Dynamische
belasting op tribunes
Belastingen op tribunes door synchroon springende mensen
1 Tribune in een voetbalstadion
1
36? CEMENT 2 20 22
Direct na de instorting in De
Goffert werd in de media veel
gespeculeerd.
Als suggesties voor de
oorzaak werd vaak genoemd dat de con -
structie in resonantie is gekomen. Ook de
verschillen tussen zitplaatsen (4 kN/m²)
versus staanplaatsen (5 kN/m²) kwam
regelmatig aan de orde.
De norm
In artikel 2.2 (3) van NEN-EN 1991-1-1 [1]
staat het volgende over tribune belastingen:
'Indien resonantie-effecten kunnen worden
verwacht, als gevolg van synchroon ritmi-
sche beweging van mensen door dansen of
springen, behoort het belastingmodel te zijn
vastgesteld voor een gespecialiseerde dyna-
mische berekening.' In de nationale bijlage
staat dat een volledig dynamische bereke-
ning niet vereist is in de uiterste grenstoe-
stand voor relatief kleine constructiedelen
met weinig demping en belast door ten
hoogste 10 personen waarvoor de eigen fre-
quentie niet kleiner is dan 8 Hz en waarbij
bovendien is gerekend met een naar boven
gerichte belasting van 50% van de neer-
waarts gerichte gebruiksbelasting. Het
maximum van ten hoogste 10 personen is
in de praktijk vaak niet haalbaar, waardoor
een volledig dynamische berekening nood-
zakelijk is. Hoe dit moet worden gedaan,
wordt door de norm niet aangegeven. Het is dus de hoogste tijd om hier als
constructeur de tanden in te zetten, om te
begrijpen hoe dit soort belastingen werken
en om stadioneigenaren goed te kunnen adviseren. In dit artikel volgen enkele analy-
ses. Deze zijn zoveel mogelijk dimensieloos
opgesteld om een algemene beschouwing
mogelijk te maken.
Dit artikel staat los van het onderzoek
door NEC over de instorting van het tribune-
element in De Goffert.
Krachten door een springend
persoon
Voordat verschillende belastingmodellen
worden besproken, wordt eerst de maxima-
le kracht door één springende persoon onder-
zocht. In [1] wordt de energiebalans van een
springend persoon met een gewicht G [N] en
een massa m [kg] opgesteld. Een springend
persoon wordt geschematiseerd tot een
één-massa-veersysteem, waarbij de veer het
'doorzakken en weer strekken van de benen'
representeert (fig. 2). Dit geeft onderstaande
vergelijking:
(1)
?? = + ????
2pp
2
F F
mg h
k k
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(1)
M
et deze vergelijking kan de maximale kracht
door een persoon F
p [N] worden berekend
uit de veerstijfheid van de persoon k [N/m]
en spronghoogte ?h [m]. In tabel 1 zijn de
resultaten samengevat als verhouding van
kracht en gewicht (F
p/G) en het doorzakken
van de persoon (u = F
p/k), gegeven bij een
geschatte veerstijfheid van k ~ 10.000 kN/m.
Afhankelijk van de doorzakking en sprong-
hoogte van de persoon kan de kracht het
drie- tot vijfvoudige van het gewicht van de
persoon bedragen.
IR. MARK
SPANENBURG RO
Adviseur Constructies BAM Advies & Engineering auteur
Half oktober 2021 bezweek een tribune-element van het stadion De Goffert toen supporters
hierop aan het springen waren. De publieke opinie was verbaasd. Een constructie zou toch
berekend moeten zijn op een springende menigte? Weten we eigenlijk wel welke belasting een
springende menigte kan veroorzaken en hoe zich dit verhoudt tot de gebruiksbelastingen in de
norm? Kan een tribune-element in resonantie komen en wat betekent dat voor de belastingen?
CEMENT 2 2022 ?37
0,0 0,5
1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0
4,5
5,0
0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0
Fp/G
Tijd [s]
Gewicht persoon Dansen High-impact aerobics Normaal springen
Belastingmodellen
In de literatuur zijn verschillende belasting-
modellen beschikbaar. Voor dit artikel wordt
het model van B.R. Ellis en T. Ji toegepast
[3]-[7]. Dit model is experimenteel gevali-
deerd voor zowel één persoon [3] als voor
groepen springende personen [5]. Dit model
is in de Britse Nationale Annex van NEN-
EN-1991-1-1 en in een SBR-document met
betrekking tot vloertrillingen [7] opgenomen.
