Er is al veel gezegd en geschreven over het zogenoemde kritische detail in breedplaatvloeren waarbij sprake is van een primaire krachtsafdracht in de richting haaks over de langsvoegen. In een eerder Cementartikel [1] is ingegaan op de wijze waarop dit detail in nieuwbouwsituaties kan worden gedetailleerd. Het ontwerpprincipe hierbij is dat het bezwijken optreedt nadat de koppelwapening of de breedplaatwapening gaat vloeien. In het voorliggende artikel is beschreven hoe het tot in 2017 gebruikelijke detail, waarbij de verbinding tussen de druklaag en de breedplaat alleen is geborgd door tralieliggers die bovenop de breedplaatwapening zijn geplaatst, zou kunnen worden toegepast op een manier dat wordt voldaan aan dit ontwerpprincipe.
Verbeterd kritisch detail bij
breedplaatvloeren
Beschouwing maatgevende bezwijkmechanismen
54? CEMENT 5 20 22
Bij het ontwerpen van een beton-
constructie is het een vereiste
dat de constructie, met name als
hij bezwijkt door het overschrij-
den van de momentweerstand,
waarschuwingsgedrag vertoont
en vervormingscapaciteit bezit.
Dit zogenoemde ductiele gedag wordt ver-
kregen als de wapening in de trekzone gaat
vloeien voordat feitelijk bezwijken optreedt.
Van het kritische detail is bekend dat be-
zwijken ook kan optreden door het bezwij-
ken van het aansluitvlak dat aanwezig is
tussen de koppelwapening en de breed-
plaatwapening. Dit bezwijken is veel minder
ductiel en dus ongewenst als bepalend be-
zwijkmechanisme als de constructie be-
zwijkt. Als oplossing zijn in [1] twee mogelij-
ke detailleringen beschreven, waarbij wordt
gewaarborgd dat het detail bezwijkt na het
vloeien van de wapening en niet door het
bezwijken van het aansluitvlak. Bij deze de-
tailleringen wordt verbindingswapening
aangebracht die het aansluitvlak doorkruist. Deze oplossingen zijn bij gebruikelijke
productiemethoden voor breedplaatvloeren
echter lastig. Het vereist relatief veel arbeids-
inzet en verstoort het productieproces. Daar-
uit komt de wens voort, de eerder gebruike-
lijke detailleringswijze waarbij tralieliggers op de breedplaatwapening worden geplaatst,
nog te kunnen toepassen.
Om na te gaan hoe aan deze wens kan
worden voldaan, moet eerst worden be-
schouwd hoe het detail moet/kan worden
verbeterd zodat wordt voldaan aan geldende
eisen en inzichten. Daarbij zijn volgende za-
ken van belang (fig. 1):
De koppelstaven moeten op een afstand
ten minste gelijk aan de staafdiameter boven
de breedplaten in de druklaag zijn opgeno-
men.
De eerste tralieliggers moeten dichter bij
de langsnaad zijn aangebracht om zo de
overlappingslengte effectiever te maken.
De overlappingslengte moet worden be-
paald vanaf het hart van de eerste tralieligger;
De tralieligger moet voldoende diep in de
breedplaat zijn opgenomen.
Tot slot verdient het ook aanbeveling om de
bovenzijde van de breedplaat te bewerken
zodat die als ruw kan worden geclassificeerd.
De berekening van de overlappingslengte
wordt uitgevoerd volgens NEN-EN 1992-1-1
met een vermeerdering voor het niet direct
naast elkaar liggen van de overlappende
staven. Uitgaande van
?? = 0,7 voor de grote
dekking, een maximale hart-op-hart-afstand
tussen de staven van 250 mm en
?? = 1,5
PROF.IR. SIMON WIJTE
Adviesbureau ir. J.G. Hageman / TU Eindhoven
PAUL OTTERSPOOR Student Master
Structural Engineering and Design
TU Eindhoven auteurs
Er is al veel gezegd en geschreven over het zogenoemde kritische detail in breedplaatvloeren
waarbij sprake is van een primaire krachtsafdracht in de richting haaks over de langsvoegen. In een eerder Cementartikel [1] is ingegaan op de wijze waarop dit detail in
nieuwbouwsituaties kan worden gedetailleerd. Het ontwerpprincipe hierbij is dat het bezwijken optreedt nadat de koppelwapening of de breedplaatwapening gaat vloeien.
In het voorliggende artikel is beschreven hoe het tot in 2017 gebruikelijke detail, waarbij de verbinding tussen de druklaag en de breedplaat alleen is geborgd door tralieliggers die
bovenop de breedplaatwapening zijn geplaatst, zou kunnen worden toegepast op een manier dat wordt voldaan aan dit ontwerpprincipe.
