Veiligheidsfactoren in normen en richtlijnen voor nieuwbouw of verbouw zijn in het verleden min of meer gekalibreerd aan streefwaarden van betrouwbaarheid, zonder daarbij rekening te houden met milieu-impact. Deze aanpak behoeft een nadere blik in het huidige tijdperk waarin duurzaamheid van enorm maatschappelijk belang is.
1 Het veilig en goed functioneren constructies is van groot belang voor de samenleving;
Op de foto de bouw van de Deltawerken, Oosterscheldekering, 1984 (foto: Rijkswaterstaat)
1
70? CEMENT 4 20 23
Een van de grootste hedendaagse
uitdagingen in de wereld van
civiele en bouwkundige con-
structies is het uitdenken van
nieuwe integrale beoordelings-
methoden voor het nieuwbouwen,
verbouwen en in stand houden.
Deze nieuwe beoordelingsmethoden moeten
zorgen voor een adequaat evenwicht tussen
enerzijds het maatschappelijk welzijn dat de
constructies bevorderen, en anderzijds de
milieu-effecten die bouwen en verbouwen met
zich meebrengen en die ook weer het maat-
schappelijk welzijn beïnvloeden. De weten -
schappelijke basis hiervoor is de Bayesiaanse
kansrekening en de Bayesiaanse beslisana-
lyse. Maar deze basis moet nog specifiek
worden toegepast op dit nieuwe inzicht. In
dit artikel worden enkele gedachten uitge-
legd en toegelicht. Dit artikel is bedoeld als
eerste voorzet voor een discussie die veel as-
pecten kent en nadrukkelijk niet als sluitstuk.
Milieu-impact
Op dit moment zijn constructies in de ge-
bouwde omgeving verantwoordelijk voor
een bijdrage van circa 10% aan het BNP [6].
Het veilig en goed functioneren ervan is van
groot belang voor de samenleving. Tegelij-
kertijd zien we dat nieuwbouw- of verbouw-
activiteiten een grote milieu-impact hebben.
Zo zijn constructies verantwoordelijk voor
circa 20% van de wereldwijde CO?-emissies
en verantwoordelijk voor circa 90% van het
wereldwijde materiaalgebruik uitgedrukt in
gewicht [1]. Er is dus sterk de behoefte te
kiezen voor constructies die optimaal func-
tioneren, rekening houdend met veiligheid
én duurzaamheid. De huidige ontwerp- en beoordelings-
richtlijnen (gebaseerd op de Eurocodes) ge-
ven echter slechts zeer beperkt de mogelijk-
heid deze gezamenlijke optimalisatie naar
veiligheid en milieu-impact uit te voeren;
de veiligheidsbepalingen in de ontwerp-
Duurzaamheid in keuzes voor
voldoende veiligheid
Behoefte aan bouwnormen waarbij wordt geoptimaliseerd
naar veiligheid én milieu-impact
PROF.DR.IR RAPHAËL
STEENBERGEN
TNO / UGent auteur
Veiligheidsfactoren in normen en richtlijnen voor nieuwbouw of verbouw zijn in het verleden
min of meer gekalibreerd aan streefwaarden van betrouwbaarheid, zonder daarbij rekening te houden met milieu-impact. Deze aanpak behoeft een nadere blik in het huidige tijdperk waarin duurzaamheid van enorm maatschappelijk belang is.
CEMENT 4 2023 ?71
kosten3.8
Pf S
C
bouw
normen zijn niet direct afhankelijk van de
milieu-impact. Met duurzaamheid in de betekenis van
levensduur, ofwel in de zin van gelimiteerde
degradatie, is in de ontwerp- en beoordelings-
richtlijnen overigens wel, al dan niet correct,
rekening gehouden. Er is dus een nieuwe generatie bouw-
normen benodigd, waarin op een holistische
wijze rekening wordt gehouden met de inter-
acties tussen constructief concept, materiaal -
keuze, en hun respectievelijke milieu-impact.
Vanwege de onzekerheden in belastingen,
sterkte, modellen, milieu-impact etc. zijn
hierbij probabilistische methoden van belang.
In het hiernavolgende worden enkele achter-
gronden gegeven bij de veiligheidsbepalingen
in de huidig
e bouwnormen en wordt aange -
geven hoe deze kunnen worden uitgebreid
en aang
epast in relatie tot duurzaamheid.
