Bij hergebruik van constructies moet worden beoordeeld of funderingspalen nieuwe belastingen kunnen opnemen. Aan de hand van een stappenplan en een uitgewerkt rekenvoorbeeld wordt toegelicht hoe deze beoordeling kan worden aangepakt.
60? CEMENT 8 20 23
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de 24e aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit
de praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit:
Maartje Dijk (Witteveen+Bos),
Willem van Heeswijk (Heijmans),
Dennis Heijl (Heijmans), Friso
Janssen (Kroes), Lonneke van
Haalen (ABT), Matthijs de
Hertog (Nobleo), Jorrit van
Ingen (WSP) en Jacques Linssen
(redactie Cement).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze werk -
groep. Het wordt vervolgens
gereviewd door de andere leden
en door minimaal één senior
adviseur binnen het bedrijf van
de opsteller. Ondanks deze
zorgvuldigheid, is de gepresen-
teerde rekenmethode de visie
van een aantal individuen.
Bij hergebruik van constructies moet
worden beoordeeld of funderingspalen nieuwe belastingen kunnen opnemen. Aan de hand van een stappenplan en een uitgewerkt rekenvoorbeeld wordt toegelicht hoe deze beoordeling kan worden aangepakt.
TOETSING
BESTAANDE
VOOR
GESPANNEN
BETONPALEN
Case
Deze case richt zich op de toetsing van bestaande funderingspalen, 350 x 350 mm², die worden belast als gevolg van het aanbrengen van voorbelasting
naast de fundering. Op basis van een stappenplan wordt het uiterst opneembare moment M
Rd bepaald.
CEMENT 8 2023 ?61
rekenen in de praktijk (24)
Binnen bouwprojecten komt (tijdelijk) hergebruik van
constructies veel voor. Bestaande constructies worden
aangepast of uitgebreid, constructies worden op een
andere wijze belast of van te slopen constructies moet
worden aangetoond dat deze in de tijdelijke situatie
de gewijzigde belastingsituaties kunnen weerstaan. Dit
geldt niet alleen voor de direct belaste bovenbouw van
deze bestaande constructies, maar ook voor de funde-
ringspalen.
Van funderingspalen onder bestaande constructies zijn
vaak weinig gegevens bekend of bewaard gebleven in
archieven. Toch zal moeten worden aangetoond dat deze
palen in staat zijn om de gewijzigde belastingsituatie
te weerstaan. Dit artikel bevat een voorbeeld van de
berekening van het uiterst opneembare moment van een
bestaande voorgespannen betonpaal. Opgemerkt moet
worden dat het alleen betrekking heeft op het berekenen
van het uiterst opneembare moment, uitgaande van
geen reductie door opgetreden schade (corrosie e.d.).
Zaken als sterkte gedurende de restlevensduur worden
buiten beschouwing gelaten. Ook bevat het artikel de
nodige aannamen. De impact van die aannamen op de
uitkomst vallen buiten de scope van het artikel.
UITGANGS-
PUNTEN
paalafmeting
350 x 350 mm
2
betonsterkteklasse B52,5
karakteristieke druksterkte 42,5 N/mm
2
voorspanning
8 strengen Ø9,3 in kwaliteit FeP1860
foto 1 Funderingspalen onder bestaande constructie van gesloopt gebouw, foto: Roozen van Hoppe
Als uitgangspunt voor de toetsing geldt in beginsel
NEN 8700, waarin wordt gesteld dat voor verbouw
en afkeur in principe enkel de uiterste
gr
enstoestand
beschouwd hoeft te worden. Dit artikel geeft een
st
appenplan en een voorbeeldberekening om het
uiterst opneembare moment van de doorsnede van
een bestaande voorgespannen betonnen funderings-
paal te
ber
ekenen.
Stappenplan
Voor het bepalen van het uiterst opneembare moment
van een voorgespannen betonnen funderingspaal kan
onderstaand stappenplan worden aangehouden.
