In juni 2021 begon hij als hoogleraar betonconstructies en sinds begin dit jaar is hij ook hoofdredacteur van Cement: Max Hendriks is een belangrijk nieuw gezicht in de betonwereld. Jacques Linssen vroeg hem naar zijn motivaties en drijfveren. Drie daarvan vormen een duidelijke rode draad: mensen, inhoud en maatschappij.
30? CEMENT 1 20 22
In juni 2021 begon hij als hoogleraar
betonconstructies en sinds begin dit jaar is hij ook hoofdredacteur van
Cement: Max Hendriks is een belangrijk
nieuw gezicht in de betonwereld.
Jacques Linssen vroeg hem naar zijn
motivaties en drijfveren. Drie daarvan vormen een duidelijke rode draad:
mensen, inhoud en maatschappij.
interview
CEMENT 1 2022 ?31 portretfoto's?Anika Vroom?/ Oker Moments
32? CEMENT 1 20 22
Met de deur in huis. Mensen die je
nog niet kennen zullen wellicht
zeggen: een werktuigbouwkundige
bij betonconstructies, is dat niet
vreemd? Zie jij jouw opleiding als
een handicap?
"Een volmondig nee. Sterker nog: nu, drie decennia na
mijn studie, durf ik het om te draaien. Dingen van een
andere kant bekijken, bewust of onbewust, levert veel
voordelen op, vooral in de wetenschap. Beton is voor
mij ook allesbehalve een nieuw terrein. Al direct na
mijn promotie op de TU Eindhoven kwam ik, bij TNO
Bouw, in aanraking met de bouwsector. Dat was voor
mij een perfecte leerschool. In die tijd liep ik overigens
niet echt te koop met mijn 'werktuigbouwkundige verle-
den', vooral om reacties als 'gaat die fietsenmaker me
vertellen hoe mijn betonconstructie werkt?' te vermij-
den. Een reactie die ik trouwens nooit heb gehoord.
H
et is opvallend hoeveel verwantschap er is tussen
de twee studies. Zo heet de werktuigbouwkundige stu-
dievereniging in Eindhoven 'Simon Stevin' en ons labo-
ratorium in Delft huist in het Stevin Lab. Ik ben dus
eigenlijk terug bij af ! En als dit anekdotisch bewijs nog
niet overtuigend genoeg is: het gebouw voor werktuig-
bouwkunde in Eindhoven, indertijd W-hoog geheten
(foto 1), is de allereerste winnaar van de Betonprijs!
Overigens was de keuze om werktuigbouwkunde
te gaan studeren relatief arbitrair. Het had net zo goed
natuurkunde of civiele techniek kunnen zijn. Het was
mechanica dat mij motiveerde. Mijn promotor Jan
Janssen zei ? toen hij mij overhaalde promovendus bio-
mechanica te worden ? dat traditionele werktuigbouw-
kundige materialen mechanisch te weinig uitdaging
bieden. Dat was de spijker op zijn kop."
Na jouw tijd bij TNO DIANA, waar je verantwoor-
delijk was voor de ontwikkelingen van het
FEM-pakket, maakte je de overstap naar de TU.
Wat bracht jou daartoe?
"DIANA werd in die tijd een zelfstandig bedrijf en dat
leidde onherroepelijk tot veranderingen. Onderzoek
stond minder op de voorgrond en dat vond ik jammer.
En werken op de universiteit sprak mij altijd al aan, zeker de combinatie met onderwijs. Al direct na mijn
studie heb ik een eerstegraads onderwijsbevoegdheid
gehaald, met het idee ooit les te gaan geven."
In 2011 werd je hoogleraar betonconstructies aan
de Universiteit van Trondheim. Hoe kwam je daar
terecht?
"Dat is vooral voortgekomen uit mijn contacten uit mijn
DIANA-tijd. De Universiteit van Trondheim was een van
de eerste buitenlandse gebruikers en ik werd op een
bepaald moment benaderd. Eigenlijk betrof het een
fulltime aanstelling, maar dat wilde ik zeker niet. Ik had
een gezin in Nederland en we vonden het geen goed
moment om te gaan emigreren naar Noorwegen. Dus ze
lieten me parttime beginnen met het idee dat dat later
wel fulltime zou worden. Dat is er nooit van gekomen."
Waren die twee taken te combineren?
"Toen ik in Delft begon wilde ik absoluut geen combi-
baan. DIANA probeerde me nog te overtuigen deels bij
hun te blijven, maar dat zag ik niet zitten. In het
bedrijfsleven stuur je veel op de korte termijn. Dat gaat
heel lastig samen met de langetermijndoelen van een
universiteit. Bij het combineren van twee universiteiten
heb je dat probleem niet. Bovendien kun je dingen in
elkaar over laten lopen. Delen van colleges hergebrui-
ken bijvoorbeeld. Maar soms was het gezien de afstand
wel puzzelen. Ik vulde mijn parttime functie zo in dat ik
een week in de maand in Noorwegen zat. Met colleges
moest ik dat goed uitkienen. Af en toe was het nodig om
om 6:00 uur 's ochtends het vliegtuig te nemen om in
Delft college te kunnen geven."
Welke verschillen merk je tussen Noorwegen en
Nederland?
"De groep is in Noorwegen veel kleiner en dat heeft zo
zijn voordelen. Je zou het omgekeerde schaalvoordelen
kunnen noemen. Ze doen daar veel meer in één en
dezelfde groep. Constructies, mechanica, materiaal, het
zit allemaal letterlijk in één gang. De groep heet ook
'betong' en niet 'betongkonstruksjoner', zoals bij ons.
