De algemene regels van de mechanica en constructieleer gelden ook voor staalvezelbeton. Maar staalvezelbeton kan niet in alle toepassinggebieden hetzelfde worden benaderd. In dit artikel wordt een voorzet gegeven om voor verschillende constructieonderdelen de geschikte rekenmethode te bepalen.
thema
Rekenen aan staalvezel beton 3 2 011 30
thema
Rekenen aan
staalvezel beton
De algemene regels van de mechanica en constructieleer gelden ook voor staal-
vezelbeton. Maar staal vezelbeton kan niet in alle toepassinggebieden hetzelfde
worden benaderd. In dit artikel wordt een voorzet gegeven om voor verschillende
constructieonderdelen de geschikte rekenmethode te bepalen.
1
Constructieonderdelen beoordeeld op hun
geschiktheid voor toepassing van staalvezelbeton
30_35_6_ABT.indd 30 04-05-2011 17:42:41
Rekenen aan staalvezel beton 3 2 011 31
spanning
druk
rek
trek
c,1
t,2
ffcd
fftd,1
fftd,2
fftd,3 1,75?
0,1?
c,2
3,5?
25?
fft;rep;2
fft;onder
f 'b
N'b
NSVB
NS
h
Net als bij alle materialen ontstaan bij staalvezelbeton rekken
door verplaatsingen in de constructie in combinatie met een
belemmering (ondersteuning). Uit deze rekken kunnen door
middel van de stijfheid van het materiaal spanningen worden
herleid (VBC 7.2 en EC 2 hoofdstuk 5).
De verplaatsingen kunnen ontstaan door belastingen, zoals het
eigengewicht van het constructiedeel of een externe belasting.
De belastingen zijn in evenwicht met de intern in het materiaal
geleverde energie. Deze energie komt uit de vervorming verme-
nigvuldigd met het oppervlak en de verplaatsingsvector
(W = F · s). Deze rekken of vervormingen kunnen zuiver
verlenging of verkorting zijn, maar ook kromming of een
combinatie van deze varianten.
Interne belastingen ofwel opgelegde rekken, zoals (uitdrogings)
krimp, een temperatuursbelasting of een voorspanning, moeten
in een bepaald opzicht wezenlijk anders worden benaderd.
Doordat de constructie vervormt neemt de inwendig aandrij-
vende kracht af. Dit komt doordat een deel van de opgelegde
rek opgenomen is. De constructie heeft als het ware 'toegege-
ven' aan een deel van de opgelegde vervorming. Het evenwicht
tussen verplaatsing en spanning die uit de opgelegde rek volgt,
maakt dit soort belastingen wezenlijk moeilijker in te schatten.
De stijfheden van een (beton)constructie zijn namelijk moeilijk
te bepalen. De stijfheid is niet constant door bijvoorbeeld
scheurvorming en kruipgedrag. Verder is het lang niet altijd
eenvoudig om de stijfheid van opleggingen en overige externe
belemmeringen goed in te schatten.
Indien bepaald is welke verplaatsingen de constructie onder -
gaat en welke rekken daarbij horen, kan een spanning worden
afgeleid en getoetst aan een maximaal opneembare spanning.
Als constructeur is het heel gebruikelijk uit te gaan van vlakke
doorsneden waardoor de spanningen eenvoudig in momenten
kunnen worden vertaald. Het toetsen aan maximaal opneem-
bare momenten is dan ook de meest gebruikelijke methode van
controle op buigingsbelastingen op doorsneden.
Bij staalvezelbeton wordt het maximaal opneembare moment
bepaald aan de hand van eenvoudige beproevingen, die klein
van afmeting zijn. Doordat de zuivere treksterkte moeilijk te
bepalen is, wordt de buigtreksterkte bepaald. Hier worden een
conversie- en materiaalfactor op losgelaten, waarna de reken-
waarden bekend zijn. Met deze rekenwaarde wordt dan het
opneembare moment van de doorsnede bepaald.
In [2] en [3] is deze methode reeds beschreven, waarbij onder -
scheid werd gemaakt in:
? de eenvoudige methode met een opneembare trekspanning
in de uiterste vezel;
? de doorsnede-evenwichtsmethode.