Het model beschrijft de sprongbelasting als
een Fourierreeks, waarbij de coëfficiënten
afhankelijk zijn van het type belasting. In
formulevorm wordt de belasting als functie
van de tijd als volgt uitgedrukt:
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p n pn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s
3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(2)
In tabel 2 zijn de coëfficiënten
van deze
reeks getoond voor drie verschillende belas-
tinggevallen, namelijk dansen, high-impact
aerobics en normaal springen. In figuur 3
zijn deze belastingen grafisch weergegeven voor een sprongfrequentie van een persoon
f
p = 2 Hz.
Volgens deze grafiek is de maximale
kracht versus gewicht ratio (F
p/G) voor nor-
maal springen 4,4, high-impact aerobics 3,2
en voor dansen 1,4.
Doordat de belasting is benaderd met een
Fourierreeks en slechts zes termen zijn ge-
bruikt, ontstaan in fig. 3 de kleine rimpels
tussen de pieken, terwijl de belasting hier in
werkelijkheid nul is. In figuur 3 is bij sprin-
gen en high-impact aerobics de belasting
voor een groot deel van de tijd nul, wat duidt
op het loskomen van de voeten van de on-
dergrond. Bij dansen blijft er altijd een verti-
cale druk aanwezig van minimaal het halve
gewicht.
Groepseffect
De voorgaande belastingmodellen gelden
voor één persoon. Wanneer meerdere men-
sen tegelijk gaan springen, moet het groep-
2 Springend persoon als massa-veersysteem
3 Vergelijking belastingsverhoging bij verschillende activiteiten (Ellis/Ji)
BEZWIJKEN TRIBUNE-ELEMENT
STADION DE GOFFERT
Over het bezwijken van het tribune-ele-
ment van het NEC-stadion stadion De
Goffert staat elders in dit nummer het
artikel Onderzoek instorting van tribune-
element Goffertstadion, geschreven door
Wouter Meijers en Erik Middelkoop van
Royal HaskoningDHV.
2
3
Tabel 2?Belastingparameters verschillende activiteiten (Ellis/Ji [4], [7])
contactratio ? coëff n = 1n = 2n = 3n = 4n = 5n = 6F p/G
dansen 1,1r
n 0,50
0,090,030,010,000,00
1,4
?
n -?/2 -?/2-?/2-?/2-?/2-?/2
ritmische oefeningen,
high-impact aerobics 0,5r
n 1,57
0,6700,1300,06
3,2
?
n 0 -?/20-?/20-?/2
normaal springen 0,33r
n 1,80
1,290,670,160,100,13
4,4
?
n ?/6 -?/6-?/2-5?/6 -?/6 -?/2
Tabel 1?Toename gewicht versus spronghoogte
?h [m]
u [m] F p/G
0,1 0,2 2,9
0,2 0,3 3,5
0,3 0,3 3,9
0,4 0,3 4,3
0,5 0,4 4,7
0,6 0,4 5,0
38? CEMENT 2 20 22
0,0 0,1
0,2
0,3
0,4
0,5 0,6 0,7
0,8
0,9
1,0
1 9 17253341495765
Reductiefactor
Aantal personen, v
Ellis/Ji Faisca
seffect worden beschouwd. Personen in een
groep kunnen niet exact tegelijkertijd sprin-
gen. Hierdoor vallen de pieken niet precies
samen en dit verlaagt de belasting van de
menigte. Ook blijkt de sprongfrequentie van
groepen anders te zijn dan van individuen.Naar deze sprongbelasting van groe-
pen zijn verschillende experimenten ge-
daan. In onderzoek van Ellis en Ji is een
groep tot 64 personen op ritmische muziek
met vooraf geselecteerde frequenties gaan
springen [5][6]. Uit dit experiment konden
de eerste drie Fouriercoëfficiënten worden
bepaald:
r1;v = 1,61 · ?-0,082 (3a)
r2;v = 0,94 · ?-0,24 (3b)
r3;v = 0,44 · ?-0,31 (3c)
In deze
vergelijkingen zijn
? het aantal per-
sonen. Het vloeroppervlak van het experi-
ment was 9 x 6 m². Dit betekent dat er onge-
veer 1,2 persoon/m² tijdens de test aanwezig
was. Vergelijkbare resultaten zijn in Cana-
dees experimenteel onderzoek gevonden, al
was de groepsgrootte daar beperkt tot maxi-
maal 8 personen [9]. Ook Faísca [9] heeft onderzoek gedaan
naar groepseffecten. Daarbij ging het om