Maar overeenkomsten zijn er ook. Het eerste wat me
opviel toen ik in Noorwegen begon, is hoe de onder-
zoeksagenda's overeenkomen met Nederland. Ze volg-
den en volgen goed wat er in Nederland gebeurt. Daar
mogen we trots op zijn. Andersom, waar zij trots op
mogen zijn, is dat zij verder zijn met een aantal meerja-
rige programma's waarbij de hele (kennis)keten betrok-
ken is. Een grote stimulans daarbij is dat het Noorse
parlement een langetermijndoelstelling heeft goedge-
keurd om de E39 te ontwikkelen tot een verbeterde en
doorlopende kustsnelweg tussen Kristiansand en
D
PROF.DR.IR. MAX
HENDRIKS
59 jaar
WERK
1991 ? 2007
Onderzoeker
numerieke mechanica, projecteider,
productmanager eerst bij TNO Bouw, later bij
de spin-off TNO Diana,
nu Diana FEA geheten 2007 ? 2021 Universitair
(hoofd)docent
constructiemechanica aan de TU Delft2021 ? heden
Hoogleraar en sectieleider
betonconstructies aan de TU Delft
NEVENFUNCTIES 2011 ? heden Hoogleraar
betonconstructies aan de Technisch-natuur
-
w
eten schappelijke
Universiteit van
Noorwegen (NTNU) 2022 ? heden
Wetenschappelijk
directeur 4TU.Bouw 2022 ? heden
Hoofdredacteur Cement
OPLEIDING 1980 ? 1986
Werktuigbouwkunde, TU Eindhoven1986 ? 1988
Eerstegraads
-
be
voegdheid
wiskunde,
TU Eindhoven 1987 ? 1991
Assistent in opleiding (nu: promovendus) biomechanica, TU Eindhoven 2007 ? 2009 Universitaire
onderwijskwalificatie, TU Delft
interview
CEMENT 1 2022 ?33
"Hoogleraar
betonconstructies
was bepaald geen
jeugddroom"
1
2
34? CEMENT 1 20 22 1 Het gebouw voor werktuigbouwkunde van de Technische Hogeschool Eindhoven (nu TU Eindhoven). Het gebouw, indertijd W-hoog
geheten, is de allereerste winnaar van de betonprijs van de Betonvereniging (1979), foto: Bart van Overbeeke Photography / TU/e 2 Impressie van de 'zwevende' tunnel in de E39 in Noorwegen, bron: Norwegian Public Road Administration
interview
CEMENT 1 2022 ?35
Trondheim (fig. 2). Een indrukwekkend project waarbij
alle beroemde fjorden worden gekruist. Er lopen nu
ongeveer 50 promotie- en postdocprojecten."
En nu dus hoogleraar betonconstructies. Wat
heeft je gemotiveerd in die keuze?
"In alle eerlijkheid: hoogleraar betonconstructies was
bepaald geen jeugddroom. Maar ik ben nooit een carriè-
replanner geweest. Wel wist ik op ieder moment wat me
aantrok en wat me niet aantrok. Toen ik in Delft begon
in 2007, op de zesde verdieping (bij de vakgroep Mecha-
nica, red.), ben ik vrijwel direct gaan samenwerken met
de afdeling betonconstructies beneden in het Stevin
Lab. Dat puur omdat ik het leuk en interessant vond wat
daar gebeurde. De samenwerking werkte heel goed,
eerst met Joost Walraven en later met Dick Hordijk. Zij
met hun specifieke mechanicakennis voor betoncon-
structies en hun experimenten en wij met onze kennis
van numerieke mechanica.
Ik
merkte pas later eigenlijk dat die samenwerking
bijzonder was. De focus ligt eerder op verdieping. Ver-
breding door samenwerking lijkt minder in de natuur
van medewerkers binnen de universiteit te liggen.
Belangrijk
in mijn keuze was ook dat beton een
fantastisch materiaal is, dat grandioze constructies
mogelijk maakt. Hoewel het soms een stempel krijgt van
iets uit de vorige eeuw, is het een boeiend onderzoeks-
veld met enorme wetenschappelijke uitdagingen. Het
doet 200% recht aan mijn nieuwsgierigheid. Beton heeft
bovendien een belangrijke rol voor de maatschappij en
daar wil ik graag aan bijdragen."
Er is vóór jou zo'n twee jaar geen hoogleraar
betonconstructies geweest. Wat is daarvan de
'schade'?
"Die valt heel erg mee. Een groep met relatief jonge en
enthousiaste mensen heeft enorm goed op de winkel
gepast. Dat is hun verdienste én de verdienste van mijn
voorganger. Het dwingt mij tot bescheidenheid. Maar als
ik dan toch 'schade' wil benoemen, dan is dat imago
-
schade. Ik
merk dat sommige gesprekpartners de
indruk hadden dat ik in een soort sterfhuis terecht zou
komen. Maar dat is absoluut onterecht. We zijn als
groep nu weer op oorlogssterkte (foto 3) en daar ben ik
heel blij om. Met name het aantal promovendi is enorm
toegenomen, grotendeels al voor mijn tijd. Dus ook daar
moet ik bescheiden over zijn.
J
e ziet ook wel dat mensen op een latere leeftijd
willen gaan promoveren, terwijl ze hun reguliere baan
behouden. Mijn ervaring is dat dit bijna altijd tot een
zware bevalling leidt. Onder meer vanwege de tijdsbe-
steding. Het bedrijf waar ze werken zal altijd hard aan
ze blijven trekken. Vanwege de urgentie wint het bedrijf
meestal. Bovendien blijkt het heel moeilijk om telkens je
mind om te zetten. Gelukkig zie ik ook dat het goed kan
gaan, met hele mooie baby's als resultaat!
W
at hier misschien aardig is om te noemen is de
opkomst van PDEng's. Dat zijn tweejarige projecten,
meestal uitgevoerd door iemand die binnen een bedrijf
werkt. Het zijn projecten die minder fundamenteel zijn
dan promotieprojecten, maar wél een hoger technology
readiness level hebben, zoals we dat nu in NASA-taal
noemen. Hiermee kunnen we een goede brug met de
praktijk slaan. Want voor de maatschappij is vier jaar
gigantisch lang. En de vraag is er. Je ziet nu bijvoorbeeld
dat ProRail een aantal PDEng's binnen hun organisatie
wil hebben."
In hoeverre komt jouw kennis van FEM van pas in
de groep betonconstructies?
"Het doet mij goed om te zien dat eindige-elementenmo-
delleringen gemeengoed zijn geworden in zowel de prak-
tijk als bij onderzoek aan betonconstructies. Wereldwijd
zijn ze een integraal onderdeel van onderzoeksprojecten
aan betonconstructies. Net zoals experimenten overi-
gens.
In die e
xperimenten is wel het nodige veranderd.
Traditioneel werden ze vooral gebruikt voor de validatie
van modellen, om te toetsen of wat je in je FEM-model
hebt veronderstelt waar is en om dat model indien
"Beton is een boeiend
onderzoeksveld met
enorme wetenschappelijke
uitdagingen"
36? CEMENT 1 20 22
blijven wetenschappelijk uitdagend. En dat laatste is een
understatement.
