38
thema
Schiphol -
spoor tunnel:
Eurocode, NEN
8700 of RBK?
1
Extra verdieping parkeergarage vraagt om
herberekening Schipholspoortunnel
fib Symposium
Dit artikel is eerder verschenen als
paper voor het fib Symposium 2017
in Maastricht.
thema
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017
39
Pal voor de deur van Schiphol Plaza en boven op de
Schipholspoortunnel bevindt zich de drielaagse
parkeergarage P1. Schiphol heeft plannen om deze
garage van een extra verdieping te voorzien.
Hiermee zullen de geconcentreerde kolombelastingen
met circa 50% toenemen. Toch hoeven hierdoor
uiteindelijk maar een beperkt aantal locaties
versterkt te worden in de tunnel. Dit is opmerkelijk
gezien de omvang en grote variatie in uitvoering
van het te beschouwen tunnelgedeelte.
De Schipholspoortunnel is 5,8 km lang en bestaat uit twee
tunnelbuizen die elk twee sporen bevatten. De eerste tunnel is
voltooid in 1981, de tweede in 2001. Halverwege zijn de twee
tunnelbuizen over een lengte van 550 m gecombineerd en
vormen daar treinstation Schiphol Airport met zes sporen en
drie perrons. Op deze locatie is over een lengte van 320 m
tevens parkeergarage P1 gelegen: deels op de afzonderlijke
tunnelbuizen en deels op de gecombineerde tunnelbuizen.
Ten gevolge van plaatselijke omstandigheden en de destijds
wijzigende ontwerpinzichten, hebben de 25 te beschouwen
tunnelmoten verschillende eigenschappen en afmetingen.
Daarom was het noodzakelijk om bij deze extra verdieping op
de parkeergarage diverse moten te herberekenen. In dit artikel
wordt slechts één moot, te weten moot Q8, beschouwd.
Model
Ten behoeve van de herberekening is een 3D-eindige-elemen -
tenmodel opgezet. Figuur 2 bevat het model van moot Q8 en
de daarop aanwezige geconcentreerde kolombelastingen uit P1.
Tunnelbuis 1 (1981) bevindt zich aan de linkerzijde (zuidzijde)
en tunnelbuis 2 (2001) is gelegen aan de rechterzijde (noordzijde).
Eigenschappen van het 3D-eindige-elementenmodel:
- Palen : de palen zijn gemodelleerd als horizontale/verticale
verende ondersteuningen waarbij in de verticale richting
rekening is gehouden met het paaltype en het paalpuntniveau.
- Geometrie : de vloer, de wanden, de kolommen, het dak en de
vouten (in de hoeken, zie rode cirkel figuur 2) zijn met hun
werkelijke dikte ingevoerd en zodanig dat het model construc -
tief zo veel mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid.
- Materialen : er is sprake van gewapend beton en de hoeveel -
heid wapening varieert in langs- en dwarsrichting in geringe
mate; daarom is isotropie gekozen. Vanwege scheurvorming
is de elasticiteitsmodulus van het beton C35/45 met 50%
gereduceerd.
- Elementtype : Kirchhoff, omdat de constructieve elementen
als 'slank' zijn te beschouwen. De elementafmetingen variëren
van h tot circa h/4.
- Belastingen : toegepast zijn zowel de voor spoorwegtunnels
gebruikelijke belastingen als de belastingen op het dak, zijnde
circa 1 m gronddekking, eigen gewicht van de parkeergarage
en 2,0 kN/m 2 als veranderlijke belasting per parkeerlaag.
