seismische isolatie, worden belastingen uit aardbevingen gereduceerd. In dit artikel worden twee isolatiesystemen vergeleken: een systeem met frictiependulums en een systeem met rubberopleggingen met loden kern (LRB).
22
De effectiviteit
van base isolation
Twee oplossingen vergeleken voor Groningse woning
geval zullen de constructieonderdelen grote vervormingen
ondergaan die moeilijk zijn te herstellen. Dat kan leiden tot een
onherstelbaar gebouw. 'Base isolation' is een creatieve oplossing
waarbij niet direct wordt gekozen deze krachten te weerstaan,
maar waarbij de aardbevingsenergie en de krachten die op het
gebouw werken worden gereduceerd. Kenmerkend voor base
isolation is de horizontale flexibiliteit van de opleggingen op
funderingsniveau, wat de trillingstijd van het totale gebouw
vergroot. Hoewel de verplaatsing toeneemt door de toegeno-
men flexibiliteit, is het mogelijk de verplaatsingen te reduceren
door demping toe te voegen aan het isolatiesysteem. Omdat
base isolation de aardbevingsenergie die uiteindelijk op het
gebouw werkt kan reduceren, is het een zeer geschikte oplossing
voor monumentale gebouwen waarbij traditionele versterkings-
constructies een te grote impact hebben.
Het traditionele ontwerpprincipe van aardbevingsbestendige
constructies, met bijvoorbeeld een versterkingsconstructie in
staal, is dat elk constructieonderdeel in staat is de optredende
seismische krachten te weerstaan met voldoende ductiliteit om
de energie als gevolg van een aardbeving te absorberen. In dit Door gebouwen te voorzien van base isolation, ofwel
seismische isolatie, worden belastingen uit aardbevingen
gereduceerd. In dit artikel worden twee isolatiesystemen
vergeleken: een systeem met frictiependulums en een
systeem met rubberopleggingen met loden kern (LRB).
De eectiviteit van base isolation 2 2017
23
Eigenschappen base isolation
Bij traditionele gebouwen is de versnelling aan de top groter
dan bij de fundering. Dit is het zogenoemde opslingereffect.
Een gebouw met base isolation (seismisch geïsoleerd gebouw)
beweegt echter als een vast geheel met grote verplaatsingen op
funderingsniveau.
Kenmerkend voor base isolation is:
? het flexibele gedrag bij hoge belastingen uit aardbevingen
waardoor de effectiviteit met betrekking tot het reduceren
van de horizontale krachten toeneemt bij toenemende
trillingstijd;
? de energiedissipatie waardoor de verplaatsingen van het
systeem worden gereduceerd;
? het stijve gedrag bij lage belastingen als bij wind en kleine
bevingen.
Moderne isolatiesystemen kunnen in twee categorieën worden
onderverdeeld:
? elastomeeropleggingen;
? glijopleggingen.
Elastomeeropleggingen
De belangrijkste elastomeeropleggingen die worden toegepast
zijn elastomeeropleggingen met demping of rubberopleggingen
met loden kern. De loden kern genereert demping en daarmee
energiedissipatie.
Glijopleggingen
Bij glijopleggingen wordt energiedissipatie gegenereerd door de
frictie tussen de materialen van de oplegging, die bestaat uit een
glijoppervlak van roestvaststaal en een glijmateriaal. Bij een
bestaand gebouw wordt het aantal opleggingen gedicteerd door de
sterkte van de bestaande constructie en het draagvermogen van
de fundering, waardoor de ontwerper slechts beperkt het glijopper -
vlak en de frictie kan beïnvloeden. De fabrikanten leveren echter
ook gepatenteerde frictiependulums met lage frictiecoëfficiënten.
Glijopleggingen met een concaaf (holvormig) oppervlak, zoals
frictiependulums, beschikken in tegenstelling tot de systemen
met een vlak oppervlak over recentreercapaciteit die wordt
beïnvloed door de vorm van de opleggingen en de zwaarte-
kracht. Bij systemen met een vlak oppervlak zijn additionele
apparaten nodig die voldoende recentreerkracht genereren om
te voorkomen dat het gebouw een cumulatieve, blijvende
verplaatsing ondergaat. Als de invloed van deze apparaten
buiten beschouwing wordt gelaten, geldt voor vlakke glijopleg-
gingen dat de totale horizontale kracht uit aardbevingen niet
verder kan toenemen dan de frictieweerstand.
