BRL 5022, de beoordelingsrichtlijn over de coördinerend constructeur, kan een belangrijke rol gaan vervullen bij een betere borging van constructieve veiligheid. Deze BRL is op 27 april 2021 bindend verklaard. Aansluitend zijn twee pilotprojecten gestart: één bij een grote aannemer en één bij een middelgroot ingenieursbureau. De BRL, die aanvankelijk 'op de tekentafel' tot stand is gekomen, zal op grond van de in deze projecten opgedane ervaringen worden bijgewerkt voor een betere afstemming op de engineeringspraktijk. Een blik op de ervaringen tot nu toe en de aandachtspunten voor verdere uitwerking.
Ervaringen met
BRL 5022
Input vanuit pilotprojecten voor herziening BRL 5022 voor
de engineering van bouwwerken in de woning- en
utiliteitsbouw door de coördinerend constructeur
1 Bij het borgen van constructieve veiligheid van een bouwwerk speelt de coördinerend constructeur een belangrijke rol
1
CEMENT 4 2022 ?63
Bij het borgen van constructieve
veiligheid van een bouwwerk
speelt de coördinerend construc-
teur een belangrijke rol.
Om deze
rol zo in te richten dat een hoog kwaliteits-
niveau van de geleverde engineering wordt
geborgd, is de beoordelingsrichtlijn BRL 5022
opgesteld. Op basis van de BRL kunnen in-
genieursbureaus een 'KOMO-dienstencerti-
ficaat voor de engineering van bouwwerken
in de woning- en utiliteitsbouw door de
coördinerend constructeur' behalen. De verdere uitwerking van de BRL
wordt afgestemd op alle andere relevante
ontwikkelingen en systemen die van belang
zijn voor de kwaliteitsboring van de enginee-
ring. Dat zijn bijvoorbeeld:
De coördinerend constructeur 'nieuw stijl'
DNR-STB: het lopende wijzigingsproces
Het Constructeursregister
Het Kennisportaal Constructieve Veiligheid
De Wet kwaliteitsborging
Naast het voeren van dezelfde terminologie
zijn nog lopende, maar zinvolle ontwikkelin-
gen alvast in de BRL opgenomen. Een voor-
beeld is de BRL-eis dat het overdrachtsdos-
sier DO-TO (Definitief Ontwerp ? Technisch
Ontwerp) ook de constructieve ontwerpbe-
rekeningen moet bevatten.
Koppeling BRL 5022 met ontwik-
keling constructeur 'nieuwe stijl'
Om de constructieve veiligheid in de bouw
beter te borgen is door vijf samenwerkende
partijen (kerncoalitie) het verbeterprogramma 'Veiligheid in de bouw' gestart. Dit naar aan-
leiding van diverse incidenten en rapporten
van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een
van de onderdelen van dat programma is de
introductie van een coördinerend construc-
teur 'nieuwe stijl', met veel meer verant-
woordelijkheden dan we tot dusver gewend
waren.
Om BRL 5022 aan te laten sluiten bij
deze plannen is er bij het opstellen nadrukke -
lijk naar gekeken en rekening mee gehouden.
H
et ligt voor de hand om ervoor te zorgen dat
de straks KOMO-gecertificeerde coördinerend
constructeur niet deels maar volledig voldoet
aan de eisen van deze coördinerend con -
structeur 'nieuwe stijl'. Op dit moment liggen
deze eisen nog niet g
eheel in lijn en daarom
wordt in overleg met VNconstructeurs iemand
uit de werkgroep Constructieve Veiligheid,
die ressorteert onder het verbeterprogramma
'Veiligheid in de Bouw', betrokken bij de her -
ziening van de BRL.
