Eind 2022 is fib Bulletin 105 verschenen. Dit rapport bevat state-of-the-the-art kennis over vezelversterkt beton, ook kennis die niet is opgenomen in Model Code 2020. Het gaat daarbij niet alleen om staalvezelbeton maar om meerdere typen vezels.
fib Bulletin 105 over
vezelversterkt beton
1 Drielaags kantoorgebouw in Schijndel, gebouwd met het BetonBallon-concept in vezelgewapend spuitbeton
Eind 2022 is fib Bulletin 105 verschenen. Dit rapport bevat state-of-the-the-art
kennis over vezelversterkt beton, ook kennis die niet is opgenomen in Model Code 2020.
Het gaat daarbij niet alleen om staalvezelbeton maar om meerdere typen vezels.
1
60? CEMENT 6 20 23
Vezelversterkt beton (Fibre Rein-
forced Concrete ofwel FRC) is een
composietmateriaal dat wordt
gekenmerkt door het nascheur-
gedrag.
Doordat vezels scheurvlakken
overbruggen, behoudt het beton treksterkte
na het scheuren. Aan het materiaal is door
een brede groep mensen binnen fib meer
dan 30 jaar gewerkt, onder meer door fib
Task Group 4.1 (FRC) en fib Task Group 4.2
(Ultra High-Performance Fibre Reinforced
Concrete, UHPFRC). Alle ontwikkelde kennis
is nu gebundeld in fib Bulletin 105 ? Fibre
Reinforced Concrete, met als doel ontwerpers
te helpen in de pr
aktijk. In dit artikel wordt
een korte samenvatting gegeven van het
rapport.
Het rapport gaat, na een inleiding met een
toelichting op de toepassingsmogelijkheden
van staalvezelbeton, in op de theoretische
achtergronden. De invloeden van eigen-
schappen van de vezels worden geschetst,
net als de manier waarop de mechanische
eigenschappen van vezelbeton moeten wor-
den bepaald. Het rapport licht toe hoe met
het materiaal moet worden ontworpen, in
zowel de SLS als de ULS, en gaat in op aspec-
ten als levensduur, brand en mengselsamen -
stelling. Daarnaast worden de toepassings-
mogelijkheden voor de versterking van
bestaande constructies en voor aardbevings-
bestendigheid behandeld. Het rapport geeft
een aantal ontwerpvoorbeelden met analy-
tische en meer geavanceerde niet-lineaire
eindige-elementenanalyses (NLFEA) en sluit
af met verschillende praktijkvoorbeelden van
de toepassing van Ultra-High Performance
Fibre Reinforced Concrete (UHPFRC) zowel in
de civiele sector als in de utiliteitsbouw. Op
de meest relevante onderdelen wordt in dit
artikel nader ingegaan.
Toepassingen
Vezelversterkte materialen worden al lange
tijd gebruikt, ook in constructieve toepassin- gen. In beton zijn staalvezels de meest toege-
paste vezels (SFRC). Ze kunnen in beton
goed worden gecombineerd met traditionele
wapening. In dat geval wordt gesproken van
hybride wapening (SF+RC).
De toegevoegde waarde van vezels
komt het meest tot uiting bij hogere beton-
doorsnedes, omdat daar over het algemeen
een groter deel aan ongewapend beton on-
der trek aanwezig zal zijn. Deze trekcapaci-
teit, die zich ook vertaalt in dwarskracht-
sterkte, blijft na het scheuren van het beton
aanwezig op een bepaald sterkteniveau. In het bulletin worden verschillende
toepassingen voor vezelbeton genoemd.
Bekend zijn vloeren gefundeerd op staal of
op palen. Ook in dikkere constructies zoals
onderwaterbeton of funderingen voor wind-
turbines is FRC interessant, vanwege de ver-
hoogde dwarskrachtsterkte. Verder wordt
geprefabriceerd beton genoemd, waarbij het
toepassen van vezels het storten vereenvou -
digt, doordat de hoeveelheid traditionele wa-
pening kan worden beperkt. Minder traditi-
onele wapening door het gebruik van vezels
leidt ook bij gebogen schaalconstructies (bij-
voorbeeld tunnels of gebouwen) tot interes-
sante mogelijkheden, onder meer dankzij de
eenvoudigere detaillering (foto 1). In geval van
vermoeiing, bijvoorbeeld bij brugdekken,
leidt de toepassing tot minder onderhoud en
ten slotte kunnen de seismische eigenschap-
pen worden verbeterd (vanwege verhoogde
energieabsorptie).