Achtergronden veiligheid in
bouwnormen
Het veiligheidsniveau van een constructie -
(
deel) wordt vastgelegd in de kans op bezwij-
ken gedurende een relevante tijdsperiode.
In plaats van te werken met de kans op be-
zwijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de
betrouwbaarheidsindex
?. Belasting- en ma-
teriaalfactoren in combinatie met karakte-
ristieke waarden zijn in beginsel zodanig
gekozen dat daarmee het veiligheidsniveau,
uitgedrukt in
?, wordt behaald dat hoort bij
de betreffende gevolgklasse. Voor een nor-
maal bouwwerk (gevolgklasse CC2) is de
waarde van
? volgens NEN-EN 1990, bijlage B,
gelijk aan 3,8 voor de ontwerplevensduur
van 50 jaar. Een betrouwbaarheidsniveau
van
? = 3,8 correspondeert ongeveer met een faalkans van 10
-4 in 50 jaar.
Optimalisatie bouwkosten en schadever-
wachting?
Veiligheid wordt dus uitgedrukt
in een acceptabele faalkans. Absolute veilig-
heid bestaat niet, er is altijd sprake van een
kleine geaccepteerde kans op falen: daarom
spreken we van 'voldoende veilig' in plaats
van 'veilig'. De vraag hiermee is direct: wat
is voldoende veilig? Waar komen de streef-
waarden van de betrouwbaarheid voor
constructies (bijvoorbeeld de hierboven
genoemde
? = 3,8) vandaan? Deze komen
hoofdzakelijk uit een analyse waarin de tota-
le kosten van investeringen in veiligheid van
een constructie en de verwachte schade
(faalkans maal directe en indirecte schade)
over een langere periode worden geminima-
liseerd. Onder anderen Rackwitz [2] en
Steenbergen et al [3] geven de achtergron-
den hierbij en geven aan hoe een dergelijke
analyse resulteert in een streefwaarde van
de faalkans. Ter illustratie is in figuur 2 de situatie
geschetst voor nieuwbouw. Minimalisering
van de som van de bouwkosten C
bouw en
schadeverwachting P
f S (P f is faalkans en S
de schade bestaande uit directe schadekos-
ten C
schade,direct en indirecte schadekosten
C
schade,indirect ) leidt tot (bijvoorbeeld) ?n = 3,8.
Aangenomen is dat voor nieuwbouw de eco-
nomische overweging maatgevend is ten op-
zichte van de overwegingen voor menselijke
veiligheid (zie het TNO achtergronddocument
bij NEN 8700 [4]).
In bovenstaande optimalisatie zijn bouwkos-
ten meegenomen (hoe veiliger een construc-
tie, hoe duurder de constructie) en schade-
kosten. Deze laatste kosten bestaan uit
directe schadekosten: herstel van de con-
structie, verlies van mensenlevens; maar
ook indirecte schadekosten, zoals kosten
voor omleidingen bij wegen of verlies van
functionaliteit bij gebouwen et cetera.
Optimalisatie naar veiligheid én
milieu-impact
De vraag is echter of deze afleiding óók qua
duurzaamheid/milieu-impact een optimale
constructie oplevert. Hiervoor zou het nood-
zakelijk zijn dat ook duurzaamheidsgerela-
2 Totale kosten als functie van de betrouwbaarheid met bijbehorend optimale niveau van voldoende veiligheid
Bij het meenemen
van de milieu -
kosten kan het
optimale veilig-
heidsniveau naar
lagere waardes
verschuiven
2
72? CEMENT 4 20 23
teerde kosten worden meegenomen, zoals
kosten voor milieu-impact qua materiaalge-
bruik en uitstoot. Dit leidt dan tot een geop-
timaliseerde constructie die én voldoende
veilig én duurzaamheid is. ISO 2394 [5] geeft
hiertoe reeds een eerste aanzet in paragraaf
6.3. Hierin wordt het volgende
g
esteld: "Con-
sequences shall be expressed
numerically with
respect to the extent o
f
human f
atalities and
injuries and/or environmental damage and
economic loss." Hier
onder
wordt voor (a)
nieuwbouw en voor (b) bestaande bouw aan-
gegeven hoe een dergelijke optimalisatie eruit
zou kunnen zien.