Waar nog minder aandacht aan is besteed, is de bepaling van de
optredende momenten. Op zichzelf verloopt dit niet anders dan
bij gangbare gewapende constructies. Wel zitten praktische dose -
ringen van vezels dicht tegen het minimale wapeningspercentage
aan. Dat houdt ondermeer in dat bij scheuren eerst een scheur -
groei nodig is om de externe krachten op te kunnen nemen.
Indien door bijvoorbeeld krimp reeds een scheur van 1 mm is
ontstaan, dan is het moeilijk denkbaar dat door de doorsnede
nog een volledige dwarskracht kan (fig. 3). Daarnaast kan door
middel van geavanceerd rekenen en of beproeving wel aange -
ing. Ab van den Bos
ABT bv
1 Staalvezelbetonvloer belast tot bezwijkenfoto: Bart van Overbeeke2 Algemeen ?-?-diagram van staalvezelbeton
3 ?-?-diagram over de doorsnede
2
3
30_35_6_ABT.indd 31 04-05-2011 17:42:41
Rekenen aan staalvezel beton 3 2 011 32
thema
4 Dwarskrachtcapaciteit na
scheuren?
5 Ponscapaciteit na scheuren
boven een paal?
mogelijkheid tot herverdelen van momenten.
Niet alleen voor de verschillende constructies, maar ook voor
trek en druk moet een separate materiaalfactor worden gehan-
teerd. Maar deze kan ook in de toepassingsfactor worden geïm-
plementeerd.
Een balk of kolom zal overwegend de kleinste materiaaldoor -
snede kennen. Dit houdt in dat hier de grootste toepassingsfac-
tor voor moet worden gekozen. Daarbij kan eventueel worden
onderzocht of het zinvol zou zijn om de afmeting van de balk
of kolom nog in deze factor terug te laten komen.
De veiligheidsfilosofie kan daarbij worden gebaseerd op de statis -
tische kansberekening van falen. Hiermee kan aan gelijkwaardig -
heid met de veiligheidsfilosofie van de norm worden voldaan.
Een plaat echter heeft overwegend veel meer materiaal dat
aangesproken wordt (afhankelijk ook van de dikte). Vooral bij
platen die puntvormig worden ondersteund of belast, is de
herverdeling en het op trekspanning gebracht oppervlak groot.
Dit komt door het ontstaan van veel vloeilijnen aan beide
zijden van de plaat.
Soorten constructies en hun rekenaanpak
Zonder volledig te willen zijn wordt in deze paragraaf een
aantal toepassingen benoemd. Bij deze toepassingen wordt
gemotiveerd of toepassing van staalvezelbeton geschikt is en
wordt een rekentechniek aanbevolen wanneer deze met staalve-
zelbeton wordt berekend.
toond worden dat buigscheuren en/of krimpscheuren boven een
paal geen invloed behoeven te hebben op de ponscapaciteit van
de vloer. In foto 5 staat een krimpscheur over een funderingspaal
(rood kader).
Vooral dit aspect is een oorzaak van het terughoudend zijn met
constructies die deel uitmaken van de hoofddraagconstructie.
Verder wordt aanbevolen de sterkteontwikkeling van het beton
af te stemmen op de dosering van de vezels. Een sterker beton
zal immers bij een hogere treksterkte scheuren waardoor meer
vezels benodigd zijn om aan het minimale wapeningspercen-
tage te voldoen, zodat bros materiaalgedrag wordt voorkomen.
Verschillende doorsnedes ? verschillende aanpak
Om een vezel- of hybride gewapende constructie tot het niveau
hoofddraagconstructie te 'tillen' is een andere meer gedifferen-
tieerde aanpak noodzakelijk voor het berekenen. De capaciteit
en vooral de veiligheid van het staalvezelbeton hangen sterk
samen met de omvang van het aangesproken materiaal. Dat
houdt in dat een kleine doorsnede zoals een smalle balk eerder
zal bezwijken op een kleine zwakke plek dan dat een grote
brede plaat dat zal doen. Dit omdat de relatieve invloed van het
gevormde vloeischarnier of de vloeilijn veel groter is.