Voor constructieve toepassingen werken ve-
zels met een hogere stijfheid dan het (beton-
nen) basismateriaal het beste. Synthetische
v
ezels hebben meestal een lagere stijfheid en
presteren daardoor in constructief opzicht
vaak onvoldoende. Ze hebben meer scheur -
wijdte nodig om te worden geactiveerd.
K
unststofvezels (polypropyleen, PP) zijn voor
toepassing tegen plastische krimp en voor
het verhogen van de brandwerendheid wel
interessant. Voor deze laatste toepassing
ING. AB VAN DEN BOS
Directeur
NLyseConsultants.com auteur
CEMENT
6 2023 ?61
worden microvezels toegepast, die smelten
bij hoge temperaturen en daardoor lege
kanaaltjes achterlaten, waardoor de opbouw
v
an hoge dampdrukken en het afspatten van
de dekkingszone bij brand wordt voorkomen.
Andere vezels en materialen met hoge stijf -
heid/sterkte kunnen constructief geschikt
zijn, maar
zijn in economisch opzicht tot op
heden vaak minder interessant.
Ondanks de voordelen en bekende succes-
volle toepassingen sinds de jaren 1960, is het
gebruik van vezelbeton nog geen standaard.
Vaak wordt dit geweten aan het gebrek aan
regelgeving. Dit argument is slechts gedeel-
telijk gerechtvaardigd. Veel landen zoals
Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië,
Spanje, Zweden, de VS en Japan hebben al
richtlijnen voor het gebruik. Ook Nederland
heeft zijn eigen CUR-Aanbeveling 111 (met
toepassingsgebied voor vloeren). Vele onder-
zoekers uit de academische wereld en de
industrie werken voortdurend samen om
ingenieurs en constructeurs over de hele
wereld te begeleiden bij het correct en veilig
ontwerpen van FRC-constructies op basis
van state-of-the-art kennis. Het nieuwe fib
bulletin 105 is hiervan een voorbeeld.
Invloed eigenschappen vezels
Vezels verbeteren voornamelijk het trek -
sterktegedrag na het scheuren (hardening
effect). De vorm en de verankering, alsmede
de draadsterkte en de stijfheid van de vezels
zijn het meest bepalend voor het gedrag.
Daarbij presteren dunnere vezels in tech-
nisch opzicht beter, want bij een gelijke
dosering in kg/m³ leidt het gebruik van een
dunnere vezel tot meer vezels per m³ en
zijn er meer vezels beschikbaar om een
scheur te overbruggen. Maar aan de andere
kant zorgen dunnere (lees: meer) vezels
tot een slechtere verwerkbaarheid. Om de
verankering te verbeteren wordt vaak de
vorm van de vezels aangepast. Het bekend-
ste voorbeeld is de eindhaak (hooked end). De lengte van de vezels is bepalend
voor de mate waarin vezels scheuren kun-
nen overbruggen. Ze moeten daarom een
minimale lengte hebben; te korte vezels
kunnen de scheur niet overbruggen. Bij
hoge betonsterkte en kleine korreldiameters is de aanhechting van de vezels aan het be-
ton beter. In dat geval kunnen dus kortere
vezels worden gebruikt. Dat is bijvoorbeeld
het geval bij UHPFRC.
Eenvoudige type vezels en lage doseringen
leiden tot tension softening en één grote
scheur. Bij sterke en goed verankerde vezels
ontstaat tension hardening, waarbij de post-
piek treksterkte hoger is dan de scheur-
sterkte. Er ontstaan meer scheuren met
een kleinere scheurwijdte (fijner verdeeld
scheurenpatroon). Als er sprake is van tension
softening bij axiale trek, bijvoorbeeld bij
verhinderde krimp, kan het beton toch ook
hardening gedrag vertonen bij buiging (ex-
terne belasting). Dit wordt schematisch
weergegeven in figuur 2.
