Na 35 jaar in het vak is Melchert Leguijt nog altijd zeer enthousiast over zijn werk. Negentien jaar was hij partner bij Pieters Bouwtechniek. Hij heeft de rol van de constructeur in die decennia ingrijpend zien veranderen. De laatste jaren zijn ook een aantal zorgwekkende ontwikkelingen gaande. Desondanks is hij niet al te negatief gestemd over de toekomst.
62
interview
Roep om
coördinatie
Melchert Leguijt
Roep om co?rdinatie 5 2014
interview
CV
1
Het bouwen is Melchert Leguijt met de paplepel ingegoten.
Zijn vader, zijn opa, zijn oom; allemaal zijn of waren ze
timmerman of aannemer. Om wat bij te verdienen, brengt
Leguijt veel tijd van zijn schoolvakanties door op de bouw-
plaats. Zo doet hij van zijn twaalfde tot en met zijn studenten-
tijd de nodige praktische ervaring op, van schilderen tot beton
storten en vlechten. Het is een wereld die hem zeer aanspreekt
en als hij op de middelbare school een voorlichting krijgt van
een civiel ingenieur, weet hij het zeker: hij gaat Weg- en Water-
bouwkunde studeren aan de TU Delft.
Op de TU duurt het even voordat hij werkelijk plezier in zijn
studie krijgt. "Het eerste jaar kregen we nog heel veel theoreti-
sche vakken zoals wiskunde. Pas in het derde en vierde jaar
begon ik het echt leuk te vinden. Achteraf denk ik wel dat die
theoretische vorming, ook uit de beginjaren, heel nuttig is
geweest. Je leert in Delft en natuurlijk ook in Eindhoven,
analytisch denken. Dat vind ik het grote voordeel van een
universitaire studie boven de HTS. Niet dat ik de universiteit
zo veel hoger aansla dan de HTS. Het niveau van een HTS'er
en een TU'er groeit in de praktijk soms naar elkaar toe, zeker
in combinatie met HTI of BV."
Leguijt doet er veel aan om zijn studietijd aangenaam te
maken. Zo is hij onder meer actief als bestuurslid van de
studievereniging Praktische Studie en als voorzitter van het
Betondispuut. Zijn afstudeerwerk voert hij uit bij prof. Rein-
hardt. Hij onderzoekt het gedrag van kolombalkverbindingen,
mede met proeven in het Stevinlab. "Dat was hartstikke
boeiend, temeer omdat dat onderzoek er echt toe deed. Een
deel is gebruikt in CUR-rapport 147 en het heeft zelfs geleid
tot wat aanpassingen in de norm- en wapeningsdetaillering."
Na 35 jaar in het vak, waarvan 19 jaar als partner bij
Pieters Bouwtechniek, is Melchert Leguijt nog altijd
zeer enthousiast over zijn werk. Hij heeft de rol van
de constructeur in die decennia ingrijpend zien
veranderen. De laatste jaren is een aantal zorgwek-
kende ontwikkelingen gaande. Desondanks is hij
niet al te negatief gestemd over de toekomst.
naam ir. Melchert Leguijt
leeftijd 59
opleidingen TU Delft, Weg- en
Waterbouwkunde
werkgevers Witteveen+Bos,
Ingenieursbureau het Noorden,
Frederic R. Harris, Pieters
Bouwtechniek
nevenfuncties voorzitter Lighthouse
Club Nederland Amsterdam,
beroepenveldcommissie Hogeschool
InHolland Haarlem
1 Melchert Leguijt bij het David de Wiedgebouw van de
Universiteit Utrecht
foto: Karin Stroo
63 5 2014
64
Buitenlandse projecten
Begin jaren tachtig gaat het economisch bergafwaarts. Meer
dan 30% van de ingenieurs raakt zijn baan kwijt. Voor Leguijt
komt het zover niet. Samen met drie collega's wordt hij uitge-
leend aan Ballast Nedam, vestiging Amstelveen. Hij gaat zich
bezighouden met de Bahrain Causeway (ook wel King Fahd
Causeway geheten), een 25 km lange brug in de Perzische Golf
die Bahrein verbindt met het vasteland van Saoedi-Arabië
(foto 2). En later met een 2 km lange LNG Jetty in Jakarta. Na
ruim 1,5 jaar bij Ballast Nedam krijgt hij de kans hoofd te
worden van de net geopende vestiging van Witteveen+Bos in
Almere, waar hij vier jaar aan de slag gaat. In 1987 maakt hij
de overstap naar Ingenieursbureau het Noorden (IHN, dat in
1991 opgaat in Grontmij). Hij wordt vestigingsdirecteur in
Veenendaal. "In de Randstad was het bureau niet heel bekend.
