48? CEMENT 2 2024
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de 25e aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit de
praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit:
Willem van Heeswijk (Heijmans),
Dennis Heijl (Heijmans), Friso
Janssen (Kroes), Lonneke van
Haalen (ABT), Matthijs de Hertog
(Nobleo), Jorrit van Ingen (WSP),
Jacques Linssen (redactie
Cement) en Rick van Middelkoop
(Witteveen+Bos).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze
werkgroep. Het wordt vervol-
gens gereviewd door de andere
leden en door minimaal één
senior adviseur binnen het
bedrijf van de opsteller.
Ondanks deze zorgvuldigheid,
is de gepresenteerde rekenme-
thode de visie van een aantal
individuen.
In knopen is een juiste detaillering van de
wapening essentieel. Die detaillering moet
goed aansluiten bij de krachtswerking in de
knoop. Voor een goed inzicht van die krachts-
werking kan een staafwerkmodel uitkomst
bieden. Aan de hand van een rekenvoorbeeld
is de detaillering uitgewerkt. Daarbij is naast het vakwerkmodel ook gekeken naar de krachtswerking volgens Bernoulli.
DICHTDRAAIENDE
HOEK MET
STAAFWERKMODEL
Case
Deze case richt zich op de krachtswerking van een dichtdraaiende hoek op basis van een staafwerkmodel. In de case is gebruikgemaakt van een
constructie met geprefabriceerde liggers op een betonsloof met een in het werk gestorte monoliete verbinding (natte knoop).
CEMENT 2 2024 ?49
rekenen in de praktijk (25)
Beschrijving case
In deze case wordt de wapening in een knoop
beschouwd. Het betreft een discontinuïteit in de geom-
etrie ('D-gebied') en wordt beschouwd op basis van het
staafwerkmodel volgens NEN-EN 1992-1-1 Bijlage J, die
voor civiele constructies in de nationale bijlage van
NEN-EN 1992-2 normatief is verklaard.
Bij de uitwerking is ook een vergelijking gemaakt indien
de snedekrachten worden uitgelezen op de dag (waarbij
het moment niet kleiner is dan 0,65 M
max in het steun-
punt), en op een afstand d volgens NEN-EN 1992-1-1
5.3.2.2 (3). Veelal wordt voor dit type knoop geen
UITGANGS
PUNTEN
hoogte dek 800 mm
werkende hoogte sloof
950 mm
(totaal 1150 mm) milieuklasse
XC4/XD3/XF4 toelaatbare
scheurwijdte 0,20 mm
(met c
nom = 65 mm
en k
x = 1,0)
betonsterkteklasse C35/45 Figuur 1 Principe van de bouwfasering
staafwerkanalyse uitgevoerd, maar wordt de wapening
bepaald op basis van Bernoulli.
De hoofdkrachtswerking van de constructie is inzich-
telijk gemaakt met een FEM-model waarin de bouw-
fasering is opgenomen (fig. 1). Hierbij is rekening
gehouden met statische en variabele belastingen, de
bouwfasering en het 'kisteffect'. In dit voorbeeld wordt
een enkele (vereenvoudigde) belastingcombinatie
beschouwd die leidt tot een dichtdraaiend moment.
Voor de uitwerking zijn sneden uitgelezen op de
'dag' en op een afstand z gezien vanuit het gekozen
vakwerkmodel (fig. 2). Daarnaast is ter informatie
Figuur 2 Specificatie van de sneden
50? CEMENT 2 2024
Bij berekening van de capaciteit en de staalspanning is
de normaaldrukkracht volgens tabel 1 en 2 in rekening
gebracht. De onderliggende doorsnedeberekeningen
maken geen deel uit van dit artikel.
Berekening volgens staafwerkmodel
Op basis van een staafwerkmodel wordt de krachts-
werking inzichtelijk (fig. 4). In het vakwerk zijn de
trekbanden gekozen op 100 mm van de rand van het
beton. Dit is enigszins conservatief, maar biedt naast
de dekking nog ruimte voor dwarswapening. De druk -
staven worden in eerste instantie gekozen met een
hoogte van 100 mm, met het hart op 50 mm vanaf
de rand van het beton. Het gaat hier om aannamen.