Nieuwbouw
Wiskundig kan voor een nieuw te bouwen
constructie het optimalisatieprobleem als
volgt worden geformuleerd:
p
opt = argmax Z(p) (1)
met:
Z(·)
totale k
osten-baten functie
p
vector met ontwerpparameters,
bijvoorbeeld de afmetingen van de construc -
tieve elementen met p
opt de optimale set
Het economische model dat gebruikt moet
w
orden in (1) is een uitbreiding van het model
zoals voorgesteld door Rackwitz [2], met als
uitbreiding een expliciete toevoeging van de
milieukosten. We definiëren dit als volgt:
Z(p,t) = B - C
bouw (p) ? C sloop (p) - C schade,direct (p) -
C
schade,indirect (p) ? C milieu (p) (2)
met:
t
tijd [
a]
B
baten
vanuit het bestaan van de
constructie
C
bouw (·) bouwkosten
C
sloop (·) sloopkosten
C
schade,direct (·) dir ecte schadekosten afhanke-
lijk van de faalkans
C
schade,indirect (·) indir ecte schadekosten afhan-
kelijk van de faakans
C
milieu (·) milieukosten door materiaal -
g
ebruik en uitstoot
Door
middel van probabilistische bereke-
ningen en een optimalisatieroutine kan een oplossing worden gevonden van (1) voor de
optimale set aan ontwerpparameters.
Al meer dan een eeuw worden grote
Nederlandse investeringsprojecten op het
gebied van waterveiligheid ondersteund door
een economische analyse van de kosten en
baten voor de Nederlandse samenleving. Be-
langrijke voorbeelden van maatschappelijke
kosten-batenanalyses voor waterveiligheid
zijn die in het wetsvoorstel uit 1901 voor af-
sluiting van de Zuiderzee, de MKBA van de
Deltawerken door Jan Tinbergen (1954), de
beroemde formule van Van Dantzig over de
optimale hoogte van een dijk [6] en [7]. In
de wereld van bouwkundige en civiele con-
structies is een dergelijke benadering nog
geen gemeengoed, maar zou goed kunnen
bijdragen om tot een geoptimaliseerde con-
structie te komen die én voldoende veilig én
duurzaamheid is.
Als we ? in een vereenvoudigde en sterk
geschematiseerde situatie ? de vergelijking
maken met figuur 2, dan zal bij gelijkblijven-
de schadeverwachting en het meenemen
van de milieukosten, die hoger zijn bij hogere
?-niveau's dan bij lagere ?-niveau's, het opti-
male veiligheidsniveau naar lagere waardes
verschuiven. Dit is schetsmatig toegelicht in
figuur 4.
Dit zou in het voorbeeld van figuur 4 beteke-
nen dat, in geval van een grote milieuvoet-
afdruk uitgedrukt in milieukosten, een con -
structie die én voldoende veilig én duur -
zaam is een betrouwbaarheidsniveau
?
heeft, dat enigszins is verlaagd ten opzichte
van het betrouwbaarheidsniveau achter
de huidige Eurocode. Dit sluit aan bij de ge-
dachte in ISO 2394: bij grote relatieve kosten
om extra veiligheid te bewerkstelligen hoort
een lager veiligheidsniveau (tabel 1). Die re-
latieve kosten voor extra veiligheid hoeven
niet alleen bouwkosten te zijn, maar kun -
nen juist ook milieukosten zijn. Opgemerkt
wordt dat bovenstaande benadering met de
nodige omzichtigheid moet zijn toegepast:
de kunst is natuurlijk ook om productie-
processen te vinden die bij vergelijkbare
constructieve prestaties minder grondstof -
fen verbruiken en minder CO?-uitstoot
opleveren.
