Ter plaatse van knooppunt De Hogt trekt kunstwerk 19 de aandacht door zich in een sierlijke boog over het gehele knooppunt uit te strekken. Een grote lengte leidt tot grote vervormingen, een belangrijk aandachtspunt in het ontwerp.
thema
Lang, hoog en slank
2 2 0 09
54
thema
Lang, hoog
en slank
Kunstwerk 19 is hoogste punt in Randweg Eindhoven
54_58_10_KW19 54 02-03-2009 18:20:00
Lang, hoog en slank2 2 0 09
55
1 Overzicht laatste bouwfasen
kunstwerk 19, december 2008
foto: Boudewijn Bollmann
Kunstwerk 19 is één van de meest in het oog springende onder -
delen van het project Ombouw Randweg Eindhoven en over -
brugt de rivier de Dommel en het complete knooppunt De Hogt.
Met een lengte van 560 m, verdeeld over dertien velden, verheft
deze fly-over zich tot wel 18 m boven het maaiveld. Het is
daarmee het hoogste punt van de randweg. Het hoogteverschil
tussen het hoogste punt van het dek en het laagste, ter plaatse
van het oostelijke landhoofd, bedraagt bijna 9 m. Het dek ligt in
een horizontale boog met een straal van 360 m, zodat het over
zijn lengte nagenoeg een kwart cirkel beschrijft.
De onderdelen van het kunstwerk zijn zeer slank uitgevoerd.
Het dek is als een ter plaatse gestorte voorgespannen plaat
uitgevoerd in betonsterkteklasse C53/65, en is in de velden 1,30
m en ter plaatse van de steunpunten 1,65 m dik. De verhouding
hoogte:lengte van de gemiddelde overspanning bedraagt 1:34,
van de grootste overspanning zelfs 1:42.
Het definitief ontwerp van kunstwerk 19 is gemaakt door
Oranjewoud, de uitwerking tot een uitvoeringsontwerp is
gedaan door Movares/Breijn.
Fasering
Vanwege de omvang van het dek en de verkeersafwikkeling was
een fasering noodzakelijk en is het dek in zes delen gestort. Het
eerst gestorte deel (met drie overspanningen en twee overstek-
ken van circa 8,5 m) heeft een lengte van 161,5 m, het tweede
deel is aan de zuidzijde hiervan aangebracht en is 75,6 m lang.
De overige bouwfasen zijn aan de noordzijde aangebracht en
variëren in lengte van 71,1 tot 88,6 m. Het was mogelijk de
eerste stortfase twee keer langer uit te voeren dan de overige
stortfasen, omdat in deze fase tweezijdig kon worden gespan-
nen. De overige fasen konden slechts aan één zijde worden
gespannen omdat ze aan de voorgaande fase zijn gekoppeld.
De dekken zijn voorgespannen met 31-strengs kabels FeP1860
(150 mm
2 per streng); in de eerste stortfase zijn 38 kabels
toegepast, in de tweede fase 28 stuks en in de overige bouwfa-
sen 26 kabels. De hoogste in het dek optredende gemiddelde
aanvangsvoorspandruk komt voor in het deel van stortfase 1
dat is voorzien van sparingsbuizen en bedraagt 16 MPa. Door
middel van koppelankers zijn de voorspankabels tussen de
fasen onderling met elkaar verbonden.
Bij de bouw is rekening gehouden met het feit dat de door de
bouwfasering ontstane doorbuiging van de dekken in de bekis-
ting moest worden gecompenseerd. Zo wipten de overstekken
van het eerst gestorte deel 60 mm op door de doorbuiging van
de tussengelegen overspanningen.
Ter plaatse van knooppunt De Hogt trekt kunstwerk
19 de aandacht door zich in een sierlijke boog over
het gehele knooppunt uit te strekken. Een grote
lengte leidt tot grote vervormingen, een belangrijk
aandachtspunt in het ontwerp.
