De afgelopen jaren hebben de thema's circulariteit en CO2-reductie een groot aandeel gehad in de motivatie voor innovaties op het gebied van betonconstructies en materiaaltechnologie. Reductie van de CO2-footprint van het materiaal valt vooral te behalen op het gebied van het gebruikte cement in beton. De vraag is: wat zijn de gevolgen voor de eigenschappen van het materiaal en wat is het effect op het constructief ontwerp en uiteindelijk het bouwproces?
Minder CO? dankzij doorgaande
sterkteontwikkeling
Onderzoek naar de invloed van 'traag' cement op het
constructief ontwerp en de uitvoering van betonconstructies
foto: Remco Kerkhoven / Betonhuis 54? CEMENT 2 2020
Beton is wereldwijd het meest
gebruikte bouwmateriaal.
In volu-
me wordt er ruim twee keer zoveel beton
gebruikt voor constructieve toepassing als
alle andere materialen samen. Een van de
redenen hiervoor is dat de levensduur
(durability) van het materiaal kan worden
gegarandeerd zonder significante aantas-
ting. Dit komt het milieu ten goede doordat
grondstoffen worden bespaard en afval
wordt verminderd. De term duurzaamheid
moet echter niet worden verward met de
milieubelasting (sustainability) van een
materiaal. De milieubelasting van de indus-
triële sector is voor een aanzienlijk deel te
wijten aan het bestanddeel cement in beton.
Deze milieubelasting wordt voornamelijk
veroorzaakt door het productieproces van
portlandklinker dat wordt gebruikt in
cement. Enerzijds komt een hoog gehalte
CO? vrij door de chemische reactie van het
hoofdbestanddeel kalksteen (CaCO?) tot
calciumoxide (CaO) en carbondioxide (CO?).
Anderzijds veroorzaakt de verbranding van
brandstof in de cementovens, die nodig is
voor de chemische reactie, een hoge CO?-
uitstoot. De cementindustrie is hiermee
verantwoordelijk voor circa 7% van de wereldwijde CO?-emissie. Dit is in vergelij-
king tot de luchtvaartindustrie, die verant-
woordelijk is voor 2,5% a 3% van de wereld
-
wijde CO?-emissie, aanzienlijk.
Groener beton, minder klinker
Voor de productie van cement wordt port-
landklinker gebruikt. Het gehalte aan klin -
ker varieert daarbij. De Nederlandse norm
kent 35 soorten cement. Portlandcement
(CEM I, wereldwijd een veel voorkomend
type cement, bestaat voor meer dan 95% uit
portlandklinker en is hiermee verant-
De afgelopen jaren hebben de thema's circulariteit en
CO?-reductie een groot aandeel gehad in de motivatie voor innovaties op het gebied van betonconstructies en
materiaaltechnologie. Reductie van de CO?-footprint van
het materiaal valt vooral te behalen op het gebied van het
gebruikte cement in beton. De vraag is: wat zijn de gevolgen
voor de eigenschappen van het materiaal en wat is het effect op het constructief ontwerp en uiteindelijk het bouwproces?
IR. MONIQUE MORREN
TU Eindhoven
PROF.IR. SIMON WIJTE
TU Eindhoven,
fac. Bouwkunde /
Adviesbureau ir. J.G. Hageman
DR.ENG. SANDRA LUCAS
TU Eindhoven,
fac. Bouwkunde
ING. PAUL MINARTZ Arcadisauteurs
CEM I
portlandcement
CEM II samengesteld portlandcement
CEM III hoogovencement
CEM IV puzzolaancement
CEM V composietcement
Direct achter deze aanduiding volgt informatie
over de samenstelling met een letter A, B of
C. Dit is een aanduiding voor de hoeveelheid
portlandcementklinker:
A ? B ? C = afnemend klinkergehalte.