In de praktijk worden vlakke glijopleggingen nooit als enige
component toegepast om de volgende twee redenen:
? Door het gebrek aan recentreercapaciteit zullen cumulatieve
verplaatsingen optreden bij naschokken.
? Waarschijnlijk is de initiële frictieweerstand groter dan de
kracht die nodig is om het glijden in stand te houden. Hierdoor
zal er sprake zijn van een ongecontroleerde verplaatsing.
ing. André Schouten
Arcadis
1
Voorbeeld van elastomeeropleggingen
1
De eectiviteit van base isolation 2 2017
24
2 Voorbeeld van glijopleg-
gingen
3 Spectrale versnelling [1]
4 Kracht-verplaatsings-
gedrag [8]
5 Glijoplegging met
concaaf oppervlak
6 Spectrale verplaatsing [1]
fi = m j Se (T eff, ?eff)
waarin:
f
j zijn de horizontale krachten
m
j is de massa
S
e is de spectrale versnelling
T
eff is de effectieve trillingstijd
?
eff is de effectieve demping
De horizontale krachten f
j zijn afhankelijk van de massa m j en
de versnelling. De grootte van de spectrale versnelling S
e, zoals
weergegeven in figuur 3 (NPR 9998 fig. 3.3), wordt bepaald
door de ontwerpwaarde van de piekgrondversnelling a
g ? k ag en
de effectieve demping ?
eff. Aan de dempingscorrectiefactor is in
NPR 9998 een ondergrens gesteld van ? = 0,55 wat overeenkomt
met een maximale demping van 28% (volgens NPR 9998
uitdrukking 3.16). Het heeft geen zin een hogere demping te
kiezen. De versnelling wordt afgelezen bij een trillingstijd T
eff.
De trillingstijd T
eff wordt berekend met uitdrukking 10.1 van
NEN-EN 1998-1:
d sd sd
eff
eff
e
b
ff
bd
2
N
M T
d K
N
k
R
=+
=
waarin:
M is de meetrillende massa
K
eff is de stijfheid van het isolatiesysteem
Vergelijking prestaties
Om de effectiviteit van de twee systemen te bepalen, worden ze
vergeleken bij toepassing in een monumentale woning in
Noord-Nederland. Begonnen wordt met het bepalen van de
versnelling van deze woning als frictiependulums zijn toege-
past. De resultaten worden vergeleken met een systeem met
rubberopleggingen met loden kern. Een isolatiesysteem met
conventionele elastomeren is vanwege het gebrek aan demping
niet in de vergelijking meegenomen.
Voor het seismische ontwerp van gebouwen in Noord-Neder -
land geldt in de eerste plaats NPR 9998 van december 2015 [1].
Verder beschrijft NEN-EN 1998 (Eurocode 8) [2, 3] hoe een
isolatiesysteem moet worden geschematiseerd. Voor gebouwen
is dit geregeld in hoofdstuk 10 van deel 1 en voor bruggen in
hoofdstuk 7 van deel 2. Voor de base isolators geldt daarnaast
NEN-EN 15129 (Seismische dempers) [4] voor het seismische
ontwerp en de NEN-EN 1337-serie [5, 6, 7] voor het niet-seis-
mische ontwerp. Bovendien geldt de betreffende ETA (European
Technical Approval) van de fabrikant van de opleggingen.
Frictiependulum
In dit artikel maken we gebruik van een vereenvoudigde bere-
keningsmethode op basis van de effectieve trillingstijd. Hierbij
wordt ervan uitgegaan dat het gebouw en de fundering stijf zijn
ten opzichte van het isolatiesysteem. De beweging van het
gebouw kan dan worden beschreven met drie vrijheidsgraden:
twee horizontale translaties en een torsiebeweging om de
verticale as. De horizontale krachten worden berekend met
uitdrukking 10.6 van NEN-EN 1998-1:
2
De eectiviteit van base isolation 2 2017
25
0,0 1,0 2,03,0
0,0
0,2
0,4
T
B T
C
Te
g ebouw ve rsnel ling [g ]
tril lings tijd [s ]
F0= dNsd Kp= N sd/ Rb
fo rc e F
disp lacem en t d
f o rc e -
d isp lacem en t l oop
f o r se ismic
a n al ysi s
id ealise d monot onic resp onse
f o r st atic anal ysi s
dbd
area enc lose d in loop
= d issi pat ed en ergy
p er cyc le
Ed
Ed
Fma x
Rb dbd Nsd
Fm ax
F0= dNsd Kp= N sd/ Rb
fo rc e F
disp lacem en t d
f o rc e -
d isp lacem en t l oop
f o r se ismic
a n al ysi s
id ealise d monot onic resp onse
f o r st atic anal ysi s
dbd
area enc lose d in loop
= d issi pat ed en ergy
p er cyc le
Ed
Ed
Fma x
Rb dbd Nsd
Fm ax
0 1 2 3
0
10
20
30
40
50
60
70 80
T
C T
e
verplaatsing [mm]
trillingstijd [s]
De meetrillende massa M, de piekgrondversnelling (PGA) en
de dempingscorrectiefactor ? zijn bekend. Hierdoor is de stijf-
heid K
eff bepalend voor de effectiviteit van het isolatiesysteem.