1
ing. Peter Scholten
Movares
54_58_10_KW19 55 02-03-2009 18:20:01
thema
Lang, hoog en slank
2 2 0 09
56
3 6 11
14
21 4 5
12
13
7 8 109
8660 8360 stortfase 1
stortfase 2
stortfase 3 8950 8360 44000 35640
10000
8000
26 5 -22 -44
0 0 0
0 -20 -38
-14 -14 -14 -13 -13 -13 25 4 stortfase 4 8320 3505021500
-7 -6 -6 -6 -6 -6 -7 -7 11 30 stortfase 5 9250 3148027300
-1 -1 -1 -1 -1 -1 -2 -2 -2 -2 13 33 stortfase 6 36750
0 0 0 0 0 0 00 00
0 0 20 37
4 -16 -43 -64 -40 -58 -516 92813 33 20 37
34350 46000 39800 39800 39800 44000 44000 44000 44000 54450 46000 46000 38300
totaal
rubber oplegblokken
glijd oplegblokken
verplaatsingscentrum
Effecten die na het gereedkomen van het dek in rekening
zijn gebracht
? Jaarlijkse temperatuurdaling en -stijging: 25 °. Dit leidt tot een
verplaatsing van het dek ter plaatse van de landhoofden van
circa 70 mm.
Horizontale verplaatsingen
Het dek is opgelegd op gewapende rubber oplegblokken. Door
de fasering is de maximale horizontale verplaatsing ten gevolge
van de maatgevende combinatie ter plaatse van de oplegblok-
ken kleiner dan wanneer het dek in één keer zou zijn gestort.
Bij de landhoofden is de maximale verplaatsing circa 260 mm,
bij in één keer storten zou dit circa 350 mm zijn.
Omdat deze verplaatsing tot zeer hoge oplegblokken en grote
horizontale belastingen op de onderbouw zou leiden, zijn de
opleggingen van de landhoofden en de vier buitenste steun-
punten (vanaf het midden van het dek beschouwd, dus de
assen 1, 2, 3, 12, 13 en 14) uitgevoerd als glijdopleggingen met
een maximale afmeting van 900 x 700 mm
2 en een maximale
hoogte van 231 mm.
Bij de overige steunpunten is het dek opgelegd op normale
blokken, waarvan de grootste 1000 x 1000 mm
2 meten. Voor
deze blokken geldt dat ter plaatse van de buitenste assen waar
deze zijn toegepast (vanaf het midden van het dek beschouwd
dus de assen 4 en 11) de horizontale verplaatsing in langsrichting
het grootst is; daarom zijn deze blokken het hoogst: 309 mm.
Verplaatsingen loodrecht op lengteas
De elastische verkorting en de kruip ten gevolge van de voor-
spanning treden axiaal op, dus de boogstraal van het dek
verandert niet en loodrecht op de as van het dek leidt dit niet
tot verplaatsingen en extra krachten door verhinderde vervor-
ming.
Vervormingen
In het definitief ontwerp zijn de vervormingen van het dek
bepaald. De volgende effecten zijn in rekening gebracht.
Effecten die tijdens de bouw starten en theoretisch
doorwerken tot het einde van de levensduur
? Kruip ten gevolge van de voorspanning.
? Krimp volgens VBC 6.1.6: 0,081?. Volgens de formules in de
VBC is na 60 dagen 6% van deze krimp opgetreden. Bij het
gereedkomen van fase 6 (laatste stort) is 24% van de krimp van
fase 1 opgetreden. De krimp van eerdere fasen werkt dus door
in latere fasen. Dit is ook omgekeerd het geval: krimp van
latere fasen zorgt voor opgelegde verplaatsingen van eerder
gestorte dekken, vergelijkbaar met hetgeen verderop bij de
aanvullende krimp volgens ROBK 6.1.9 is beschreven.
Effecten die vóór het gereedkomen van de erop volgende
fase uitgewerkt zijn
? Elastische verkorting ten gevolge van de voorspanning.
? Verkorting van het dek door het dalen van de betontempera-
tuur aan het einde van het hydratatieproces: gerekend wordt
met een temperatuurdaling van 25 °, dus een relatieve verkor-
ting van 0,25?.
? Aanvullende krimp volgens ROBK 6.1.9 (bij betonsterkte-
klassen hoger dan C28/35) [1]: 0,24?. Deze krimp is dus
drie keer zo hoog als de VBC-krimp, maar is veel eerder
uitgewerkt: volgens de formules in de ROBK is na 60 dagen
97% van deze krimp opgetreden. In de berekening is ervan
uitgegaan dat deze krimp niet doorwerkt in latere fasen. Wel
werkt de krimp van latere fasen door in de opgelegde
verplaatsingen van eerdere fasen. In figuur 2 is te zien dat
bijvoorbeeld de stijfheid van de steunpunten 7 en 8 ervoor
zorgt dat de krimpende stortfase 3 het eerder gestorte dekdeel
circa 14 mm 'naar zich toe trekt'.