Stap 1: beschikbare gegevens?De toetsing start met het
opzoeken van de beschikbare gegevens van de palen,
waaronder de afmetingen van de dwarsdoorsnede, de
betonsterkteklasse, het aangebrachte aantal voorspan -
strengen, de staalkwaliteit van de voorspanstrengen en
de aangebr
achte werkvoorspanning. Als deze gegevens
niet bekend zijn, kunnen hiervoor inschattingen worden
gemaakt. Later in dit artikel wordt een voorbeeld uitge -
werkt waarin deze gegevens worden ingeschat.
62? CEMENT 8 20 23
Stap 5: Toetsing ingeschatte rekken?Daarna moet met
de rekken in de doorsnede worden bepaald of de inge -
schatte toename van de rekken juist is geweest. Indien
de ber
ekende toename van de rekken overeenkomt
met de ingeschatte rekken, dan heerst er evenwicht in
de doorsnede en kan het uiterst opneembare moment
worden bepaald. Indien de berekende rekken afwijken
van de ingeschatte toename, dan kunnen bovenstaande
stappen worden herhaald totdat de ingeschatte waarden
en de ber
ekende waarden overeenkomen.
Stap 6: Berekening van het uiterst opneembare
moment?Tot slot kan het uiterst opneembare moment
van de doorsnede worden getoetst en kan worden
bepaald of de optredende snedekrachten kunnen
worden opgenomen.
Uitwerking voorbeeld
Hieronder is bovenstaand stappenplan uitgewerkt voor
een voorgespannen funderingspaal van 350 x 350 mm 2,
aangebracht in 1980. Alle overige eigenschappen
worden ingeschat.
Stap 1: Beschikbare gegevens?In 1980 was de VB '74/'84
van toepassing. De toen gangbare betonsterkteklas-
sen waren: B12,5; B17,5; B22,5; B30; B37,5; B45; B52,5;
B60. Van deze betoneigenschappen kunnen de naar
NEN-EN 1992-1-1 omgezette relevante sterktegegevens
gevonden worden in NEN 8702. Voor deze berekening
wordt uitgegaan van een sterkteklasse B52,5, waarvoor
volgens NEN 8702 een karakteristieke druksterkte van
42,5 N/mm
2 wordt aangehouden.
Als er geen gegevens bekend zijn van de hoeveelheid
voorspanstrengen en de minimaal aangebrachte werk -
voorspanning, moeten daarvoor ook inschattingen
w
orden gemaakt. Het is gebruikelijk om voor gepre -
fabriceerde voorgespannen betonpalen een minimale
drukspanning v
an 3,5 N/mm 2 tot 4,0 N/mm 2 aan te
houden. Voor de werkvoorspanning kan een waarde
rond de 1000 N/mm
2 worden aangehouden als redelijke
inschatting. In oudere normen werd voor de maximaal
toelaatbare werkvoorspanning vaak een percentage
van 55% van f
pk aangehouden. Dat komt ongeveer
overeen met 55% ? 1860 N/mm 2 = 1000 N/mm 2.
Bij latere normen ligt de grens voor de maximaal
t
oelaatbare werkvoorspanning vaak hoger. Hieruit
volgt dan voor een betonpaal van 350 x 350 mm
2 een
aanwezige voorspanning van circa 430 kN tot 490 kN.
Met een werkvoorspanning van 1000 N/mm
2 zou
daarvoor 430
mm 2 tot 490 mm 2 voorspanstaal nodig
Stap 2: Aanwezige minimale axiale belasting op de
doorsnede?Naast de gegevens van de funderingspalen
is het voor de berekening van het uiterst opneembare
moment van belang om de huidige (rekenwaarde van
de) minimale verticale belasting op de paal te kennen.
Een hoge normaaldrukkracht zorgt voor een hoger
uiterst opneembaar moment terwijl een normaaltrek-
kracht zorgt voor een reductie van het uiterst opneem-
bare moment. Als deze bekend is uit de originele
berekening, kan deze overgenomen worden (NB: Het is
aan de constructeur om de juistheid van de gebruikte
gegevens te controleren). Is deze belasting niet
bekend, dan kan deze berekend worden op basis van
de bestaande geometrie van de te toetsen constructie.