een groep springende mensen tot 30 perso-
nen. Hij vond de volgende relatie voor het
equivalente aantal personen dat bijdraagt
aan de belasting ten opzichte van het totaal
aantal springende personen:
?eq = 0,4835 · ? + 1,1383 (4)
In figuur
4 zijn de effecten van beide modellen
op de maximale sprongbelasting met elkaar
vergeleken. Het groepsmodel van Ellis/Ji
geeft bij één persoon al een reductie ten
opzichte van het individuele model. Waar-
schijnlijk wordt er in groepsverband minder
hoog gesprongen dan individueel. De resultaten van de modellen van
Ellis/Ji en Faísca lijken ongeveer dezelfde
reducties van de piekbelasting te geven voor
normaal springen. Figuur 5 vergelijkt het
belastinggeval normaal springen van Ellis/Ji
met 1, 20 en 50 personen. Hierin is goed
te zien dat de amplitude (F
p/G) behoorlijk
afneemt naarmate er meer personen
springen en dat de tijdsperiode waarbij er
contact met de ondergrond wordt gemaakt
( F
p/ G ? 0) met meer personen toeneemt.
Een ander belangrijk aspect bij springende
personen of groepen is de sprongfrequentie
van de personen f
p. Volgens [6] ligt de sprong -
fr
equentie gemiddeld rond de 2 Hz en is de
spreiding afhankelijk van de groepsgrootte:
1,5 ? 3,5 Hz voor een individueel springen-
de persoon;
1,5 ? 2,8 Hz voor een kleine groep springen-
de personen (aerobics) met enige coördi
-
natie;
1,8 ? 2,3 Hz voor een grote groep springen-
de personen (popconcert) met enige coördi -
natie.
4 Invloed aantal springende personen op sprongbelasting
Hoe een volledig
dynamische
berekening moet
worden gedaan,
wordt door de
norm niet
aangegeven
4
CEMENT 2 2022 ?39
0,000 0,500
1,000
1,500
2,000
2,500
3,000
3,500
4,000
4,500
5,000
0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0
Fp/G
Tijd [s]
v=1
v=20
v=50
5
5 Vergelijking belastinggeval 'normaal springen' met verschillende groepsgrootten
Ten slotte is het aantal personen per m² be-
langrijk. De volgende onderverdeling wordt
aangehouden [11]:
Aerobics klas: 0,25 personen/m²
Dans activiteiten: 2 personen/m²
Zitplaatsen: 2 personen/m²
Staanplaatsen: 4 personen/m²
Belasting door springen op een
starre ondergrond
Beschouwd wordt de belasting door dan-
sen en springen in een stadion met staan-
plaatsen. De door de norm voorgegeven
gebruiksbelasting is 5,0 kN/m². Het stati -
sche gewicht van de personen, uitgaande
van 80 kg per persoon, op de staanplaatsen
is G = 4
· 80 · 9,81 / 1000 = 3,14 kN/m². Als de
groep synchroon danst, dan is F
p/ G = 1,4,
ofwel F
p = 1,4 · 3,14 = 4,4 kN/m². Dit ligt dicht
bij de normbelasting van 5,0 kN/m². Wanneer
deze mensen synchroon gaan springen in een
groep (
? = 20), dan wordt F p/ G = 2,8 (fig. 5)
en F
p = 2,8 · 3,14 = 8,8 kN/m². Bij inspringen
op een starr e ondergrond is de belasting al
aanzienlijk meer dan de normbelasting.
Hierbij zijn de dynamische effecten van de
constructie nog niet beschouwd.
Dynamische eigenschappen
constructie
De belastingmodellen zijn tot dusver op een
starre ondergrond geplaatst. Wanneer deze op een tribune-element worden geplaatst,
dan spelen de dynamische eigenschappen
van de constructie ook een rol. Dit geldt voor
zowel het tribune-element als voor de pri-
maire draagconstructie. In dit artikel wordt
alleen het dynamische gedrag van een tribune-
element beschouwd en is de primaire draag -
constructie niet meegenomen (als starre
oplegging verondersteld). Een tribune-element kan worden
geschematiseerd tot een één-massa-veer-
dempersysteem met de dynamische belas-
ting van een springende groep volgens het
model van Ellis/Ji (fig. 6).
