Krachten en
vervormingen in
betonverhardingen
Krachten en vervormingen in doorgaand gewapend beton als
gevolg van afkoeling en grondwrijving
1 Verharding in de 17 km lange Container Exchange Route (CER) op de Tweede Maasvlakte, foto: KWS / Rindert van den Toren
1
38? CEMENT 2 2021
In Nederland wordt voor wegen
en verhardingen minder beton
toegepast in vergelijking met de
ons omringende landen zoals
Duitsland en België.
Toch zijn er situ -
aties waarin beton de meest economische
oplossing is, zowel in ongewapend beton
(OGB) als in doorgaand gewapend beton
(DGB). Voorbeelden zijn rotondes (DGB),
busstations (OGB), verhardingen voor con -
taineroverslag (OGB) en zwaar belaste wegen
en verhardingen in de industrie (OGB & DGB,
foto 1). Dit artikel richt zich op de mogelijk -
heden van DGB in betonwegen.
Ontwerpfilosofie DGB
Betonverhardingen in DGB worden voorzien
van wapening in langsrichting. Deze wape-
ning (veelal Ø16 of Ø20 met ?
0 = 0,75%) wordt
betrekkelijk hoog aangebracht omdat de
grootste opgelegde vervormingen aan de
bovenzijde van de plaat optreden (fig. 2).
Omdat de regelgeving betreffende betonver-
harding in Nederland zeer beperkt is, wordt
er op onderdelen regelmatig gebruikgemaakt
van de Belgische ervaring en richtlijnen. Conform de Belgische standaard [1] is
een dekking op de wapening annex slijtlaag
van 80 mm gebruikelijk. De betonverhar-
ding moet worden aangelegd op een sand -
wich- of tussenlaag van asfaltbeton. Deze laag dient in de gebruiksfase als waterdichte
laag, waardoor erosie van de wegfundering
wordt voorkomen. De laag wordt in hoogte
afgewerkt tot onder het vereiste profiel,
waardoor de dikte van de betonverharding
overal nagenoeg constant is. Dit is van be-
lang om een zo constant mogelijke wrijving
te realiseren en daarmee een gelijkmatig
verdeelde scheurafstand en scheurwijdte te
krijgen. De dimensionering van de dikte van
betonverhardingen voor wegen vindt plaats
op basis van de buigtrekspanningen ter
plaatse van de dwarsvoegen, veroorzaakt
door wiellasten op de plaatrand (de voeg) en
positieve temperatuurgradiënten. In geval
van DGB gaat het om buigtrekspanningen
bij de dwarsscheuren (naast de scheur). Wa -
pening zorgt ter plaatse van de dwarsscheu -
ren voor een optimale overdracht van de
wiellast naar de niet-belaste 'plaatrand', met
als resultaat dat maar circa 2/3 van de wiel -
last in rekening hoeft te worden gebracht op
de belaste 'plaatrand'. Op deze manier levert
de wapening indirect ook een bijdrage aan
het opnemen van de wiellasten.
Wrijving tussen beton en
ondergrond
In betonverhardingen ontstaan normaal -
krachten doordat de vervormingen, als ge -
DR.IR. GUSTAAF
BOUQUETauteur
Nieuwe ontwikkelingen, zoals de toepassing van een geluidsarme oppervlaktetextuur, maken
dat beton weer een 'salonfähig' alternatief is voor auto(snel)wegen en zwaar belaste wegen.
Om een voegloze weg te kunnen realiseren, worden betonverhardingen vaak uitgevoerd in 'doorgaand gewapend beton' (DGB). Dit om de scheurvorming als gevolg van
temperatuurverandering en krimp te beperken. In dit artikel wordt aan de hand van een voorbeeld beschreven hoe optredende vervormingen en normaalkrachten, als gevolg van afkoeling, kunnen worden berekend, rekening houdend met grondwrijving en relaxatie.
CEMENT 2 2021 ?39
volg van temperatuurveranderingen en
krimp, worden tegengewerkt door de wrijving
in het contactvlak tussen beton en onder
-
grond.