Toch werkte er zo'n 360 man, verdeeld over zes vestigingen.
Het was een totaal ander bureau dan Witteveen+Bos, dat zich
veel meer richtte op procestechniek in combinatie met bouw-
kunde en constructies. Dit voor opdrachtgevers als Gasunie,
NAM en AKZO. Ik zag het als een leuke uitdaging ook met
andere vakgebieden te maken te krijgen. Leerzaam vond ik
de cultuurverschillen met werktuigbouwkundige en elektro-
technische ingenieurs. Zij hielden zich meer bezig met
het detailniveau, terwijl je als civiel ingenieur veel breder
werkzaam bent."
Pieters Bouwtechniek
Na vijf jaar krijgt Leguijt de behoefte weer iets in het buiten-
land te doen. Hij gaat aan het werk als adjunct-directeur bij het
Amerikaanse bureau Frederic R. Harris in Scheveningen. "Dat
bureau deed vooral internationale projecten, over de hele
wereld. Veel steigers in bijvoorbeeld de Filipijnen, Pakistan en
India. Hoewel ik nooit ter plaatse ben geweest, zag ik dit werk
als een enorme uitdaging. Vaak moesten we iets neerzetten in
een volstrekt verlaten, kale vlakte."
Nadat hij in 1992 al eens contact had met Hein Brakel over een
mogelijke samenwerking, volgt Leguijt in 1995 Jan Pieters op
bij Pieters Bouwtechniek, als compagnon van Brakel. Het
bedrijf groeit in jaren negentig en 2000 uit tot een groot bureau
met zes vestigingen. Vanwege deze groei wordt in die periode
elke vestiging een eigen werkmaatschappij met een eigen vesti-
gingsdirecteur. Brakel en Leguijt vormen samen met een aantal
partners Bouwtechniek Holding en zijn op die manier betrok-
ken bij alle vestigingen. Maar de meeste aandacht gaat naar de
vestiging in Haarlem en natuurlijk naar projecten. "Voor een
belangrijk deel doe ik nog altijd projecten, startend met het
ontwerp, als adviseur en als projectdirecteur."
Rekenen aan de Deltawerken
Als voorzitter van het Betondispuut zit Leguijt ook in het alge-
meen bestuur van de Betonvereniging. Daar komt hij in
contact met Gert Scherpbier, bestuursvoorzitter van
Witteveen+Bos (later tevens hoogleraar aan TU/e en hoofdre-
dacteur van Cement). Dankzij hem kan Leguijt aan de slag als
constructeur in Deventer. Een van zijn eerste projecten is het
sluiscomplex in de Philipsdam (foto 3). "24 jaar oud en dan
rekenen aan de Deltawerken. Wat wil je nog meer? Ik kan me
het project nog goed herinneren: 320 m lange sluiskolken,
15 m hoge en 2,75 m dikke wanden, 7 m dikke vloeren. En dan
de wapening: drie lagen Ø40 - 200. Echt fantastisch vond ik
dat." Met dit project wordt Leguijt behoorlijk in het diepe
gegooid en de overgang van de TU naar de praktijk is niet
eenvoudig. "We werden heel theoretisch opgeleid. Van de
praktijk wist ik eigenlijk nog maar weinig, zeker niet van
constructies met deze afmetingen. Ik moest veel leren van
collega's". Naast de sluizen raakt hij ook betrokken bij veel
andere, zeer uiteenlopende werken als beweegbare bruggen en
rioolzuiveringsinstallaties. Stuk voor stuk omvangrijke projec-
ten. Maar ook werkt hij aan gebouwen zoals de bibliotheek in
Apeldoorn, het stadhuis Harderwijk en de mensa bij het
Binnengasthuis in Amsterdam.