De eigenfrequentie van de tribune hangt af
van de veerstijfheid en de massa:
Stijfheid tribune:
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(5a)
Equivalente massa tribune:
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(5b)
Eigenfrequentie tribune:
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(5c)
De equiv
alente stijfheid van de constructie
k
s [N/m] hangt af van de buigstijfheid EI [Nm²]
Het massaal
en synchroon
springen van
een menigte
levert een aan -
zienlijk hogere
belasting dan
de huidige
ontwerpbelasting
40? CEMENT 2 20 22
en de overspanning L [m] van het tribune-
element. De equivalente massa van de con-
structie is afhankelijk van de soortelijke
massa
? [kg/m²], de doorsnede A [m²] en de
lengte van het tribune-element. Hieruit kan
de eigenfrequentie van het tribune-element
f
s [Hz] worden berekend. Belangrijk: de mas -
sa van de menigte wordt niet meegenomen bij
de bepaling van de eigenfrequentie van de
constructie bij een springende menigte. Deze
zit immers al in de externe sprongbelasting.
Dit is afwijkend van de norm, waar altijd een
deel van de veranderlijke belasting wordt
meegenomen. Naast de eigenfrequentie is de demping
een belangrijke parameter. De dempings-
waarde van een betonconstructie in de
gebruikstoestand (BGT) is ongeveer 2% [8].
In de uiterste grenstoestanden (UGT) kan de
demping oplopen als gevolg van hysterese
door scheurvorming en vloeien van wape-
ning. Ook ontstaat hierdoor een niet-lineaire
interactie tussen belasting en respons, daar
wordt later in dit artikel nader op ingegaan.
Uit ervaring met aardbevingen lijkt een
dempingswaarde van 5% voor betoncon -
structies een redelijk uitgangspunt. Voor
tribune-elementen uit prefab beton zijn nog
geen specifieke gegevens bekend. De menigte op de tribune kan zelf ook
voor demping zorgen. Wanneer niet ieder-
een springt, zal de niet-springende groep
door het (aritmisch) meedeinen juist energie
absorberen. Er zijn metingen gedaan waar
de demping als gevolg van het niet-sprin-
gende mensen opliep tot 16% [6]. Wanneer
iedereen springt, treedt deze demping uiter-
aard niet op. Met de belastingmodellen van Ellis/Ji
kan de dynamische respons van construc- ties worden bepaald. De respons kan wor-
den uitgedrukt in verticale belastingen en
verplaatsingen. Hoewel belastingen de pri-
maire focus hebben in dit onderzoek, is het
ook belangrijk om inzicht te hebben in de
bijbehorende verplaatsingen.
Berekening dynamische respons
bij dansen en springen
Voor een één-massa-veersystemen kan voor
iedere willekeurige eigenfrequentie de dyna-
mische respons worden berekend. Dit is ge-
daan door de particuliere oplossing van het
één-massa-veersysteem van figuur 6 met de
belastingmodellen van Ellis/Ji te bepalen
voor iedere harmonische term:
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s\b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6 s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(6)
Inhoudelijk
wordt hierop in dit artikel niet
verder ingegaan en wordt verwezen naar
literatuur over dynamische analyses. De
resultaten zijn getoond in figuur 7 voor het
belastinggeval dansen en voor het belasting-
geval synchroon springen van een menigte
van 30 personen, uitgaande van een sprong-
frequentie van 2 Hz. De respons van de con-
structie is uitgedrukt in F
s/G, waarbij F s de
kracht in de constructie is. Tevens is de ex-
terne belasting van de menigte (F
p/G) in de
grafiek weergegeven.
Wat direct opvalt is dat bij de aangenomen
sprongfrequentie van 2 Hz aanzienlijke re-
sonantie optreedt bij eigenfrequenties van
2 Hz, 4 Hz en 6 Hz. Daarbij treden vergro-
tingsfactoren F
s/G op die groter zijn dan 10.