Door verschillende onderzoekers
zijn, mede op basis van schuifproeven,
relaties geformuleerd waarmee voor ver-
schillende soorten ondergrond, waaronder
ook asfaltbeton, de relatie schuifspanning-
verplaatsing kan worden beschreven. Door
Feddersen [2] wordt een schuifspan ning-
verplaatsing
curve beschreven in de vorm
van een polygoon. Door Kolb [3] is een conti -
nue formulering van de schuifspanning-
verplaatsingcurve ontwikkeld op basis van
grootschalige schuifproeven op verschillen -
de ondergronden. De door Kolb voorgestelde
beschrijving van de schuifweerstand is ge-
schikt voor toepassing in een computerpro-
gramma waarbij de grondparameters (o.a.
gemiddelde korreldiameter, korreldicht-
heid, proctordichtheid enz.) in het model
kunnen worden ingevoerd. Voor toepassin -
gen in de praktijk is volgens Schutte [4] een
bilineaire beschrijving van de schuif -
spanning- verplaatsingcurve voldoende
nauw
keurig en ook toepasbaar in geval van
asfalt beton. In figuur 3 is deze bilineaire
schuifspanning-verplaatsingrelatie weerge-
geven, met daarin de symbolen zoals die in de berekening in dit artikel worden toege-
past.
Voor de maximaal optredende grondwrij-
ving wordt uitgegaan van de formulering
zoals gedefinieerd in CUR-Aanbeveling 36 [5]:
?
g,max = ? 0 + µ 0 p (1)
waarin:
?
g,max = maximale schuifspanning tussen
beton en ondergrond [N/mm²]
?
0 = cohesie ondergrond [N/mm²]
µ
0 =
wrijvingscoëfficiënt tussen beton
en ondergrond [-]; (0,1 ? µ
0 ? 5,0)
p = gelijkmatig verdeelde eigen gewicht
[N/mm²], p = ?
c h, default
?
c = 24 · 10 -6 N/mm³
Voor een tussenlaag van asfaltbeton onder
een verharding in DGB worden in CUR-Aan -
beveling 36 [5] de volgende waarden gege-
ven: ?
0 = 0,01 N/mm² en µ 0 = 0,30. In de aan -
beveling wordt geen informatie gegeven over
de grootte van de verplaatsing u
s waarbij slip
tussen de ondergrond en de betonverhar-
ding gaat optreden. Door Wesevich [6] zijn
onder andere schuifproeven over een asfalt
ondergrond uitgevoerd waaruit bleek dat de
maximale wrijving wordt bereikt bij een
2 Langsdoorsnede van de betonverharding in doorgaand gewapend beton (DGB) op een sandwich- of tussenlaag van asfaltbeton conform [1]?3 Geschematiseerde relatie tussen de optredende grondwrijving ?
g als functie van de verplaatsing u van de beton-
verharding over de ondergrond ?4 Betonverharding met lengte L waarvan de helft in beschouwing wordt genomen. Vanaf x > x
s
ontstaat er slip tussen de beton en de ondergrond?5 Element met normaalkracht N en de verdeeld aangrijpende wrijvingskracht q
2 3
4 5
40? CEMENT 2 2021
verplaatsing van het beton over circa 0,035
inch, waarbij schuifspanningen zijn gemeten
tussen circa 2,5 en 2,7 psi. Dit resulteert in
een maximaal optredende schuifspanning
? = 2,6 psi = 0,018 N/mm², die wordt bereikt
bij een de verplaatsing u
s = 0,035 inch = 0,9
mm. De wrijvingskracht q (per eenheid van
breedte b) neemt bij kleine verplaatsingen
van de betonverharding (u < u
s) lineair toe
als functie van de verplaatsing u (fig. 3):
q = -c u (2)
met de wrijvingsmodulus:
= g,max
s
b c u
=+ cT N EA
+=2 2 0 du q
dx EA
= = c\f
R
cT cTN
\bT EA
=
cT b c M
c (1 )
Te E \fh
+NM
ctd,eq UC = \f\f
f
(3)
Bij verplaatsingen u ? u
s is de wrijvingskracht
gelijk aan: q
max = ? g,max b (4)
waarin:
q = wrijvingskracht [N/mm]
c = wrijvingsmodulus [N/mm²]
?