Regelgeving
Voor de beoordeling van nieuwe bouwwerken zijn de Eurocodes
beschikbaar, bijvoorbeeld NEN-EN 1990 (EC0), NEN-EN 1991
(EC1) en NEN-EN 1992 (EC2) [1]. Belastingen op bestaande
bouwwerken kunnen gedurende de ontwerplevensduur wijzi -
gen; dit geldt ook voor de functie van het bouwwerk alsmede
het bouwwerk zelf. Voor die situaties is een serie normen
ontwikkeld die voor de herbeoordeling van bestaande bouwwer -
ken kunnen worden gebruikt. Deze normen, NEN 8700 [5] en
NEN 8701 [6], komen qua onderwerpen en opbouw overeen
met EC0 respectievelijk EC1. Ze betreffen alleen aanvullingen
op c.q. aanpassingen van de Eurocodes qua belastingen en
belastingscombinaties. Voor de toetsing van bestaande betonnen
bouwwerken wordt de groene versie van NEN 8702, als aanvul -
ling op EC2, dit jaar verwacht. Tot dan mag, mits afgesproken
binnen het project, gebruik worden gemaakt van de Richtlijnen
ir. Pieter van der Sanden RC,
ing. Peter Scholten RC
Movares
1 De drielaagse parkeergarage P1, bovenop de Schipholspoortunnel2 SCIA-model moot 8
2
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017 40
thema
'volledig' her te berekenen moten te beperken. Van de vast-
gestelde zes categorieën zijn 5 representatieve moten volledig
herberekend en van 1 representatieve moot is alleen het dek
herberekend. De resultaten hiervan zijn geëxtrapoleerd naar
de overige 19 moten.
- Beoordelen bruikbaarheidsgrenstoestand: alleen zettingsver -
schillen en de waterdichtheid.
De toetsing van de tunnel (lees: diverse tunnelmoten) betreft
het paaldraagvermogen, de vloer, de wanden, de kolommen,
het dak en diverse details. In dit artikel wordt alleen het dak
van moot Q8 in detail behandeld. Analoog aan de indeling van
tabel 1 komt in dit artikel eerst aan de orde de regelgeving qua
'belastingen en belastingscombinaties (stap 1)' en vervolgens
'toetsing beton (stap 1 en 2)'. Qua toetsing ligt hier de focus op
de als kritisch te beschouwen dwarskracht en wordt, alleen
Beoordeling Kunstwerken (RBK 1.1 [4]) van Rijkswaterstaat. Bij
de herberekening van de Schipholspoortunnel is alleen gebruik -
gemaakt van de aanvullingen uit RBK 1.1 op EC2 met betrekking
tot de dwarskrachtweerstand.
Toetsing bestaande tunnel
Voor de bestaande Schipholspoortunnel zijn diverse situaties
beschouwd, waarbij twee stappen (stap 1 en 2) zijn onderscheiden
(tabel 1). Op verzoek van ProRail is in stap 1 de toekomstige
situatie met drie verdiepingen (is vier lagen) beschouwd alsof
het volledig nieuwbouw betreft (3NU in tabel). Ter vergelijking
is ook de bestaande situatie met twee verdiepingen beschouwd
(2NU). De toekomstige en bestaande situatie (3VU, 2VU) zijn
in deze stap ook beschouwd, gebruikmakend van NEN 8700 en
NEN 8701. Voor de toetsing van de betonconstructie is daarbij
nog steeds EC2 toegepast. Het doorlopen van stap 1 had een
duidelijk inzicht in het constructieve gedrag tot gevolg. In stap 2
(situatie 3VvU) is een aantal gunstige aspecten van RBK 1.1
gebruikt; dit betrof vooral de dwarskrachtweerstand VRd. Doel
was het zo veel mogelijk voorkomen van versterkingsmaat-
regelen. Stap 2 was uiteindelijk bepalend bij het vaststellen van
de constructieve veiligheid en de benodigde versterkingsmaat -
regelen.
De hier niet-gerapporteerde vervolgstappen betroffen onder
andere:
- Het bepalen van mootcategorieën op basis van verschillen/
overeenkomsten tussen de 25 moten en de daarop aanwezige
kolombelastingen om daarmee het aantal daadwerkelijk en
Tabel 1 Aanpak herberekening
belastingen en belastingscombinaties toetsing beton
situatie stap NEN-EN 1990/1991 NEN 8700/8701 EC2 RBK 1.1
3NU, 2NU 1 x x
3VU, 2VU 1 x x
3VvU 2 x x
Toelichting gebruikte afkortingen tabel 1:- 3NU, 3 verdiepingen, Nieuwbouw, Uiterste grenstoestand;- 2NU, 2 verdiepingen, Nieuwbouw, Uiterste grenstoestand;- 3VU, 3 verdiepingen, Verbouw, Uiterste grenstoestand;- 2VU, 2 verdiepingen, Verbouw, Uiterste grenstoestand;- 3VvU, 3 verdiepingen, Verbouw, verbeterde beoordeling sterkte, Uiterste grenstoestand.