Pilots
Nadat de BRL in 2021 bindend is verklaard,
is begonnen met enkele pilots, onder bege-
leiding van certificatie-instelling Kiwa. De
pilots zijn ervoor om te ontdekken waar de
BRL concreet, maar vooral waar deze onno-
dig schuurt met de praktijk. Onderdeel wa-
ren ook de voor certificering gebruikelijke
audits. Drie ingenieursbureaus hebben zich
voor een pilot aangemeld. Twee bureaus
zijn al wat verder in dit traject op weg. Voor
IR. EVERT SMIT
Senior Certification Engineer
Kiwa Nederland BV auteur
BRL 5022, de beoordelingsrichtlijn over de coördinerend constructeur, kan een belangrijke
rol gaan vervullen bij een betere borging van constructieve veiligheid. Deze BRL is op
27 april 2021 bindend verklaard. Aansluitend zijn twee pilotprojecten gestart: één bij een
grote aannemer en één bij een middelgroot ingenieursbureau. De BRL, die aanvankelijk
'op de tekentafel' tot stand is gekomen, zal op grond van de in deze projecten opgedane
ervaringen worden bijgewerkt voor een betere afstemming op de engineeringspraktijk.
Een blik op de ervaringen tot nu toe en de aandachtspunten voor verdere uitwerking.
64? CEMENT 4 20 22
deze bureaus betekende dit dat zij een aan-
tal aanpassingen in het kwaliteitssysteem
moesten doorvoeren. Het volgen van de
BRL betekent ook dat er meer moet worden
vastgelegd, op een in de BRL voorgeschre-
ven manier. Aan de andere kant is het voor-
deel van pilots dat er actief kan worden
meegedacht om de BRL in lijn te brengen
met de praktijk. Op basis van de bevindingen
geeft Kiwa aan hoe voorlopig met aanmer-
kingen wordt omgegaan. Een werkgroep
van het College van Deskundigen voor de
engineering van bouwwerken doet vervol -
gens verbetervoorstellen voor een nieuwe
versie.
Ervaringen certificatie-instelling
De pilots hebben tijdens de audits tot bevin-
dingen geleid bij Kiwa, waarvan er hieron-
der enkele ter illustratie worden toegelicht.
Overdrachtsdossier en ingangscontrole
Tussen elke fase in het ontwerpproces moet
volgens de BRL een compleet overdrachts-
dossier worden beoordeeld en geaccepteerd
vóórdat de uitwerking in de volgende fase
mag beginnen. Concreet gaat het hierbij om
een overdrachtsdossier tussen DO en TO en
een tussen TO en UO. Dit dossier moeten voldoende infor-
matie bevatten voor de uitwerking van de
engineering van de opeenvolgende fase. In de praktijk wordt er ook zonder een
geheel compleet overdrachtsdossier vaak
toch al met de verdere uitwerking gestart.
Dit kan diverse redenen hebben. Denk bij-
voorbeeld aan een heel krappe planning of
aan een tijdelijke situatie van overcapaciteit
die ertoe zou leiden dat er mensen zonder
werk zouden komen. Met het verbieden
hiervan schiet de BRL zijn doel voorbij.
Om BRL 5022
aan te laten
sluiten bij de
plannen voor een
coördinerend
constructeur
'nieuwe stijl', is er
bij het opstellen
nadrukkelijk
rekening mee
gehouden
ARTIKELENSERIE 'BORGEN
CONSTRUCTIEVE VEILIGHEID'
Dit artikel is het derde in de artikelenserie
'Borgen constructieve veiligheid' die
Cement in samenwerking met VNcon-
structeurs in 2022 en 2023 publiceert.
In de artikelenreeks wordt de manier
belicht waarop procesverbeteringen
moeten leiden tot meer constructieve
veiligheid. De artikelen zijn online te
raadplegen op www.cementonline.nl/
constructieve_veiligheid.
BRL 5022 GEZIEN VANUIT DE OPDRACHTGEVER
Jurgen Hielema van het Rijksvastgoedbedrijf is ten tijde van de voorpublicatie
van de BRL 5022 betrokken geraakt bij de certificering van de coördinerend con-
structeur en heeft nu zitting namens (rijks-)opdrachtgevers in het College van
Deskundigen van KIWA. Hielema is gevraagd naar zijn bevindingen bij BRL.