Ook bevestigt deze grafiek dat de dynami-
sche vergrotingsfactor sterk afhankelijk
6 Schematisering constructie naar massa-veersysteem en springende menigte naar externe belasting
6
CEMENT 2 2022 ?41
0 2
4
6 8
10 12
14
16
0246
810 1214
Fs/G
Eigenfrequentie tribune f s[Hz]
Springen ?=2% Springen ?=5% Springen ?=10% Externe springbelasting Fp/G
Dansen ?=2% Dansen ?=5% Dansen ?=10% Externe dansbelasting Fp/G
is van de mate van demping. Bij construc-
ties met een eigenfrequentie hoger dan 8 Hz,
reageert de constructie nagenoeg statisch
op de springende menigte: F
s/G ? F p/G. Dit
verklaart de vereenvoudiging in artikel 2.2
van NEN-EN-1991-1-1. Het is handig om te weten welke ver-
hoging de dynamische respons (F
s/G) ? geeft
ten opzichte van de statische respons (F
p/ G ) ?.
Deze verhouding wordt de dynamische am-
plificatie factor (DAF) genoemd:
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F DAF F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(7)
Zo
wel de belasting als de dynamische ver-
grotingsfactor is afhankelijk van het aantal
personen
?. Daarom is ? als index aan deze
grootheden toegevoegd. In tabel 3 zijn de dynamische amplificatie
factoren samengevat voor de verschillende
frequentiegebieden en dempingswaarden
?
van de constructie.
Naast een neerwaartse belasting treedt er
ook een opwaartse belasting in de construc-
tie op. In figuur 8 is de dynamische belasting
in de constructie als functie van de tijd ge-
toond bij een eigenfrequentie van 12 Hz, een
sprongfrequentie van 2 Hz en een demping
van 2%. Hieruit blijkt dat neerwaartse belas-
ting een factor 3,1 is van het gewicht van de
personen, maar ook dat de opwaartse belas-
ting een factor -1,1 is. Dit verklaart waarom
de norm eist dat minimaal 50% van de opge-
legde belasting opwaarts moet worden gere-
kend bij eigenfrequenties hoger dan 8 Hz.
7
7 Maximale dynamische belasting in een constructie door een dansende en door een springende menigte (f s = 2 Hz)
Tabel 3?Dynamische Amplificatie Factoren (DAF
n) voor verschillende belastingen, dempingswaardes en eigenfrequenties
fs < 3Hz
3 Hz ? f s < 6 Hz6 Hz ? f s < 9 Hzf s ? 9 Hz
dansen springen ? = 30 dansen springen ? = 30 dansen springen ? = 30 dansen springen ? = 30
? = 1% 18,1 23 4,38,7 2,33,9 1,11,2
? = 2% 9,4 11,7 2,74,8 1,72,5 1,11,1
? = 5% 4,2 4,9 1,82,5 1,41,6 1,01,0
? = 10% 2,4 2,6 1,51,8 1,31,3 1,01,0
42? CEMENT 2 20 22
-1
-0,5
0
0,5 1
1,5 2
2,5
3
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0
Fs/G
Tijd [s]
Bij lagere eigenfrequenties kan het percen-
tage van de opgelegde belasting dat op-
waarts werkt aanzienlijk hoger worden.
Verticale verplaatsingen bij dan-
sen en bij springen
De verplaatsingen kunnen als volgt worden
berekend uit de eerder berekende belastin-
gen F
s/G voor iedere eigenfrequentie f s, van
vergelijking (6):
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG u k Gk Gm f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(8)
De
verplaatsingen zijn met de bekende (F
s/ G ) ?
en eigenfrequentie f
s, direct afhankelijk van
de factor G/m
s.
In figuur 9 wordt een grafiek getoond
voor de verplaatsingen voor de belasting-
gevallen dansen en springen met een
sprongfrequentie van 2 Hz, bij verschillende
constructietypes en dempingswaarden. Er
zijn twee constructietypes beschouwd. Ten
eerste een lichte (stalen) tribune-element
met m
s = 1,0 kN/m² en ten tweede een
zwaarder (betonnen) tribune-element met
m
s = 4,0 kN/m². Voor de gebruiksbelasting
is uitgegaan van vier personen per m²
(G = 3,2 kN/m²).