J
e ziet nu dat deze speerpunten inhoudelijk naar
elkaar toegroeien. Een voorbeeld is het werken met sen-
sors. Met akoestische emissie kijken wat er gebeurt ín
een bestaande constructie. Zitten er onzichtbare scheu-
ren in of niet? En met ultrasoon geluid bepalen we wat
de daadwerkelijke spanningen binnen een constructie
zijn (foto 6). Om een populair vergelijk te maken: zelfs in
de goedkoopste auto zitten honderden lampjes die op
oranje of op rood springen als er iets aan de hand is. Het
is eigenlijk vreemd dat je dat voor betonconstructies, die
veel en veel duurder zijn, nauwelijks hebt.
S
amenvattend heb je steeds drie ingrediënten
nodig: op fysica gebaseerde modellen, metingen en
kwantificeringen van de betrouwbaarheid. Ik zie dit als
de profane drie-eenheid voor ons vak: één speerpunt
met drie entiteiten."
nodig bij te stellen. Tegenwoordig zit er veel meer wissel-
werking tussen experimenten en modellen. Hier is een
anekdote op zijn plaats. Toen ik als jonge onderzoeker
begin jaren 90 met mijn toenmalige baas over het
onderzoeksterrein van TNO Bouw in Rijswijk liep, ver-
telde hij me dat die laboratoria zouden verdwijnen en
dat alles vervangen zou worden door geavanceerde
numerieke mechanica. Wat ben ik nu, 30 jaar later, blij
dat dit niet waar is. In tegendeel zelfs: numerieke
modellen geven richting aan experimenteel onderzoek
en vice versa."
Je hoort ook zeggen dat mensen er oneigenlijk
gebruik van maken, op terreinen waar dat eigen-
lijk helemaal niet nodig of zelfs niet verstandig is.
"Dat is zonder meer waar. Je moet de mogelijke gevaren
en de hoge de kosten van niet-lineaire sommen onder-
kennen. Je wil niet naar de situatie dat iemand op een
zolderkamertje even een som maakt en blind vertrouwt
op het resultaat. Daarom leren we de studenten in Delft
kritisch te zijn. Om je eigen resultaten te wantrouwen.
Daarom is de koppeling met experimenteel onderzoek
ook zo belangrijk. Hier bestaat een treffende uitspraak
over: 'Als je een experiment doet, gelooft iedereen de
resultaten behalve degene die het experiment heeft uit-
gevoerd. Als je een numerieke som maakt, gelooft nie-
mand de resultaten behalve degene die de som heeft
gemaakt.' Dat is natuurlijk gechargeerd, maar er zit wel
een kern van waarheid in.
M
aar er zijn genoeg toepassingen van FEM waar-
mee je veel winst kunt behalen. Bijvoorbeeld door aan te
tonen dat constructies grotere draagkracht hebben dan
je op basis van traditionele beschouwingen zou ver-
wachten. Daarmee kan de verstrekking of zelfs sloop
van constructies worden voorkomen."
Wat zijn je speerpunten als hoogleraar betoncon-
structies?
"We gaan door met de twee speerpunten die al beston-
den: beoordeling van bestaande betonconstructies en
opschaling van innovatieve betonsoorten voor milieu-
vriendelijke en betrouwbare toepassingen. Beide zijn
onverminderd van maatschappelijk belang en beide
interview
CEMENT 1 2022 ?37
Hebben maatschappelijke thema's als duurzaam-
heid, circulariteit en klimaat daar nog invloed op?
"Ik ben nu zeven maanden hoogleraar in Delft en heb al
vele gesprekken gehad met vele stakeholders. Ik kan me
geen gesprek herinneren waarin niet minstens een van
deze woorden níét is genoemd. Het korte antwoord kan
niet anders zijn dan 'ja'. Iedereen voelt de urgentie, wij
ook. Het gevoel is dat we met betonconstructies voor een
revolutie staan. Als de jonge generatie van nu in, zeg, 2050
gaat terugblikken op het huidige decennium, zullen ze
dat hopelijk kunnen bevestigen."
Noem eens een concreet voorbeeld.
"Toepassing en opschaling van innovatieve materialen
sluit heel goed aan bij dit thema (foto 6). Wij zijn met
betonsoorten bezig die je eigenlijk geen beton mag noe-
men, zoals geopolymeerbeton. Daarover is nog veel
onbekend. We weten dat sommige van die materialen
over de tijd heen achteruitgaan in performance. Hoe zit
het precies met kruip, raken we niet alle voorspanning
kwijt? Er zijn altijd onzekerheden binnen bepaalde mar-
ges, maar dit soort materialen hebben genoeg potentie
om te gebruiken. Een hele belangrijke oplossing is hier
ook weer meten. Want als je die onzekerheid laat bestaan,
kom je mogelijk in de situatie met enorme veiligheids-
marges en gigantische partiële materiaalfactoren. Dan
ben je alle winst in duurzaamheid kwijt."
Zijn er nog onderwerpen waar je meer aandacht
aan zou willen besteden?
"Ik denk aan klimaatbestendig bouwen. Drijvende con-
structies bijvoorbeeld. Dat is weer een hele andere tak
van de sport. Als groep hebben we meer dan voldoende
werk, maar tegelijkertijd kun je sommige onderwerpen
niet links laten liggen."
Zie je andere universiteiten als concurrenten?
"Nationaal niet. En dat is niet onvriendelijk bedoeld.
Maar ik zie dat er in Nederland zo veel te doen is, dat we
elkaar niet als concurrenten hoeven te zien. Hoewel we
onze onderzoeken niet expliciet op elkaar afstemmen ?
dat is eigenlijk heel ongebruikelijk ? werken we toch veel
samen. Zo is er 4TU.Bouw, een samenwerkingsverband
tussen de universiteiten van Delft, Eindhoven, Twente
en Wageningen (Hendriks is sinds 1 januari wetenschap-
pelijk directeur van 4TU Bouw, red.). En 4TU.Bouw is
weer een van de initiatiefnemers van BTIC (Bouw en
Techniek Innovatiecentrum, red.), samen met onder
meer de veertien hogescholen in Nederland. Dit centrum
is heel voortvarend aan de gang om voorstellen in te
dienen voor investeringsimpulsen in Nederland. Dat
kan voor de hele bouwsector in Nederland een giganti-
sche boost geven.