g,max = maximale schuifspanning tussen on -
derzijde betonverharding en onder-
grond [N/mm²]
b =
breedte van de beschouwde verhar-
ding (loodrecht op de x-as) [mm],
b = 1000 mm
u
s = verplaatsing beton waarbij de maxi -
male schuifspanning ? g,max wordt
bereikt [mm]
Vervorming en krachtsverdeling
door afkoeling
In dit artikel wordt uiteengezet hoe de op-
tredende normaalkracht en vervorming kan
worden berekend onder invloed van een
verlaging van temperatuur. Het optreden
van scheurvorming is vooralsnog buiten be-
schouwing gelaten. Voor de analyse gaan we uit van een
verharding in DGB met lengte L. Uit oogpunt
van symmetrie beschouwen we de halve
plaatlengte met de oorsprong (x = 0) halver-
wege de lengte van de verharding (fig. 4). De afstand vanaf het midden van de
betonverharding tot waar de verplaatsing
van de betonverharding over de asfalt tus-
senlaag gaat slippen (u = u
s) is in figuur 4
aangegeven met x = x
s. Voor de analyse is uitgegaan van een gelijk
-
matige afkoeling met een opgelegde vervor-
ming ?
cT. Door de gelijkmatige afkoeling (?T)
in combinatie met de grondwrijving ont-
staat er een rek in de beton waarvoor geldt: = g,max
s
b c u
=+ cT N EA
+=2 2 0 du q
dx EA
= = c\f
R
cT cTN
\bT EA
=
cT b c M
c (1 )
Te E \fh
+NM
ctd,eq UC = \f\f
f
(5)
waarin:
? =
rek in beton door opgelegde tempera -
tuurverandering en grondwrijving [m/m]
N = normaalkracht [N]
EA = translatiestijfheid gewapend beton [N]
?
cT = opgelegde rek door temperatuurveran -
dering [m/m], ?
cT = ? cT ?T
?
cT = lineaire uitzettingscoëfficiënt van be-
ton, ?
cT = 10 · 10 -6 m/mK
?T = gelijkmatige temperatuurverandering,
afkoeling: ?T < 0
Voor de translatiestijfheid van gewapend
beton geldt:
EA = ?E
cAc + E sAs = A c (1 + ? e?) (6)
waarin:
A
c = doorsnede beton [mm²] (betondoorsne-
de exclusief doorsnede betonstaal)
A
s = doorsnede betonstaal [mm²]
E
c = elasticiteitsmodulus beton [mm²]
E
s = elasticiteitsmodulus betonstaal [mm²]
?
e =
verhouding elasticiteitsmodulus staal/
beton [MPa/MPa], ?
e = E s / ?E c ? = wapeningsfractie [mm²/mm²], ? = A s / A c ? = relaxatiecoëfficiënt [-]
In figuur 5 zijn de optredende normaalkracht
N en grondwrijving q op een klein element
met lengte dx weergegeven. Uit het evenwicht
van deze krachten kan, in combinatie met
formule 5 worden afgeleid dat geldt:
= g,max
s
b c u
=+ cT N EA
+=2 2 0 du q
dx EA
= = c\f
R
cT cTN
\bT EA
=
cT b c M
c (1 )
Te E \fh
+NM
ctd,eq UC = \f\f
f
(7)
Door substitutie van de randvoorwaarden
ter plaatse van x = 0, x = x
s en x = ½ L in
de integratieconstanten van de algemene
oplossing van vergelijking 7 kunnen de ver-
plaatsing u(x) en N(x) ter plaatse van de
plaatdelen x < x
s en x ? x s worden opgelost.
De plaats vanaf waar verschuiven (slip) van
de betonverharding over de ondergrond
Dimensionering
van de dikte van
betonverhardin -
gen voor wegen
vindt plaats op
basis van de
buigtrekspan -
ningen ter
plaatse van de
dwarsvoegen
CEMENT 2 2021 ?41
optreedt (x = x s) moet iteratief worden be-
paald.
Graad van verhindering
Met de graad van verhindering wordt de re-
latie gelegd tussen de opgelegde vervorming
(translatie) en de rek die de (trek)spanning
tot gevolg heeft:
?
c? = -? R ?cT (8)
waarin:
?
c? = spanninggevende rek [m/m]
?