Hielema gaat er niet vanuit dat deze certificering de opdrachtgevers volledig gaat ont-
zorgen. Constructieve veiligheid is een ketenverantwoordelijkheid, waarbij het besef, de
betrokkenheid en het verantwoordelijkheidsgevoel van groot belang blijft, zeker bij de
opdrachtgevers. Vaak zijn zij publiekrechtelijk eindverantwoordelijk voor de construc-
tieve veiligheid. De BRL 5022 is een belangrijk instrument om de ontwikkeling van de rol
van de coördinerend constructeur te ondersteunen. Het succes hangt er natuurlijk vanaf
of er op termijn voldoende certificaathouders zullen zijn. Het Rijksvastgoedbedrijf zal
dan zeker overwegen om bij de uitvraag bij tenders de BRL 5022, of aantoonbaar gelijk-
waardig, voor te schrijven. Er zullen echter altijd uitzonderingen en redenen blijven om
een andere wijze van procesmatige kwaliteitsborging uit te vragen.
Hielema verwacht dat de kosten van de engineering door de certificering in beperkte
mate zullen toenemen, waarbij de verhoging van de kwaliteit de belangrijkste drijfveer
is. Uiteraard moet de kwaliteit van de engineering van niet-gecertificeerde bureaus ook
op orde zijn. In de toekomst moet er ook ruimte zijn voor aanpassingen en aanscherpin-
gen. De feedback uit de pilotprojecten en de reacties uit de markt leveren input voor
verbeteringen. Tevens kan het draagvlak worden verhoogd door de aansluiting op de
ontwikkeling van de coördinerend constructeur 'nieuwe stijl' vanuit het 'verbeterpro-
gramma Veiligheid in de bouw', de Wet Kwaliteitsborging, het Constructeursregister en
het Kennisportaal Constructieve Veiligheid.
Dit leidt tot een breed geaccepteerde BRL, die de kwaliteit van de constructieve enginee-
ring naar een hoger niveau gaat tillen en daarmee een positieve bijdrage levert aan het
verbeteren van de constructieve veiligheid in Nederland.
CEMENT 4 2022 ?65
De BRL dient natuurlijk wel te borgen dat
dit dan op een dermate beheerste wijze ge-
schiedt, dat er geen afbreuk wordt gedaan
aan een hoge kwaliteit van de geleverde en-
gineering. Onderscheid hierbij de volgende
twee voorkomende situaties:
1
V
oor een deel van de engineering is het
overdrachtsdossier wel volledig.
2
V
oor een deel van de engineering zijn
alleen bepaalde parameters nog onzeker. Om dit op te lossen kan worden
gedacht aan het introduceren van een
'projectfase-overgangsrapport', waarmee
de constructief projectleider bewaakt en
registreert welk deel van de engineering
door kan gaan omdat het dossier voor dat
deel wel compleet is én welke engineering
op grond van een voorlopige aanname door
kan gaan (bijv. een nog onbekende vloerbe-
lasting: wordt het kantoor of archief ?). In
het laatste geval moet de projectleider, naast
de voorlopige aanname, ook de risico's van
die aanname omschrijven (de controlemo- menten) en de projectleider zal het punt
uiteindelijk met een toelichting moeten
afsluiten.
Wellicht is het ook zinvol om te eisen
dat alle voorlopige aannames als zodanig
worden gemarkeerd in de Project Enginee-
ring Nota (meer hierover verderop in dit
artikel).
Dit doet niets af aan het feit dat de coördine-
rend constructeur altijd een ingangscontrole
moet uitvoeren op het gehele overdrachts-
dossier of op de onderdelen die van toe-
passing zijn voor de engineering die eerder
wordt begonnen. Het genoemde 'projectfase-
overgangsrapport' is de aangewezen plek
om verslag te doen van die beoordeling /
ingangscontrole.