Internationaal is er
wel competitie, op een gezonde
manier. Zeker op het gebied van onderzoek. Daarin wil
je gewoon vooroplopen en dan ben je automatisch con-
currenten."
Nederland stond er een tijd om bekend voorop te
lopen op betongebied. Maar nu hoor je dat we
hard links en rechts worden ingehaald. Wat is
jouw beeld daarbij?
"Je kunt inderdaad niet zeggen dat we vooroplopen. Ik
denk dat dat ook bijna niet meer kan. Er zijn zo veel
goede onderzoeksgroepen in de wereld en het onder-
zoeksveld is zo breed geworden. Je kunt wel nog je eigen
niches vinden waarin je kunt excelleren. Voor ons is dat
de drie-eenheid die ik noemde: modelleren, meten en
gebruik maken van gedegen betrouwbaarheidstheorieën.
Wij moeten zorgen dat we op al die drie gebieden com-
petitief blijven. Die met elkaar in verband brengen, voor
bestaande betonconstructies én voor opschaling van
milieuvriendelijke betonsoorten."
Wat vind je van internationalisering op de univer-
siteiten?
"Dat is zonder meer een belangrijk aandachtspunt. De
internationalisering zelf is natuurlijk niet te stoppen. En
dat Engels de voertaal is geworden binnen een groep
"Het gevoel is dat we
met betonconstructies
voor een revolutie staan"
3
4
38? CEMENT 1 20 22 3 De huidige sectie betonconstructies van de TU Delft
4 Om een relatieve vrije rotatie tussen een muur en een vloer mogelijk te maken, werd in het Stevin II lab van de TU Delft een bijzondere verbinding onderzocht die werkt als een schuifscharnier met betonnen cilinders
interview
CEMENT 1 2022 ?39
als betonconstructies, dat houd je ook niet tegen. En dat
is ook niet zo ernstig, denk ik. Maar het is wel belangrijk
dat we voldoende Nederlandse input blijven houden, dat
er voldoende Nederlanders of Nederlandstaligen zijn.
Een hot topic bij de TU Delft zijn momenteel de Chinese
promovendi. En met name promovendi die hier komen
op basis van een Chinese studiebeurs. Dat is heel bewust
beleid van de overheid daar. Ze zijn dan ook verplicht
terug te keren naar China.
M
aar gelukkig zie je veel promovendi in Nederland
blijven, vaak bij bedrijven. Vroeger was dat heel anders.
Als je ging promoveren dan was je zo'n rare eend in de
bijt, dan was er maar één plek voor je en dat was de uni-
versiteit zelf. Nu is dat anders, slechts een klein gedeelte
blijft op de universiteit. Voor hen geldt momenteel een
zogenoemd tenure track. Iedereen die nu wordt aange-
nomen komt in zo'n traject, waarbij je carrièrepad vast-
staat: van universitair docent, universitair hoofddocent
tot uiteindelijk hoogleraar. We komen op die manier
meer in een competitief Amerikaans systeem. Als je niet
meer hogerop kunt, ga je eruit. Up-or-out."
Naast onderzoek is ook onderwijs een belangrijke
taak.
"Zeker. Het belang van goed betononderwijs kan niet
worden overschat. Dat geldt overigens niet alleen voor
de universitaire component van het onderwijsaanbod.
We mogen in Nederland trots zijn hoe we het hebben
geregeld. Het is mooi om te zien hoe deelnemers aan
welk betononderwijs dan ook enthousiast zijn en blijven
om zich bij te scholen. Organisaties als de Betonvereni-
ging en het zeer gewaardeerde blad Cement zijn hierbij
zeer belangrijke schakels.
Als univ
ersiteit kunnen we echter niet stilstaan en
tevreden toekijken. Wat er op ons afkomt is een nog
complexere set van ontwerp- en herberekeningsnor-
men, terwijl onze ingenieurs ondertussen worden
geconfronteerd met steeds meer uitdagende en com-
plexe projecten. Veel van de 'ouderen' onder ons zullen
de stap van een deterministische benadering voor het ontwerpen van betonconstructies naar de huidige
semi-probabilistische benadering en partiële factoren
als een grote stap hebben ervaren. Het kan niet anders
zijn dat we in de toekomst worden geconfronteerd met
meer van deze stappen en ook grotere stappen.
D
aarnaast zal tertiair onderwijs, dus het hoger
beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs, niet
meer volstaan. Quartair onderwijs, de top van de pira-
mide, zal steeds normaler worden, inclusief het woord
zelf. Dit onderwijs zal relatief kleinschalig zijn en een
plaats vinden naast het traditionele aanbod van weten-
schappelijke promoties van een universiteit."
"Het laatste wat Cement
nu nodig heeft is een
verandermanager"
6
5
40? CEMENT 1 20 22
Tot slot Cement. Wat heeft je doen besluiten in te
gaan op ons verzoek hoofdredacteur te worden?
"Heel kort: door de wijze waarop mijn voorganger Dick
mij dit gevraagd heeft en door het vertrouwen dat ik in
Dick had en heb, was ik meteen enthousiast. Ik heb voor
de vorm nog even gewacht met mijn definitieve 'ja ik
wil'. Een goede herinnering heeft hierbij zeker gehol-
pen. Mijn eerste kennismaking met Cement was het
schrijven van een artikel in 1995: 'Eerste internationale
DIANA congres over numerieke mechanica'. Dit artikel
is nog steeds makkelijk terug te vinden via de zoekfunc-
tie van cementonline.nl. Wat me het meeste is bijgebleven
van dit artikel is de respons. Ik kan het niet bewijzen
met statistieken, maar volgens mij heb ik nooit meer
reacties gehad op een door mijzelf geschreven artikel.
Ik vind Cement heel belangrijk voor de toekomst van
betonconstructies. Mooi voorbeeld vind ik de rubriek
over normen, waarmee je veel kennis kunt opbouwen.
Hoe mensen daarbij hun nek uitsteken, dat kan ik enorm
waarderen. En dat het af en toe reuring geeft, is alleen
maar mooi. De rol die Cement daarin speelt is gewoon
geweldig. Dat ik het stokje mag overnemen als negende
hoofdredacteur sinds de oprichting maakt mij blij, trots
en nederig. Ik heb het afscheidsartikel van Dick goed
gelezen. Het artikel was uitdrukkelijk niet als advies aan
mij bedoelt. Maar als je belooft het niet verder vertellen
aan Dick, ik heb zijn artikel wel als zodanig gelezen en zal
het als leidraad gaan gebruiken! Als ik kijk naar de huidige
status van Cement en naar de redactievergaderingen die
ik heb meegemaakt: het laatste wat Cement nu nodig
heeft is een verandermanager.