Stap 3: Inschatting toename spanningen in het voor-
spanstaal?Als de geometrie en de paalbelastingen
bekend zijn, kan het uiterst opneembare moment
worden bepaald. Hierbij wordt gebruikgemaakt van
het bilineaire spannings-rekdiagram van voorspanstaal
volgens NEN-EN 1992-1-1, figuur 3.10 (fig. 2). Hiertoe
wordt in eerste instantie een inschatting gemaakt van
de toename van de spanning in het voorspanstaal in
de doorsnede, als gevolg van de opgelegde belastin-
gen/vervormingen uit de gewijzigde belastingsituatie.
Hierbij wordt niet alleen een inschatting gemaakt van
de toename van de rek in het voorspanstaal in de trek-
zone, maar ook een inschatting van de afname van de
rek in de betondrukzone.
Stap 4: Berekening hoogte drukzone en werkelijke
rekken in de doorsnede?Vervolgens kunnen met de
ingeschatte toename van de spanningen in het voor-
spanstaal, de hoogte van de betondrukzone en de
rekken in de doorsnede ter hoogte van de voorspan-
strengen worden bepaald.
fig. 2 Bilineair spannings-rekdiagram voor voorspanstaal volgens
NEN-EN 1992-1-1, figuur 3.10
CEMENT 8 2023 ?63
rekenen in de praktijk (24)
55 mm 55 mm
120 mm
120 mm
8 voorspanstrengen ø9,3 (52 mm²) ? FeP 1860
zijn. Uitgaande van strengen Ø9,3 (52 mm 2 per streng)
zouden er dan acht of negen strengen toegepast zijn.
De hoeveelheid voorspanstaal bepaalt in belangrijke
mate de grootte van het uiterst opneembare moment
van de doorsnede. Het is daarom van belang om de
hoeveelheid voorspanning niet te overschatten. Het
aanhouden/inschatten van een relatief hoge werk-
voorspanning helpt om de hoeveelheid voorspanstaal
in de doorsnede conservatief in te schatten.
Voor deze berekening wordt uitgegaan van acht stren-
gen Ø9,3 in kwaliteit FeP1860. Aangenomen wordt dat
de strengen rondom zijn aangebracht op een afstand
van 55 mm vanaf de buitenzijde van de paal (fig. 3).
Voor de toetsing van de doorsnede wordt uitgegaan
van onderstaande uitgangspunten:
Beton:
fck = 4 2,5 N/mm 2
fcd = 4 2,5 / ?(1,50) = 28 ,3 N/mm 2
Voorspanstaal:
fpk = 186 0 N/mm 2
fp;0,1;k = 16 00 N/mm 2
fpd = 16 00 / ?(1,10) = 1 455 N/mm 2
?ud = 31,5?
Ep = 19 5000 N/mm 2
Bovenstaande gegevens zijn in het spannings-rek -
diagr
am voor FeP1860 in figuur 4 weergegeven.
Stap 2: Aanwezige minimale axiale belasting op de
doorsnede?Voor de rekenwaarde van de minimaal
aanwezige axiale paalbelasting wordt voor dit voor-
beeld 120 kN aangehouden. Stap 3: Inschatting toename spanningen in het
voorspanstaal?In eerste instantie wordt ingeschat
dat de spanning in de buitenste voorspanstrengen
met 516 N/mm
2 zal toenemen. Voor de middelste
twee strengen wordt een toename van 470 N/mm 2
ingeschat en voor de strengen in/bij de drukzone
een afname van -212 N/mm
2. Het bepalen van de
werkelijk optredende toename van de spanning in
het voorspanstaal is een iteratief proces. In dit reken-
voorbeeld is de aangehouden 'inschatting' gelijk
aan de uiteindelijke uitkomst. Bij een berekening met
andere inputparameters zal hier weer een iteratief
proces aan voorafgaan voordat de juiste waarde
wordt gevonden.