Een veelgemaakte opmerking is dat de dis-
persie/variatie en oriëntatie van de vezels
niet constant is, waardoor zwakke zones
ontstaan en het materiaal niet robuust is
of niet kan worden gebruikt voor construc-
tieve
toepassing
en. Dit wordt erkend in het
document. Deze effecten worden in de
ontwerp
r
egels meegewogen en verwerkt in
materiaalfactoren en andere factoren in de
reken-formules. Constructieve elementen met een
kleiner scheuroppervlak bij bezwijken (bij-
voorbeeld smalle balken) zijn gevoeliger
voor zwakke zones dan grotere elementen
zoals fundering(splaten). Het scheurpatroon
en het scheuroppervlak bij bezwijken is
bepalend voor de effectiviteit van de vezels.
Hoe meer scheurlengte er optreedt en
wordt overbrugd door vezels, des te dichter
de capaciteit de gemiddelde sterkte bena-
dert. Als slechts een kleine scheurlengte
wordt ontwikkeld (zoals bij balken die in
verhouding smal zijn), is de variatie in de
resultaten groter (een slechtere of karakte-
ristieke sterktedoorsnede is dan maatge-
vend). Verhoogde doseringen leiden in het
algemeen tot minder zwakke zones, omdat
er dan meer vezels een potentiële scheur
overbruggen.
Bij statisch onbepaalde constructies, of platen
die in meerdere richtingen overspannen, zal
het vloeilijnenpatroon bij bezwijken veel
1 08_Bijschrift 08_Bijschrift 08_Bijschrift 08_Bijschrift
FIB BULLETINS
Een aantal maal per jaar publiceert fib
international een fib Bulletin. Dit zijn ver-
schillende rapporten met bijvoorbeeld
aanbevelingen, ontwerphandleidingen
of state-of-the-art kennis over een
specifiek onderwerp. Van de voor
Cement-lezers meest relevante rappor-
ten publiceren we een samenvatting, in
samenwerking met de vaste commissie
fib van Stufib.
62? CEMENT 6 20 23
Tension hard ening FRC
Flexural hardening FRC
P
T P/2
P/2
T
T
Tensi on so ftening FRC Flexural softening FRC
P
P/2
P/2
T T
T
langer zijn dan in de hiervoor genoemde
balk. De capaciteit over dit grotere scheur
-
opperv
lak zal dan veel dichter bij de gemid-
delde sterktewaarde uitkomen. Afhankelijk van de variatiecoëfficiënt
ligt de karakteristieke treksterkte tussen de
50 en 75% van de gemiddelde sterkte. De re-
kenwaarde van de treksterkte die bij de be-
rekening wordt gebruikt, is ongeveer 1/3 van
de gemiddelde axiale treksterkte. Door deze
veiligheidsfactoren komt het bij minder goe-
de vezels vaak voor dat de rekenwaarde van
de residuele treksterkte zelfs lager is dan de
rekenwaarde van ongewapend beton volgens
de Eurocode 2.
Voor buiging kan men voor een vereenvoudig -
de benadering een factor van 0,45 gebruiken,
conform de volgende formule: M cr = 1/6 b h 2 ft = M u = 0,45 b h 2 fFtu
Als f Ftu > 0,37 f t, kan tension hardening bij
buiging worden waargenomen (M
u > M cr want
0,37 ? 0,45 ? 1/6), waarbij f
Ftu het niveau van de
resttreksterkte overeenkomt met het niveau
bij een scheuropening van 2,5 mm (gesteld
als uiterste grens) in de ULS-toestand.