5 Een voorpublicatie uit het proefschrift van Sebastiaan Ensink met 3D DIANA-simulaties van proeven op de Vechtbrug
6 In een kunstwerk in De Nieuwe Verbinding N69 in Noord-Brabant heeft de TU Delft in samenwerking met Boskalis in een verhoogde weg Smart Aggregates verwerkt. In dit geval berust de werking van deze slimme granulaten op Coda wave interferometry, vooral bekend uit de seismologie. Het verloop van de voorspanning in het beton wordt gemeten
interview
Foto 1. Prof.dr.ir. Max Hendriks, hoogleraar betonconstructies aan de TU Delft en sinds januari 2022 hoofdredacteur Cement (foto: Anika Vroom / Oker Moments)
Curriculum vitae
Prof.dr.ir. Max Hendriks
59 jaar
WERK
1991 – 2007 Onderzoeker numerieke mechanica, projecteider, productmanager eerst bij TNO Bouw, later bij de spin-off TNO Diana, nu Diana FEA geheten
2007 – 2021 Universitair (hoofd)docent constructiemechanica aan de TU Delft
2021 – heden Hoogleraar en sectieleider betonconstructies aan de TU Delft
NEVENFUNCTIES
2011 – heden Hoogleraar betonconstructies aan de Technisch-natuurwetenschappelijke Universiteit van Noorwegen (NTNU)
2022 – heden Wetenschappelijk directeur 4TU.Bouw
2022 – heden Hoofdredacteur Cement
OPLEIDING
1980 – 1986 Werktuigbouwkunde, TU Eindhoven
1986 – 1988 Eerstegraadsbevoegdheid wiskunde, TU Eindhoven
1987 – 1991 Assistent in opleiding (nu: promovendus) biomechanica, TU Eindhoven
2007 – 2009 Universitaire onderwijskwalificatie, TU Delft
Met de deur in huis. Mensen die je nog niet kennen zullen wellicht zeggen: een werktuigbouwkundige bij betonconstructies, is dat niet vreemd? Zie jij jouw opleiding als een handicap?
“Een volmondig nee. Sterker nog: nu, drie decennia na mijn studie, durf ik het om te draaien. Dingen van een andere kant bekijken, bewust of onbewust, levert veel voordelen op, vooral in de wetenschap. Beton is voor mij ook allesbehalve een nieuw terrein. Al direct na mijn promotie op de TU Eindhoven kwam ik, bij TNO Bouw, in aanraking met de bouwsector. Dat was voor mij een perfecte leerschool. In die tijd liep ik overigens niet echt te koop met mijn ‘werktuigbouwkundige verleden’, vooral om reacties als ‘gaat die fietsenmaker me vertellen hoe mijn betonconstructie werkt?’ te vermijden. Een reactie die ik trouwens nooit heb gehoord.
Het is opvallend hoeveel verwantschap er is tussen de twee studies. Zo heet de werktuigbouwkundige studievereniging in Eindhoven ‘Simon Stevin’ en ons laboratorium in Delft huist in het Stevin Lab. Ik ben dus eigenlijk terug bij af! En als dit anekdotisch bewijs nog niet overtuigend genoeg is: het gebouw voor werktuigbouwkunde in Eindhoven, indertijd W-hoog geheten (foto 2), is de allereerste winnaar van de Betonprijs!
Overigens was de keuze om werktuigbouwkunde te gaan studeren relatief arbitrair. Het had net zo goed natuurkunde of civiele techniek kunnen zijn. Het was mechanica dat mij motiveerde. Mijn promotor Jan Janssen zei – toen hij mij overhaalde promovendus biomechanica te worden – dat traditionele werktuigbouwkundige materialen mechanisch te weinig uitdaging bieden. Dat was de spijker op zijn kop.”
Foto 2. Het gebouw voor werktuigbouwkunde van de Technische Hogeschool Eindhoven (nu TU Eindhoven). Het gebouw, indertijd W-hoog geheten, is de allereerste winnaar van de betonprijs van de Betonvereniging (1979) (foto: Bart van Overbeeke Photography / TU/e)
Na jouw tijd bij TNO DIANA, waar je verantwoordelijk was voor de ontwikkelingen van het FEM-pakket, maakte je de overstap naar de TU. Wat bracht jou daartoe?
“DIANA werd in die tijd een zelfstandig bedrijf en dat leidde onherroepelijk tot veranderingen. Onderzoek stond minder op de voorgrond en dat vond ik jammer. En werken op de universiteit sprak mij altijd al aan, zeker de combinatie met onderwijs. Al direct na mijn studie heb ik een eerstegraads onderwijsbevoegdheid gehaald, met het idee ooit les te gaan geven.”
In 2011 werd je hoogleraar betonconstructies aan de Universiteit van Trondheim. Hoe kwam je daar terecht?
“Dat is vooral voortgekomen uit mijn contacten uit mijn DIANA-tijd. De Universiteit van Trondheim was een van de eerste buitenlandse gebruikers en ik werd op een bepaald moment benaderd. Eigenlijk betrof het een fulltime aanstelling, maar dat wilde ik zeker niet. Ik had een gezin in Nederland en we vonden het geen goed moment om te gaan emigreren naar Noorwegen. Dus ze lieten me parttime beginnen met het idee dat dat later wel fulltime zou worden. Dat is er nooit van gekomen.”
Waren die twee taken te combineren?
“Toen ik in Delft begon wilde ik absoluut geen combibaan. DIANA probeerde me nog te overtuigen deels bij hun te blijven, maar dat zag ik niet zitten. In het bedrijfsleven stuur je veel op de korte termijn. Dat gaat heel lastig samen met de langetermijndoelen van een universiteit. Bij het combineren van twee universiteiten heb je dat probleem niet. Bovendien kun je dingen in elkaar over laten lopen. Delen van colleges hergebruiken bijvoorbeeld. Maar soms was het gezien de afstand wel puzzelen. Ik vulde mijn parttime functie zo in dat ik een week in de maand in Noorwegen zat. Met colleges moest ik dat goed uitkienen. Af en toe was het nodig om om 6:00 uur ’s ochtends het vliegtuig te nemen om in Delft college te kunnen geven.”