foto: Karin Stroo
2
2 Begin jaren tachtig mag Leguijt voor Ballast Nedam
werken aan de Bahrain Causeway, de verbinding
tussen Saoedi-Arabië en Bahrein
3 Een van de eerste projecten van Leguijt is het
sluiscomplex in de Philipsdam
foto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Joop van Houdt
Roep om co?rdinatie 5 2014
interview
65
uitkomt. Maar zorg er dan wel voor dat je het vroeg eens wordt
over dit soort dingen, nog voordat er echt wordt getekend. Pak
een viltstift en bespreek de mogelijkheden. Overigens leent
niet elk project zich hiervoor. Zo ligt er bij woningbouw al een
heleboel vooraf vast vanwege de woningscheidende functie van
wanden en vloeren. Wat dat betreft zijn woningbouwprojecten
soms minder uitdagend. Niet dat ik er een hekel aan heb, hele-
maal niet. Je hebt ze keihard nodig om je portefeuille op peil te
houden."
Tijden veranderen
In de 35 jaar dat hij actief is, heeft Leguijt heel veel zien veran-
deren in het vak. In de laatste tien tot vijftien jaar heeft de
markt bijvoorbeeld steeds meer met nieuwe contractvormen te
maken. Dat heeft zijn weerslag op de rol van de constructeur.
"De traditionele opdrachten zijn voor een deel vervangen door
design&construct- of engineer&build-opdrachten. Bij die
projecten zijn wij, en met ons de architect, in feite gewoon een
leverancier van de aannemer, net als alle andere leveranciers.
De aannemer heeft een veel sterkere inbreng in het ontwerp.
Zo zal hij altijd het bouwsysteem van zijn voorkeur naar
voren brengen."
Ook de conjuncturele ontwikkelingen hebben volgens Leguijt
hun tol geëist. De honoraria staan sterk onder druk en de
opdrachten worden uitgekleed. Veel verantwoordelijkheden
worden bij de aannemer neergelegd. "Het gevaar daarvan is dat
niet altijd duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is en dat
er dingen tussen de wal en het schip vallen. Om die reden
Heldere constructies
Leguijt beleeft veel plezier aan zijn vak, vooral aan het schep-
pende karakter ervan. "Om van een leeg vel te komen tot een
indrukwekkende constructie; prachtig vind ik dat. De draag-
constructie is in mijn ogen het bepalende onderdeel van een
gebouw. Die mag best in het zicht blijven. Ik vind het vaak
jammer als een constructie wordt omtimmerd. Wij proberen
als bureau al vroeg in het project een stempel op het ontwerp
te drukken. Die ruimte is er niet altijd, maar die moet je
nemen. Een mooi voorbeeld is het Agoratheater in Lelystad
(foto 7). Over de kleur kun je twisten, maar dat het een
markant gebouw is, daarover is iedereen het wel eens. Dat
geldt ook voor de constructie. Wij hebben de betrokken archi-
tecten van UNStudio weten te overtuigen om onder de grote
overspanning van 60 m toch een extra, onopvallend steunpunt
te plaatsen, om te voorkomen dat de profielen te zwaar zouden
worden. Uiteindelijk is de architect heel blij met de oplossing.
In dat soort gevallen moet je als constructeur sterk in je schoe-
nen staan. Des te mooier is het als je er uiteindelijk samen
"Als het honorarium met 0,1% of
0,2% wordt verhoogd, kan
toezicht prima worden geregeld"
3
Roep om co?rdinatie 5 2014
66
leveren wij bij een bestek of DO-ontwerp altijd een demarca-
tielijst. Dat is overigens geen garantie op succes. De aannemer
moet daar wel mee om kunnen gaan. Hij kan lang niet altijd
alles overzien. En eigenlijk kun je hem dat ook niet kwalijk
nemen."