CEMENT 5 2022 ?55
voor het feit dat 100% van de staven wordt ge-
last, is in [1] hiervoor de volgende vergelijking
v
oor de overlappingslengte l ? beschreven:
l? = 1,05 l
b,rqd + 135 mm ( 1)
waarin:
l
b,rqd is de gr ootste waarde van de basis
verankeringslengte van de koppelwapening
of de breedplaatwapening bepaald volgens
8.4.3 van NEN-EN 1992-1-1.
Kenmerkend voor het hier beschouwde ver-
beterde detail is dat het hart van de eerste
tralieligger op 125 mm vanaf de naad wordt
aangebracht. De tweede tralieligger wordt
op de standaardafstand van 400 mm vanaf
de naad geplaatst.
Kansverdeling van twee relevante
bezwijkmechanismen
Als wordt nagegaan hoe het principe van het
eerder gebruikelijke detail nog steeds bij het
ontwerpen van een nieuwe vloerconstructie
kan worden toegepast, moet worden be-
schouwd hoe kan worden gewaarborgd dat
het detail bezwijkt na het vloeien van de wa-
pening en niet door het bezwijken van het aansluitvlak ofwel het uittrekken van de
tralieligger. De kans dat bezwijken van het
aansluitvlak optreedt voordat bezwijken
door het vloeien van de wapening optreedt,
moet voldoende klein zijn. Deze kans kan
worden bepaald als de kansverdeling van
beide bezwijkmechanismen bekend is.
Vloeien van de koppelwapening? Bij het
vloeien is de rekenwaarde van de weerstand
van de koppelwapening per meter breedte
gelijk aan:
N
Rv, d = A s fyd = A s fyk/1,15 (2)
De g
emiddelde waarde van de weerstand in
de koppelwapening per meter breedte is
gelijk aan:
N
Rv, m = A s fym (3)
w
aarin:
A
s is het opperv lak van de doorsnede
van de koppelwapening per meter breedte
f
yd is de r ekenwaarde van de vloei-
grens van de wapening
f
ym is de g emiddelde waarde van de
vloeigrens van de wapening
1 Verbeterd detail
Tabel 1?Fragment van tabel A.2 uit prEN 1992-1-1 (SC2-N1874)
coefficient of variation bias factor a
partial factor for reinforcement ? s
yield strength f y Vfy = 0,045
f ym / fyk = exp(1,645V fy)
effective depth d V
d = 0,050? d = 0,95
model uncertainty V
?s = 0,045? ?s = 1,09
coefficient of variation and bias factor of resistance
for reinforcement V
Rs = 0,081
? RS = 1,115
1
56? CEMENT 5 20 22
De verdeling van de vloeiweerstand van de
wapening wordt bepaald op basis van infor-
matie uit prEN 1992-1-1 (SC2-N1874), waar-
van een fragment uit tabel A.2 is opgenomen
in tabel 1.
Uit deze tabel volgt dat de variatiecoëfficiënt
voor de vloeigrens V
fy gelijk is aan 0,045 en
dat de gemiddelde waarde van de vloeigrens
van de wapening volgt uit:
f
ym = exp(1,645 V fy) fyk = 1,077 f yk (4)
U
it de voorgaande vergelijkingen is af te leiden
dat:
N
Rv, d = N Rv, m /1,24 (5)
V
oor de variatiecoëfficiënt van de grootte van
de vloeiweerstand wordt uitgegaan van V
fy
en de modelonzekerheid V
?s. De aangegeven
variatie van de effectieve hoogte d wordt
hierbij niet beschouwd omdat deze variabele
eenzelfde rol speelt bij het niet wenselijke
bezwijkmechanisme. Zodoende is de varia-
tie in effectieve hoogte niet bepalend voor
het optreden van het ene of het andere be-
zwijkmechanisme, te weten het vloeien van
de wapening of het uittrekken van de tralie-
ligger.
De overall variatiecoëfficiënt volgt uit:
Formules artikel 295
(6)
22 2 2
v fy ?s 0, 045 0, 045 0, 064 V VV = += + =
(9)
2v
v
v 11
( ) exp
2
2 y x?
fx
\f
\f? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ??
(10)
v
v 11
( ) erf
22
2 y x ? Fx
\f ??
=+ ??????
[1
e formule zonder nummer]
2\b3
ctm,bp
750
f
????????