Welke verschillen merk je tussen Noorwegen en Nederland?
“De groep is in Noorwegen veel kleiner en dat heeft zo zijn voordelen. Je zou het omgekeerde schaalvoordelen kunnen noemen. Ze doen daar veel meer in één en dezelfde groep. Constructies, mechanica, materiaal, het zit allemaal letterlijk in één gang. De groep heet ook ‘betong’ en niet ‘betongkonstruksjoner’, zoals bij ons. Maar overeenkomsten zijn er ook. Het eerste wat me opviel toen ik in Noorwegen begon, is hoe de onderzoeksagenda’s overeenkomen met Nederland. Ze volgden en volgen goed wat er in Nederland gebeurt. Daar mogen we trots op zijn. Andersom, waar zij trots op mogen zijn, is dat zij verder zijn met een aantal meerjarige programma’s waarbij de hele (kennis)keten betrokken is. Een grote stimulans daarbij is dat het Noorse parlement een langetermijndoelstelling heeft goedgekeurd om de E39 te ontwikkelen tot een verbeterde en doorlopende kustsnelweg tussen Kristiansand en Trondheim (fig. 3). Een indrukwekkend project waarbij alle beroemde fjorden worden gekruist. Er lopen nu ongeveer 50 promotie- en postdocprojecten.”
Figuur 3. Impressie van de 'zwevende' tunnel in de E39 in Noorwegen (bron: Norwegian Public Road Administration)
En nu dus hoogleraar betonconstructies. Wat heeft je gemotiveerd in die keuze?
“In alle eerlijkheid: hoogleraar betonconstructies was bepaald geen jeugddroom. Maar ik ben nooit een carrièreplanner geweest. Wel wist ik op ieder moment wat me aantrok en wat me niet aantrok. Toen ik in Delft begon in 2007, op de zesde verdieping (bij de vakgroep Mechanica, red.), ben ik vrijwel direct gaan samenwerken met de afdeling betonconstructies beneden in het Stevin Lab. Dat puur omdat ik het leuk en interessant vond wat daar gebeurde. De samenwerking werkte heel goed, eerst met Joost Walraven en later met Dick Hordijk. Zij met hun specifieke mechanicakennis voor betonconstructies en hun experimenten en wij met onze kennis van numerieke mechanica.
Ik merkte pas later eigenlijk dat die samenwerking bijzonder was. De focus ligt eerder op verdieping. Verbreding door samenwerking lijkt minder in de natuur van medewerkers binnen de universiteit te liggen.
Belangrijk in mijn keuze was ook dat beton een fantastisch materiaal is, dat grandioze constructies mogelijk maakt. Hoewel het soms een stempel krijgt van iets uit de vorige eeuw, is het een boeiend onderzoeksveld met enorme wetenschappelijke uitdagingen. Het doet 200% recht aan mijn nieuwsgierigheid. Beton heeft bovendien een belangrijke rol voor de maatschappij en daar wil ik graag aan bijdragen.”
Foto 4. Max Hendriks in het Stevin Lab van de TU Delft (foto: Anika Vroom / Oker Moments)
Hoogleraar betonconstructies was bepaald geen jeugddroom
Er is vóór jou zo’n twee jaar geen hoogleraar betonconstructies geweest. Wat is daarvan de ‘schade’?
“Die valt heel erg mee. Een groep met relatief jonge en enthousiaste mensen heeft enorm goed op de winkel gepast. Dat is hun verdienste én de verdienste van mijn voorganger. Het dwingt mij tot bescheidenheid. Maar als ik dan toch ‘schade’ wil benoemen, dan is dat imagoschade. Ik merk dat sommige gesprekpartners de indruk hadden dat ik in een soort sterfhuis terecht zou komen. Maar dat is absoluut onterecht. We zijn als groep nu weer op oorlogssterkte (foto 5) en daar ben ik heel blij om. Met name het aantal promovendi is enorm toegenomen, grotendeels al voor mijn tijd. Dus ook daar moet ik bescheiden over zijn.
Je ziet ook wel dat mensen op een latere leeftijd willen gaan promoveren, terwijl ze hun reguliere baan behouden. Mijn ervaring is dat dit bijna altijd tot een zware bevalling leidt. Onder meer vanwege de tijdsbesteding. Het bedrijf waar ze werken zal altijd hard aan ze blijven trekken. Vanwege de urgentie wint het bedrijf meestal. Bovendien blijkt het heel moeilijk om telkens je mind om te zetten. Gelukkig zie ik ook dat het goed kan gaan, met hele mooie baby’s als resultaat!
Wat hier misschien aardig is om te noemen is de opkomst van PDEng’s. Dat zijn tweejarige projecten, meestal uitgevoerd door iemand die binnen een bedrijf werkt. Het zijn projecten die minder fundamenteel zijn dan promotieprojecten, maar wél een hoger technology readiness level hebben, zoals we dat nu in NASA-taal noemen. Hiermee kunnen we een goede brug met de praktijk slaan. Want voor de maatschappij is vier jaar gigantisch lang. En de vraag is er. Je ziet nu bijvoorbeeld dat ProRail een aantal PDEng’s binnen hun organisatie wil hebben.”
Foto 5. De huidige sectie betonconstructies van de TU Delft
In hoeverre komt jouw kennis van FEM van pas in de groep betonconstructies?
“Het doet mij goed om te zien dat eindige-elementenmodelleringen gemeengoed zijn geworden in zowel de praktijk als bij onderzoek aan betonconstructies. Wereldwijd zijn ze een integraal onderdeel van onderzoeksprojecten aan betonconstructies. Net zoals experimenten overigens.
In die experimenten is wel het nodige veranderd. Traditioneel werden ze vooral gebruikt voor de validatie van modellen, om te toetsen of wat je in je FEM-model hebt veronderstelt waar is en om dat model indien nodig bij te stellen. Tegenwoordig zit er veel meer wisselwerking tussen experimenten en modellen. Hier is een anekdote op zijn plaats. Toen ik als jonge onderzoeker begin jaren 90 met mijn toenmalige baas over het onderzoeksterrein van TNO Bouw in Rijswijk liep, vertelde hij me dat die laboratoria zouden verdwijnen en dat alles vervangen zou worden door geavanceerde numerieke mechanica. Wat ben ik nu, 30 jaar later, blij dat dit niet waar is. In tegendeel zelfs: numerieke modellen geven richting aan experimenteel onderzoek en vice versa.”