Bij het combineren met traditionele wape-
ning moet men ontwerpen op spanning-rek-
relaties. De optredende scheurrekken worden
omgezet in een scheurwijdte door te verme-
nigvuldigen met een karakteristieke lengte,
die de afstand tussen de scheuren vertegen-
woordigt (fig. 3). Figuur 3 laat zien dat een
toenemende constructiehoogte (h
2) kan
leiden tot een hogere sterkte (moment in de
rechter grafiek, direct analysis), maar de
grotere karakteristieke lengte leidt tot een
2 Tension softening and hardening
De toegevoegde
waarde van
vezels komt het
meest tot uiting
bij hogere beton -
doorsnedes
2 VASTE COMMISSIE FIB
Om de link tussen Stufib en fib
te stimuleren is binnen Stufib in
2022 de vaste commissie fib
opgericht. Deze commissie volgt
de ontwikkelingen binnen fib
en informeert de Stufib-leden
daarover. Ze inventariseert en
selecteert onderwerpen waar-
voor samenwerking kan worden
opgezocht. Ook bewaakt ze de
samenwerking tussen Stufib
studiecellen en fib Task Groups.
Zitting in de commissie hebben:
- dr.ir. Agnieszka Bigaj-Van Vliet
- ing. Ab van den Bos
- ir. Henco Burggraaf (namens
bestuur Stufib)
- ir. Jasper Doorgeest (secretaris)
- ing. Ronald Klein-Holte
- ir. Thijs Pierik
- ir. Rob Vergoossen (voorzitter)
CEMENT 6 2023 ?63
Equivalentstress-strain
wm1
ft
wm2
wmr = w / L max
ft
Direct
analysis
Characteristic -w
properties
w
Simplified curve
for design ft
wmax
M
V
N
, w 6trXFtXrDO EHhDYLRXr
h1
h2
LLrr
12 <
Lr1
Lr2
Structural member cross sections
h1
h2
afnemend rekvermogen (verminderde ?wm2
en lagere rotatie
? en dus meer br osheid,
met uiteindelijk zelfs vezeluittrekking). Het
is behoorlijk complex om de karakteristieke
lengte (tussen de scheuren) te bepalen. Deze
hangt met name af van de constructiehoogte
en de hoeveelheid traditionele wapening. In
het bulletin worden handvatten gegeven om
de karakteristieke lengte voor verschillende
constructies te benaderen.
Als scheurwijdtes moeten worden beperkt,
zijn hybride oplossingen beter dan wanneer
alleen vezels worden toegepast. Dit omdat
het size effect minder invloed heeft, omdat
de traditionele wapening de scheurwijdte in
de uiterste vezel vermindert. De vezels kun -
nen bovendien leiden tot een betere hecht-
sterkte van de traditionele wapening aan het
beton (met reductie van de verankerings-
lengte tot gevolg). Het voert te ver om in dit
artikel een voorbeeld uit te werken (indien
daar behoefte aan is, dan kan dit als reactie
op het artikel worden aangegeven bij de
online publicatie).
Bepaling mechanische
eigenschappen
Voor het bepalen van de mechanische eigen-
schappen, schrijven Model Code 2010 en
2020 een driepuntsbuigproef voor op een
ingezaagde balk (150 mm hoog), conform
EN 14651. Daaruit volgt een kracht-verplaat-
sing- en scheurwijdterelatie. Die kan worden
omgezet naar een spanning-rekrelatie. Bij
enkele specifieke scheuropeningen (CMOD's)
worden in de proef resttreksterktes bepaald
( residual strength). De belangrijkste zijn f
R1 op
0,5 mm (SLS) en f
R3 op 2,5 mm (ULS) scheur-
opening. In de praktijk kan de scheurwijdte
in SFRC veel groter worden (> 10 ? 20 mm)
3
De fib Model
Code biedt voor
vezelbeton
sterkteklassen
1a tot 8e
3 Van materiaaleigenschappen tot constructief gedrag
met behoud van de trekbijdrage van de vezels,
maar omwille van de veiligheids
marg
es is
deze afgetopt. De f
R,1- en de f R,3-waarden uit
de proeven fluctueren overigens flink, omdat
er slechts een klein scheuroppervlak in het
balkje optreedt. Eerst wordt uit de proeven een karak-
teristieke waarde berekend. De ontwerp-
waarden volgen door de waarde te delen door
een materiaalfactor van 1,5. Voor CC1 wordt
(in het buitenland) vaak een materiaalfactor
van 1 gebruikt voor vloeren op staal. Ook andere tests worden in het bulletin
besproken. De spreiding van resultaten, de
relatie met het constructieve gedrag en de
hoeveelheid materiaal gebruikt bij de test
zijn de belangrijkste parameters voor de
keuze van het type test.