Het verschuiven van verantwoordelijkheden biedt ook kansen.
Zo ontstaat er, als een aannemer verantwoordelijk is voor alles
na de DO-fase, behoefte aan een coördinerend constructeur.
"Die rol moeten wij naar ons toe trekken. Gelukkig zijn er
genoeg aannemers die dit inzien. Neem bijvoorbeeld het
Labgebouw O|2 van de VU in Amsterdam (foto 6). De aanne-
mer (Van Eesteren, red.) heeft ons opdracht gegeven om alle
knooppunten tussen elementen van verschillende materialen
en leveranciers te coördineren en te controleren. We worden
daar heel netjes voor betaald. In zijn aanbieding heeft de
aannemer dit honorarium ook gewoon meegenomen."
Constructieve veiligheid
Een coördinerend constructeur kan volgens Leguijt een hoop
problemen voorkomen. Die problemen zijn voor een deel te
wijten aan versnippering, want de aannemer legt op zijn beurt
veel van zijn verantwoordelijkheden weer neer bij verschil-
lende leveranciers. Zo sleutelt iedereen een beetje aan het
ontwerp, met als risico dat het eindresultaat niet meer wordt
zoals de hoofdconstructeur dat had bedacht. De constructieve veiligheid komt dan in het geding. Zeker als die constructeur
niet meer bij het geheel is betrokken. Daarom is Leguijt voor
-
stander om constructeurs weer een volledige opdracht te
geven, tot en met de werkfase. Daarbij is hij een warm pleitbe-
zorger van de coördinerend constructeur. "En ik zeg niet dat
per se een constructiebureau die rol op zich moet nemen. Een
constructeur bij een aannemer kan dat ook uitstekend."
Wat naast gebrek aan coördinatie de constructieve veiligheid
kan ondermijnen, is de kwaliteit van uitvoerend personeel.
"Wij zien op de bouwplaats te vaak dingen mis gaan. Te vaak
moeten we constructies afkeuren omdat ze niet goed zijn
uitgevoerd. Is dat omdat het bouwplaatspersoneel de taal niet
spreekt of omdat ze geen tekening kunnen lezen? Echt zeker -
heid over de oorzaak heb ik niet. Maar in ieder geval pleit
ik voor gediplomeerd personeel en vakmanschap. Ik heb
niets tegen vlechters uit het buitenland, maar zorg dat ze hun
vak verstaan."
Tel die ontwikkelingen op bij de bezuinigingen op toezicht op
de bouwplaats en het is vragen om problemen. "De overheid
heeft constructieve veiligheid hoog in het vaandel staan, maar
om dat werkelijk te verbeteren is toezicht en dus geld nodig.
Natuurlijk is het 't mooist als alles met hulp van kwaliteitssys-
temen in één keer goed wordt ontworpen en uitgevoerd. Maar
bouwen blijft mensenwerk. Er zullen fouten blijven worden
gemaakt. Ik leg het wel eens voor aan een opdrachtgever: als
hij het honorarium, dat slechts circa 1% van de bouwkosten
bedraagt, nou eens met 0,1% of 0,2% verhoogt, kan het
toezicht prima worden geregeld."
"Ik heb niets tegen vlechters uit
het buitenland, maar zorg dat ze
hun vak verstaan"
4
5
4 Atlasgebouw van de Universiteit Wageningen
foto: Betonvereniging 6 Met de innovatieve, ultradunne balkons van Huize Het Oosten won Pieters Bouwtechniek in 2013
de Betonprijs Woningbouw
foto: Luuk Kramer
Roep om co?rdinatie 5 2014
interview
67
Dus naast een goede coördinatie in het ontwerp is toezicht op
de bouwplaats van groot belang. "Het is de verantwoordelijk-
heid van de opdrachtgever om dat toezicht op een goede
manier in te vullen. Door wie maakt mij niet eens zo veel uit.