R = graad van verhindering [-], 0 ? ? R ? 1 ?
cT
= opgelegde vervorming (translatie) door
temperatuurverandering [m/m]
Waarmee de graad van verhindering kan
worden uitgedrukt als:
= g,max
s
b c u
=+ cT N EA
+=2 2 0 du q
dx EA
= = c\f
R
cT cTN
\bT EA
=
cT b c M
c (1 )
Te E \fh
+NM
ctd,eq UC = \f\f
f
(9)
Temperatuurgradiënt
Onder invloed van de klimatologische condi -
ties (nachtelijke afkoeling, regen, vorst) ont -
staat er in werkelijkheid een niet-lineaire
verdeling van de betontemperatuur over de
hoogte van de betonverharding. Deze tempe
-
ratuurverdeling kunnen we opsplitsen in een
gelijkmatig over de hoogte van de verharding
optredende temperatuurverandering (? T),
een lineair over de hoogte optredend tempe
-
ratuurverschil (? T) en de resterende tempe -
raturen T e(h ) die eigenspanningen tot gevolg
hebben. In deze beschouwing worden de
eigenspanningen buiten beschouwing gela -
ten en resteert de temperatuurverdeling over
de hoogte van de betonverharding zoals in
figuur 6 is weergegeven.
Scheurvorming zal plaatsvinden als aan
de bovenzijde van de plaat de trekspanning
gelijk wordt aan de betontreksterkte. Uit
de normaalkracht volgt de trekspanning
?
N = NE c /EA. De temperatuurgradiënt heeft
een (negatieve) kromming tot gevolg, die op
grond van de aansluitvoorwaarden, volledig
wordt verhinderd (behoudens heel dicht bij
de uiteinden van de verharding). De optre-
6 Temperatuurverandering (afkoeling) in de betonverharding bestaande uit een gemiddelde
temperatuurverandering ?T in combinatie met een temperatuurgradiënt ? T/ h
7 Verplaatsing van de betonverharding (L = 200 m) bij drie verschillende waarden van de wrijvingskracht.
Temperatuurverlaging ?T = - 20 °C en relaxatie met ? = 0,4
parameter waardetoelichting
sterkteklasse beton C35/45
dikte verharding h 250 mm
lengte verharding L 200 & 1000 m
langswapening ?20 ? 170 mmWap.pct. ?? = 0,75%
dekking t.o.v. bovenzijde 80 mm
wrijving beton ? asfalt:
? wrijvingsfactor ? ?0,3
? cohesie ? ? 10 ? 15 ? 20 kN/m²q
max = 11,8 ? 16,8 -21,8 N/mm
? verplaatsing bij max.wrijving n
s 0,9 mm zie figuur 3
opgelegde vervorningen:
- gelijkmatige afkoeling ?T - 20 °C & - 6 °C
- temp.verschil boven/onder ?T - 10 °C & - 8 °C?T = T
boven ? T onder
relaxatiecoëfficiënt ?0,9 & 0,4
Tabel 1?Uitgangspunten voor de berekening
6 7
42? CEMENT
2 2021
In betonverhar-
dingen ontstaan
normaalkrach -
ten doordat de
vervormingen
door krimp
worden tegen -
gewerkt door de
wrijving met de
ondergrond
dende buigrekspanning aan de bovenzijde
van de plaat is gelijk aan:
= g,max
s
b c u
=+ cT N EA
+=2 2 0 du q
dx EA
= = c\f
R
cT cTN
\bT EA
=
cT b c M
c (1 )
Te E \f h
+NM
ctd,eq UC = \f\f
f
(10)
waarin:
e
b = afstand vanaf de neutrale lijn tot boven -
zijde plaat [mm]
?
c = coëfficiënt dwarscontractie beton [-],
?
c = 0,2
Voor de beoordeling of scheurvorming zal
plaatvinden is gebruikgemaakt van de me-
thode waarbij de maximale betontrekspan -
ning wordt vergeleken met de betontrek -
sterkte in de vorm van de ratio, genaamd
'tensile stress unity check' (UC):
= g,max
s
b c u
=+ cT N EA
+=2 2 0 du q
dx EA
= = c\f
R
cT cTN
\bT EA
=
cT b c M
c (1 )
Te E \fh
+NM
ctd,eq UC = \f\f
f (11)
waarin f
ctd,eq de equivalente rekenwaarde is
van de langeduur treksterkte van beton.