Project Engineering Nota? In de BRL staat
dat alle voor de engineering belangrijke
afspraken, demarcaties, eisen en uitgangs-
punten en dergelijk eenduidig moeten
2 Het multifunctionele onderwijsgebouw (MFO II) van Erasmus Universiteit Rotterdam, pilotproject van BAM, bron: Paul de Ruiter Architects
2
66? CEMENT 4 20 22
worden vastgelegd in een projectbasisdocu-
ment, de zogenoemde Project Engineering
Nota. Hiervoor gelden meerdere aandachts-
punten. Momenteel eist de BRL dat de op-
drachtgever 'voor akkoord' tekent. Dit zal in
veel gevallen (waar een opdrachtgever geen
technisch inhoudelijke kennis heeft) niet
lukken en ook niet zinvol zijn. Mogelijk
wordt dat gewijzigd in de eis dat de op-
drachtgever steeds op de hoogte moet wor-
den gebracht van elke nieuwe revisie van dit
document en/of hij deze taak kan delegeren. Ook is er gesteld dat de uitputtende lijst in
deze paragraaf kan leiden tot een afvink-
lijstje, waarbij de opsteller het lijstje afloopt
zonder er zelf goed bij na te denken. Moge-
lijk is het beter om te kiezen voor een op-
somming van meer algemene kopjes (denk
aan belastingen, vervormingen, normen en
richtlijnen etc.), terwijl een uitputtende lijst
als bijlage wordt opgenomen.
Dateren en paraferen? De BRL eist dat alle
documenten worden geparafeerd en geda-
teerd. Dit is niet meer helemaal in lijn
BRL 5022 GEZIEN VANUIT DE ADVISEUR
Er worden op dit moment twee pilots uitgevoerd bij
SWINN en BAM Advies & Engineering. Beide bureaus
zijn naast ontwerpend constructeur ook veelvuldig
werkzaam in de rol van coördinerend constructeur.
Constructieve veiligheid is voor allebei heel belangrijk
en naast betrokkenheid bij de BRL 5022, zijn beide
partner van het Kennisportaal Constructieve Veiligheid
(KPCV). Aan Hushang Ulfati van SWINN en Sander
Vernooij van BAM Advies & Engineering is gevraagd
naar hun bevindingen.
Naast het verbeteren van de eigen kwaliteitsborging hopen
Ulfati en Vernooij dat de BRL 5022 ook bij zal dragen aan
het zorgvuldiger omgaan en verbeteren van de construc-
tieve uitwerking in de UO-fase door de bouwbedrijven,
onderaannemers en leveranciers met hun bijbehorende
deelconstructeurs. Kortom een verbeterslag over de gehele
linie. De verwachtingen en taken van de diverse participan-
ten kunnen beter worden afgestemd en er valt niks tussen
wal en schip. De BRL bevat handige handvatten en proce-
dures hiervoor, waarmee de opdrachtgever verder wordt
ontzorgd. De coördinerend constructeur is de eindverant-
woordelijke voor de constructieve veiligheid.
Door de deelname aan de pilots kan proactief invloed worden
uitgeoefend op de inhoud van de BRL en ervoor worden
gezorgd dat de regeling praktisch toepasbaar is en geen
papieren tijger wordt. Er moet worden gewaakt voor over-
tollige administratieve procedures zonder toegevoegde
waarde. Een voorbeeld van het zoeken naar een juiste
balans, is het aantoonbaar en naspeurbaar vastleggen van
controles en de verwerking hiervan. Dit stelt terecht hoge
eisen aan het documentbeheersysteem, maar je kunt ook
gemakkelijk doorschieten in administratief geneuzel.