ABT pleit dan ook voor een soort toepassingsfactor voor de
verschillende soorten constructies. In CUR-Aanbeveling 111 is
dit tekstueel in het toepassingsgebied verankerd. Maar de
auteur zou dat liever verankerd zien in de materiaalveiligheid
en/of de berekening.
Daarbij speelt enerzijds de gevolgklasse (CC1, 2 of 3) maar
anderzijds de omvang van de aangesproken doorsnede bij
bezwijken en ten slotte ook nog de daarmee samenhangende
4
30_35_6_ABT.indd 32 04-05-2011 17:42:44
Rekenen aan staalvezel beton 3 2 011 33
Prefab
Prefab is in het algemeen geschikt om in staalvezelbeton uit te
voeren. Normaliter zijn de afmetingen dermate beperkt dat
opgelegde rek uit krimp of temperatuur meevalt. Ook leent het
gecontroleerde prefabprocedé zich voor een goede controle van
de toevoeging van de vezels. Daartoe moeten de fabrieken nog
wel de juiste aanpassingen doen aan hun verwerkingsmethode.
De berekening is meestal overzichtelijk te maken met een ligger
of platenprogramma.
Platen
Platen in de vorm van beganegrondvloeren, bedrijfsvloeren
en keldervloeren zijn qua krachtswerking van externe krach -
ten (veelal uit het vlak van de plaat) goed te wapenen met
staalvezels. De grote hoveelheid m 2 bedrijfsvloer die al in
staalvezelbeton zijn uitgevoerd en het recente proefcasco
Eindhoven illustreren dit. Het is echter de (uitdrogings- en/of
temperatuurs-)krimp die de berekening bemoeilijkt. Zeker
voor een vloeistofdichte (kelder)vloer heeft een hybride
variant (uiteraard afhankelijk van de afmeting) de voorkeur.
Voor niet-vloeistofdichte vloeren op een bedding waar een
scheur van 0,5 tot 2 mm geen probleem vormt, kan een staal -
vezelvloer worden aangebracht.
Raamwerk- en platenprogramma's kunnen worden toegepast,
waarbij voor staalvezelbeton een EEM-berekening met niet-
lineair materiaalgedrag de voorkeur heeft. In de laatste bereke-
ningsmethode kan de stijfheidsvermindering van de construc-
tie goed worden meegenomen, waardoor de scheurwijdte door
opgelegde vervormingen veel beter kan worden berekend en
getoetst. In figuur 6 is bijvoorbeeld een keldervloer gevisuali-
seerd waarbij de optredende scheuren (in geel) zijn opgenomen
en de berekende scheurrekken daarover zijn geplaatst. Bij een
Funderingspalen
Funderingspalen in de grond worden al met staalvezelbeton
uitgevoerd. Daar waar geen grote excentriciteiten te verwach-
ten zijn (bijvoorbeeld ongesnelde palen waarover een losse
vloerplaat wordt gestort) wordt ook vaak gebruikgemaakt van
ongewapend beton. Paalbreuk zorgt dan nog wel eens voor risi-
co's in de uitvoering. Door de toevoeging van staalvezels
worden deze risico's aanzienlijk kleiner. Ook de trillingen
vanuit de hei-energie kunnen beter worden opgevangen met
staalvezelbeton dan met ongewapend beton.
Funderingen, zoals balken en poeren
Balken zijn in de basis minder geschikt voor enkel staalvezelbe-
ton. Dit vanwege de hoge geconcentreerde momenten. Ten
behoeve van een dwarskrachtversterking en/of een beperking
van traditionele wapening, kan er wel een combinatie van
traditionele en staalvezelwapening worden toegepast (hybride
variant). De krachtsverdeling kan vaak prima met de traditio-
nele eenvoudige liggerprogramma's of raamwerken worden
berekend. De capaciteit wordt in dat geval door middel van een
hybride M-(N)-?-diagram bepaald (fig. 7).
Poeren zijn vanwege hun grote betonvolume zeker geschikt om
met hybride wapening toe te passen. Meestal blijft voor de
opname van de trekband aan de onderzijde, vanuit de vakwerk -
analogie, nog wel traditionele wapening nodig.