Met de equivalente treksterkte wordt naar
verhouding van de trekspanning en de buig -
trekspanning ook de treksterkte en buig -
treksterkte in de UC opgenomen. Met deze
benadering zal scheurvorming plaatsvinden
bij UC = 1.
Berekening
Om een en ander toe te lichten wordt een
berekening beschreven van een case, een
250 mm dikke verharding in DGB met beton
C35/45. De uitgangspunten voor de bereke-
ning zijn samengevat in tabel 1.
Invloed grondwrijving op de verplaatsing?
De interactie met de ondergrond in de vorm
van de wrijving tussen het beton en de daar-
onder gelegen laag asfalt is een dominante
factor met betrekking tot de optredende
vervormingen en krachten onder invloed
van de opgelegde temperatuurveranderin -
gen ter plaatse van de uiteinden van de ver-
harding. Om de invloed van de grondwrijving te
analyseren zijn drie waarden voor de maxi -
male wrijvingskracht (q
max) in rekening ge-
bracht. In figuur 7 is de grootte van de ver-
plaatsing van de betonverharding uitgezet
als functie van de halve lengte van de ver-
harding. De veronderstelde afkoeling van de beton
-
verharding bestaat uit een gelijkmatige tem -
peratuurverlaging ?T = - 20 °C. Relaxatie is
in rekening gebracht met ? = 0,4. De afstand, gerekend van het midden
(x = 0) van de verharding, waarbij slip ont-
staat is x
s = 53,93 m (q max = 11,8 N/mm),
69,89 m (q
max = 16,8 N/mm) en 78,31 m (q max =
21,8 N/mm). Voor alle bovengenoemde situa -
ties is ervan uitgegaan dat slip optreedt bij
u
s = 0,9 mm. Bij verplaatsing van de verhar-
ding groter dan 0,9 mm (zone x ? x
s) is de
wrijving plaat/ondergrond constant. Dit be-
tekent dat de verandering van de rek con -
stant is en daardoor een parabolisch verloop
van de verplaatsing ontstaat (fig. 7).
Invloed grondwrijving en relaxatie op de
graad van verhindering?
De translatie (axia -
le vervorming) van de verharding als gevolg
van de gelijkmatige afkoeling wordt naar het
midden van de plaat in toenemende mate
verhinderd (fig. 8). Bij de grote grondwrij-
ving (q = 21,8 N/mm) wordt al bij een relatief
kleine afstand vanaf het uiteinde van de ver-
harding een betrekkelijk grote mate van ver-
hindering bereikt en ?
R = 1 bij het midden
van de verharding (x = 0). Bij de relatief lage
wrijving (q = 11,8 N/mm) blijft de mate van
verhindering langer betrekkelijk klein en
wordt bij het midden van de verharding een
verhindering bereikt kleiner dan 1 (?
R = 0,98).
Normaal gesproken hebben verhardingen in
DGB een grote lengte. In de berekening is
daarom ook een lengte van 1 km in rekening
gebracht. Naar mate de maximale wrijvings-
kracht groter en de relaxatie minder is,
wordt de lengte van de verharding waarbij
de translate in de verharding volledig wordt
verhinderd (?
R = 1,0) ook groter (fig. 9).
Invloed grondwrijving op trekspanningen
(UC)?
De grootste trekspanningen treden op
aan de bovenzijde van de betonverharding.
De spanningen bestaan uit de axiale trek-
spanning door de normaalkracht in combi -
natie met de buigtrekspanning als gevolg
van de volledig verhinderde negatieve krom -
ming, als gevolg van de negatieve tempera -
tuurgradiënt. Voor de beoordeling over welk
traject scheurvorming zal optreden is de
CEMENT 2 2021 ?43
grootte van de UC-waarde berekend bij de
drie verschillende waarden van de grond -
wrijving (fig. 10). De figuur laat zien dat
naarmate de maximale wrijvingskracht
(q
max kleiner is, de lengte met UC ? 1 ook klei -
ner wordt. De lengte met UC ? 1 is met de re-
latief grote wrijving (q
max = 21,8 N/mm) gelijk
aan 2 x 62 = 124 m en met de lage wrijving
(q
max = 11,8 N/mm) maar 2 x 37 = 74 m.
Niet alleen de axiale vervormingen worden
in de voegloze verharding volledig verhinderd
maar ook de kromming door een tempera -
tuurgradiënt kan niet optreden en wordt
dus ook volledig verhinderd, behoudens
dicht bij de vrij vervormbare uiteinden.