3
41
3 Uitgang van de parkeer-garage4 Bovenaanzicht karakteris - tieke situatie met VEd groter dan VRd
een verschillend veiligheidsniveau te worden gebruikt:
- Tunnelbuis 1 is omstreeks 1981 voltooid en daarom mag dit
gedeelte als een 'verbouwsituatie' conform de NEN 8700-serie
worden beoordeeld.
- Tunnelbuis 2 is omstreeks 2001 voltooid. Bij aanvang herbere -
keningen was de constructie minder dan 15 jaar oud en dus
gelden voor deze tunnelbuis de nieuwbouweisen conform de
Eurocodes.
Overeengekomen binnen dit project was om in eerste instantie
(stap 1) de beoordeling in duplo uit te voeren: de complete
tunnel op basis van zowel 'verbouw' als 'nieuwbouw' (zie ook
tabel 1). Tevens was afgesproken, en zoals tegenwoordig
voor de situatie 3VvU en omwille van onderhavig artikel, een
vergelijking gemaakt tussen EC2 en RBK 1.1. Vervolgens
worden enkele details beschouwd: de toetsing van buiging en
dwarskracht van slanke vouten en de dwarskrachtweerstand
bij opstortingen. Afgesloten wordt met een toelichting van
potentiële versterkingsmaatregelen.
Toepassing regelgeving bestaande tunnel
Zoals eerder al is toegelicht, zijn zowel de Eurocodes ( nieuwe
bouwwerken) als de NEN 8700-serie ( bestaande bouwwerken)
toegepast. De tunnel bestaat uit twee tunnelbuizen van verschil -
lende leeftijden. Conform NEN 8700 (bijlage F) behoort daarom
Tabel 2 Belastingsfactoren voor gebouwen/CC3: NEN-EN 1990 versus NEN 8700
G, EC0 vgl. 6.10a G, EC0 vgl. 6.10b Qtreinen Qauto's Qwind
situatie norm ? ?G,sup ?G,inf ?G,sup ?G,inf ?Q,1 ? ?2 ?Q,1 ?Q,1
nieuwbouw EC0 4,3 1,5 0,9 1,3 0,9 1,5 1,21 1,46 1,65 1,65
bestaande bouw, verbouw NEN 8700 3,6 1,2 0,9 1,2 0,9 1,3 1,00 1,46 1,5 1,5
bestaande bouw, afkeur NEN 8700 3,3 1,2 0,9 1,2 0,9 1,25 1,00 1,46 1,3 1,5
Noot bij tabel 21 De omgevingsvergunning voor het bouwen van de Schipholspoortunnel is verleend onder het Bouwbesluit 2003 of daarvoor. Daarom is conform NEN 8700 een extra reductie van ? G,sup toegepast. 2 Ten behoeve van nieuwbouw schrijft de Nederlandse Nationale Bijlage bij EC1-2 als 'classificatiefactor voor de belasting' ? = 1,21 voor. In ontwerpberekeningen kan door middel van deze factor ? zwaarder/lichter treinverkeer dan normaal in rekening worden gebracht. Voor bestaande constructies schrijft NEN 8700 ? = 1,00 voor.3 Voor de belastingen door spoorwegverkeer is de dynamische vergrotingsfactor niet gedifferentieerd.4 Uitgaande van 100 jaar als ontwerplevensduur is de restlevensduur 65 jaar (tunnelbuis 1) en 85 jaar (tunnelbuis 2). Daarom is het volgens NEN 8700 toegestaan de gelijkmatig verdeelde veranderlijke belasting door de auto's in/op de parkeergarage te reduceren. Bij de combinatiefactor ? 0 = 0,7 is de reductie slechts 0,2%; dit is verwaarloosd.
5 De situatie 'afkeur' is bij de herberekening van de Schipholspoortunnel niet gebruikt en is in de laatste rij van tabel 2 volledigheidshalve, en ter vergelijking gegeven.
4
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017
42
betonnen platen waarbij wordt opgemerkt dat dan het midde -
len van de dwarskracht VEd over 4 × d, zoals beschreven in
RBK 1.1 artikel 6.2.1 (10), niet is toegestaan.
- De gunstige invloed van een lage(re) vloeigrens van het
betonstaal op VRd,c(B) . Dit is met name van invloed bij tunnel -
buis 1 in verband met het daar toegepaste FeB400.