CEMENT 4 2023 ?73
kosten3.8
Pf S
C
bouw
4
3 Sluiten laatste gat van de Afsluitdijk ter hoogte van De Vlieter, 28 mei 1932 (foto: Rijkswaterstaat / L. Verbost) 4 Totale kosten als functie van de betrouwbaarheid in geval van relatief grote milieu-impact
3
Tabel 1?Tabel G.4 uit ISO 2394
relative cost of safety measure consequences of failure
class 2
class 3 class 4
large
? = 3,1 (P f ? 10 -3) ? = 3,3 (P f ? 5 · 10 -4) ? = 3,7 (P f ? 10 -4)
medium
? = 3,7 (P f ? 10 -4) ? = 4,2 (P f ? 10 -5) ? = 4,4 (P f ? 5 · 10 -6)
small
? = 4,2 (P f ? 10 -5) ? = 4,4 (P f ? 5 · 10 -6) ? = 4,7 (P f ? 10 -6)
74 ? CEMENT 4 20 23
Toekomstige ontwikkelingen? De milieukos-
ten in vergelijking (2) zouden kunnen wor-
den vastgesteld op basis van bijvoorbeeld de
bepalingsmethode 'Milieuprestatie Bouw-
werken' (Nationale Milieudatabase). Hierbij
moet echter voldoende aandacht zijn voor
onzekerheden in de toekomst. Een voor-
beeld van de milieukosten zijn de kosten
voor CO
2-uitstoot. Deze zullen in de toekomst
naar verwachting sterk stijgen en steeds
belangrijker worden. In figuur 5 staan een
aantal scenario's zoals deze door de IIASA
(International Institute for Applied Systems
Analysis) zijn bepaald voor de NGFS (The
Central Banks and Supervisors Network for
Greening the Financial System).
In een optimalisatie moet echter niet uitslui-
tend aandacht zijn voor een vernieuwde
kwantificering van de milieukosten. Niet
alleen milieukosten zijn aan verandering
onderhevig, maar we zijn als samenleving
ook steeds meer afhankelijk van construc-
ties. Kijk bijvoorbeeld naar hoogspannings-
masten of bruggen. Zo zijn de indirecte faal-
kosten bij uitvallen van bijvoorbeeld de
Moerdijkbrug berekend op ? 5 miljoen per
dag ten gevolge van onbeschikbaarheid [9]:
in dat geval levert een beperkte periode met
indirecte schade reeds evenveel schadekos- ten op als de bouwkosten voor een nieuwe
brug. Dit is dus een extra reden een optima-
lisatie als genoemd in de vergelijkingen (1)
en (2) expliciet uit te voeren.
Bestaande bouw
In geval van bestaande bouw moet een afwe-
ging worden gemaakt tussen enerzijds de
totale kosten geassocieerd met het hand-
haven van de bestaande situatie C
bestaand en
anderzijds de totale kosten in geval van
versterking van de constructie C
versterken
(bouwkosten, milieukosten én ten opzichte
van de bestaande situatie verlaagde schade-
kosten als gevolg van de versterking).
In formulevorm kan dit in zijn meest een-
voudige vorm als volgt wordt opgeschreven.
Geen versterking kost:
C
bestaand = P f,bestaand · S
Versterken kost:
C
versterken = C bouw + C milieu + P f,versterkt · S
waarin:
S = C
schade,direct + C schade,indirect met ook hier een
milieukostencomponent.
Het beslissingspunt volgt uit:
C
bestaand = C versterken
5
Er moet
voldoende aan -
dacht zijn voor
onzekerheden
in de toekomst
5 Scenario's voor CO 2-kosten [8] CEMENT 4 2023 ?75
Bovenstaande formules geven aan dat het
vanuit kostenoptimalisatie zo kan zijn, dat
het optimaler is een bestaande constructie
met een zekere faalkans te handhaven
P
f,bestaand en niet te versterken (wat een klei-
nere P
f,versterkt oplevert), als de milieukosten
voor het versterken aan de hoge kant zijn.
Ook hier spelen de directe en indirecte
schadekosten S een belangrijke rol in de
afweging. In het geval van hergebruik van be-
staande constructieve elementen kan ook
een dergelijk afweging worden gemaakt:
door hergebruik worden materialen en
uitstoot bespaard; daardoor zou genoegen
genomen kunnen worden met een lagere
veiligheid dan in het geval van complete
nieuwbouw zonder hergebruik. In formule-
vorm luidt dit beslisprobleem:
Complete nieuwbouw en geen hergebruik
kost:
C
nieuw = C bouw + C milieu + P f,Eurocode,nieuwbouw · S
Hergebruik kost:
C
hergebruik = C bouw + P f,hergebruik · S
Het beslissingspunt volgt uit C
nieuw = C hergebruik
en daaruit kan P
f,hergebruik worden berekend.
Dit zal voor het te hergebruiken element
leiden tot een grotere faalkans (en daarmee
lagere
?) dan de faalkans P f,Eurocode volgend
uit de nieuwbouwregels in de Eurocode.
Hoeveel lager hangt weer af van de bespaar-
de milieukosten. Dit kan nader worden uit-
gewerkt.