(ten behoeve van de dwarskracht) een snede op een
afstand d van de dag gegeven. Een uitsnede van de
knoop uit het model is weergegeven in figuur 3. De
gehanteerde snedekrachten volgen uit het FEM-model
en zijn weergegeven in tabel 1 en 2. Berekening volgens 'Bernoulli'
Op basis van de doorsnedeberekening wordt de beno-
digde wapening bepaald. Hierbij is uitgegaan van de
snedekrachten op de dag (conform NEN-EN 1992-1-1
5.3.2.2 (3)). Hieruit volgt de wapeningsconfiguratie
zoals weergegeven in tabel 3, waarbij de ligging van
de staven gelijk is gekozen aan het staafwerkmodel op
y = 100 mm (y = h ? d; d
dek = 700 mm, d sloof = 850 mm.
Figuur 3 Uitsneden van de knoop
Tabel 1?Snedekrachten UGT - per meter
snede moment M [kNm/m]dwarskracht V [kN/m]normaalkracht N [kN/m]
dek - dag 626493
?380
dek - d 359450
dek - z 386456
sloof - dag 630356
? 600
sloof - d 351308
sloof - z 381315
Tabel 2?Snedekrachten BGT - per meter
snede moment M [kNm/m]dwarskracht V [kN/m]normaalkracht N [kN/m]
dek - dag 416335
? 266
dek - d 189305
dek - z 220309
sloof - dag 416251
? 414
sloof - d 217217
sloof - z 239222
CEMENT 2 2024 ?51
rekenen in de praktijk (25)
Aan het eind van de berekening moet worden gecon-
troleerd of dit inpasbaar is of dat hier juist nog enige
optimalisatie mogelijk is.
Merk op dat de staafwerkmodellen, zoals getekend
in NEN-EN 1992-1-1 Bijlage J.2 geen dwarskracht af
kunnen dragen. Op basis van de snedekrachten, ditmaal uitgelezen op
snede z, zijn de staafkrachten berekend (fig. 4). Voor
de trekband zijn in de figuur ook de BGT-waarden
gegeven. De hoogte van de drukstaven en de wape-
ningsconfiguratie zijn weergegeven in respectievelijk
tabel 4 en 5. Er is in dit artikel niet expliciet getoetst
aan NEN-EN 1992-1-1 artikelen 6.5.2 en 6.5.3.
Figuur 4 Staafwerkmodel met knoop en staafnummering (links) en staafkrachten (rechts). Merk op dat ten gevolge van de bouwfasering de
verticale drukdiagonaal (d) naar achteren ligt ten opzichte van de voorzijde van de sloof
Tabel 3?Wapening en resultaten volgens Bernoulli
snede buigwapening M Rd [kNm]? s bij M Ed [MPa]u.c. UGT BGT ? s Mrep [MPa]scheurwijdte
dek - dag Ø32-300 + Ø25-300 ? 13501900,461320,20
sloof - dag Ø25-150 ? 14001580,441050,17
Tabel 4?Hoogte drukstaven (berekend volgens NEN-EN1991-1-1 vergelijking 6.60 t/m 6.62)
staaf N [kN] knoop nk n [-]h drukstaaf [mm]knoop j k j [-]h drukstaaf [mm]
a 675 I0,7544,9VII1,0033,6
b 769 VI0,8545,1VII1,0038,3
c 1130 III0,7575,1VII1,0056,3
d 897 VIII0,8552,6VII1,0044,7
e 483 V0,7532,1VII1,0024,1
Tabel 5?Wapening en resultaten op basis van staafwerkmodel
snede buigwapening N Rd [kN]? s bij M Ed [MPa]u.c. UGT BGT ? s Mrep [MPa]scheurwijdte
dek (staaf 1) Ø32-300 + Ø25-300 18782010,461200,20
sloof (staaf 3) Ø25-150 14242110,491270,21
1)
1)
Uit de berekening van de drukstaven blijkt dat de eerder gekozen hoogte vrij ruim is. De spanningen ten gevolge van het moment kunnen worden gereduceerd met
circa 1 - 650/670 = 3,0%. Daarnaast is de factor k x nog niet in rekening gebracht. Dit is voldoende om uit te komen een acceptabele scheurwijdte.
I
II 1
a
c
b
d
e 2
III
3
4
IV
V VIIIVII
VI
52? CEMENT 2 2024
Wapeningsschets en bepaling van de
overlappingslas
Op basis van het staafwerkmodel is de wapenings-
schets opgesteld (fig. 5). Aan de hand van deze schets
worden ook de randvoorwaarden voor de te plaatsen
wapening en de overlappingslas duidelijk. Hieruit volgt
onder andere dat maar een beperkte lengte beschik -
baar is voor de overlapping.