Invloed langswapening op berekende
dwarskrachtweerstand
In de formule voor VRd,c (zowel bij NEN-EN 1992-1-1 als RBK,
6.2.a) komt de aanwezige langswapening tot uitdrukking in de
term ?l, de wapeningsverhouding van de trekwapening die
verder dan [ lbd+ d] voorbij de beschouwde doorsnede door -
loopt. Dit betekent dus dat bij het vaststellen van VRd,c van een
snede voor het bepalen van de in te vullen term ?l, rekening
moet worden gehouden met:
- de vraag of de boven- ofwel de onderwapening actief is. Voor
een juiste bepaling van VRd,c is het dus van belang ook de
momentenlijn en de ligging van het momentnulpunt te weten;
- de lengte die de aanwezige wapening doorloopt voorbij de
beschouwde snede in relatie tot de verankeringslengte lbd. Bij
de berekening van VRd,c(A) is verondersteld dat de langswape -
ning Asl over de lengte lbd geleidelijk toeneemt van 0 tot 100%.
Door de grote variatie in langswapening ( ?l,max = 1,5%,
?l,min = 0,2%) varieert per dwarsdoorsnede ook de berekende
dwarskrachtweerstand VRd. Daarom is het van belang om
over de lengte van het dek een dwarskrachtendekkingslijn
vast te stellen, zodat een optimaal beeld van de aanwezige
capaciteit ontstaat en onnodige versterkingsmaatregelen
worden vermeden.
Dwarskrachttoets tunneldak
De dwarskrachttoets is uitgevoerd in gebieden op een afstand die
groter is dan d uit de dag van de oplegging (NEN-EN 1992-1-1,
6.2.1(8)). Bij vouten die steiler zijn dan 45° is de dag van de voute
aangehouden als dag van de oplegging, bij flauwere vouten de
dag van de wand. Vanzelfsprekend is de extra beschikbare
hoogte ten gevolge van flauwere vouten wel in rekening gebracht.
De positie van het momentennulpunt is bepaald bij dezelfde
belastingscombinatie als die de maatgevende VEd oplevert; ter
weerszijden van dit punt is VRd,c berekend met de boven-
respectievelijk onderwapening. Over de lengte van het dak
varieert de maatgevende belastingscombinatie.
De laagst toegestane belastingsfactoren en de hoogst mogelijke
dwarskrachtweerstanden zijn gebruikt. Daarom was het strikt
voldoen aan de regelgeving vereist: UC = VEd/VRd moest
kleiner/gelijk aan 1,00 zijn.
gebruikelijk voor deze groep bouwwerken (tunnels), het
gebruik van gevolgklasse 3 (CC3). Het oorspronkelijke ontwerp
is gebaseerd op veiligheidsklasse 3 conform de TGB 1990-serie.
Dit komt grofweg overeen met CC2 conform de Eurocodes.
Belastingsfactoren
In de Eurocodes wordt onderscheid gemaakt in onder andere
gebouwen en bruggen ; tunnels zijn niet als een aparte categorie
beschouwd. Daarom is gebruikgemaakt van paragraaf 4.2,
artikel A.1.3.1 van de Richtlijnen Ontwerpen Kunstwerken
(ROK 1.3 [3]) van Rijkswaterstaat. Daar staat dat ten behoeve
van tunnels de belastingsfactoren ?f en de verminderingsfactor
? conform gebouwen moeten worden toegepast. Analoog aan
ROK 1.3 is een uitzondering gemaakt voor de belastingsfactor
voor verkeersbelastingen conform EC1-2 (hier LM71, SW/0):
deze is gebaseerd op bruggen . Rekening houdend met het voor -
gaande zijn in tabel 2 onder andere de diverse belastingsfactoren
gegeven. Dit zowel conform EC0 (nieuwe gebouwen , betrouw -
baarheidsindex ? = 4,3) als conform NEN 8700 (bestaande
gebouwen , ? = 3,6 voor de situatie 'verbouw' en ? = 3,3 voor de
situatie 'afkeur'). Zie ook de verklarende noten na de tabel.
Dwarskrachtweerstand, NEN-EN 1992-1-1 versus
RBK 1.1
Voor de beoordeling van de dwarskrachtweerstand VRd zijn
zoals gezegd de aanvullingen uit RBK 1.1 op EC2 gebruikt.