Constructieve veiligheid vereist natuurlijk meer dan een
BRL 5022 en kan alleen structureel worden verbeterd als
alle partijen als opdrachtgevers, adviseurs, bouwbedrijven
en leveranciers daar zorgvuldig mee omgaan; het blijft een
ketenverantwoordelijkheid. Het beschrijven van de rol en
verantwoordelijkheden van de andere partijen in het engi-
neeringsproces zou een zeer zinvolle aanvulling zijn. De rol
van de opdrachtgever, het bouwbedrijf, de engineerings-
coördinator en de verschillende deelconstructeurs zijn
daarbij de belangrijkste. Een interessante vraag is tevens
of de coördinerend constructeur niet meer mandaat en
bevoegdheden moet krijgen als de kwaliteit van aangele-
verde stukken onvoldoende is. Sterker nog, is het niet raad-
zaam om ook de deelconstructeurs te certificeren?
De coördinerend constructeur bewaakt de constructieve
kwaliteit en heeft de eindverantwoordelijkheid voor het
bewaken van de constructieve samenhang en het borgen
van de constructieve veiligheid. De BRL 5022 is een uitste-
kend hulpmiddel om dit te realiseren. De BRL richt zich
daarentegen hoofdzakelijk op de gebruiksfase en slechts
beperkt op de bouwfase, terwijl de bouwfase een aanzienlijk
aandeel kan hebben in de uiteindelijke kwaliteit van het
bouwwerk in de gebruiksfase. Momenteel is de taak onder
certificaat beperkt tot het beoordelen van bouwmethodieken,
werkplannen en hulpconstructies die van invloed zijn op de
constructieve veiligheid in de gebruiksfase. Zou de BRL niet
meer moeten zeggen over de bouwfase en zijn tijdelijke
hulpconstructies?
De volgende stap is het delen van ervaringen en het ver-
werken van verbeteringen in de BRL en daarna zorgvuldig
promoten in de markt.
De koppeling
van BRL 5022
met de komende
Wet kwaliteits-
borging voor
het bouwen is
van groot belang
CEMENT 4 2022 ?67
met de huidige digitale praktijk. Waar het
om gaat is, dat het duidelijk is:
1
wie de g
enoemde revisie van een document,
wanneer heeft opgesteld;
2
wie het document heeft g
etoetst en op
welke datum het is geaccordeerd;
3
w
anneer, welke projectleider, het document
met de status definitief heeft vrijgegeven. Het is tegenwoordig mogelijk niet gepast
om te eisen dat dit met gezette of digitaal
ingeplakte parafen moet gebeuren. Ieder
systeem dat borgt dat bovenstaande voor elk
document gebeurt, kan worden geaccep- teerd. Een ander uiterste is het digitaal
plaatsen van slechts initialen met datum. De
vraag is of dit voldoende is. Het ligt ook voor
de hand dat dit samenhangt met bevoegdhe-
den. Zo mag een tekenaar de naam van de
toetser en de toetsingsdatum opschrijven,
maar uitsluitend in opdracht van die toetser
zelf. Hetzelfde geldt voor een projectleider
die een document voor definitief vrijgeeft.
In het kader van lopende discussies
zal de werkgroep ook moeten beslissen of de
BRL ervan uitgaat dat er initialen, parafen
of namen van personen op de tekeningen
BRL 5022 GEZIEN VANUIT HET BOUWBEDRIJF
René Sterken van BAM Bouw en Vastgoed was namens
de bouwbedrijven betrokken bij de ontwikkeling van de
BRL 5022. Ook Sterken is gevraagd naar zijn bevindingen
bij de BRL.
Mede door de diverse incidenten in het verleden, is de
urgentie van constructieve veiligheid alleen maar vergroot.