Ontwerpaanpak
Bij het ontwerpen van constructies zijn clas-
sificaties van materialen belangrijk om als
constructeur te kunnen rekenen. De Model
Code biedt voor vezelbeton sterkteklassen 1a
tot 8e, waarbij het cijfer staat voor de rest-
sterktewaarde f
R1k en de index a tot e voor de
verhouding tussen f
R3k/fR1k.
a: 0,5 < f
R3k/fR1k < 0,7
b: 0,7 < f
R3k/fR1k < 0,9 (tension softening)
c: 0,9 < f
R3k/fR1k < 1,1
d: 1,1 < f
R3k/fR1k < 1,3 (tension hardening)
e: 1,3 < f
R3k/fR1k
Om bros bezwijkgedrag te voorkomen worden
de volgende robuustheidseisen gesteld:
f
R1k/ fLk > 0,4 (de sterkte bij 0.5 mm dient mini -
maal 40% van de scheursterkte te bedragen);
f
R3k/fR1k > 0,5 (de sterkte in de ULS dient
minimaal 50% van de sterkte in de SLS te
bedragen).
64? CEMENT 6 20 23
uFtu
a) Post-cracking tensile strength
ft
w < w max w
fFts
Actual
Simplified
fFtu
0.9h h
fR fFtu
c) Simplified analytical models
fFtu
ft
Rigid
plastic Plastic
Equivalent
elastic
f
Ft
b) Actual stress distribution
Linear
fFtu
fFts
SLS en ULS
Voor constructies met alleen vezels (fibre
only) is het belangrijk om niet alleen naar
de bezwijkcapaciteit te kijken, maar ook
rekening te houden met de SLS, inclusief
krimpeffecten voor belemmerde construc-
ties. In de SLS zijn vezels juist effectief;
scheurafstanden worden korter en scheuren
kleiner. Voor conventioneel en hybride gewa-
pend beton wordt, door het minimale wape-
ningsgehalte, een tension harding gedrag
verkregen. Bij fibre only constructies treedt
er vaak tension softening op (met een enkele
wijde scheur en zonder de gewenste regel-
matige (fijne) scheurafstand).
In de ULS moeten de volgende faalmecha-
nismen worden gecontroleerd:
maximale drukspanning en rek van het
beton;
maximale trekspanning en rek van de
traditionele wapening;
maximale trekrek. Dit is een belangrijke
toets ten behoeve van de ductiliteit en
robuustheid (tegen het uittrekken van de
vezels, (w
u = min(l cs eFu ; 2,5 mm)).
Voor verdiepingsvloeren (of CC2/CC3-con-
structies in het algemeen) wordt geadviseerd
extra wapening van oplegging naar opleg-
ging te plaatsen als maatregel voor ductili-
teit (robuustheid). Om voldoende ductiliteit (fig. 5) in de
constructie te waarborgen, wordt verder
een eis gesteld aan de verhouding van de
De
fib Model Code gaat uit van zogeheten
level of approximation. Er worden eenvoudige
rekenregels gegeven en oplopend meer ge-
avanceerde rekenregels waarbij meer input
en effort wordt verlangd, maar ook een hoger
resultaat verkregen kan worden. Er worden in het bulletin twee een-
voudige ontwerpregels gegeven. Eén waarbij
f
Ftu (reststerke ULS bij 2,5 mm scheurope-
ning) als constante sterkte wordt gebruikt
(rigid plastic in fig. 4). En één met een lineair
aflopende softening van f
Fts (grofweg de rest-
sterkte SLS bij 0,5 mm) naar f
Ftu (bij 2,5 mm)
(linear in fig. 4). Vervolgens worden meer geavanceerde
rekenregels gegeven om met behulp van een
NLFEA en een meervoudig spanning-rekdia-
gram te rekenen. Om scheurlokalisatie te verkrijgen in
uitgesmeerde scheurmodellen, wordt een
spannings-rekmodel gegeven met een artifi-
cieel 'droppunt' na het initiërende scheur-
moment. Dit leidt tot een scheurlokalisatie
en betere voorspelling van de scheurposities
en -wijdten in de NLFEA-modellen. In het bulletin zijn verschillende mesh -
groottestudies en experimentele studies op
balken uitgevoerd om de spanning-rekrelaties
te valideren voor uitgesmeerde rekenmodel -
len. Verder wordt een validatie gegeven van
een enkelvoudige overspanning met een
vierpuntsbuigproef op volle schaal en een
voorbeeld van een duiker. Verder zijn er ook nog strut and tie mo-
dellen uitgewerkt, waarbij het positieve effect
van vezels in de drukstaven wordt aangetoond.