Deze K
eff is af te leiden uit het kracht-verplaatsingsgedrag van
het isolatiesysteem (fig. 4). Figuur 4 is ontleend aan JRC Scien-
tific and Technical Reports [8].
De stijfheid k
eff van een individuele frictiependulum bij een
verplaatsing d
bd wordt berekend aan de hand van uitdrukking
7.2 van NEN-EN 1998-2.
d sd sd
eff
eff
e
b
ff
bd
2
N
M
T
d
K
N
k
R
=+ =
waarin:
?
d is de dynamische frictiecoëfficiënt
N
sd is de axiale kracht
d
bd is de verplaatsing
R
b is de radius
De radius R
b van het concaafoppervlak bepaalt de flexibiliteit
van de individuele oplegging, samen met de axiale kracht, de
frictiecoëfficiënt ?
d en de verplaatsing d bd. De diverse parame-
ters zijn weergegeven in figuur 5.
De dynamische frictiecoëfficiënt ?
d is drukafhankelijk en volgt
uit de opgave van de fabrikant. Maurer [9] blijkt speciaal
ontworpen frictiependulums te kunnen leveren waarbij een
demping van 28% wordt gerealiseerd (NEN-EN 1998-2
uitdrukking 7.5).
Uit figuur 3 blijkt dat de trillingstijd T
eff groter is dan T C. Hier -
door is de verplaatsing bekend bij gegeven waarden voor de
piekgrondversnelling en de demping. Dit is weergegeven in
figuur 6 (NEN-EN 1998-1 uitdrukking 10.5).
Flexibel gedrag wordt gegenereerd door een zo vlak mogelijk
concaafoppervlak te kiezen. De oplegging moet echter
voldoende recentreercapaciteit beschikken. De recentreercapa -
citeit kan worden bepaald met de formules van Medeot [10].
De effectiviteit met betrekking tot het reduceren van de hori-
Praktijkvoorbeelden
Over de toepassing van base isolation in een Rijksmonument in
Groningen staat elders in dit nummer een Cement-artikel
'Gecompliceerde reddingsoperatie Rijksmonument'. Ook in het
Groninger Forum is base isolation overwogen. Daarover staat
meer in het artikel 'Groninger Forum aardbevingsveilig (2)', elders
in dit nummer.
3
4
5
6
De eectiviteit van base isolation 2 2017
26
0
20 40 60
80
100
traditioneel rubberopleggingen frictiependulums
versnelling [%]
7 Vergelijking van de versnellingen
? Demping, waarvan de grootte in het geval van frictiependu-
lums wordt bepaald door de grootte van de frictieweerstand,
heeft een significante invloed op het verbeteren van de effec-
tiviteit met betrekking tot het reduceren van de verplaatsin-
gen en de versnellingen. Aan de dempingscorrectiefactor is in
NPR 9998 een ondergrens gesteld van 0,55 wat overeenkomt
met een maximale demping van 28%.
? Het isolatiesysteem met rubberopleggingen waarbij de loden
kern zorgt voor demping, en waarvan het benodigd aantal
opleggingen wordt gedicteerd door de sterkte van de
bestaande constructie en het draagvermogen van de funde-
ring, is in dit voorbeeld niet effectief, en leidt niet tot de
gewenste verbetering van de prestaties met betrekking tot het
reduceren van de versnellingen.
?
zontale krachten is maximaal door het toepassen van frictie-
pendulums met een demping van ten minste 28% (volgens
NPR 9998 uitdrukking 3.16), en door een radius van het
concaafoppervlak te kiezen waarbij net wordt voldaan aan de
benodigde recentreercapaciteit. Uiteraard moet het systeem
voldoende stijf reageren onder normale belastingen als wind.