Stap 4: Berekening hoogte drukzone en werkelijke
rekken in de doorsnede?Met bovenstaande inschat-
ting van de toename van de rek in het voorspanstaal
volgen uit de berekening van de totale belasting op
de doorsnede vanuit de voorspanning onderstaande
resultaten, ? uitgaande van een initiële werkvoorspan-
ning van 1000 N/mm
2:
F
pw;1 = 3 str . ? 52 mm 2 ? (1000 ? 212) ? 10 -3 = 123,0 kN
F
pw;2 = 2 str . ? 52 mm 2 ? (1000 + 470) ? 10 -3 = 152,9 kN
F
pw;3 = 3 str. ? 52 mm 2 ? (1000 + 516) ? 10 -3 = 236,4 kN
F
Ed = 120 ,0 kN
Totaal
= 236
,4 kN + 152,9 kN + 123,0 kN + 120,0 kN
= 6
32,4 kN
De hoogte van de betondrukzone wordt bepaald op
basis van NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.7.
Met ? = 0,80, ? = 1,00 en f
cd = 28,3 N/mm 2 volgt hieruit
x = 632.400 N / (0,80
?
1,00
?
350 mm
?
28,3 N/mm 2) =
79,7 mm. In de uiterste vezel van de betondrukzone
heerst een rek van 3,5?. Met de hoogte van de beton-
drukzone en de rek in de uiterste vezel kan de rek in
de doorsnede worden bepaald ter plaatse van de
voorspanstrengen. Hieruit volgt:
? ?
p;1 ?= (55,0 mm ? 79,7 mm) / 79,7 mm ? 3,5? = -1,08?
? ?
p;2 ?= (175,0 mm ? 79,7 mm) / 79,7 mm ? 3,5? = 4,18?
? ?
p;3 ?= (295,0 mm ? 79,7 mm) / 79,7 mm ? 3,5? = 9,45?
St
ap 5: Toetsing ingeschatte rekken?De bij stap 4
bepaalde rekken bevatten nog niet de werkvoorspan-
ning die al in het voorspanstaal aanwezig is. De rek in
het voorspanstaal als gevolg van de werkvoorspanning
bedraagt 1000 N/mm
2 / 195.000 N/mm 2 = 5,13?. Deze
rek wordt bij de berekende rekken opgeteld. Hieruit
volgt voor de totale rek in het voorspanstaal:
fig. 3 Doorsnede te toetsen betonpaal met positie voorspanstrengen
64? CEMENT 8 20 23
?p;1? ? = -1,08? + 5,13? = 4,04?
?
p;2?? = 4,18? + 5,13??= 9,31?
?
p;3?? = 9,45? + 5,13? = 14,58?
Voor voorspanstaal geldt een bilineair spannings-rek-
diagram waarbij de knik voor FeP 1860 bij 7,46? ligt.
De rek in de buitenste en middelste voorspanstrengen
ligt dus in de tweede tak van het spannings-rekdiagram.
De spanning in de eerste laag voorspanstrengen ligt
in de eerste, elastische tak. Met het spannings-rek-
diagram uit figuur 4 kan nu de spanning in het voor-
spanstaal berekend worden. Hieruit volgt:
?
p;1?= 4,04? ? 195.000 N/mm = 788 N/mm 2
?p;2?= 1455 + [(9,31 ? 7,46) / (31,5 ? 7,46)] ? (1661 ? 1455)
????= 1
470 N/mm 2
?p;3? = 1455 + [(14,58 ? 7,46) / (31,5 ? 7,46)] ? (1661 ? 1455)
????= 15
16 N/mm 2
Wordt van deze spanningen de initiële werkvoorspan-
ning van 1000 N/mm 2 afgetrokken, dan blijkt dat de
ingeschatte toename van de rekken van respectievelijk
516 N/mm
2, 470 N/mm 2 en -212 N/mm 2 juist was. Er
heerst hiermee evenwicht in de doorsnede en met de
gevonden spanningen kan het uiterst opneembare
moment van de doorsnede worden berekend.