Het tweede deel van de code geeft
de sterkteklasse van het cement. Er zijn drie
sterkteklassen: 32,5, 42,5 en 52,5. De aanduiding
voor de sterkteklasse wordt gevolgd door een
'L', 'N' of 'R' voor respectievelijk een lage, een
normale of een hoge beginsterkte (R: 'Rapid').
Tabel 1?Benaming voor cement
CEMENT
2 2020 ?55
woordelijk voor een CO?-footprint van onge-
veer 850 kg CO? per 1000 kg cement. Deze
CO?-footprint kan worden verlaagd door het
toepassen van andere grondstoffen. Zo worden er typen cement geprodu -
ceerd die naast portlandklinker ook bestaan
uit grondstoffen zoals vliegas en hoogoven-
slak. Deze slak is een restproduct van de
staalindustrie en kan worden beschouwd als
afval, wanneer dit niet wordt gebruikt voor
andere doeleinden. Hoogovenslak heeft
daarom een zeer lage CO?-footprint. Hoewel
dit een positieve invloed heeft op de milieu -
belasting van beton, moet men uiteraard
niet vergeten dat de staalindustrie op zich -
zelf ook verantwoordelijk is voor een hoge
milieulast. Daarbij komt dat niet alle klinker
kan worden vervangen door hoogovenslak,
er zijn ook andere innovaties nodig om de
klimaatdoelen te behalen. Figuur 1 geeft enkele typen cement
weer waarbij een variërende hoeveelheid
klinker is toegepast, aangevuld met hoog -
ovenslak. De relatie tussen de verlaging van
het klinkergehalte, vervangen door hoog -
ovenslak, en de reductie van de CO?-foot- print van het cement is lineair. Door het
toepassen van CEM III/C 32,5 N, dat slechts
10% klinker bevat, wordt de CO?-footprint
gereduceerd naar minder dan 100 kg CO?
per 1000 kg cement. In praktijk wordt dit
cement beperkt toegepast door de lage
sterkteklasse en de extra aandacht die
genoodzaakt is voor
durability aspecten.
Naast cement met een lagere CO?-foot-
print worden ook combinaties van gemalen
hoogovenslak met portlandcement toege-
past om de milieu-impact te verlagen
(attestbeton). Drie varianten van deze com -
binatie zijn weergegeven in figuur 2. Hierin
zijn lage percentages (30%, 20% en 10%)
CEM I 52,5 R aangevuld met hoogovenslak.
Consumptie van cement
Ten opzichte van de rest van de wereld is
Nederland vooruitstrevend met het toepas-
sen van lage klinkergehaltes, waardoor de
gemiddelde CO?-footprint van cement in kg
CO? per ton cement in Nederland net onder
de 500 kg CO? ligt. Wereldwijd is het klinker-
gehalte hoger, wat zich uit in een gemiddelde
CO?-footprint van 670 kg CO?. [1] [2].
1 Klinkergehalte in relatie tot CO 2-footprint van verschillende cementtypen
2 Klinkergehalte in relatie tot CO
2-footprint van combinaties hoogovenslak/CEM I
Ten opzichte van de rest van de
wereld is Nederland vooruitstrevend
door het toepassen van
lage klinkergehaltes in cement
AFSTUDEERSTUDIE
Monique Morren is afgestu-
deerd aan de TU Eindhoven
met het onderzoek 'Influence of
sustainable cement alternatives
on the design and construction
of concrete structures'. Haar
afstudeerhoogleraar was prof.ir.
S.N.M. Wijte. Verder hadden
dr.eng. S.S. Lucas Arcadis en
P. Minartz zitting in de begelei-
dingcommissie. Een link naar
het afstudeerrapport staat op
Cementonline.nl .