Een poerberekening kan traditioneel worden uitgevoerd,
alhoewel de gedrongen doorsnede zich ook goed leent voor een
EEM-berekening.
ABT is ook reeds bezig met de hybride berekeningen van
massieve windturbinefundamenten. Deze kunnen worden
gezien als een bijzondere poerconstructie.
5
30_35_6_ABT.indd 33 04-05-2011 17:42:44
thema
Rekenen aan staalvezel beton 3 2 011 34
beton beschreven alsmede de stijfheid van de aansluitende
onderdelen. Wel is de aanbeveling de toelaatbare rek aan te
passen aan de dikte van de vloer. Hierdoor wordt voorkomen
dat het zogeheten 'pull-out' effect optreedt. Pull-out is het
optreden van scheurvorming groter dan de lengte van de vezel
(oftewel het slippen/breken van de vezel). In figuur 8 staat de
relatie tussen constructiedikte en risico op pull-out. Bij grotere
dikte zal dus een kleinere toelaatbare rek gehanteerd moeten
worden.
De vermindering in de toelaatbare rek geeft veelal geen proble-
men tenzij de constructie vol-plastisch wordt berekend. In deze
situatie moet de rotatiecapaciteit worden aangetoond.
Kolommen
Kolommen kunnen wel in staalvezel worden uitgevoerd om
bijvoorbeeld beugels te verminderen, maar uiteraard zal de
momentcapaciteit bepalen of toch een hybride wapening nodig is.
(Ultra-)hogesterktebeton
(Ultra-)hogesterktebeton kent veel meer autogene krimp dan
normaal beton. Vanaf een water-cementfactor kleiner dan 0,45
moet hiermee serieus rekening worden gehouden. Staalvezels
zijn goed in staat om de ontstane spanningen in deze jonge fase
op te nemen en zodoende (micro)scheurvorming te beperken.
Berekeningen ten aanzien van deze krimp zijn met EEM-tech-
nieken uit te voeren.
In tabel 1 is een overzicht weergegeven van de constructiesoort
en de toe te passen berekeningsmethode.
goede inschatting van de stijfheden en belemmeringen zal er
een goede match aanwezig zijn.
Platen in de vorm van wanden zijn sterk vergelijkbaar met de
vorige soort. Een verschil is vaak dat de externe krachten in het
vlak van de plaat werken. Hiervoor is staalvezelbeton prima
geschikt. Terughoudendheid geldt bij die wanden waar zeer
grote krachten op staan en waar door (toevallige) excentricitei-
ten en/of tweede-orde-effecten grote buigende momenten uit
het vlak van de plaat kunnen ontstaan. Bij dikkere wanden
(zoals tunnelwanden) is de invloed van vezels juist uitermate
positief in de jonge fase van de hydratatieafkoelingskrimp.
Als berekeningsmethode geldt dezelfde aanbeveling als voor de
vorige categorie platen.
Onderwaterbeton
Onderwaterbeton is een bijzonder constructieonderdeel. Het
wordt ook al met staalvezelbeton uitgevoerd. CUR-Aanbeve -
ling 77 beschrijft de berekeningsmethode. Hierin is men
terughoudend met het toelaten van trekspanningen in het
(ongewapende) onderwaterbeton. Door gebruik te maken van
staalvezels kan er een trekspanning worden geactiveerd.
Doordat deze constructies over het algemeen zeer dik zijn
(gangbaar 0,7 tot 1,5 m), kan het effect van de staalvezels groot
en voordelig zijn. Onder andere kan het risico op lekkages
sterk worden teruggedrongen. In verband met de krimp en de
grote invloed van verschillende stijfheden van de omringende
onderdelen, zoals de (dam)wand, (trek)palen of ankers en de
ondergrond, adviseert ABT om hier gebruik te maken van een
niet-lineaire berekening. Hierbij wordt de trektak van het
6
30_35_6_ABT.indd 34 04-05-2011 17:42:46
Rekenen aan staalvezel beton 3 2 011 35
0
5
10
15
20
25
0 0,00001 0,00002 0,00003 0,00004 0,00005 0,00006 0,00007 0,00008 0,00009 0,0001
zonde r wapen ing met wapen ing moment [KNm
]
[1/m]
fbre pull out
0
5
10
15
20
25
30
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1100
60 mm vezel 45 mm vezel 30 mm vezel 15 mm vezel CUR 111 toelaatbare rek [?]