Uit deze grafiek blijkt dat, zoals verwacht,
een betonconstructie aanzienlijk minder
verplaatst dan een staalconstructie bij dezelfde eigenfrequentie. De grootste ver-
plaatsingen treden op bij precies dezelfde
frequentie waarbij ook de grootste belastin-
gen optreden. Verplaatsingen bij de eerste
resonantiepiek f
s = 2 Hz kunnen behoorlijk
oplopen tot 637 mm voor een staalconstruc-
tie (met 2% demping, vaak wordt 1% aange-
houden voor staal) en 159 mm voor een be-
tonconstructie bij springen. De tweede
resonantiepiek geeft al aanzienlijk kleinere
verplaatsingen (66 en 17 mm) en de derde
piek is niet meer zichtbaar (15 en 4 mm) bij
springen. Bij dansen zijn de verplaatsingen
nog kleiner. De kleine verplaatsingen bij de
hogere resonantiepieken zijn een risico. De
trillingen zijn minder zichtbaar, maar de
belasting is nog steeds erg hoog.
De invloed van niet-lineair ge-
drag van betonconstructies
De eigenfrequentie hangt direct af van de
buigstijfheid (zie vergelijking 5c). Bij beton is
de buigstijfheid geen constante parameter
en afhankelijk van de mate van scheurvor-
ming en vloeien. Anders gezegd, de buigstijf-
heid is afhankelijk van de mate van belasten. In het bovenste deel van figuur 10 is
een voorbeeld gegeven van een betonnen
balk onder een statische belasting. De belas-
ting is dan constant in de tijd. De doorbui -
ging is een niet-lineaire functie van de belas-
ting en kan worden vastgelegd in een last-
8
8 Dynamische belasting van een constructie uitgezet in de tijd met een eigenfrequentie van 12 Hz, een demping van 2% en een
sprongfrequentie van 2 Hz
In een aantal
andere landen
wordt al een
aanzienlijk
hogere belasting
aangehouden
voor onderdelen
waar belastingen
door springen
kan worden
verwacht
CEMENT 2 2022 ?43
0,000 0,050
0,100
0,150
0,200
0,250
0,300
123456 78
Verticale verplaatsing [m]
Eigenfrequentie tribune f s[Hz]
Springen + staal ?=2% Springen + staal ?=5% Springen + beton ?=2% Springen + beton ?=5%
Dansen + staal ?=2% Dansen + staal ?=5% Dansen + beton ?=2% Dansen + beton ?=5% 9
10
9 Maximale verplaatsingen van een constructie door een dansende en door een springende menigte (f s = 2 Hz)
10 Niet-lineair gedrag van een betonconstructie, statisch en dynamisch 44? CEMENT 2 20 22
Buigstijfheid
Eigen-
frequentie Dynami sche
b elast ing
zakkingsdiagram (of MN?-diagram). In dit
diagram zijn er drie takken te onderscheiden:
(1) de ongescheurde tak, (2) de gescheurde
tak en (3) de tak waar de wapening (en even -
tueel betondrukzone) vloeit. Uit de gegeven
belasting kan de doorbuiging en een 'effec-
tieve' stijfheid k
eff worden bepaald. Kruip en
andere langdurige effecten zijn buiten be-
schouwing gelaten. Bij een dynamische situatie wordt dit
complexer (zie het onderste deel van fig. 10).
De belasting varieert in de tijd, waardoor ook
de bijhorende stijfheid en eigenfrequentie
variëren. De dynamische respons hangt af
van de eigenfrequentie (fig. 7) die geen con -
stante meer is maar continu wijzigt. Deze
complexe interactie tussen dynamische
belasting, stijfheid en r
espons is weergege-
ven in figuur 11 en moet in een dynamische
analyse per tijdstap iteratief worden opge-
lost.
De invloed van het niet-lineaire gedrag van
beton op de dynamische respons moet ver-
der worden onderzocht. De verwachting is
dat de resonantiepieken van de belasting in
figuur 7 zullen afnemen, doordat de capaci -teit van de constructie (plastisch) wordt
begrensd. Dit moet waarschijnlijk worden
gecompenseerd door een toename van de
verplaatsingen en ductiliteit van de con -
structie. Uiteraard is voldoende minimale
wapening voor de opname van het scheur-
moment een eerste vereiste. Het dempende
effect op de belastingpieken, tezamen met
de hysteretische demping beargumenteren
de gekozen 5% dempingswaarde in de uiter-
ste grenstoestand. Verder onderzoek moet
aangeven wat de precieze gevolgen van de
niet-lineaire dynamische respons zijn en
met welke dempingswaarde deze het beste
kan worden benaderd, eventueel aangevuld
met andere factoren of restricties.