Ons soort bureaus kan daar een rol in spelen, de aannemer of
gespecialiseerde bureaus. Als het maar goed wordt geregeld."
De moderne constructeur
Een coördinerend of controlerend constructeur is nogal een
ander vak dan een ontwerpend constructeur, met een andere
rol voor de werknemer. "Dat vraagt de nodige ervaring. Die rol
is niet voor iedereen weggelegd. Bovendien vindt niet iedereen
het even leuk. Ikzelf wel."
Om meerdere redenen veranderen de eisen die aan een
moderne constructeur worden gesteld. Waar hij vroeger vooral
berekeningen moest maken, moet hij nu bijvoorbeeld ook
goed kunnen communiceren, zowel mondeling als schriftelijk.
"In een bouwvergadering moet je je mannetje staan. Daar
wordt het spel steeds harder gespeeld. Dat leer je niet op de TU
of HTS, je moet het in je hebben. En dat geldt niet voor ieder-
een. Van de mensen die het wel kunnen eist het veel. Ik
verwacht dat ze een stapje meer doen dan alleen hard werken.
Binnen bepaalde grenzen, welteverstaan. Praktijken in
sommige andere beroepsgroepen zoals accountancy, waar
soms dag en nacht wordt gewerkt, zijn bij ons niet aan de orde.
Gelukkig maar. Ik doe dat zelf ook niet. Ik werk hard, dat wel,
maar wil ook tijd voor ontspanning. Natuurlijk ben ik bereik-
baar als er eens wat is, maar op een feestje zet ik gerust mijn
telefoon uit. En gelukkig kunnen we in ons bureau veel van
elkaar opvangen."
Andere ontwikkelingen die de nodige invloed hebben op de rol
van de constructeur zijn BIM en 3D-modelleren. Een tekenaar
moet heel goed met die modellen kunnen omgaan en ruimte-
lijk inzicht hebben. Deze ontwikkeling heeft ook invloed op
het takenpakket van een constructeur. "Zo worden onze werk-
zaamheden veel beter afgestemd op die van de installatieadvi-
seur. Niet pas in de werkfase maar al veel vroeger in het proces.
Dat is natuurlijk een goede ontwikkeling. Wel betekent het
meer werk in de DO- of besteksfase. Daarmee wordt in het
honorarium nauwelijks rekening gehouden en dat levert soms
pittige discussies op."
De boer op
Op het gebied van acquisitie is volgens Leguijt eveneens het
nodige veranderd. "In ons vak moeten we het vooral hebben
van relaties: met werk krijg je nieuw werk. Architecten hebben
daarin altijd een belangrijke rol gespeeld, maar door de crisis is
twee derde van de medewerkers van architectenbureaus niet
meer werkzaam. Wat er in die markt is gebeurd, is onvoorstel- baar. Voor ons heeft dit geleid tot een veel kleiner netwerk en
dus minder kans op nieuw werk. Hetzelfde geldt voor woning-
corporaties. Vroeger waren zij goed voor een belangrijk deel
van onze opdrachten, van rijtjeswoningen tot grote woon-
winkelcomplexen. Maar die stroom is bijna helemaal opge-
droogd. We moeten werk nu op andere manieren binnenhalen,
meer de boer op." Daarbij spelen ook netwerkverenigingen als
Lighthouse Club Nederland een rol. Leguijt is actief als voor
-
zitter van het departement Amsterdam. "Ik vind niet dat je die
vereniging direct moet gebruiken om werk binnen te halen.
Het moet netjes blijven. Ik zie het vooral als een gelegenheid
om collega's uit het vak, van aannemer tot leverancier, van
bouwfysicus tot installateur, op een ongedwongen manier te
spreken. Dat geldt ook voor clubs als Stufib . Daar hecht ik veel
waarde aan. De motor heeft toch wat smeerolie nodig."