1 2
56? CEMENT 2 2020
De goede prestaties van Nederland op dit
gebied hebben vooral te maken met de be-
schikbaarheid en prijs van hoogovencement
ten opzichte van portlandcement. De ver-
houding tussen klinker en cement wordt
echter niet verder gereduceerd dan nu het
geval is. Met de verlaging van het klinkerge-
halte daalt immers ook de pH-waarde van
beton en daarmee nemen de risico's ten
aanzien van durability toe. Voor meer
inzicht in de effecten op de durability van
cement met zeer lage klinkergehaltes is
onderzoek nodig. Dit risico geldt overigens niet voor
constructies in een binnenmilieu. De winst
op het gebied van sustainability door het
toepassen van een minimaal klinkergehalte
is daarom zonder aanvullend onderzoek
interessant voor milieuklassen XC0 en XC1.
Figuur 3 laat zien dat een groot deel van de constructies in Nederland worden vervaar-
digd in deze milieuklassen.
Eigenschappen groener beton
Het type cement heeft invloed op de eigen
-
schappen van het beton dat hiermee wordt
vervaardigd. Allereerst heeft het cement
invloed op het hydratatieproces. Portland -
klinker is een zeer reactief bestanddeel
waardoor het hydratatieproces in het begin
relatief snel verloopt en geleidelijk afzwakt.
Hoogovenslak heeft een minder reactieve
eigenschap en de reactie met water begint
alleen bij de aanwezigheid van een activator.
Een praktische oplossing hiervoor is het
malen van een kleine hoeveelheid klinker
met hoogovenslak om de reactie te initiëren. Bij gemiddelde temperaturen verloopt
het hydratatieproces van hoogovenslak
langzamer dan klinker, vooral in vroege
Het vervangen
van klinker
door
hoogovenslak
heeft vooral
gevolgen voor de
vroege sterkte
van het beton
3
4
3 Verdeling betonmortel naar maatgevende milieuklassen [3]
4 Ontwikkeling van de gemiddelde kubusdruksterkte van beton vervaardigd met verschillende cementtypen CEMENT 2 2020 ?57
stadia. Betonmengsels met cement met lage
klinkergehaltes worden daarom ook wel
aangeduid als traag. Dit vereist meer aan-
dacht voor de nabehandeling van het beton.
Een voordeel is de lagere hoeveelheid hydra -
tatiewarmte die ontstaat bij de hydratatie
van hoogovenslak. Dit verlaagt het risico op
scheurvorming in jong beton. De snelheid van het hydratatieproces
bepaalt de sterkteontwikkeling van beton.
Figuur 4 presenteert de sterkteontwikkeling
van beton met verschillende typen cement.
CEM I 52,5 R (donkerblauwe lijn) heeft een
vroege sterkteontwikkeling. Echter na 91
dagen is deze ontwikkeling vrijwel volledig
gestopt en blijft de sterkte constant. CEM II -
I/A 52,5 N met 50% klinker en 50% hoog -
ovenslak is weergegeven in de donkergroene
lijn en vertoont een langzamere ontwikke-
ling en lagere initiële sterkte. Na 28 dagen
verharding wordt met dit cement eenzelfde
sterkte bereikt als met CEM I 52,5 R en
daarna ontwikkelt de sterkte zelfs nog
verder. Deze relatie geldt ook voor mengsels
in een lagere sterkteklasse. Hetzelfde gedrag is van toepassing
voor attestbeton waarbij een combinatie van
hoogovenslak met portlandcement wordt
toegepast (fig. 5). Bij het vervangen van klin -
ker door hoogovenslak neigt de relatie tus-
sen de sterkteontwikkeling en tijd steeds
meer naar een lineair verband. Het gecom -
bineerde product met 30% klinker behaalt
in de loop van de tijd eenzelfde sterkte als
beton met cementtype CEM I 52,5 R. Met het gebruik van zowel cement als
attestbindmiddel met een klinkergehalte
van 30% is een beton met sterkteklasse
C30/37 te vervaardigen. Bij een verdere
reductie van het klinkergehalte tot 20%
wordt een sterkteklasse C20/25 behaald. Dit
zijn de meest gebruikte sterkteklassen in
Nederland.