4 Toelichting op rekenregels
4
Vezels kunnen
een negatief
effect hebben op
de reologie van
de verse specie
CEMENT 6 2023 ?65
P
P
UU
PEAK
SLS
Displacement
SLSP
Load
MAX
P
crack
formation PCR
doorbuiging bij de grootste capaciteit, de
doorbuiging in de SLS (>5), de verhouding
van de doorbuiging bij bezwijken en SLS
moet groter zijn dan 20. Een constructie zal
dan voldoende waarschuwen voordat hij
bezwijkt.
Er zijn naast de hiervoor besproken buiging
een aantal constructieve eigenschappen
die kunnen worden verbeterd door vezels.
Vezels dragen bij aan de dwarskrachtcapa -
citeit. Dit komt doordat de betontreksterkte
wordt vergroot na de het optreden van
(micro)scheurvorming. De verhoogde capa -
citeit wordt berekend met een verhouding
van (f
Ftuk / f ctk)1/3. Voor de capaciteitverhoging
bij torsiebelasting zijn er nog niet genoeg
testresultaten beschikbaar om consensus
over rekenformules te krijgen. Wel is er con-
sensus dat er een positieve bijdrage is. De
bijdrage tegen splijtgedrag van vezels is niet
constant genoeg voor robuuste rekenregels.
In theorie zullen vezels de splijtscheuren
rondom wapeningsstaven overbruggen,
maar in de praktijk is het gebied zo klein
dat het effect niet kan worden gegarandeerd,
omdat er niet altijd voldoende vezels aanwe-
zig zijn in de splijtzone. Het bulletin gaat verder met een reduc-
tiefactor K, die wordt geïntroduceerd om
rekening te houden met de vezeloriëntatie.
Als bekend is dat een constructie een min-
der gunstige vezeloriëntatie heeft, moet deze
K-waarde worden gebruikt. Deze kan leiden
tot 50% reductie op de sterkte. In dunnere platen en schalen zijn vezels juist positief
georiënteerd (minder uit het vlak en meer
in de optredende trekrichting). De spreiding
van testresultaten in een driepuntsbuig-
proef is veel groter dan in een werkelijke
constructie. Het materiaalgedrag neigt meer
naar gemiddelde waarden, als er meer vezels
in het bezwijkoppervlak of een groter volume
worden aangesproken (bijvoorbeeld bij een
grotere lengte van een vloeilijnpatroon). Er
kan hiervoor een positief werkende K
rd-
factor worden gebruikt met een bovengrens
van 1,7. Voor SLS-condities zijn veel kruipon-
derzoeken uitgevoerd. De conclusie in het
bulletin is dat kruip sterk afhankelijk is van
het belastingniveau en de scheurtoestand
van de constructie. Krimp kan (vooral in
fibre only constructies) een belangrijk effect
hebben op het ontstaan van scheuren. Als
het materiaal tension softening vertoont,
kunnen een paar dominante en wijde scheu -
ren ontstaan. De combinatie met traditionele
wapening kan dit voorkomen.
Betontechnologische aspecten
Voor een sterk beton zonder overmatige
krimp is het altijd zoeken naar een balans.