2
54_58_10_KW19 56 02-03-2009 18:20:01
Lang, hoog en slank2 2 0 09
57
R0
R0= 361,675 mm
L = ½ R= 568,118 mm
T= -25º
L= -142 mm
L T= 567,976 mm
R T= L T/½= 361,585 mm
R= -90 mm
y= R
T +R2 - R 0= 37 mm
R = 90 mm
R2 = 127 mm R
T
y= 37 mm
2
Verplaatsingen in langsrichting door ROBK-
krimp en afkoeling na hydratatie
3 Verplaatsing dek in dwarsrichting door tem-
peratuurdaling van 25 °
4 Doorsnede dek met sparingsbuizen
Steunpuntsmomenten
Omdat de bekisting zal doorbuigen onder invloed van het
gewicht van het bovenste stort, zal een deel van dit gewicht
worden gedragen door het onderste stort. Wanneer ermee gere-
kend wordt dat dit onderste stort de belasting uit de tweede
laag moet kunnen opnemen, zouden er ter plaatse van de
bekistingsondersteuningen grote steunpuntsmomenten
ontstaan, die door een vloer van deze dikte niet kunnen
worden opgenomen. Daarom is gerekend met het optreden van
plastische scharnieren bij deze steunpunten.
De eerst gestorte laag gedraagt zich dan als een serie statisch
bepaalde liggers die de vervorming van de bekisting kunnen
volgen. Doordat de bekisting veel stijver is dan het onderste
stort en dus het grootste gedeelte van de belasting door de
bekisting wordt opgenomen, blijft het veldmoment in het
onderste stort beperkt en kan deze door de normaal aanwezige
wapening worden opgenomen. Na het verharden van het
tweede stort en het aanbrengen van de voorspanning gedraagt
het dek zich als één geheel en zijn de plastische scharnieren
weer verdwenen.
De krimp en temperatuurinvloeden leiden, naast axiale
verplaatsingen, wel tot een wijziging van de boogstraal van het
dek en dus tot verplaatsingen en krachten loodrecht op de as.
In figuur 3 is te zien dat de verplaatsing loodrecht op de as
door het belastinggeval 'temperatuurdaling van 25
° ' bij een
vrije vervorming in totaal 37 mm zou bedragen. Door de
aanwezigheid van een zijdelingse opsluiting bij de landhoofden
en de stijfheid van de oplegblokken op de tussensteunpunten,
wordt de beweging wel (gedeeltelijk) verhinderd. Daar komt bij
dat het dek in deze richting relatief slap is, en als gevolg van dit
alles treedt uiteindelijk maar een fractie van de vrije vervor-
ming op. De maximaal optredende horizontale verplaatsing
loodrecht op het dek ten gevolge van de combinatie van alle
invloeden is 15 mm.
Ook de axiale verplaatsingen van de uiteinden van het dek
worden door deze invloeden beperkt: de in figuur 3 theoretisch
bepaalde dekvervorming van 90 mm leidt uiteindelijk tot de
eerder genoemde verplaatsing van 70 mm.
Sparingsbuizen
Om de hoeveelheid te storten beton en het gewicht van de
bovenbouw te beperken zijn in vijf van de dertien overspannin-
gen sparingsbuizen toegepast (per overspanning zes stuks
Ø950 mm, zie fig. 4). Deze sparingsbuizen, uitgevoerd in EPS,
nemen circa een kwart van de dekdoorsnede in beslag en de
gewichtsbesparing is navenant. Om het storten, vlechten,
stellen en bevestigen van de sparingsbuizen te vereenvoudigen
is ervoor gekozen het dekdeel dat zich onder deze buizen
bevindt, eerst te storten. Na verharding werden de sparingsbui-
zen hierop gesteld en bevestigd, de wapening gevlochten en de
rest van het dek gestort. Ten opzichte van het in één keer
storten van het dek treden hierdoor verschillende effecten op.