Groener en trager, wat zijn de
gevolgen voor het constructief
ontwerp?
Het vervangen van klinker door hoogoven-
slak heeft zoals gezegd vooral gevolgen voor
de vroege sterkte van het beton. De sterkte
van beton na 2 dagen verharden is signifi -
cant lager bij het toepassen van een lager
De capaciteit van beton kan beter
worden benut wanneer de sterkte-
ontwikkeling wordt gerelateerd
aan de toename van de belasting
tijdens het bouwproces
5 Ontwikkeling van de gemiddelde kubusdruksterkte van verschillende typen attestbeton 6 Invloed klinkergehalte op sterkteontwikkeling van beton gedurende de tijd
5
6
58? CEMENT 2 2020
sterkte na 28
dagen (f cm,cyl )
[N/mm 2] sterkte na 91
dagen (f cm,cyl )
[N/mm 2] sterkteklasse
volgens
betonnormen o.b.v.
28 daagse sterkte aanbevolen
cementtype
CO
2 footprint
[kg CO2 per
ton cement] milieuwinst t.o.v.
portlandcement
(CEM I)
? 50 ? 45,6? C40/45 CEM I 52,5 R 850-
? 50 ? 49? C40/45 CEM II B-S 52,5 N 67025%
? 50 ? 51? C40/45 CEM III/A 52,5 N 45550%
? 38 ? 41? C30/37 CEM III/B 42,5 N of
attest 70/30 270
70%
? 33 ? 36? C25/30 CEM III/B 32,5 N 18080%
? 29 ? 30? C20/25 attest 80/20 of
attest 90/10 100-200
80-90%
? 22 ? 22? C12/15 CEM III/C 32,5 N 9690%
klinkergehalte (fig. 6). Echter bij ouder beton
(91 en 180 dagen verharding) is een toename
van de sterkte zichtbaar bij een verlaging
van het klinkergehalte.
Normaliter richt de constructeur zich
op het maken van een ontwerp voor de eind -
situatie van een constructie. De capaciteit
van beton kan echter beter worden benut
wanneer de sterkteontwikkeling wordt gere-
lateerd aan de toename van de belasting
tijdens het bouwproces. Bovendien kan de
haalbaarheid van de toepassing van trager
beton worden verhoogd door gebruik te
maken van de ontwikkeling van de beton -
druksterkte, in plaats van de rekenwaarde
van de druksterkte te baseren op alleen de
28-daagse sterkte. Om de constructeur te
kunnen voorzien van de hiervoor benodigde
informatie is het zeer waardevol te streven
naar een centrale database waarin gegevens
worden geregistreerd omtrent de sterkte-
ontwikkeling van betonmengsels met varië-
rende samenstellingen cement, granulaat
en water-cementfactor. Door als constructeur in samenwer-
king met de betontechnoloog een bewuste
keuze te maken voor het type cement dat
wordt toegepast kan de sustainability wor -
den verbeterd. Tabel 2 legt een relatie tussen
te behalen sterktes en aanbevolen cement-
typen om een zo hoog mogelijke milieuwinst
te behalen. De betontechnoloog dient hierbij
de durability van het materiaal te waarbor-
gen. Om deze reden gaat een milieuklasse
gepaard met een minimaal cementgehalte.
Dit minimale cementgehalte resulteert
samen met de vastgestelde water-cement-
factor tot een minimale sterkteklasse van
het beton. Deze relatie is beschreven in bij-
lage F van EN 206. Door deze relatie in acht
te nemen als constructeur, kan optimaal
gebruik worden gemaakt van de sterkte die
door de betontechnoloog wordt verstreken
om aan durability eisen te voldoen.