Foto 6. Om een relatieve vrije rotatie tussen een muur en een vloer mogelijk te maken, werd in het Stevin II lab van de TU Delft een bijzondere verbinding onderzocht die werkt als een schuifscharnier met betonnen cilinders
Figuur 7. Een voorpublicatie uit het proefschrift van Sebastiaan Ensink met 3D DIANA-simulaties van proeven op de Vechtbrug
Je hoort ook zeggen dat mensen er oneigenlijk gebruik van maken, op terreinen waar dat eigenlijk helemaal niet nodig of zelfs niet verstandig is.
“Dat is zonder meer waar. Je moet de mogelijke gevaren en de hoge kosten van niet-lineaire sommen onderkennen. Je wil niet naar de situatie dat iemand op een zolderkamertje even een som maakt en blind vertrouwt op het resultaat. Daarom leren we de studenten in Delft kritisch te zijn. Om je eigen resultaten te wantrouwen. Daarom is de koppeling met experimenteel onderzoek ook zo belangrijk. Hier bestaat een treffende uitspraak over: ‘Als je een experiment doet, gelooft iedereen de resultaten behalve degene die het experiment heeft uitgevoerd. Als je een numerieke som maakt, gelooft niemand de resultaten behalve degene die de som heeft gemaakt.’ Dat is natuurlijk gechargeerd, maar er zit wel een kern van waarheid in.
Maar er zijn genoeg toepassingen van FEM waarmee je veel winst kunt behalen. Bijvoorbeeld door aan te tonen dat constructies grotere draagkracht hebben dan je op basis van traditionele beschouwingen zou verwachten. Daarmee kan de versterking of zelfs sloop van constructies worden voorkomen.”
Wat zijn je speerpunten als hoogleraar betonconstructies?
“We gaan door met de twee speerpunten die al bestonden: beoordeling van bestaande betonconstructies en opschaling van innovatieve betonsoorten voor milieuvriendelijke en betrouwbare toepassingen. Beide zijn onverminderd van maatschappelijk belang en beide blijven wetenschappelijk uitdagend. En dat laatste is een understatement.
Je ziet nu dat deze speerpunten inhoudelijk naar elkaar toegroeien. Een voorbeeld is het werken met sensors. Met akoestische emissie kijken wat er gebeurt ín een bestaande constructie. Zitten er onzichtbare scheuren in of niet? En met ultrasoon geluid bepalen we wat de daadwerkelijke spanningen binnen een constructie zijn (foto 8). Om een populair vergelijk te maken: zelfs in de goedkoopste auto zitten honderden lampjes die op oranje of op rood springen als er iets aan de hand is. Het is eigenlijk vreemd dat je dat voor betonconstructies, die veel en veel duurder zijn, nauwelijks hebt.
Samenvattend heb je steeds drie ingrediënten nodig: op fysica gebaseerde modellen, metingen en kwantificeringen van de betrouwbaarheid. Ik zie dit als de profane drie-eenheid voor ons vak: één speerpunt met drie entiteiten.”
Foto 8. In een kunstwerk in De Nieuwe Verbinding N69 in Noord-Brabant heeft de TU Delft in samenwerking met Boskalis in een verhoogde weg Smart Aggregates verwerkt. In dit geval berust de werking van deze slimme granulaten op Coda wave interferometry, vooral bekend uit de seismologie. Het verloop van de voorspanning in het beton wordt gemeten
Hebben maatschappelijke thema’s als duurzaamheid, circulariteit en klimaat daar nog invloed op?
“Ik ben nu zeven maanden hoogleraar in Delft en heb al vele gesprekken gehad met vele stakeholders. Ik kan me geen gesprek herinneren waarin niet minstens een van deze woorden níét is genoemd. Het korte antwoord kan niet anders zijn dan ‘ja’. Iedereen voelt de urgentie, wij ook. Het gevoel is dat we met betonconstructies voor een revolutie staan. Als de jonge generatie van nu in, zeg, 2050 gaat terugblikken op het huidige decennium, zullen ze dat hopelijk kunnen bevestigen.”
Het gevoel is dat we met betonconstructies voor een revolutie staan
Noem eens een concreet voorbeeld.
“Toepassing en opschaling van innovatieve materialen sluit heel goed aan bij dit thema (foto 8). Wij zijn met betonsoorten bezig die je eigenlijk geen beton mag noemen, zoals geopolymeerbeton. Daarover is nog veel onbekend. We weten dat sommige van die materialen over de tijd heen achteruitgaan in performance. Hoe zit het precies met kruip, raken we niet alle voorspanning kwijt? Er zijn altijd onzekerheden binnen bepaalde marges, maar dit soort materialen hebben genoeg potentie om te gebruiken. Een hele belangrijke oplossing is hier ook weer meten. Want als je die onzekerheid laat bestaan, kom je mogelijk in de situatie met enorme veiligheidsmarges en gigantische partiële materiaalfactoren. Dan ben je alle winst in duurzaamheid kwijt.”
Zijn er nog onderwerpen waar je meer aandacht aan zou willen besteden?
“Ik denk aan klimaatbestendig bouwen. Drijvende constructies bijvoorbeeld. Dat is weer een hele andere tak van de sport. Als groep hebben we meer dan voldoende werk, maar tegelijkertijd kun je sommige onderwerpen niet links laten liggen.”
Zie je andere universiteiten als concurrenten?
“Nationaal niet. En dat is niet onvriendelijk bedoeld. Maar ik zie dat er in Nederland zo veel te doen is, dat we elkaar niet als concurrenten hoeven te zien. Hoewel we onze onderzoeken niet expliciet op elkaar afstemmen – dat is eigenlijk heel ongebruikelijk – werken we toch veel samen. Zo is er 4TU.Bouw, een samenwerkingsverband tussen de universiteiten van Delft, Eindhoven, Twente en Wageningen (Hendriks is sinds 1 januari wetenschappelijk directeur van 4TU Bouw, red.). En 4TU.Bouw is weer een van de initiatiefnemers van BTIC (Bouw en Techniek Innovatiecentrum, red.), samen met onder meer de veertien hogescholen in Nederland. Dit centrum is heel voortvarend aan de gang om voorstellen in te dienen voor investeringsimpulsen in Nederland. Dat kan voor de hele bouwsector in Nederland een gigantische boost geven.