Maatgevend voor de optredende scheurvor-
ming is het middendeel van de verharding.
De optredende trekspanningen worden in
dit deel beheerst door de stijfheid van de
beton (elasticiteitsmodulus en relaxatie). In
werkelijkheid heeft microscheurvorming
ook invloed op de stijfheid, maar dit feno-
meen is in deze beschouwing gemakshalve
buiten beschouwing gelaten. Om de invloed van de stijfheid van het
beton op de maximaal optredende trek-
spanningen (uitgedrukt in de UC-waarde) te
onderzoeken, zijn berekeningen gemaakt
met twee waarden voor de relaxatie (? = 0,9
en 0,4) in combinaties met twee verschillen -
de wrijvingskrachten. De gelijkmatige afkoeling ?T = -6,0 °C
in combinatie met het temperatuurverschil
?T = - 10 °C is zo gekozen dat bij een geringe relaxatie (? = 0,9) nog net geen scheurvor-
ming zal optreden (UC = 0,98). Bij een re-
laxatie met ? = 0,4 worden de spanningen
evenredig lager en bereikt UC de waarde van
circa 0,4 (fig. 11).
Afstand dwarsscheuren - actieve
scheuraanzet
Bij wegen in DGB is de onderlinge afstand
van de dwarsscheuren veelal onregelmatig.
Er ontstaan clusters van scheuren, met tus-
senafstanden van 10 of 20 cm, op afstanden
van soms 5 of zelfs 10 m. Waardoor deze
clustering van scheuren wordt veroorzaakt
is niet duidelijk. Een mogelijke verklaring
voor de clustering van scheuren is een onge-
lijkmatige wrijvingskracht. Ook is het denk -
baar dat na het ontstaan van een scheur,
mede als gevolg van een negatieve tempera -
tuurgradiënt, er onder invloed van wiellas-
ten verhoogde buigtrekspanningen ontstaan
nabij de eerder ontstane scheur. Wel is de ervaring in België dat de as-
falt sandwichlaag een gunstige invloed heeft
op het beperken van de clusters van scheu -
ren. De gunstige invloed van sandwichlaag
wordt toegeschreven aan het feit dat hier-
mee de variaties in de dikte van de beton -
verharding zo veel mogelijk wordt beperkt. De scheurwijdte van de geclusterde
scheuren zijn groter dan in het geval van
een gelijkmatig verdeelde scheurafstand,
wat een nadelige invloed kan hebben op de
duurzaamheid (aantasting van wapening
door dooizouten). Door toepassing van de in
De ervaring in
België is dat de
sandwichlaag
een gunstige
invloed heeft op
het beperken
van de clusters
van scheuren
8 9
8 Graad van verhindering van de axiale vervorming in de verharding (L = 200 m) bij drie verschillende waarden van de wrijvingskracht.
De graad van verhindering is berekend met vergelijking 9. Temperatuurverlaging ?T = - 20 °C en relaxatie met ? = 0,4
9 Graad van verhindering van de axiale vervorming in de verharding (L = 1000 m) bij verschillende combinaties van de wrijvingskracht en relaxatie. De graad van verhindering is berekend met vergelijking 9. Temperatuurverlaging ?T = - 20 °C 44? CEMENT 2 2021
LITERATUUR
1?Standaardbestek 250, versie 4.1 ?
Hoofdstuk 6.1 Cementbetonverhardingen,
April 2020.
2?Feddersen, I., Die Berücksichtigung
realistischer Reibungswiederstände bei
Fahrbahnen, Gründungsplatten und
Pfählen durch den Ansatz polygonaler
Scherkraft ? Scherverschiebungskurven,
Die Bautechnik No.12, 1980, pp. 408-413.
3?Kolb, H., Ermittlung der Sohlreibung
von Gründungskörpern unter
horizontalem kinematischen Zwang,
Dissertation Universität Stuttgart, 1988.
4?Schütte, J., Einfluss der Lagerungs-
bedingungen auf Zwang in
Betonbodenplatten, Dissertation
Technischer Universität Carolo-
Wilhelmina, Braunschweig, 1997, p. 121.