Hierbij is al rekening gehouden met een, naar verwachting in
2017 in RBK 1.2 te publiceren verfijning. Dit betreft de (kortere)
lengte waarover de in rekening te brengen bovenwapening
voorbij de beschouwde doorsnede moet doorlopen (zie
EC2-1-1 figuur 6.3). Toetsing van dwarskracht op basis van
RBK 1.1 is gunstiger dan volgens EC2. Redenen daarvoor zijn
(zie ook tabel 3):
- Indien VEd > VRd,c mogen het aandeel dwarskrachtwapening
VRd,s en het aandeel beton VRd,c bij elkaar worden opgeteld;
meer specifiek VRd = VRd,c(A) + VRd,s.
- Het gebruik van de factor kcap = 1,2 voor massieve gewapende
Tabel 3 Vergelijking VRd,c: NEN-EN 1992-1-1 versus RBK 1.1
vgl. norm formules (in rood de verschillen)
6.2.a EC2 VRd,c(A) = [CRd,c k (100 ?l fck)1/3 + k1 ?cp] bw d met CRd,c = 0,12
RBK VRd,c(A) = [0,12 kcap k (100 ?l fck)1/3 + k1 ?cp] bw d met kcap = 1,2 voor massieve betonnen platen kcap = 1,0 voor overige constructies en/of bij middelen over 4 × d
6.2.b EC2 VRd,c(B) = [vmin + k1 ?cp] bw d met vmin = 0,035 k3/2 fck1/2
RBK VRd,c(B) = [vmin + k1 ?cp] bw d met vmin = 0,83 kcap3/2 k3/2 fck1/2 / fyk1/2
thema
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017
43
5 Langsdoorsnede met langswapening, VRd en VEd, unity-checks
In figuur 5 is de toetsing van dwarskracht van het linkerdeel
van figuur 4 afgebeeld. In deze figuur is onderscheid gemaakt
in toetsing volgens EC2 en RBK 1.1 en is de invloed op VRd van
de beugelwapening en van de ligging van het momentennulpunt
zichtbaar.
De overschrijdingen treden op in gebieden in de nabijheid van
het momentennulpunt, dus daar waar de betonspanningen laag
zijn. Daarom is aanvullend gekeken of toetsen met behulp van
methoden die hiermee rekening houden tot gunstiger resultaten
zouden leiden, zoals NEN-EN 1992-1-1, 12.6.3. Voorwaarde
hiervoor is dat de hoofdspanningen beperkt blijven; dit bleek
maar over een zeer beperkte lengte het geval te zijn en daarom is
geconcludeerd dat deze methode geen oplossing bood.
Toetsing buiging/dwarskracht bij slanke vouten
Niet alleen de als 'standaard' te beschouwen onderdelen
(bijvoorbeeld constante dikte) zijn beschouwd maar ook enkele
specifieke details; onder andere de buiging en dwarskracht bij
slanke vouten. Dit vormt geen onderdeel van EC2. Daarom is
gebruikgemaakt van de inmiddels vervallen TGB 1990-serie. De
geïdealiseerde en de bijbehorende verschoven momentenlijn
In de eerst gerealiseerde tunnelbuis (1981) werd op alle locaties
voldaan vanwege de kleinere overspanningen, het feit dat de
garagekolommen dicht bij de steunpunten zijn gesitueerd en
tegelijk op voldoende afstand van de rand van de moot.
In de tweede tunnelbuis (2001) werd bij de zwaarbelaste
kolommen over het algemeen niet voldaan. De gebieden met
overschrijding bevonden zich meestal tussen de kolompoeren
en de dichtstbijzijnde tunnelkolom (fig. 4).
De belangrijkste oorzaken voor de overschrijdingen van
UC = 1,00 in de tweede tunnelbuis zijn:
- In deze tunnelbuis bevinden zich de kolompoeren van de
parkeergarage dicht bij de mootvoegen met een geringere
spreiding van de belasting tot gevolg.
- Er is circa 0,70 m afstand tussen de destijds aangebrachte
beugels en de kolompoeren.
- De ligging van het momentennulpunt leidde er op een aantal
locaties toe dat een ongunstige hoeveelheid langswapening in
rekening moest worden gebracht. Bij in rekening brengen van
de bovenwapening zou het dak voldoen; de lagere hoeveel -
heid onderwapening diende echter in rekening te worden
gebracht met UC > 1,0 tot gevolg.