Bouwbedrijven kennen als geen ander de grote gevolgen
van het falen van constructies tijdens de bouwfase of in de
gebruiksfase. Elk zichzelf respecterend bouwbedrijf heeft
constructieve veiligheid hoog in het vaandel en alle initia-
tieven voor verbetering van de constructieve veiligheid
worden dan ook omarmd. Dat is de reden van Sterkens
deelname aan de ontwikkeling van deze BRL. In het begin
was hij sceptisch omdat certificering heel gemakkelijk
afglijdt naar een papieren procedure die niets toevoegt aan
het verhogen van de constructieve veiligheid en leidt tot
schijnveiligheid. Maar een aantal aspecten hebben Sterken
van gedachten doen veranderen. Ten eerste de zorgvuldige
vastlegging van de demarcatie van de diverse partijen. Ten
tweede de borging in de BRL 5022 dat niets tussen wal en
schip kan vallen; alles wat niet is toebedeeld aan andere
partijen wordt uitgewerkt door de coördinerend construc-
teur. De coördinerend constructeur zal dus actief zich moe-
ten overtuigen van de inhoud van de werkpakketten van de
deelconstructeurs. Ten derde niet alleen een procesmatige,
maar ook een inhoudelijke controle bij audits. En ten vierde
een zwaar sanctiebeleid, met de eerste keer een waarschu-
wing en daarna intrekking van het certificaat. Dit zijn seri-
euze maatregelen en acties om de kwaliteit te verbeteren,
vandaar het vertrouwen op een goede afloop. De certifice-
ring geeft de bouwbedrijven een betere garantie dat de
constructieve veiligheid op hun projecten zorgvuldig is
geborgd. Uiteraard ontslaat hen dat niet van hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het regelen van een
goede detailengineering door de leveranciers en onderaan-
nemers. Sterker nog, als de coördinerend constructeur ver-
antwoordelijk is voor de constructieve veiligheid, is het ook
logisch dat het bouwbedrijf de coördinerend constructeur
ook daadwerkelijk de (sanctie)middelen geeft om op te
kunnen treden bij onderpresterende deelconstructeurs.
Een discussie die wordt gevoerd is of de engineering hier-
door niet veel duurder wordt. Voor wat betreft de directe
kosten is het zeer wel aannemelijk dat deze enigszins stijgen.
Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door intensievere con-
trole en een uitgebreider werkpakket van de coördinerend
constructeur. Echter deze verhoging van de directe kosten
wordt teniet gedaan door de reductie van faalkosten door
verbetering van de kwaliteit. De veiligheid krijgt men er dus
gratis bij. We moeten niet vergeten dat ook bij engineering
van constructies de wet van 5 geldt:
? 1 uitgeven aan constructieve engineering kan voorkomen
dat
? 5 voor preventieve maatregelen door fouten moet worden
uitgegeven en dat is beter besteed dan
? 25 voor correctieve maatregelen of uiteindelijk
? 125 bij disfunctioneren of bezwijken van de constructie.
Volgens Sterken moet we dus ophouden met blindstaren
op wat iets kost, maar meer oog hebben voor waarde, wat
iets oplevert. Coördinerende constructeurs, maar ook deel-
constructeurs, dienen te worden ingekocht op de volgorde
kwaliteit, leverbetrouwbaarheid en tenslotte kosten. De
certificering met de BRL 5022 past volledig in deze aanpak.
Indien alle betrokken partijen bij de constructieve enginee-
ring hun verantwoordelijkheid nemen en de coördinerend
constructeur neemt de technische regie conform BRL 5022,
dan wordt gegarandeerd de constructieve veiligheid verbe-
terd en behoren incidenten tot het verleden.
68? CEMENT 4 20
22
en berekeningen staan, of dat alleen de be-
drijfsnaam ook volstaat, onder voorwaarde
dat er binnen het bedrijf sprake is van een
duidelijke traceerbaarheid naar deze
personen.
Wet kwaliteitsborging
De koppeling van BRL 5022 met de komende
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is
van groot belang. In dit geval wordt daar
vanzelf in voorzien doordat toekomstige be-
oordelingsinstrumenten die onder die wet
vallen, logischerwijs gebruik gaan maken
van certificatieschema's zoals de BRL 5022.
Iets wat al meerdere malen per jaar onaf-
hankelijk wordt gecontroleerd, behoeft im-
mers een minder intensieve controle door
een kwaliteitsborger. Het instrument dat de
kwaliteitsborger gebruikt zal zeer waar-
schijnlijk goed gebruik kunnen maken van
een KOMO-regeling die onder accreditatie is
gebracht. 'Onder accreditatie' betekent con-
creet dat de certificerende instantie (i.c. Kiwa)
zelf ook weer wordt gecontroleerd, en wel
door de Raad van Accreditatie.