5?CUR-Aanbeveling 36: 2011,
Ontwerpen van elastisch ondersteunde
betonvloeren en -verhardingen, Derde
herziene uitgave, CUR Bouw & Infra.
6?Wesevich, J.W. McCullough, B.F.,
Burns, N.H., Stabilized subbase friction
study for concrete pavements, Federal
Highway Administation (FHWA),
Research Report FHWA/TX ? 87+459-1,
Center for Transportation Research
Bureau of Engineering Research. The
University of Texas at Austin, 1987, p. 181.
7?Ren, D., Houben, L., Rens, L., Beeldens,
A., Active crack control for continuously
reinforced concrete pavements in
Belgium through partial surface
notches, Publication at the 2014 Annuel
Meeting of the Transportation
Research Board (TRB 2014), p.15.
België ontwikkelde 'Actieve scheuraanzet' [7]
kan scheurclustering grotendeels worden
voorkomen. De actieve scheuraanzet bestaat
uit het aanbrengen van zaagsneden aan de
rand van de verharding op een onderlinge
afstand van 120 cm over een lengte van
40 cm met een diepte van 3 ? 6 cm. De tech -
niek van de actieve scheuraanzet in DGB
werd voor de eerste maal in België ?
toegepast
in 2013 op een demonstratieproject op de
E313 ter hoogte van Grobbendonk en nadien
op de N49 ter hoogte van Kaprijke en de E17
ter hoogte van Kruishoutem. Vanaf 2016
wordt dit innovatief concept met succes in
België toegepast bij alle projecten met be-
tonverhardingen in DGB.
Evaluatie en conclusie
Met de in dit artikel besproken methode
kunnen de optredende vervormingen en
normaalkrachten als gevolg van een afkoe-
ling worden berekend. Uitgangspunt bij deze
benadering is dat de wrijving constant is
over de gehele lengte van de verharding en
dat er geen scheurvorming optreedt. Wel
kan met de unity check (UC) worden bere-
kend wanneer, en over welk gedeelte van de
verharding, scheurvorming zal optreden
onder invloed van zowel een gelijkmatige af -
koeling als een temperatuurgradiënt. Ook
de eigenspanning ter hoogte van het beto-
noppervlak zorgt bij afkoeling voor een
trekspanning, maar is hier ter vereenvoudi -
ging buiten beschouwing gelaten. De resul -
taten van de berekeningen laten zien dat in het middendeel van de verharding translatie
(axiale vervorming) volledig wordt verhin -
derd. Daarbij worden ook krommingen door
temperatuurgradiënten volledig verhinderd. Uit de resultaten van de berekeningen
kan worden geconcludeerd:
De lengte waarover in een verharding in
DGB (lengte L ? 200 m) de opgelegde vervor-
mingen volledig worden verhinderd, is af -
hankelijk van de wrijvingskracht (fig. 8).
In het grootste gedeelte van de verharding
in DGB, behoudens de laatste 50-100 m bij
de uiteinden, worden de opgelegde vervor-
mingen (translate en rotatie) volledig ver-
hinderd, ongeacht de grootte van de wrij-
vingsskracht en de relaxatie (fig. 9).
De lengte van het middendeel van de ver-
harding waar scheurvorming zal optreden
(UC ? 1,0) is afhankelijk van de grootte van
de wrijvingskracht (fig. 10).
De maximale trekspanningen in een ver-
harding in DGB worden vrijwel volledig be-
heerst door de grootte van de relaxatie. De
grootte van de grondwrijving heeft daaren -
tegen een verwaarloosbare invloed op de
spanningen (fig. 11).
In een volgend artikel zal de optredende
scheurvorming in een verharding in DGB
onder invloed van temperatuurverandering
en krimp worden besproken.
10 11
10 UC-waarden in de verharding (L = 200 m) bij drie verschillende waarden van de wrijvingskracht. UC-waarden zijn
berekend met vergelijking 11. Temperatuur: ?T = -20 °C en ?T = - 10 °C en relaxatie met ? = 0,4
11 UC-waarden in de verharding (L = 1000 m) bij verschillende combinaties van de wrijvingskracht en relaxatie. De UC-waarden zijn
berekend met vergelijking 11. Temperatuur: ?T = -6,0 °C en ?T = - 8,0 °C CEMENT 2 2021 ?45
Reacties