[2
e formule zonder nummer] eff
2 1, 0 600
l
k=
[3
e formule zonder nummer] 3 56 0 , 9 e n 1, 1 40 k k Ø
=
(16)
() () 22
u
u,l ln 1 ln 1 0,17 0, 255 V
\f = += + =
(17)
() () 2 Ru
u,l u u l ,
,m 1 ln ln 0, 0325 2 ?N?\f = =
(18)
u,l
u
u,l
u,l 2 ln( )
11
( ) exp
2
2x
f ?
\f
\f
x
x? ?? ?? ?? ???? ?? ?? ??
(19)
u,l
u,l
u
ln( )
11
( ) erf
22 2x
F ?
\f
x ??
=+ ??????
(20)
() uv() () P U V F s f s ds
Bij het ontwerpen van een betonconstructie is het een vereiste dat de constructie, met name als hij bezwijkt door het overschrijden van de momentweerstand, waarschuwingsgedrag vertoont en vervormingscapaciteit bezit. Dit zogenoemde ductiele gedag wordt verkregen als de wapening in de trekzone gaat vloeien voordat feitelijk bezwijken optreedt. Van het kritische detail is bekend dat bezwijken ook kan optreden door het bezwijken van het aansluitvlak dat aanwezig is tussen de koppelwapening en de breedplaatwapening. Dit bezwijken is veel minder ductiel en dus ongewenst als bepalend bezwijkmechanisme als de constructie bezwijkt. Als oplossing zijn in [1] twee mogelijke detailleringen beschreven, waarbij wordt gewaarborgd dat het detail bezwijkt na het vloeien van de wapening en niet door het bezwijken van het aansluitvlak. Bij deze detailleringen wordt verbindingswapening aangebracht die het aansluitvlak doorkruist.
Deze oplossingen zijn bij gebruikelijke productiemethoden voor breedplaatvloeren echter lastig. Het vereist relatief veel arbeidsinzet en verstoort het productieproces. Daaruit komt de wens voort, de eerder gebruikelijke detailleringswijze waarbij tralieliggers op de breedplaatwapening worden geplaatst, nog te kunnen toepassen.
Om na te gaan hoe aan deze wens kan worden voldaan, moet eerst worden beschouwd hoe het detail moet/kan worden verbeterd zodat wordt voldaan aan geldende eisen en inzichten. Daarbij zijn volgende zaken van belang (fig. 1):
- De koppelstaven moeten op een afstand ten minste gelijk aan de staafdiameter boven de breedplaten in de druklaag zijn opgenomen.
- De eerste tralieliggers moeten dichter bij de langsnaad zijn aangebracht om zo de overlappingslengte effectiever te maken.
- De overlappingslengte moet worden bepaald vanaf het hart van de eerste tralieligger;
- De tralieligger moet voldoende diep in de breedplaat zijn opgenomen.
- Tot slot verdient het ook aanbeveling om de bovenzijde van de breedplaat te bewerken zodat die als ruw kan worden geclassificeerd.
De berekening van de overlappingslengte wordt uitgevoerd volgens NEN-EN 1992-1-1 met een vermeerdering voor het niet direct naast elkaar liggen van de overlappende staven. Uitgaande van α2 = 0,7 voor de grote dekking, een maximale hart-op-hart-afstand tussen de staven van 250 mm en α6 = 1,5 voor het feit dat 100% van de staven wordt gelast, is in [1] hiervoor de volgende vergelijking voor de overlappingslengte l0 beschreven:
l0 = 1,05 lb,rqd + 135 mm
|
(1)
|
waarin:
lb,rqd is de grootste waarde van de basis verankeringslengte van de koppelwapening of de breedplaatwapening bepaald volgens 8.4.3 van NEN-EN 1992-1-1.
Kenmerkend voor het hier beschouwde verbeterde detail is dat het hart van de eerste tralieligger op 125 mm vanaf de naad wordt aangebracht. De tweede tralieligger wordt op de standaardafstand van 400 mm vanaf de naad geplaatst.
Reacties
Paul Jacobs - gemeente Amersfoort 04 oktober 2022 21:03
Hoe moeten de tralieliggers liggen t.o.v. de (onder/hoofd)wapening in de schil? Bij balken moet de buigtrekwapening in de beugels liggen, niet buiten de beugels. Althans een bepaalde percentage. Liggen in de bovengenoemde aanvullende proefstukken de wapeningsstaven OP de onderstaven van de tralieliggers of ERONDER?
Piet van Vroonhoven - IA bouwkunde 06 september 2022 12:08
Als ik het goed zie wordt dus de Belgische richtlijn overgenomen.