Noot: deze situatie geldt niet voor het voorbeeld in figuur 4 en 5.
5
As; b oven; tot
As; boven; bestaand
032 - 200; lbd = 1520 m
020 - 200
As; onder; tot
As; onder; bestaand
032 - 150; lbd = 1060 m
020 - 150
VRd, c, RBK, boven VRd, c, RBK, onder VRd, c, RBK, maatg, RBK VRd, c + VRd, s VRd, ECVEdM-lijnMomentennulpunt
UC-RBK
UC-EC
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017
44
d1
d2 w2
w1 A1
A2
0(betonstaal B500)
(betonstaal B400) ctieve
dwarskrachtscheur
22
12 1 2 12
l
21 22 ; e e A A AA
dd d dA dA bd +
+== +
(b) Aansluiting wand-dak, dwarsdoorsnede (a) Momentenlijn
voute
wand ctieve
dwarskrachtscheur d
1 d2
d1 d2
d1
d2
M1
M2
0
1 2 2
1 M
2 M2
M1 M1
0
A
s
Ns Ns
MRd & V Rd MEd gebaseerd op
snede dak
M
Ed (verschoven)
M
Ed (geïdealiseerd)
N'
b
MEd
N'b
22
12 12
11 2 2 ; e AAdd
d
dA d A +
=
+
kelijk in tunnelbuis 1 een aantal tussensteunpunten (wanden/
kolommen) te herpositioneren. Gevolg daarvan was dat
steunpuntmomenten ontstonden in plaats van de initieel
aanwezige veldmomenten en dat daar ter plaatse de dwars -
krachten toenamen. Op die locaties is de dikte van het dak
vergroot. Ten behoeve van de berekening van de dwars -
krachtweerstand is voor deze situatie in EC2 geen specifieke
informatie gegeven. Daarom is fib Model Code 2010 [2]
gebruikt waarin een effectieve nuttige hoogte ( de) is gedefini -
eerd en een daarop gebaseerd wapeningspercentage ( ?l). Zie
figuur 7 voor enige toelichting; de invloed van voorspanstaal
(hier afwezig) is daarin buiten beschouwing gelaten. De
formules houden er rekening mee dat de buitenste wapening
effectiever is qua beperking van de scheurgrootte dan de
binnenste wapening. De formule voor de is gebaseerd op line -
air-elastisch materiaalgedrag en daarom is het verschil in
betonstaalsoorten verwaarloosd.
Versterkingsmaatregelen
Toetsing op basis van RBK 1.1 in plaats van EC2 resulteerde in
een significante afname van het aantal locaties waar de dwars -
krachtweerstand niet voldoende groot was. Derhalve zijn
minder versterkingsmaatregelen vereist. Maatregelen aan de
onderzijde van het dak, ofwel binnen in de tunnelbuizen,
waren praktisch gezien onmogelijk vanwege de grote invloed
op de exploitatie van het treinverkeer.
In die situaties met onderwapening als buigtrekwapening bood
het toevoegen van gewapend beton aan de bovenzijde geen
oplossing. Een grotere nuttige hoogte heeft immers een reductie
van ?l en dus van een beperking van de toename van VRd tot
gevolg. Bovendien ontstaat een niet-gelijkmatige verdeling
van de schuifspanningen: schuifspanningen door de huidige
belastingen concentreren zich in de oorspronkelijke dikte en
alleen de schuifspanningen door de nieuwe/extra belastingen
verdelen zich over de totale hoogte (oorspronkelijk + opstort).
Het ontlasten van het tunneldak, bijvoorbeeld door parkeer -
vakken tijdelijk buiten dienst te nemen, heeft een gunstige
maar tegelijk ook beperkte invloed.
Andere nog beschouwde versterkingsmaatregelen zijn:
- vergroten kolompoeren parkeergarage: grotere lastvlakken;
- ankers achteraf en door-en-door aanbrengen als dwars -
krachtwapening;
- achter insnijdende ankers achteraf aanbrengen als dwars -
krachtwapening.
zijn bepaald van de aansluiting wand-dak van tunnelbuis 1.