Internationaal is er wel competitie, op een gezonde manier. Zeker op het gebied van onderzoek. Daarin wil je gewoon vooroplopen en dan ben je automatisch concurrenten.”
Nederland stond er een tijd om bekend voorop te lopen op betongebied. Maar nu hoor je dat we hard links en rechts worden ingehaald. Wat is jouw beeld daarbij?
“Je kunt inderdaad niet zeggen dat we vooroplopen. Ik denk dat dat ook bijna niet meer kan. Er zijn zo veel goede onderzoeksgroepen in de wereld en het onderzoeksveld is zo breed geworden. Je kunt wel nog je eigen niches vinden waarin je kunt excelleren. Voor ons is dat de drie-eenheid die ik noemde: modelleren, meten en gebruik maken van gedegen betrouwbaarheidstheorieën. Wij moeten zorgen dat we op al die drie gebieden competitief blijven. Die met elkaar in verband brengen, voor bestaande betonconstructies én voor opschaling van milieuvriendelijke betonsoorten.”
Het is wel belangrijk dat we voldoende Nederlandse input blijven houden
Wat vind je van internationalisering op de universiteiten?
“Dat is zonder meer een belangrijk aandachtspunt. De internationalisering zelf is natuurlijk niet te stoppen. En dat Engels de voertaal is geworden binnen een groep als betonconstructies, dat houd je ook niet tegen. En dat is ook niet zo ernstig, denk ik. Maar het is wel belangrijk dat we voldoende Nederlandse input blijven houden, dat er voldoende Nederlanders of Nederlandstaligen zijn.
Een hot topic bij de TU Delft zijn momenteel de Chinese promovendi. En met name promovendi die hier komen op basis van een Chinese studiebeurs. Dat is heel bewust beleid van de overheid daar. Ze zijn dan ook verplicht terug te keren naar China.
Maar gelukkig zie je veel promovendi in Nederland blijven, vaak bij bedrijven. Vroeger was dat heel anders. Als je ging promoveren dan was je zo’n rare eend in de bijt, dan was er maar één plek voor je en dat was de universiteit zelf. Nu is dat anders, slechts een klein gedeelte blijft op de universiteit. Voor hen geldt momenteel een zogenoemd tenure track. Iedereen die nu wordt aangenomen komt in zo’n traject, waarbij je carrièrepad vaststaat: van universitair docent, universitair hoofddocent tot uiteindelijk hoogleraar. We komen op die manier meer in een competitief Amerikaans systeem. Als je niet meer hogerop kunt, ga je eruit. Up-or-out.”
Foto 9. Max Hendriks neemt met enthousiasme het stokje over als negende hoofdredacteur van Cement (foto: Anika Vroom / Oker Moments)
Naast onderzoek is ook onderwijs een belangrijke taak.
“Zeker. Het belang van goed betononderwijs kan niet worden overschat. Dat geldt overigens niet alleen voor de universitaire component van het onderwijsaanbod. We mogen in Nederland trots zijn hoe we het hebben geregeld. Het is mooi om te zien hoe deelnemers aan welk betononderwijs dan ook enthousiast zijn en blijven om zich bij te scholen. Organisaties als de Betonvereniging en het zeer gewaardeerde blad Cement zijn hierbij zeer belangrijke schakels.
Als universiteit kunnen we echter niet stilstaan en tevreden toekijken. Wat er op ons afkomt is een nog complexere set van ontwerp- en herberekeningsnormen, terwijl onze ingenieurs ondertussen worden geconfronteerd met steeds meer uitdagende en complexe projecten. Veel van de ‘ouderen’ onder ons zullen de stap van een deterministische benadering voor het ontwerpen van betonconstructies naar de huidige semi-probabilistische benadering en partiële factoren als een grote stap hebben ervaren. Het kan niet anders zijn dat we in de toekomst worden geconfronteerd met meer van deze stappen en ook grotere stappen.
Daarnaast zal tertiair onderwijs, dus het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs, niet meer volstaan. Quartair onderwijs, de top van de piramide, zal steeds normaler worden, inclusief het woord zelf. Dit onderwijs zal relatief kleinschalig zijn en een plaats vinden naast het traditionele aanbod van wetenschappelijke promoties van een universiteit.”
Het laatste wat Cement nu nodig heeft is een verandermanager
Tot slot Cement. Wat heeft je doen besluiten in te gaan op ons verzoek hoofdredacteur te worden?
“Heel kort: door de wijze waarop mijn voorganger Dick mij dit gevraagd heeft en door het vertrouwen dat ik in Dick had en heb, was ik meteen enthousiast. Ik heb voor de vorm nog even gewacht met mijn definitieve ‘ja ik wil’. Een goede herinnering heeft hierbij zeker geholpen. Mijn eerste kennismaking met Cement was het schrijven van een artikel in 1995: ‘Eerste internationale DIANA congres over numerieke mechanica’. Dit artikel is nog steeds makkelijk terug te vinden via de zoekfunctie van cementonline.nl. Wat me het meeste is bijgebleven van dit artikel is de respons. Ik kan het niet bewijzen met statistieken, maar volgens mij heb ik nooit meer reacties gehad op een door mijzelf geschreven artikel.
Ik vind Cement heel belangrijk voor de toekomst van betonconstructies. Mooi voorbeeld vind ik de rubriek over normen, waarmee je veel kennis kunt opbouwen. Hoe mensen daarbij hun nek uitsteken, dat kan ik enorm waarderen. En dat het af en toe reuring geeft, is alleen maar mooi. De rol die Cement daarin speelt is gewoon geweldig. Dat ik het stokje mag overnemen als negende hoofdredacteur sinds de oprichting maakt mij blij, trots en nederig. Ik heb het afscheidsartikel van Dick goed gelezen. Het artikel was uitdrukkelijk niet als advies aan mij bedoelt. Maar als je belooft het niet verder vertellen aan Dick, ik heb zijn artikel wel als zodanig gelezen en zal het als leidraad gaan gebruiken! Als ik kijk naar de huidige status van Cement en naar de redactievergaderingen die ik heb meegemaakt: het laatste wat Cement nu nodig heeft is een verandermanager."
Reacties