Stap 6: Berekening van het uiterst opneembare
moment?Het uiterst opneembare moment volgt nu
uit de afzonderlijke krachtencomponenten in de door-
snede en de afstand tot de middellijn van de door-
snede. Hieruit volgt:
F
c =?-6 32,4 kN ? (0,175 m ? 0,5 ? 0,8 ? 0,0797 m)
=? -90
,5 kNm
? F
pw;1 =?3 str. ? 52 mm 2 ? -212 N/mm 2 ? 10 -3 ? 0,120 m
=?-4
,0 kNm
? F
pw;2 =?2 str . ? 52 mm 2 ? 470 N/mm 2 ? 10 -3 ? 0,000 m
=?0
,0 kNm
? F
pw;1 =?3 str . ? 52 mm 2 ? 516 N/mm 2 ? 10 -3 ? -0,120 m
=?-9
,7 kNm
F
pw = ?8 str. ? 52 mm 2 ? 1000 N/mm 2 ? 10 -3 ? 0,000 m
=?0
,0 kNm
F
Ed =?120 kN ? 0,000 m
=?0
,0 kNm
Het uiterst opneembare moment M
Rd van deze door-
snede bedraagt nu 90,5 kNm + 4,0 kNm + 9,7 kNm =
104 kNm.
Tot slot
In dit artikel is een rekenmethode gepresenteerd om
het uiterst opneembare moment van een bestaande
voorgespannen betonpaal te bepalen. Voor het uitwer-
ken van het voorbeeld zijn aannamen gedaan met
betrekking tot de betonsterkteklasse, de hoeveelheid
voorspanstaal, de hoogte van de werkvoorspanning en
de minimale uitwendige normaalkracht op de door-
snede. De uitkomsten van deze berekening zijn afhan-
kelijk van deze parameters en kunnen afwijken indien
andere parameters worden gebruikt. Het is aan de
constructeur om bij het maken van deze berekeningen
veilige aannamen te doen om de capaciteit van de
doorsnede niet te overschatten. Het wordt aanbevolen
om bij het maken van deze berekeningen de gevoelig-
heid van de uitkomst te onderzoeken door aannamen
te variëren.
fig. 5 Spannings-rekdiagram met berekende spanning in het voorspanstaal fig.4 Spannings-rekdiagram voor FeP1860 (VB '74/'84)
Uitgangspunten
paalafmeting: 350 x 350 mm2
betonsterkteklasse: B52,5
karakteristieke druksterkte: 42,5 N/mm2
voorspanning: 8 strengen Ø9,3 in kwaliteit FeP1860
Rubriek Rekenen in de praktijk
Dit is de 24e aflevering in de Cement-rubriek ‘Rekenen in de praktijk’. In deze rubriek staat telkens één rekenopgave uit de praktijk centraal. De rubriek wordt samengesteld door een werkgroep, bestaande uit: Maartje Dijk (Witteveen+Bos), Willem van Heeswijk (Heijmans), Dennis Heijl (Heijmans), Friso Janssen (Goldbeck), Lonneke van Haalen (ABT), Matthijs de Hertog (Nobleo), Jorrit van Ingen (WSP) en Jacques Linssen (redactie Cement).
De artikelen in deze rubriek worden telkens opgesteld door één van de leden van deze werkgroep. Het wordt vervolgens gereviewd door de andere leden en door minimaal één senior adviseur binnen het bedrijf van de opsteller. Ondanks deze zorgvuldigheid, is de gepresenteerde rekenmethode de visie van een aantal individuen.
Reacties
Rob Vergoossen - HaskoningDHV Nederland B.V. 09 januari 2024 08:56
Naast de genoemde VB 74 die in deel C specifieke eisen heeft over geprefabriceerde heipalen bestonden sinds ca. 1970 de CUR rapporten 41 en 42 waarin minimale wapening tbv heispanningen stonden. Hierover zijn ook cement-artikelen verschenen. Tot slot was sinds 1980 NEN 7053 van kracht. Indien geen gegevens van een bestaande fundering bekend zijn, kunnen die documenten extra informatie over minimale wapening en voorspanning verschaffen.