Gebruikmaken van de
doorgaande sterkteontwikkeling
Als wordt gerekend met de doorgaande
sterkteontwikkeling moet met een aantal
aspecten rekening worden gehouden. De
rekenwaarde van de druksterkte van beton
(f
cd) is gebaseerd op de karakteristieke cilin -dersterkte na 28 dagen en bevat een coëffici
-
ent voor langeduureffecten op de druksterk -
te (?
cc) en een partiële veiligheidsfactor (? C).
De langeduurcoëfficiënt (?
cc) omvat het
effect beschreven door Rüsch; bij een rela -
tief hoge drukspanning over een lange tijd
kan er na verloop van tijd bezwijken van het
beton optreden zonder dat randvoorwaar-
den gewijzigd zijn. In deze langeduurcoëffi -
ciënt wordt reeds rekening gehouden met
de sterkteontwikkeling van beton gedurende
de tijd. Er is bij het opstellen van de Eurocode
gesteld dat deze sterktetoename ten minste
12% is na 6 maanden, ten opzichte van de
28-daagse sterkte. Hiermee is geconclu -
deerd dat het effect van de langeduurbelas-
ting wordt gecompenseerd door de toename
van de sterkte gedurende de tijd. De factor
?
cc is op basis hiervan gelijkgesteld aan 1,0. Wanneer de ontwikkeling van de
betondruksterkte gedurende de tijd wordt
gebruikt, is het van belang bewust te zijn dat
een deel van deze sterktetoename al in reke-
ning is gebracht in de rekenwaarde van de
druksterkte middels deze factor. CUR-Aanbe-
veling 122:2018 is opgesteld als richtlijn voor
constructeurs, leveranciers en uitvoerende
partijen, om gebruik te kunnen maken van
de doorgaande sterkteontwikkeling van
beton om zo een bijdrage te leveren aan
sustainability. In deze CUR-Aanbeveling is
onder andere beschreven dat de waarde voor
?
cc gecorrigeerd moet worden met de factor
k
t = 0,85 wanneer wordt gebruikgemaakt van
de doorgaande sterkteontwikkeling. Deze factor k
t lijkt een straf voor de
toepassing van traag beton. Echter, de door-
gaande sterkteontwikkeling van traag
Tabel 2?Aanbevolen cementtypen gerelateerd aan milieuwinst (wcf = 0,5)
De factor k t lijkt
een straf voor de
toepassing van
traag beton
CEMENT 2 2020 ?59
beton inclusief 30% klinker bedraagt na 6
maanden maar liefst 40%. Dit is significant
meer dan de aangenomen 12%. Tezamen
met de k
t-factor resulteert dit toch in een
verhoging van de rekenwaarde met 20%. Om effectiever gebruik te kunnen ma -
ken van de doorgaande sterkte ontwikkeling
van beton na 28 dagen is meer onderzoek
nodig naar verschillende mengsels. Beschik -
baarheid van drukproefresultaten is hier-
voor nodig op verschillende momenten gedurende de verharding, over een tijdsbe-
stek van een aantal jaren.
Groener en trager, wat zijn de
gevolgen voor het bouwproces?