LRB
Vervangen we in het voorbeeld de frictiependulums door
rubberopleggingen met een loden kern (LRB), dan blijkt dit
een minder effectieve oplossing. Om aan de knikstabiliteit te
kunnen voldoen (NEN-EN 15129), blijkt een rubberdiameter
van 500 mm nodig te zijn bij een dikte van 200 mm rubber en
een afschuifmodulus van 0,40 MPa. Het voert te ver om de
berekening van dit systeem in dit artikel uit te werken. De
demping, die voor de vergelijking gelijk is gehouden aan 28%,
wordt in dit geval gerealiseerd door een loden kern. De versnel-
ling blijkt een veelvoud te zijn van de versnelling die optreedt
bij het isolatiesysteem met de frictiependulums. De horizontale
krachten zijn evenredig toegenomen. Deze zijn zelfs zodanig
toegenomen dat optillen van de opleggingen optreedt. Hier -
door zal er sprake zijn van een ongecontroleerde verplaatsing.
Vergelijk
De versnelling van de monumentale woning met een traditio-
nele fundering is eenvoudig te bepalen aan de hand van de
fundamentele trillingstijd die in dit voorbeeld kleiner is dan T
C,
en de gedragsfactor q. Stellen we deze versnelling op 100 dan is
bij een isolatiesysteem met rubberopleggingen met loden kern
? zo blijkt uit berekeningen die niet zijn opgenomen in dit
artikel ? de versnelling 59, en bij een isolatiesysteem met frictie-
pendulums 11 (fig. 7).
De vergelijking laat zien dat, bij het spectrum volgens de
NPR9998 van december 2015, de effectiviteit met betrekking
tot het reduceren van de versnellingen, en daarmee het reduce-
ren van de horizontale krachten significant verbetert door het
toepassen van een isolatiesysteem met frictiependulums.
Conclusies
? De resultaten in dit voorbeeld laten zien dat de effectiviteit
van het isolatiesysteem met frictiependulums ? met betrek-
king tot het reduceren van de versnellingen ? toeneemt bij
toenemende flexibiliteit van het systeem. Het isolatiesysteem
moet echter wel in staat blijven te recentreren.
? De verplaatsingen op funderingsniveau nemen toe bij toene-
mende trillingstijd. De maximale verplaatsing wordt gevon-
den bij trillingstijd T
C, daarna blijft de verplaatsing gelijk.
? LITERATUUR
1 NPR 9998:2015 Ontw. Beoordeling van
de constructieve veiligheid van een
gebouw bij nieuwbouw, verbouw en
afkeuren - Grondslagen voor aardbe -
vingsbelastingen: Geïnduceerde aard-
bevingen, februari 2015.
2 NEN-EN 1998-1:2005 (en)+C1/A1:2013
Eurocode 8 ? Ontwerp en berekening
van aardbevingsbestendige construc-
ties ? Deel 1: Algemene regels, seismi-
sche belastingen en regels voor
gebouwen.
3 NEN-EN 1998-2:2006 (en) Eurocode 8
? Ontwerp en berekening van aardbe -
vingsbestendige constructies ? Deel 2:
Bruggen.
4 NEN-EN 15129: 2009 Seismische
dempers.
5 NEN-EN 1337-2: 2004 (en) Opleg gingen
voor bouwkundige en civiel technische
toepassingen ? Deel 2: Glijdelen. 6
NEN-EN 1337-3: 2005 (en) Opleggin-
gen voor bouwkundige en civieltech-
nische toepassingen ? Deel 3: Opleg-
gingen van elastomeren.
7 NEN-EN 1337-7: 2004 (en) Opleggin-
gen voor bouwkundige en civiel-
technische toepassingen ? Deel 7:
Bolvormige en cilindrische opleg-
gingen van PTFE.
8 JRC Scientific and Technical Reports:
2012 Bridge Design to Eurocodes
Worked examples ISBN 978-92-79-
22823-0.
9 ETA 06-0131: 2013 European Tech nical
Approval Maurer MSM Spherical and
Cylindrical Bearing Maurer.
10 13th World Conference on Earth-
quake Engineering Canada 2004
Paper No. 3106: R. Medeot: Re-cente -
ring capability evaluation of seismic
isolation systems based on energy
concepts.
7
De eectiviteit van base isolation 2 2017
Reacties