Dit is niet anders bij FRC. De vezels kunnen
een negatief effect hebben op de reologie
van de verse specie. Aandacht moet worden
besteed aan de juiste korrelgrootteverde-
ling; er moet niet te veel grof grind worden
toegepast. Verder zal er afhankelijk van het
vezeltype en de verlijming een extra lucht-
percentage worden geïntroduceerd. Dit is
ongewenst. Het verwerken van de vezels in het
beton kan het beste in de betoncentrale ge-
beuren (dwangmenger). Het kan ook worden
gedaan in de truckmixer met behulp van een
blaasmachine of een transportband. Het
wordt niet aanbevolen om rechtstreeks van-
uit dozen in de truckmixer te storten.
FIB BULLETIN 105
fib Bulletin 105 'Fibre Reinforced Concrete'
is te koop op de website van fib.
BETONIEK OVER VEZELBETON
Meer over de verschillende soorten
constructieve vezels en hun gedrag
staat in Betoniek 17/12 ? Met elke vezel.
5 Ductiliteit
5
66? CEMENT 6 20 23
fib Bulletins
Een aantal maal per jaar publiceert fib international een fib Bulletin. Dit zijn verschillende rapporten met bijvoorbeeld aanbevelingen, ontwerphandleidingen of state-of-the-art kennis over een specifiek onderwerp. Van de voor Cement-lezers meest relevante rapporten publiceren we een samenvatting, in samenwerking met de vaste commissie fib van Stufib.
Vaste commissie fib
Om de link tussen Stufib en fib te stimuleren is binnen Stufib in 2022 de vaste commissie fib opgericht. Deze commissie volgt de ontwikkelingen binnen fib en informeert de Stufib-leden daarover. Ze inventariseert en selecteert onderwerpen waarvoor samenwerking kan worden opgezocht. Ook bewaakt ze de samenwerking tussen Stufib studiecellen en fib Task Groups.
Zitting in de commissie hebben:
- dr.ir. Agnieszka Bigaj-Van Vliet
- ing. Ab van den Bos
- ir. Henco Burggraaf (namens bestuur Stufib)
- ir. Jasper Doorgeest (secretaris)
- ing. Ronald Klein-Holte
- ir. Thijs Pierik
- ir. Rob Vergoossen (voorzitter)
Vezelversterkt beton (Fibre Reinforced Concrete ofwel FRC) is een composietmateriaal dat wordt gekenmerkt door het nascheurgedrag. Doordat vezels scheurvlakken overbruggen, behoudt het beton treksterkte na het scheuren. Aan het materiaal is door een brede groep mensen binnen fib meer dan 30 jaar gewerkt, onder meer door fib Task Group 4.1 (FRC) en fib Task Group 4.2 (Ultra High-Performance Fibre Reinforced Concrete, UHPFRC). Alle ontwikkelde kennis is nu gebundeld in fib Bulletin 105 – Fibre Reinforced Concrete, met als doel ontwerpers te helpen in de praktijk. In dit artikel wordt een korte samenvatting gegeven van het rapport.
Het rapport gaat, na een inleiding met een toelichting op de toepassingsmogelijkheden van staalvezelbeton, in op de theoretische achtergronden. De invloeden van eigenschappen van de vezels worden geschetst, net als de manier waarop de mechanische eigenschappen van vezelbeton moeten worden bepaald. Het rapport licht toe hoe met het materiaal moet worden ontworpen, in zowel de SLS als de ULS, en gaat in op aspecten als levensduur, brand en mengselsamenstelling. Daarnaast worden de toepassingsmogelijkheden voor de versterking van bestaande constructies en voor aardbevingsbestendigheid behandeld. Het rapport geeft een aantal ontwerpvoorbeelden met analytische en meer geavanceerde niet-lineaire eindige-elementenanalyses (NLFEA) en sluit af met verschillende praktijkvoorbeelden van de toepassing van Ultra-High Performance Fibre Reinforced Concrete (UHPFRC) zowel in de civiele sector als in de utiliteitsbouw. Op de meest relevante onderdelen wordt in dit artikel nader ingegaan.
Reacties