Wat wel een rechtstreekse mogelijkheid is om werk binnen te
halen, zijn openbare en Europese aanbestedingen. Een nood-
zakelijk kwaad, volgens Leguijt. "Groot nadeel vind ik dat dit
heel veel tijd kost, te veel tijd in mijn ogen. En gemeenten zijn
6
6 Tijdens de bouw van O|2, het nieuwe, duurzame onderzoeksgebouw van de Vrije Universiteit
Amsterdam, was Pieters Bouwtechniek coördinerend constructeur
foto: Pieters Bouwtechniek
Roep om co?rdinatie 5 2014
68
nauwelijks bereid van de aanbestedingsregels af te wijken,
hoewel dat vaak wel is toegestaan. Ik denk dat ze sinds de
bouwfraude te voorzichtig zijn geworden. Verder zijn ook refe-
renties onevenredig belangrijk; je moet aantonen dat je erva-
ring hebt in vergelijkbare projecten. Als je bijvoorbeeld al lang
geen ziekenhuis meer hebt gedaan, is het heel lastig om een
nieuw ziekenhuis te verwerven. Dat terwijl zo'n complex niet
echt veel afwijkt van bijvoorbeeld een schoolgebouw. Deson-
danks kom je er op die manier nauwelijks tussen."
Mede vanwege de slechte marktomstandigheden probeert
Pieters Bouwtechniek nieuwe markten aan te boren. Zo is het
bureau heel actief in transformaties. Er werkt nu zelfs een
promovendus die onderzoek doet naar de mogelijkheden van
hergebruik. Ook is recent Pieters Infra opgericht en wordt tijd
en energie gestoken in innovaties als UHSB ? denk aan de
ultradunne balkons ? en Normteq. Daarnaast is het ingeni-
eursbureau bezig met systemen met modulaire prefab woon-
eenheden. "Naar kleine woningen voor studenten of jonge
gezinnen is momenteel een enorme vraag. Alleen al in Amster-
dam is er een tekort van 30 000 tot 50 000 woningen."
Door onder meer dit soort dingen te ontwikkelen, probeert het
bureau zijn mensen aan de gang te houden. "Maar ook wij zijn
de afgelopen tijd gekrompen, hoewel we het in mijn ogen nog
redelijk hebben weten te beperken. Mensen ontslaan doe je
niet graag. En je moet natuurlijk proberen te voorkomen dat je
goede mensen kwijtraakt. We zouden eigenlijk een soort flexi-
bele arbeidspool moeten maken, samen met een aantal
collega-bureaus. Daarmee kun je de variatie in het aanbod van
werk opvangen."
Schat aan kennis
Al met al is Leguijt redelijk positief over de toekomst. "2014
blijft een heel lastig jaar, vooralsnog is het volume heel laag.
Maar je hoort dat links en recht de markt wat aantrekt. Vroeg
of laat gaan wij daar ook de vruchten van plukken." En
ondanks alle zorgen is hij nog altijd erg enthousiast over zijn
werk, ook over nieuwe ontwikkelingen. "Als je ouder wordt,
zijn er wel wat zaken waarin je minder makkelijk meekomt
zoals BIM en de Eurocodes." Evenwel bezit hij natuurlijk een
waardevolle schat aan kennis en ervaring. Die wil hij blijven
inzetten door projecten te blijven doen en kennis over te
dragen aan collega's. Want hoewel ze binnen Pieters Bouwtech-
niek een afspraak hebben dat hij op zijn 62e terugtreedt als
directeur ? hij is nu 59 ? wil hij ook na die tijd actief blijven.
Van stoppen is voorlopig dan ook helemaal geen sprake. Hij
houdt nog te veel van het vak.
?
Jacques Linssen
"In een bouwvergadering moet je
je mannetje staan. Daar wordt het
spel steeds harder gespeeld"
7
7 De zichtbare draagconstructie maakt het Agoratheater in
Lelystad is een bijzonder gebouw
foto: Pieters Bouwtechniek
Roep om co?rdinatie 5 2014
interview
Reacties