De overlapping is deels verticaal, waarbij altijd mag
worden gerekend met goede aanhechting, en deels
horizontaal en ligt in de zone met 'slechte' aanhech-
ting. (Er kan daarnaast overwogen worden beide delen
separaat te beoordelen op capaciteit.) Om zeker te zijn
van voldoende overlappingslengte, is hier gerekend
met 'slechte' omstandigheden.
Daarnaast is de spanning in de staven Ø25 bepaald op
basis van de kracht in staaf (2), omdat de overlapping en wisseling van de wapeningsconfiguratie over zowel
staaf (2) als (3) loopt (voor nummering zie figuur 4). De
overlapping is dus berekend op de een staafkracht van
867 kN.
Voor staven Ø25 en Ø32 zijn de parameters in tabel 5
van toepassing volgens NEN-EN1992-1-1 8.4.4 en 8.7.3.
De overlappingslengten zijn berekend in tabel 7, uit-
gaande van de ?-parameters in tabel 6.
De overlappingen moeten zijn voorzien van dwars-
wapening volgens NEN-EN 1992-2 8.7.4.1, aangevuld
met VARCE 11, vraag 38 [1]. In dit geval zijn de staven
? 20 mm, overlapt 100% van de staven en is de tussen-
afstand van de staven kleiner dan 10Ø. De dwarswa-
pening behoort daarom te zijn gevormd door beugels
of haarspelden die in de kern van de doorsnede zijn
verankerd.
Figuur 5 Schets hoofdtrekwapening
Tabel 6?? -parameters
parameter aanduidingwaardetoelichting
vorm van de staaf ?
1 1,0
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2 3 c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
=3 2 867 10 265 N/mm 3272
=3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
betondekking
? 2 1,0
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
=3 2 867 10 265 N/mm 3272
=3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
opsluiting door dwarswapening
? 3 1,0door keuze van de wapening in de tweede laag is het
wel mogelijk hier een gunstig effect te realiseren
opsluiting door dwarsdruk ?
5 1,0geen (significante) dwarsdruk aanwezig
overlappingspercentage ?
6 1,5100% overlapping
2
3
CEMENT 2 2024 ?53
rekenen in de praktijk (25)
De benodigde dwarswapening per zijde bedraagt:
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
= 3 2 867 10 265 N/mm 3272
= 3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
En moet worden geplaats in de zone:
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
= 3 2 867 10 265 N/mm 3272
= 3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
De toegepaste dwarswapening, bestaande uit beugels
of haarspelden bedraagt:
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
= 3 2 867 10 265 N/mm 3272
= 3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
De toegepaste ligging y van de hoofdwapening is
daarmee:
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
= 3 2 867 10 265 N/mm 3272
= 3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
Uit de eerdere aanname voor het staafwerkmodel, dat
de trekband op 100 mm vanaf het beton is gesche-
matiseerd, volgt dat er eventueel nog ruimte is voor
optimalisatie.
De doorndiameter van de ombuiging in de overlap-
pingslas is in dit artikel niet verder uitgewerkt (NEN-
EN 1992-1-1 8.3). In combinatie met de borging door
haarspelden kan er in eerste instantie vanuit worden
gegaan dat een doorndiameter van 5Ø (tabel 8.1Na)
met een dwarsstaaf ? Ø binnen de ombuiging voldoet.
Conclusie
Uit de berekening blijkt dus dat de spanningen (beperkt)
hoger zijn dan berekend op basis van Bernoulli. Dit is te
verklaren door de volgende effecten:
1. De staafafstanden zijn vastgelegd in de uitgangs-
punten en niet geoptimaliseerd voor de situatie.
2. De in rekening gebrachte snedekrachten zijn hoger
door het uitlezen van een net iets andere snede.
De gehanteerde uitgangspunten volgens NEN-EN
1992-1-1 5.3.2.2(3) en het uitlezen op de dag geven dus
Tabel 7?Berekende overlappingslengten (op basis van staafwerkmodel)
Ø25 Ø32
?
sd
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
=3 2 867 10 265 N/mm 3272
=3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
(volgend uit Ø25-150)
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
=3 2 867 10 265 N/mm 3272
=3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø
4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
(volgend uit Ø32-300 + Ø25-300)
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
=3 2 867 10 265 N/mm 3272
=3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
l
0 = ? 1 ?2 ?3 ?5 ?6 lb,rqd
Formules Rekenen in de prak?jk (25)
Lopende tekst
22 st 32 / 2 402 mm 4
A = =
0
d 1060 355 mm 33
l
l ==
= = 22
s;ops 4 )Ø(12:\f 4 12 452 mm h.o.h. c\b 115 mm 4
A
s 32 65 12 93 mm 2
y
= ++ =
In tabel 6
+
> = <
> ?