constructiehoog te [mm ]
6 Optredende en berekende scheuren
7 M-(N)-?-diagram
8 Risico op pull-out afhankelijk van de dikte
Conclusies en aanbevelingen
Verschillende rekenmethodes zijn in het verleden reeds
beschreven in een CUR-Aanbeveling en diverse Cement artike -
len [2,3]. In dit artikel zijn praktische constructieonderdelen
benoemd en beoordeeld op hun geschiktheid voor toepassing
van staalvezelbeton. Hierbij wordt uitgegaan van een uitvoering
met staalvezels of een combinatie met traditionele wapening.
Verder is een aanbeveling gedaan om de platen die onder
andere aan krimp en andere opgelegde vervormingen in het
vlak onderhevig zijn te modelleren met niet-lineaire eindige-
elemententechnieken. ?
EEM niet-lineair
Vooral de eindige-elemententechnieken worden de laatste jaren
gebruikersvriendelijker. Dit niet in de laatste plaats doordat de
computercapaciteiten het toelaten werkelijke constructieonder -
delen met voldoende kleine elementen te modelleren.
Voor staalvezelbeton in platen is in de vorige paragraaf al
aangegeven dat de krimp van het beton en andere opgelegde
vervormingen in het vlak van de constructie een belangrijk
onderdeel van het ontwerpproces zouden moeten zijn. ABT
hanteert hier inmiddels ook een statistisch materiaalgedrag
voor de trektak van het beton. De betondoorsnede gaat nu
eenmaal niet stuk op de gemiddelde waarde, maar het is juist
de 5% ondergrens wat voor een scheurinleider en vervolgens
voor een daadwerkelijke krimpscheur zorgt.
Dit is uiteraard te modelleren door de lagere ondergrens als
rekenwaarde te hanteren. Daar kleven echter twee nadelen aan.
Ten eerste blijkt dat er dan moeilijk een scheurpatroon en
scheurwijdte te voorspellen zijn, omdat alle elementen in een
bepaald trekgebied gelijktijdig gaan rekken (scheuren). Dit kan
voorkomen worden door differentiatie in de eigenschappen aan
te brengen, zoals dat in werkelijkheid ook aanwezig is. Door het
lokaal concentreren van scheurrekken blijkt ook daadwerkelijk
eerder een bezwijkmechanisme gevonden te worden dan bij een
groter verdeeld scheur-rekgebied (ondergrens benadering).
Daarnaast zal natuurlijk nooit de werkelijke capaciteit benut
worden indien het hele materiaal met een ondergrens wordt
gemodelleerd.
Online
Cement 2007/3, de artikelen uit
Cement 2010/6 en CUR-Aanbeveling
111 zijn te raadplegen op www.cementonline.nl .
Tabel 1 Overzicht van de constructiesoort en de toe te passen berekeningsmethode
staalvezel hybride berekening 1) opgelegde rek (bijv. krimp of temperatuur)
funderingspalen + + n.v.t.
balken - + 1D, 2D
poeren +/- ++ 2D, 3D EEM NL n.v.t. (hydratatie soms)
prefab ++ + 1D,2D n.v.t.
platen: vloeren + ++ 2D, 3D EEM NL ja
platen: vloeren (vloeistofdicht) - ++ 3D EEM NL ja
platen: wanden +/- ++ 2D, 3D EEM NL ja
onderwaterbeton ++ + 3D EEM NL ja
kolommen - + 1D n.v.t.
(U)HSB ++ + EEM NL ja
1) 1D = liggerprogramma; 2D =platenprogramma; 3D = volumemodel; EEM-NL = eindige-elementenmethode met niet-lineair beton(trek)gedrag
7
8
? Liter Atuur
1 Cement 2007/3, themanummer Vezelbeton
2 Menting, M. & Bos, A. van den, Berekening SVB-casco. Cement 2010/6.
3 CUR-Aanbeveling 111, Staalvezelbeton bedrijfsvloeren op palen.
30_35_6_ABT.indd 35 04-05-2011 17:42:46
Reacties