Nieuwe versie BRL
De werkgroep die de BRL gaat herzien zal
rond de zomer van 2022 worden gefor-
meerd. Bij deze herziening wordt rekening
gehouden met de bevindingen uit de audits
bij de pilots, met de commentaren vanuit de
werkgroep Constructieve Veiligheid en met
de bevindingen van opdrachtgevers, advies-
bureaus en bouwbedrijven bij de pilots (zie
diverse kaders). Dit is een cruciale stap die
de BRL veel meerwaarde zal geven. Naar
verwachting gaat de werkgroep na de zomer
aan het werk en zal de aangepaste BRL 5022
nog vóór 2023 van toepassing zijn.
BRL BESCHIKBAAR
De BRL is beschikbaar op
www.kiwa.nl.
De BRL zal op
grond van de in
de pilotprojecten
opgedane erva-
ringen worden
bijgewerkt voor
een betere
afstemming op
de engineerings-
praktijk BRL 5032 VOOR DE ENGINEERING IN DE INFRA
Op dit moment is Kiwa in gesprek met een aantal grote aannemers
over het eventueel opstellen van een soortgelijke BRL voor de
engineering in de infra. Een aantal belangrijke verschillen tussen
die sectoren moet daarbij in acht worden genomen. Zo is de fase-
ring (SO-VO-DO-TO-UO) in de infrasector inhoudelijk anders dan
in de woning- en utiliteitsbouw. Een definitief ontwerp (DO) bij de
infra is bijvoorbeeld al voldoende ver uitgewerkt voor een prijsbe-
paling. Dat in afwijking van de woning- en utiliteitsbouw, waarbij
pas het technische ontwerp (TO) voldoende informatie voor de
prijsbepaling geeft. Daarnaast is er bij de infra geen sprake van
die enorme versnippering van de toeleverantie, die zo bekend is bij
de woning- en utiliteitsbouw. Dit neemt niet weg dat een aantal
kernpunten uit deze BRL zoals kwalificaties/competenties maar
ook de interne controles, voor iedere vorm van engineering van
bouwconstructies, zinvol kunnen zijn. Ook vanuit het programma
'Veiligheid' wordt de ontwikkeling van de BRL 5032 van harte
ondersteund.
CEMENT 4 2022 ?69
V
vo
d.d
10
A
-en d.d.da 27
0025 0003 Voor he \256dce d engiwo - co\366rdi
BR 27
Artikelenserie 'Borgen constructieve veiligheid'
Dit artikel is het derde in de artikelenserie ‘Borgen constructieve veiligheid’ die Cement in samenwerking met VNconstructeurs in 2022 en 2023 publiceert. In de artikelenreeks wordt de manier belicht waarop procesverbeteringen moeten leiden tot meer constructieve veiligheid. De artikelen zijn online te raadplegen op www.cementonline.nl/serie-borgen-constructieve-veiligheid
Bij het borgen van constructieve veiligheid van een bouwwerk speelt de coördinerend constructeur een belangrijke rol. Om deze rol zo in te richten dat een hoog kwaliteitsniveau van de geleverde engineering wordt geborgd, is de beoordelingsrichtlijn BRL 5022 opgesteld. Op basis van de BRL kunnen ingenieursbureaus een ‘KOMO-dienstencertificaat voor de engineering van bouwwerken in de woning- en utiliteitsbouw door de coördinerend constructeur’ behalen.
Naast het voeren van dezelfde terminologie zijn nog lopende, maar zinvolle ontwikkelingen alvast in de BRL opgenomen. Een voorbeeld is de BRL-eis dat het overdrachtsdossier DO-TO (Definitief Ontwerp – Technisch Ontwerp) ook de constructieve ontwerpberekeningen moet bevatten.
Reacties