d
32 25
150
2
Ø 3 25 61 75 2
3
c
= =
d Ø
60 3 25 1 0, 15 1 0, 15 1, 6 1, 00 Ø3
25
c
In tabel 7
=3 2 867 10 265 N/mm 3272
=3 2 867 10 201 N/mm 4317
= sd b,rqd bd
Ø 4 l f
25 265 702 mm 4 2, 36
= 1,0 · 1,0 · 1,0 · 1,0 · 1,5 · 702 ? 1060 mm
32 201 682 mm 4 2, 36
= 1,0 · 1,0 · 1,0 · 1,0 · 1,5 · 682 ? 1030 mm
een iets gunstiger resultaat. De afwijking is echter klein
en er is nog ruimte voor optimalisatie. Wel is inzichte-
lijk dat de plaats van de wapening afhankelijk is van
de detaillering. De hoofdtrekwapening kan niet in de
eerste laag worden gekozen, dit is van invloed op het
resultaat van de berekening.
Voor het kiezen van de positie voor het uitlezen van
de snedekrachten geeft het staafwerkmodel wel extra
inzicht. Het uitlezen moeten dus eigenlijk op de locatie
van de verticale drukdiagonaal. Ook geeft Plates and
FEM van Blauwendraad [2] handvatten waarin de
resultante van de oplegkracht op circa 1/6 is gekozen
achter het aansluitende vlak.
Uitgaande van een snede juist achter de dag kan dan
wel gebruik worden gemaakt van de theorie van
Bernoulli en is het dus niet altijd nodig om een staaf -
werkmodel te maken. Het maken van een staafwerk -
model is wel altijd aanbevolen bij twijfel, complexere
vormen of wisseling van constructieprincipe.
LITERATUUR
1 VARCE 11, vraag 38 - Opmerking t.a.v.
van de vertaling van NEN-EN 1992-1-1.
Cement 2017/4.
2 Blaauwendraad, J., Plates and FEM,
Surprises and Pitfalls. Springer Science+
Business Media B.V., 2010.
Rubriek Rekenen in de praktijk
Dit is de 25e aflevering in de Cement-rubriek ‘Rekenen in de praktijk’. In deze rubriek staat telkens één rekenopgave uit de praktijk centraal. De rubriek wordt samengesteld door een werkgroep, bestaande uit: Willem van Heeswijk (Heijmans), Dennis Heijl (Heijmans), Friso Janssen (Croes), Lonneke van Haalen (ABT), Matthijs de Hertog (Nobleo), Jorrit van Ingen (WSP), Jacques Linssen (redactie Cement) en Rick van Middelkoop (Witteveen+Bos).
De artikelen in deze rubriek worden telkens opgesteld door één van de leden van deze werkgroep. Het wordt vervolgens gereviewd door de andere leden en door minimaal één senior adviseur binnen het bedrijf van de opsteller. Ondanks deze zorgvuldigheid, is de gepresenteerde rekenmethode de visie van een aantal individuen.
In deze case wordt de wapening in een knoop beschouwd. Het betreft een discontinuïteit in de geometrie (‘D-gebied’) en wordt beschouwd op basis van het staafwerkmodel volgens NEN-EN 1992-1-1 Bijlage J, die voor civiele constructies in de nationale bijlage van NEN-EN 1992-2 normatief is verklaard.
Bij de uitwerking is ook een vergelijking gemaakt indien de snedekrachten worden uitgelezen op de dag (waarbij het moment niet kleiner is dan 0,65 Mmax in het steunpunt), en op een afstand d volgens NEN-EN 1992-1-1 5.3.2.2 (3). Veelal wordt voor dit type knoop geen staafwerkanalyse uitgevoerd, maar wordt de wapening bepaald op basis van Bernoulli.
De hoofdkrachtswerking van de constructie is inzichtelijk gemaakt met een FEM-model waarin de bouwfasering is opgenomen (fig. 1). Hierbij is rekening gehouden met statische en variabele belastingen, de bouwfasering en het ‘kisteffect’. In dit voorbeeld wordt een enkele (vereenvoudigde) belastingcombinatie beschouwd die leidt tot een dichtdraaiend moment.
Reacties