Hierbij kan het volgende worden opgemerkt:
Verbouwing van bestaande bouw kan lei-
den tot een efficiënter gebouw (bijvoorbeeld
qua stookkosten of logistiek) en dat moet
uiteindelijk ook worden meegewogen. Ook
kan afbraak van bestaande bouw nuttig zijn
als onderdelen/materialen zonder veel ener-
gie-inspanning kunnen worden hergebruikt.
Een levensduurbeschouwing is van belang.
In sommige omstandigheden kan het duur-
zamer zijn om meer materiaal te gebruiken
om verbouw in de toekomst uit te sluiten
(bijvoorbeeld vermoeiing van staalconstruc-
ties).
Bij een levensduurbeschouwing zou ook
rekening kunnen worden gehouden met de
wijze van materiaalwinning en materiaal-
productie nu en in de toekomst (bijvoor-
beeld staal geproduceerd met waterstof af-
komstig van duurzame energie). Dit zou
kunnen betekenen dat een bestaande con-
structie wat langer in leven te houden is met
een enigszins vergrootte faalkans totdat de
milieukosten van vervanging en/of renovatie
wat gezakt zijn.
De hierboven genoemde economische
analyses worden begrensd door limieten
voor menselijke veiligheid.
Nieuwe ontwerpfilosofie
In het huidige tijdperk waarin duurzaam-
heid van enorm maatschappelijk belang is,
is het belangrijk hernieuwd naar de regelge-
ving voor het beoordelen van nieuwe en be-
staande constructies te kijken. Er kan een
nieuwe ontwerpfilosofie worden ontwikkeld
voor een nieuwe generatie bouwcodes. Hier-
in krijgt a) duurzaamheid een duidelijke
plaats in de life-cycle cost optimisation voor
nieuwe en bestaande constructies en b) wor-
den constructies beter gezien in het systeem
waar ze een duidelijke functie hebben. Het
methodologische raamwerk voor de proba-
bilistische optimalisatie van constructies ligt
er, is wetenschappelijk gefundeerd en heeft
zich bewezen waardevol te zijn. Het raam-
werk moet echter nog wel concreet worden
ingevuld en doorontwikkeld voor het toetsen
van bouwconstructies voor veiligheid én
duurzaamheid.
LITERATUUR
1?Faber, M.H., Perspectives on
Reassessment of Structures and
Regulation, JCSS Workshop on
Assessment of Existing Structures, 2021;
https://www.jcss-lc.org/workshop-on-
assessment-of-existing-structures/.
2?Rackwitz, R., Optimization ? the
basis of code-making and reliability
verification. Structural Safety 22(1), 2000,
p. 27-60.
3?Steenbergen, R.D.J.M., Rózsás, Á.,
Vrouwenvelder A.C.W.M., Target
reliability of new and existing structures
- A general framework for code
making; Heron, vol 63,3, 2018.
4?TNO rapport 060-DTM-2011-03086,
Veiligheidsbeoordeling bestaande
bouw, Achtergrondrapport bij NEN
8700, A.C.W.M. Vrouwenvelder, N.P.M.
Scholten, R.D.J.M. Steenbergen, 2011.
5?ISO 2394, General principles on
reliability for structures, 2015
6?Dantzig, D. van, Economic decision
problems for flood prevention.
Econometrica nr. 24, 1956, p. 276-287.
7?Dantzig, D. van en Kriens, J., Het
economische beslissingsprobleem
tenzake de beveiliging van Nederland
tegen stormvloeden. Deel 3, bijlage Jl.2
van het rapport van de
Deltacommissie, 1960.
8?Network of Central Banks and
Supervisors for Greening the Financial
System; https://www.ngfs.net/sites/
default/files/media/2021/08/27/ngfs_
climate_scenarios_phase2_june2021.pdf
9?Filekosten wegverkeer bij uitval oever-
verbindingen. H. Drolenga en L. de Vries,
Sweco rapport SWNL0240028, 2019.
Het kan
optimaler zijn
een bestaande
constructie met
een zekere
faalkans niet te
versterken als
de milieukosten
voor het
versterken aan
de hoge kant zijn
76? CEMENT 4 20 23
Reacties
Pieter Lanser 15 juni 2023 15:57
Het komt mij voor dat de onderhavige beschouwing een-op-een te vertalen is naar rollend, varend en vliegend materieel. Als ze daar al niet is ontwikkeld.