3
4
2240 10630 2240 15110
940 1750 1750 1750 1750 1750 940
1300 650 350
350
7555 7555
9230 5880
1675
1145 1145 12820 230 915 915 230
sparingsbuis Ø950
as kunstwerk as MPBZ
200
È20-200+È20-200 È16-200
È16-200
È16-200+È16-200
È16-200+È16-200
bgls. È16-200 hrsp. È16-200
hrsp. È16-200 È20-100 mvl È20-100 mvl
hrsp. È16-200 tussen alle sparingsbuizen
hrsp. È16-200
hrsp. È16-200
È20-200
È20-200
È16-200
È16-200
54_58_10_KW19 57 02-03-2009 18:20:02
Lang, hoog en slank
2 2 0 09
58
thema
? Literatuur
1 Richtlijnen voor het ontwerpen van
betonnen kunstwerken (ROBK), versie
5. Bouwdienst Rijkswaterstaat.
5 Steunpunt 9 in aanbouw,
november 2007
verkortingsverschil tussen boven en onder. Het onderste stort
belemmert het bovenste in zijn verkorting, waardoor spannin-
gen ontstaan: in het onderste stort druk- en in het bovenste
trekspanningen. Dit leidt tot scheuren aan de onderzijde van
het bovenste stort. Doordat het bovenste stort over het gehele
oppervlak verbonden is met het onderste, zijn deze scheuren
fijn verdeeld en is de wijdte hiervan dus beperkt. Extra voorzie-
ningen bleken niet nodig te zijn.
Y-pijlers
Net als bij de overige fly-overs zijn de tussensteunpunten van
kunstwerk 19 uitgevoerd in een Y-vorm. De beide poten van de
'Y' zijn gekoppeld door een dwarsbalk (foto 5). In deze dwars-
balk ontstaat door de scheefstand van de poten van de 'Y' een
zodanige trekkracht dat hierin voorspanning moest worden
toegepast, in dit geval veertien kabels van 7 strengen Ø15,7
mm. De dwarsbalk is op de bouwplaats in een aparte bekisting
gestort en na verharden op zijn plaats gehesen. De rest van het
steunpunt is ter plaatse gestort, waarna de balk werd voorge-
spannen. De pijler is uitgevoerd in sterkteklasse C35/45, de
breedte is 4,5 m en de dikte 1,75 m.
De hoogste pijlers zijn circa 16,5 m hoog, zodat de horizontale
verplaatsingen van het dek en ook de horizontale krachten
vanuit het dek tot grote momenten onderin leiden. De bij de
bepaling van de wapening in rekening te brengen momenten
worden ? door de extra in rekening te brengen excentriciteiten
ten gevolge van het tweede-orde-effect en de toeslag uit de
doorsnedetoets (VBC 8.1.1) ? nog eens verhoogd met circa
50%. Dit resulteert in een wapening van twee lagen Ø32
onderin de kolommen.
Voortgang van het werk
In juli 2007 is begonnen met het heien van de eerste palen. Het
storten van het eerste dekdeel (op 12 maart 2008) omvatte circa
2800 m
3 beton en nam 22 uur in beslag. Het laatste dekdeel is
gestort in december 2008. Naar verwachting zal in mei 2009 de
afbouw van kunstwerk 19 gereed zijn.
?
Aanhechting
De aanhechting in het (onbehandelde) stortvlak is lager dan
wanneer er in één keer wordt gestort, waardoor de schuifcapa-
citeit van het dek in dit vlak afneemt (zie VBC 8.2.5). Deze
afname bleek echter niet zo groot te zijn dat er extra
afschuif(beugel)wapening zou moeten worden toegepast.
Verhinderde vervorming
Er ontstaat een extra schuifspanning in het stortvlak en extra
normaalspanningen in beide storten ten gevolge van de verhin-
derde vervorming van het bovenste stort, door krimp en ther-
mische effecten ten gevolge van de hydratatiewarmte.
In het geval van krimp is alleen de aanvullende krimp uit de
ROBK van belang. Voor de reguliere (VBC-)krimp geldt dat
door het grote verschil in dikte van onderste en bovenste stort,
het onderste stort na gereedkomen van het dek theoretisch zelfs
meer krimpt dan het bovenste stort (hoe kleiner de fictieve
dikte, des te groter de factor k
h en daarmee de krimp). Het
verschil is echter zo klein dat de reguliere krimp niet in reke-
ning is gebracht.
Doordat het bovenste stort tijdens het verhardingsproces
opwarmt en daarna weer afkoelt naar de omgevingstempera-
tuur en dit stort bovendien nog zal krimpen terwijl deze effec-
ten in het onderste stort al zijn opgetreden, ontstaat er een
5
54_58_10_KW19 58 02-03-2009 18:20:04
Reacties