Het toepassen van traag beton heeft wat be-
treft het bouwproces met name effect op het
moment van ontkisten. Het tijdstip waarop
bekisting en stempels kunnen worden
verwijderd, hangt voor vele bouwprojecten
nauw samen met de planning en totale
bouwtijd. In enkele gevallen rekent de con
-
structeur aan de sterkte waarop ontkist mag
worden. In praktijk wordt dit veelal bepaald
door de uitvoerende partij. Richtlijnen hier-
voor worden gegeven in NEN-EN 1370 en in
Nederland wordt hier invulling aan gegeven
in NEN 8670. Voor het ontkisten van dragen -
de betonelementen in bijvoorbeeld sterkte-
klasse C30/37 moet een minimale gemiddel -
de kubusdruksterkte van 35 N/mm² zijn
behaald. Met een snel verhardend portland -
cement (CEM I 52,5 R) waarin >95% klinker
is toegepast wordt deze sterkte al na 1 dag
behaald (figuur 8). Portlandcement met een
normale sterkteontwikkeling (CEM I 42,5 N)
bereikt deze sterkte na 5 dagen. Wanneer
traag beton met 30% klinker wordt toegepast
moet de bekisting en/of stempels blijven
staan tot 14 dagen na het storten van het
7 De Romertoren, onderdeel van het project Maasboulevard te Venlo 8 Eis aan tijdstip van ontkisten voor beton in sterkteklasse C30/37
8
7
60? CEMENT 2 2020
beton. Echter, bevatten betonnen construc-
ties in de meeste gevallen wapeningsstaal
dat een groot deel van de optredende span-
ning voor zijn rekening neemt. De invloed
van het toepassen van traag beton heeft wel
significante effecten op de stijfheid van het
materiaal, waar verder op in wordt gegaan
voor het project de Romertoren.
In de praktijk: de Romertoren
De toepassing van traag beton is onderzocht
voor een afgerond project van Arcadis. Het
in 2011 voltooide appartementsgebouw de
Romertoren (foto 7) is onderdeel van het
project Maasboulevard in Venlo. De toren
telt 20 verdiepingen en bestaat voornamelijk
uit in het werk gestort beton in sterkteklasse
C35/45. De betonconstructie is uitgevoerd
met een portlandcement, type CEM I 52,5 R.
De krachtsverdeling in een maatgevende
wand op de 3e verdieping van de toren is ge-
analyseerd. Figuur 9 geeft de sterkteontwik -
keling weer van het toegepaste beton en de
opbouw van de spanning in de wand tijdens
het bouwproces. Hierin is met de gestippel -
de lijn aangegeven dat de grootte van de
spanning in de wand tijdens de eindsituatie
(140 dagen) verband houdt met de reken -
waarde van de druksterkte gebaseerd op de
28-daagse sterkte. De constructeur gaat uit
van een vaste, constante waarde van de
sterkte van het beton. Het gearceerde vlak
in de grafiek laat zien dat een grote hoeveel -
heid van de capaciteit van het beton hier-
door niet wordt benut. Er is gekeken wat het
effect is, als deze wand wordt vervaardigd
met traag beton met 30% klinker (groene
lijn). Er kan worden geconcludeerd dat met
dit materiaal onvoldoende sterkte wordt
ontwikkeld. De hoge spanningen in de wand
(3e verdieping) zijn te wijten aan de excen -
triciteit in de constructie ten opzichte van
de onderliggende verdieping. De spanningen
in een wand op de 4e verdieping zijn aan -
zienlijk lager. Dit is weergegeven in figuur 10,
samen met de sterkteontwikkeling van traag
beton met 20% klinker. Hieruit kan worden
geconcludeerd dat de constructieve wande-
lementen van de Romertoren vanaf de 4e
verdieping tot en met het dak kunnen wor-
den uitgevoerd met een traag beton met 20%
klinker.
Stijfheid? Het toepassen van traag beton
heeft effect op de stijfheid van het materiaal.