Deze zijn afgebeeld in figuur 6. Over een lengte van 1600 mm
varieert daar de dakdikte van 700 mm tot 1340 mm: een
toename van 1:2,5. De buigendmoment-weerstand MRd en de
dwarskrachtweerstand VRd in snede 1 en 2 zijn gebaseerd op
de nuttige hoogte d1 respectievelijk d2 ter plaatse van het einde
van de fictieve dwarskrachtscheuren ofwel daar waar de beton -
drukzone zich ontwikkelt. Er is geen voorspanning aanwezig,
daarom is als helling van deze scheur de gebruikelijke 45°
aangehouden. Bij snede 1 heeft de grote nuttige hoogte d1 een
significante toename van de weerstand tot gevolg, zowel bij MRd
als bij VRd. Qua toetsing op buiging wordt dit gunstige effect
deels tenietgedaan omdat tegelijkertijd de momentenlijn over
dezelfde grotere hoogte d1 moet worden verschoven. Dit op
basis van de zogenoemde verschuivingsregel (EC2 artikel 9.2.1.3).
Dwarskrachtweerstand bij opstortingen
Bij de bouw van de tweede tunnel, en de daarmee in verband
staande omlegging van een aantal sporen, bleek het noodza -
6
7
6 Dwarsdoorsnede voute7 Gewogen nuttige hoogte8 Parkeergarage P1foto: Visser & Smit Bouw
thema
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017
45
? LITERATUUR
1 Eurocodes: NEN-EN 1990 (Grondslagen van het constructief
ontwerp), NEN-EN 1991 (Belastingen op constructies), NEN-EN 1992
(Ontwerp en berekening van betonconstructies).
2 fib Model Code for Concrete Structures 2010 (MC2010), fib CEB-FIP.
Ernst & Sohn, Duitsland.
3 Richtlijnen Ontwerpen Kunstwerken, ROK 1.3. Rijkswaterstaat ?
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
4 Richtlijnen Beoordelen Kunstwerken, RBK 1.1. Rijkswaterstaat ?
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
5 NEN 8700 Beoordeling van de constructieve veiligheid van een
bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren ? Grondslagen.
6 NEN 8701 Beoordeling van de constructieve veiligheid van een
bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren ? Belastingen.
? PROJECTGEGEVENS
project Schipholspoortunnel - Uitbreiding parkeergarage P1
opdrachtgever herberekeningen Schiphol Nederland BV
beheerder tunnel ProRail
review namens ProRail TNO Bouw
herberekeningen tunnel Movares Nederland BV
ontwerp uitbreiding parkeergarage Royal HaskoningDHV
Uiteindelijk boden al deze maatregelen geen oplossing.
Achtereenvolgend omdat: onvoldoende invloed op krachts -
verdeling; ontoelaatbare impact op treinexploitatie; en (on)
betrouwbaarheid oplossing. Daarom worden momenteel
(medio 2017) oplossingen uitgewerkt waarbij de extra aan te
brengen parkeerlaag door middel van lokale overkluizings -
constructies direct op de onderbouw (wanden, kolommen)
wordt afgedragen.
Tot slot
Herinrichting van de openbare ruimte waaronder daken van
landtunnels biedt interessante mogelijkheden voor opdracht-
gevers, bestuurders en/of omwonenden. Ondanks de 'nieuwe'
en strengere regelgeving (Eurocodes) is berekeningstechnisch
veel mogelijk. Onder andere door de speciaal voor de beoor-
deling van bestaande bouwwerken beschikbare regelgeving
(NEN 8700-serie) in combinatie met specifieke regelgeving van
Rijkswaterstaat (RBK). Na weliswaar uitgebreide berekeningen
is in onderhavig project, waar de kolombelastingen op het
tunneldak met circa 50% worden vergroot, gebleken dat het
aantal te versterken locaties beperkt is. Vanwege de grote impact
op de exploitatie van het treinverkeer in de Schipholspoortunnel
is uiteindelijk besloten om vooral overkluizingsconstructies toe
te passen. Duidelijk is ook geworden dat een in hoge mate geop -
timaliseerd wapeningsontwerp de constructieve speelruimte in
de toekomst beperkt. ?
8
Schipholspoortunnel: Eurocode, NEN 8700 of RBK? 5 2017
Reacties
Ria Groenendaal - Movares 04 juni 2018 15:54
Zeer interessante informatie