Ontwerpbelastingen voor con-
structies
In tabel 4 zijn alle voorgaande resultaten
samengevat en vertaald naar belastingen
voor verschillende activiteiten en/of ge-
bruiksklassen. De gehanteerde uitgangs-
punten zijn een minimale gescheurde eigen-
frequentie van f
s;gescheurd > 6 Hz van een lege
tribune, 5% demping en een groepsgrootte
van 30 personen.
De waardes uit de tabel kunnen als volgt
worden berekend:
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(9a)
(1)
?? = + ????
2
pp
2
F F mg h kk
(2)
() ( ) ( ) =+ + ? p npn 1 sin 2 F t G r nf t
(5a)
=s 3 4\fEI k L
(5b)
=s \b, 49 m AL
(5c)
== s
s 4 s
1
22 k EI f m AL
(6)
() () ( ) ( ) =
= =+ + + ? 6
s 1 s n nn /1sin 2 n
nn F t G Hf r f t
(7)
??=??????
s
p
F
DAF
F
(8)
()
?? ?? = = = ?? ??
?? ?? ss s 2 ss s
1
2
s
FF FGG
u
k Gk Gm
f
(9a)
?? = ????s
s
F p nG G
(9b)
??
??
=??
??
??
??p
s
F
F DAF GG
(9b)
V
oor lagere of hogere eigenfrequenties of
andere dempingswaardes kan de tabel
11
11 Interactie tussen stijfheid, eigenfrequentie en dynamische belasting Tabel 4?Belastingen voor verschillende activiteiten voor betonnen constructie elementen met een gescheurde eigenfrequentie
hoger dan 6 Hz en een demping van 5% (? = 30 personen).
activiteit n [p/m2] (F p/G) ?=1 (Fp/G) ?=30 DAF ?=30 (Fs/G) ?=30 belasting
p
s [kN/m2]
danszaal dansen*
2,01,41,41,42,03,1
h.i. aerobics* 0,253,23,21,44,40,9
zitplaats tribune dansen*
2,01,41,41,42,03,1
springen 2,04,42,71,64,46,9
staanplaats tribune dansen*
4,01,41,41,42,06,3
springen 4,04,42,71,64,413,8
* Voor dansen en high-impact aerobics zijn groepseffecten niet bekend en daarom niet meegenomen
CEMENT 2 2022 ?45
worden aangepast met behulp van formule
(9b) en de DAF-waarde uit tabel 3. Wanneer
de eigenfrequentie bijvoorbeeld hoger is dan
9 Hz wordt de DAF-waarde 1,0 in plaats van
1,4 of 1,6 die nu in de tabel staan opgeno-
men. Dit leidt dan tot een lagere belasting.
Een ander voorbeeld is dat bij staalcon-
structies 1% demping in de uiterste grens-
toestand wordt geadviseerd (uitgaande van
lineair elastisch gedrag). Dit resulteert in
een hogere DAF-waarde en daardoor een
hogere belasting. Opgemerkt moet worden dat een
groot deel van de neerwaartse belasting ook
opwaarts werkt. De opwaartse belasting kan
als volgt worden berekend:
(10)
s
s;opwaarts 2
F p nG G
?? ?? = ?? ???? ?? (10)
U
it deze berekening blijkt dat de door de
norm voorgeschreven opwaartse belasting
geen onrealistische waarde is voor springen
op constructies. Het massaal en synchroon springen
van een menigte levert dus een aanzienlijk
hogere belasting dan de huidige ontwerpbe-
lasting. De grootte van de belasting wordt
voor het grootste deel bepaald door het aan-
tal personen per m² en het gebruik (F
p/G).
Buitenlandse normen
In het buitenland gelden andere voorschrif-
ten voor de aan te houden tribunebelastin-
gen. In tabel 5 worden hier een paar voor-
beelden van gegeven. Hieruit blijkt dat in
een aantal andere landen al een aanzienlijk
hogere belasting wordt aangehouden voor
onderdelen waar belastingen door springen
kan worden verwacht. In Duitsland en Groot-Brittannië wordt voor bouwelementen
bovendien geëist dat indien trillingen door
personen kunnen optreden, het element
wordt ontworpen op de daarbij optredende
resonantie effecten.