Dit heeft voornamelijk gevolgen voor de bij-
komende doorbuiging van vloerelementen,
waaraan eisen worden gesteld ter voorko-
ming van schade aan bouwkundige afwer-
king zoals niet-dragende wanden. Het effect
van de toepassing van traag beton op de blij-
vende vervorming onder langeduurbelas-
ting (kruip) is bestudeerd. Het kruipeffect
neemt toe wanneer bekisting en stempels
vroeger in het proces worden verwijderd
(figuur 11). Het kruipeffect is bovendien groter bij
toepassing van traag beton in vergelijking
9 Sterkteontwikkeling van snel verhardend beton en traag beton met 30% klinker in relatie tot de spanningsopbouw tijdens
het bouwproces in de maatgevende wand op de 3e verdieping 10 Sterkteontwikkeling van traag beton met 20% klinker in
relatie tot de spanningsopbouw tijdens het constructieproces in de wand op de 4e verdieping
9
10
CEMENT 2 2020 ?61
tot snel verhardend portlandcement (CEM I
52,5 R). Dit is te verklaren door de lagere
sterkte die wordt ontwikkeld in vroege sta-
dia. Dit kruipeffect heeft uiteindelijk invloed
op de bijkomende doorbuiging van de vloer. Wanneer een limiet wordt gesteld aan
de bijkomende doorbuiging zal het tijdstip
van ontkisten en/of het verwijderen van de
stempels moeten worden uitgesteld bij het
toepassen van traag beton. Deze vertraging in het verwijderen
van bekisting en stempels hoeft niet direct
te leiden tot een grote vertraging in het
bouwproces. In het geval van de Romertoren
is een bouwcyclus van 2 weken per verdie-
ping opgenomen in de planning. Tevens
werden de vloeren onderstempeld over drie
bouwlagen. Dit resulteerde in voldoende tijd
tot het verwijderen van bekisting en onder-
steuningsconstructies.
Haalbaarheid? Geconcludeerd kan worden
dat het constructief haalbaar is om een
groot deel van de Romertoren uit te voeren
in traag beton met 30% klinker. Dit kan wor-
den bereikt door gebruik te maken van de
doorgaande sterkteontwikkeling van beton
en het ontwerp te relateren aan de span -
ningsopbouw gedurende het constructie-
proces. Dit heeft aanzienlijke voordelen voor
de milieu-impact. De beschouwde in situ
vloeren en wanden van de Romertoren van -
af de 3e verdieping tot en met het dak heb-
ben een omvang van 2700 m³ beton. Dit is in het originele ontwerp uitgevoerd met port-
landcement type CEM I 52,5 R. De milieu-
impact hiervan is gelijk aan 805.000 kg CO?.
Wanneer deze hoeveelheid beton wordt uit-
gevoerd met traag beton met 30% klinker,
wordt deze milieu-impact gereduceerd tot
257.000 kg CO? (figuur 12).
Samenvattend
Er zijn mogelijkheden in het ontwerp en de
uitvoering van betonconstructies waarmee
kan worden bijgedragen aan de verminde-
ring van de milieu-impact van beton. De
CO?-footprint van beton kan bij constructies
waar de durability minder kwetsbaar is wor-
den verminderd door klinker te vervangen
door andere grondstoffen, zoals hoogoven-
slak. Dit resulteert in beton met een lagere
sterkte in vroege stadia, maar een langduri
-
gere sterkteontwikkeling. De constructieve
haalbaarheid van traag beton kan worden
vergroot door optimaler gebruik te maken
van de capaciteit van het beton. In plaats
van ontwerpen op enkel één gegeven sterkte,
vaak gebaseerd op de 28-daagse sterkte, is
het voordelig om gebruik te maken van de
doorgaande sterkteontwikkeling van beton,
zoals beschreven in CUR-Aanbeveling 122,
en deze te relateren aan de spanningsop-
bouw tijdens het constructieproces. Nauwe
samenwerking tussen betontechnoloog,
constructeur en uitvoerende partij is vereist
om de milieubelasting van de cementindus-
trie te reduceren.
LITERATUUR
1?Andrew, R. M. (2017). Global CO2
emissions from cement production.
Earth System Science Data, 10(4),
p. 2213?2239.
2?Het betonplatform (2014). Duurzaam
beton - trending topics.
3?Kramer, W. (2014). Trends in
betonmortel. Betoniek Vakblad 2014/3,
p. 18?21.
11 Relatie tussen tijdstip van ontkisten en mate van bijkomende doorbuiging 12 CO
2-reductie door toepassing van traag beton in de Romertoren
11 12
62? CEMENT 2 2020
Reacties