Conclusie en aanbevelingen
Het belastinggeval ritmisch springen van
groepen mensen wijkt af van de overige op-
gelegde belastingen uit de norm. Uit boven-
staande analyse blijkt dat dit belastinggeval
aanzienlijk hogere belastingen kan geven.
Een aantal buitenlandse normen schrijven
een hogere opgelegde belasting voor bij ele-
menten waarop kan worden gesprongen en
eisen ook aanvullend onderzoek als reso-
nantie effecten hierdoor kunnen optreden.
Een hogere belasting van minimaal 7,5 kN/m²
wordt op zijn minst aanbevolen. Geadviseerd
wordt om een gedegen analyse uit te voeren
zoals beschreven is in dit artikel. Dit kan in
een aantal gevallen resulteren in een (aan-
zienlijk) hogere belasting.
Betonconstructies gedragen zich
niet-lineair en dit kan een positieve invloed
hebben op de dynamische respons en de in
rekening te brengen dempingswaardes. Hier
moet nader onderzoek naar worden gedaan. De effecten van springen op een con-
structie zijn significant en moeten serieus
worden genomen bij het ontwerp van tri-
bunes.
LITERATUUR
1?NEN-EN 1991-1-1:2002+C11:2019+NB:2019,
Eurocode 1: Belastingen op constructies,
Deel 1-1: Algemene belastingen ?
Volumieke gewichten, eigengewicht en
opgelegde belastingen voor gebouwen.
2?Structural Dynamics. Part 1 - Structural
vibrations, Collegedictaat CT4140, juni
2006, J.M.J. Spijkers, A.W.C.M.
Vrouwenvelder, E.C. Klaver.
3?Human structure interaction in
vertical vibrations, B.R. Ellis, T. Ji, Proc.
Inst. Civ. Engineers Structures & Bridges,
1997, 122, Panel Paper 11023.
4?Floor vibration induced by dance-
type loads: verification, B.R. Ellis, T. Ji,
The Structural Engineer. volume 72, #3.
1 February 1994.
5?The response of grandstands to
dynamic crowd loads, B.R. Ellis, T. Ji,
Proc. Inst. Civ. Engineers Structures &
Bridges, 2000, 140, Paper 12305.
6?Loads generated by jumping crowds:
numerical modelling, B.R. Ellis, T. Ji, The
Structural Engineer, 7 September 2004.
7?The response of structures to
dynamic crowd loads, BRE Digest #426.
2004 Edition, B.R Ellis. T.Ji.
8?SBR-richtlijn Trillingen door lopen.
9?Vandal loads and induced vibrations
on a footbridge, E. Caetano, A. Cunha,
C. Moutinho, Journal of bridge
engineering, ASCE, May/June 2011.
10?Dynamic load factors for pedestrian
movements and rhythmic exercises,
G. Pernica, Institute for research in
construction, Canada. Canadian
Acoustics 18(2) 3-18 (1990).
11?Design of floors for vibration: A new
approach, SCI publication P354,
Revised edition, Februari 2009, A.L.
Smith, S.J. Hicks, P.J.Devine.
12?UK National Annex to Eurocode 1:
Actions on structures ? Part 1-1: General
actions ? Densities. self-weight.
imposed loads for buildings. 2002
13?ASCE 7-16. Minimum Design Loads
and Associated Criteria for Buildings
and Other Structures. American
Society of Civil Engineers.
14?NEN-EN
1992-1-1:2005+A1:2015+NB:2016+A1:2020.
Eurocode 2: Ontwerp en berekening
van betonconstructies. Deel 1-1:
Algemene regels voor gebouwen.
Tabel 5?Normbelastingen voor tribunes in andere landen
land
gebruiksklassebelasting [kN/m2]
Groot-Brittannië C5-grote mensen massa's
5,0
C52-Podia 7, 5
Verenigde Staten podia7, 2
Italië C5-Grote mensenmassa's5,0
Duitsland vaste zitplaatsen
5,0
zonder vaste zitplaatsen 7, 5
Nederland C5-grote mensen massa's
5,0
C2-vaste zitplaatsen 4,0
46? CEMENT 2 20 22
Reacties
Tom 24 maart 2023 14:57
.
M. Driessen-Boonen 24 maart 2023 13:59
Het meest interessante artikel!